AD 1733 — Val der Steden (het Experimentalistische regime van de Poppenspelers brengt de supergeleiderpest naar Ringwereld).
AD 2843 — Eerste contact: de Grote Leugenaar stort neer op Ringwereld.
AD 2870 — De Hete naald van Onderzoek vertrekt van Canyon.
AD 2872 — De naald bereikt Ringwereld.
AD 2873 — De stabiliteit van Ringwereld hersteld.
AD 2874 — Een jaar later…
Verst-in-de-achterhoede danste.
Zo ver de blik reikte was men aan het dansen onder een laag plafond dat een vlakke spiegel was. Tienduizenden van zijn soort bewogen zich in telkens wisselende golfbewegingen die strakke patronen volgden. Ze hielden hun hoofden hoog opgericht en laag gebogen om hun oriëntatie niet kwijt te raken. Het klepperen van hun hoeven maakte deel uit van de muziek, als een batterij van honderdduizend castagnetten.
Stapje voorwaarts, trap naar achteren, draai. Eén oog gericht op je partner. En tijdens deze beweging en de volgende vooral niet kijken naar de wand waarachter zich de Bruiden bevinden. En niemand aanraken.
Al miljoenen jaren bepaalden het prijsdansen en een heel scala van andere sociale randvoorwaarden wie zou paren en wie niet.
Achter de illusie van de dans was in de verte de illusie van een groot venster te zien. Dat Verst-in-de-achterhoede dit beeld vanuit de Verborgen Patriarch zag vormde een afleiding, een gevaar voor zijn concentratie op de strikte choreografie, een handicap tijdens het dansen. Nu een hoofd oprichten, nu buigen… De andere driebenige dansers, de vloer en het spiegelplafond waren projecties van de scheepscomputer van de Hete naald van Onderzoek. Door te dansen hield Verst-in-de-achterhoede zijn vaardigheden, zijn reflexen en zijn gezondheid op peil. De bezigheid leende zich heel goed om tot rust te komen, afstand te nemen en te mediteren, maar die gemoedstoestand kon van het ene moment op het andere verstoord worden. Een Aards jaar geleden, ofwel een half jaar op de Poppenspelerwerelden, ofwel veertig Ringwereld rotaties, hadden Verst-in-de-achterhoede en zijn twee lijfeigenen een zeiljacht van anderhalve kilometer lengte ontdekt, dat bij de Kaart van Mars lag aangemeerd. De twee hadden het de Verborgen Patriarch gedoopt en waren ermee vandoor gegaan, Verst-in-de-achterhoede in zijn eentje achterlatend. Het venster in de danszaal bood een hier-en-nu-aanblik, gezien vanuit een netwerkoog dat op het voorste kraaiennest van de Verborgen Patriarch was aangebracht. Wat door het venster was te zien was dus veel echter dan de dansers.
Chmee en Louis Wu lummelden wat rond op het voordek. De opstandige dienaren van Verst-in-de-achterhoede zagen er allebei niet al te vief meer uit. De medische programmatuur van Verst-in-de-achterhoede had hun beiden hun jeugd teruggegeven, amper twee jaar geleden. Jong en gezond waren ze nog steeds, maar lui en slap bovendien.
Trapje achterwaarts, tik de hoeven aan. Draai om, een likje van de tongen…
De Grote Oceaan lag onder een deken van mist. De wind arrangeerde de nevelmassa’s tot grillige patronen boven het reusachtige jacht. Aan de kust hoopten de mistbanken zich torenhoog op, als een vloedgolf. Alleen de kraaiennesten, bijna tweehonderd meter in de hoogte, staken boven de mist uit. Ver in het binnenland braken hoge, bijna zwarte bergen met glinsterende sneeuw pieken door de witte deken. De Verborgen Patriarch was thuisgekomen. Verst-in-de-achterhoede zou zijn metgezellen nu spoedig echt kwijtraken. Het netwerkoog ving stemgeluiden op.
Louis Wu: ‘Ik ben er tamelijk zeker van dat de ene berg de Hood is en de andere de Rainier. Die derde, daarginds, ken ik niet. Het zou de Sint Helena kunnen zijn, maar die is bijna duizend jaar geleden toch ontploft?’ Chmeee: ‘Een berg op Ringwereld ontploft niet, tenzij hij wordt getroffen door een forse meteoor.’ ‘Je haalt me de woorden uit de mond. Ik denk dat we over een uurtje of tien de Baai van San Francisco zullen passeren. Gezien het soort winden en golven dat de Grote Oceaan produceert heb je een fatsoenlijke baai voor je lander nodig, Chmeee. Daarvandaan kun je dan je invasie beginnen, als je het niet erg vindt op te vallen.’ ‘Ik val graag op.’ De Kzin ging staan en rekte zich uit, met uitgestoken klauwen. Tweeënhalve meter pels en spieren, rijkelijk voorzien van dolken — echt iets uit een nachtmerrie. Verst-in-de-achterhoede moest zichzelf eraan herinneren dat hij alleen maar een hologram zag. De Kzin en de Verborgen Patriarch waren meer dan vierhonderdduizend kilometer verwijderd van de plek waar zijn ruimteschip begraven lag onder de Kaart van Mars.
Snelle draai, schuif de voorvoeten naar links, dan een stap naar links.
Let niet op dat venster. De Kzin ging weer zitten. ‘Dit schip is verdoemd, denk je ook niet? Het is gebouwd voor een invasie van de Kaart van de Aarde. Toen heeft Teela het ingepikt, nadat ze een beschermheer was geworden, om de Kaart van Mars en het Reparatiecentrum aan te vallen. En nu is de Verborgen Patriarch alsnog hier aangekomen voor een invasie van de Aarde.’
In de cabine van het gestrande ruimteschip van Verst-in-de-achterhoede stak nu een verkoelend briesje op. De dansbewegingen waren sneller geworden. Zweet maakte de elegant gecoiffeerde manen van Verst-in-de-achterhoede doornat en droop naar beneden over zijn benen. Het venster kon meer dan alleen natuurlijk licht doorgeven. Door middel van radar kon hij de grote baai zien, aan de zuidkant (volgens de coördinaten van deze kaart), en het onregelmatige snoer van steden die de archaïsche Kzinti in de gehele kuststrook hadden gesticht. De kromming van een planeet zou die aanblik aan zijn gezicht hebben onttrokken. ‘Ik zal je missen,’ zei Louis.
Even leek het alsof zijn metgezel het niet had gehoord. Toen begon de grote bonk oranje vacht te praten, zonder zich om te draaien. ‘Louis, daarginds zijn heren die ik kan verslaan en paargenoten die mijn kinderen kunnen dragen. Daar ben ik op mijn plaats. Jij niet, denk ik. Daarginds zijn de humanoïden slaven, en ze zijn trouwens ook niet helemaal van jouw soort. Jij hoort er niet heen te gaan, ik hoor niet hier te blijven.’ ‘Heb ik dan iets anders beweerd? Jij gaat, ik blijf. Ik zal je missen.’
‘Maar tegen je verstand in.’ ‘Hè?’ Chmeee zei: ‘Louis, ik heb een verhaal over jou gehoord, jaren geleden al. Ik moet weten of het waar was.’ ‘Vertel op.’ ‘Toen we waren teruggekeerd naar onze werelden, nadat we het schip van de Poppenspelers voor nadere studie aan onze regeringen hadden gegeven, heeft Chtarra-Ritt je uitgenodigd om je kans te wagen in het jachtpark bij de stad Bloed-van-Chwarambr. Jij was de eerste buitenwerelder die daar naar binnen mocht anders dan om er te sterven. Je bent twee dagen en een nacht op het terrein gebleven. Hoe was het?’ Louis lag nog steeds op zijn rug. ‘Als geheel prachtig. Vooral wegens de eer, denk ik, maar af en toe moet een man zijn geluk op de proef stellen.’ ‘We hoorden een verhaal, de volgende avond, tijdens het banket bij Chtarra-Ritt.’ ‘Welk verhaal?’ ‘Je was in de binnenste sectie, tussen de importwezens. Je trof daar een waardevol dier aan…’ Louis ging abrupt rechtop zitten. ‘Een witte Bengaalse tijger! Ik bevond me in een fraai, groen woud, doorspikkeld met allerlei rode en oranje vormen van Kzintische flora, en ik voelde me veilig, lekker op mijn gemak, een beetje nostalgisch. Maar toen stapte opeens die schitterende maar o-zo-dodelijke menseneter uit de bosjes. Hij bekeek me belangstellend. Chmeee, hij was van jouw formaat, pakweg vierhonderd kilo, en zo te zien ondervoed. Sorry, ga verder.’ ‘Een Bengaalse tijger, wat is dat?’ ‘Iets van ons, van de Aarde. Een oude vijand, zou je kunnen zeggen.’ ‘Ons werd verteld dat jij er resoluut langs liep om een of andere tak op te rapen. En dat je vervolgens voor de tijger ging staan, die tak als een wapen voor je uit priemend, en dat je zei: “Weet je nog?” En dat de tijger zich omdraaide en wegging.’ ‘ja.’ ‘Waarom deed je dat? Kunnen tijgers praten?’ Louis lachte. ‘Ik hoopte dat hij wel zou vertrekken als ik mij niet als een prooi gedroeg. Als dat niet werkte, dacht ik, zou ik hem misschien een mep op zijn neus kunnen geven, want ik had een omgevallen boom gezien en een tak van hard hout die zo te zien een ideale knuppel was. En ik praatte omdat er misschien een Kzin meeluisterde. Als een knullige toerist gedood te worden in het jachtpark van de Patriarch zou al erg genoeg zijn geweest, maar doodgaan als een jankend prooidier – njetl’ ‘Wist je dat de Patriarch een bewaker met je had meegestuurd?’ ‘Nee. Ik dacht dat er misschien monitoren, camera’s waren. Ik zag de tijger weglopen, draaide me om en stond oog in oog met een gewapende Kzin. Ik kreeg bijna de stuipen van schrik. Dacht dat het nog een tijger was.’ ‘Hij zei dat hij je bijna had moeten verdoven. Je daagde hem uit. Je stond op het punt hem met je knuppel aan te vallen.’ ‘Verdoven? Zei hij dat?’ ‘Dat zei hij.’
Louis Wu lachte. ‘Hij had een ARM-verdover met een schuifhendel. Jouw Patriarchaat heeft nooit geleerd iets anders dan dodelijke wapens te maken, dus zulke verdovers moeten jullie kopen van de Verenigde Naties, neem ik aan. Ik maakte me gereed om toe te slaan. Hij liet zijn geweer vallen — vallen! — en stak zijn klauwen uit. Toen zag ik dat hij een Kzin was en ik begon te lachen.’ ‘Hoe?’ Louis wierp zijn hoofd naar achteren en begon met wijd open mond te lachen — al zijn tanden bloot. Voor een Kzin kwam dat neer op een regelrechte provocatie en Chmee’s oren werden strak en plat. ‘Hahaha! Ik kon het niet helpen. Ik had stinkende mazzel. Niks verdoven, hij zou me met één maai van zijn klauwen gedood hebben! Maar hij wist zichzelf weer onder controle te krijgen.’ ‘Hoe dan ook, een boeiend verhaal.’
‘Chmeee, er is een gedachte bij me opgekomen. Als het ons zou lukken van Ringwereld af te komen, dan zou jij willen terugkeren als Chmeee, is het niet?’ ‘Weinig kans dat ze me nog zouden kennen. Verst-in-de-achterhoede heeft met zijn verjongingskuur ook al mijn littekens weggewerkt. Ik zou amper ouder lijken dan mijn oudste zoon, die inmiddels mijn bezittingen moet beheren.’
‘Ja. En Verst-in-de-achterhoede zou misschien niet meewerken…’ ‘Ik zou het niet vragen!’ ‘Zou je het mij vragen?’ Chmeee zei: ‘Dat zou ik niet hoeven.’ ‘Ik heb me niet eerder gerealiseerd dat de Patriarch voor wat betreft jouw identiteit wellicht het woord van Louis Wu accepteert. Maar dat zou hij doen, is het niet?’ ‘Ik geloof van wel, Spreker-tot-Tijgers. Maar jij hebt verkozen te sterven.’ maakte een snuivend geluid. ‘Hoor eens, Chmeee, ik ga niet sneller dood dan jij! Ik heb nog een jaar of vijftig, naar alle waarschijnlijkheid, maar ik kan niet meer terecht bij de magische medische poppenkast van Verst-in-de-achterhoede’ — daar, vond Verst-in-de-achterhoede, had hij nu schoon genoeg van! — ‘omdat ik er bij de Poppenspeler om zou moeten bedelen.’ Maar een interruptie zou hen misschien woedend maken. Een kleine afleidingsmanoeuvre misschien? De spraak van de Poppenspelers was veel compacter en veelzijdiger dan welke taal van mensen of Kzinti ook. Verst-in-de-achterhoede floot en tjilpte een paar uitgekiende frases:
opdracht [] dans [] verminder moeilijkheidsgraad met één Q [] nogmaals [] ga naar netwerkoog Zes,Verborgen Patriarch [] Q-zenden ontvangen [] Q-zenden visueel, geluid, geen geur, geen tast, verdover uit.
‘Chmeee, Louis…’ Ze schrokken allebei op, schoten overeind en keken om zich heen. ‘Stoor ik? Ik geloof dat jullie bepaalde beelden zouden moeten zien.’ Een poosje bleven ze sprakeloos naar het dansen kijken. Verst-in-de-achterhoede vermoedde wel dat hij een dwaze aanblik moest bieden. Op beide gezichten verscheen een brede grijns, maar die van Louis betekende geamuseerdheid en die van Chmeee woede. ‘Je hebt ons begluurd,’ zei Chmeee. ‘Hoe?’ ‘Kijk naar boven. Maak het niet kapot, Chmeee, maar kijk eens naar de top van de mast die de radioantenne draagt. Net binnen het bereik van je klauwen…’ De gezichten van de mens en de Kzin dijden enorm uit op het scherm. ‘Als een soort bronzen spinnenweb met een zwarte spin in het middel,’ zei Louis. Tractale patronen. Moeilijk te zien… moeilijk te zien waar het ophoudt… Ik dacht dat een of ander Ringwereldinsect dit netwerk gesponnen had.’ ‘Het is een camera, microfoon, telescoop, projector en nog allerlei andere dingen ook,’ legde Verst-in-de-achterhoede hun uit. ‘En het groeit aan. Ik heb ze op verschillende plaatsen geïnstalleerd, niet alleen op dit schip. Louis, kun jij je gasten oproepen?’ Getjilp:
opdracht [] lokaliseer Stedenbouwers.
‘Ik moet je iets laten zien. Zij zouden het ook moeten zien.’ ‘Dat gedoe van jou doet me een beetje aan taekwondo denken,’ zei Louis. Opdracht [] zoek: taekwondo.
De informatie verscheen. Een vechtsport. Belachelijk! Zijn soort vocht nooit. ‘Ik wil de soepelheid van mijn spieren niet kwijtraken,’ zei Verst-in-de-achterhoede. ‘Het onverwachte komt altijd op de ongelegenste momenten.’ Er opende zich nu een tweede venster tussen de dansers: de Stedenbouwers, die in hun enorme keuken een maaltijd aan het bereiden waren. ‘Jullie moeten zien…’ Chmeee haalde met zijn klauwen uit naar de ogen van de Poppenspeler. Venster Zes flikkerde wit op en sloot zich. Een schop. Sierlijk om de Leider van Nu heen. Stilstaan. Nee, geen millimeter bewegen. Stilstaan. Geduld. Ze mochten hem best ontwijken. Ze ontweken hem nu al tien uur, en daarvoor al een half Poppenspelerjaar. Maar ze moesten eten. De houten tafel was enorm groot — toereikend voor een Kzinti-banket. Een jaar geleden had Verst-in-de-achterhoede de geurfaciliteit van het netwerkoog moeten afsluiten wegens de walm van oud bloed die de tafel uitwasemde. Die stank was nu minder geworden. De Kzinti-behangsels en de primitief uitgevoerde fresco’s waren verwijderd, want die waren te bloederig naar de smaak van de humanoïden. Enkele waren verhuisd naar Chmee’s hut. Er hing een zware geur van gebakken vis in de lucht. Kawaresksenjajok en Harkabeeparolyn waren aan het werk in de primitieve keuken. Hun dochtertje scheen zich op de ene kant van de tafel in haar eentje best te amuseren. Op de andere kant lag de helft van een grote, rauwe vis te wachten op de eetlust van de Kzin.
Chmeee bekeek de vis. ‘Mooie vangst,’ zei hij goedkeurend. Zijn blik zocht het plafond en de wanden af. Hij vond wat hij zocht: een glinsterend fractaal spinnenweb vlak onder de grote oranje bol in het topje van de koepel.
De Stedenbouwers kwamen binnen; ze veegden hun handen af. Kawaresksenjajok was een jongen die de adolescentie nog maar kort achter de rug had, en zijn paargenoot, Harkabeeparolyn, was een paar jaar ouder. Allebei hadden ze een kale kruin; hun haren hingen tot over hun schouders. Harkabeeparolyn nam de baby bij zich en gaf haar de borst. Kawaresksenjajok zei: ‘We raken je nu gauw kwijt.’ ‘We hebben hier een spion,’ zei Chmeee. ‘Ik vermoedde het al, maar nu weten we het zeker. De Poppenspeler heeft een camera op ons gericht.’ De jongeman lachte ondanks zijn boosheid. ‘Wij zouden hetzelfde gedaan hebben. Het zoeken van kennis is een natuurlijke drang.’ ‘Binnen een dag zal ik uit de ogen van de Poppenspeler zijn. Kawa, Harkee, ik zal jullie erg missen. Jullie gezelschap, jullie kennis, jullie snuggerheid. Maar mijn gedachten zullen weer voor mij alleen zijn.’ Ik raak ze allemaal kwijt, dacht Verst-in-de-achterhoede. Overlevingsdrang geeft me in dat ik een weg moet aanleggen waarlangs ik hen terug kan halen. ‘Luitjes,’ zei hij, ‘krijg ik een uurtje om jullie te amuseren?’
De Stedenbouwers waren verbijsterd. De Kzin grijnsde. Louis Wu zei: ‘Amuseren? Vooruit maar.’ ‘Wil je dan de lichten uitdoen?’ Louis deed het. De Poppenspeler begon een soort liedje te fluiten. Hij keek door zijn venster en nam hun gezichten op. Op de plaats waar het netwerkoog zich had bevonden zagen ze nu een venster dat, achter striemende regengordijnen, uitzicht bood op de rand van een uitgestrekte vlakte. Daar, in de diepte, krioelden honderden bleke humanoïde gestalten. Ze leken dol op elkaars gezelschap. Ze betastten elkaar zonder vijandigheid en hier en daar paarden ze zonder privacy te zoeken.
‘Dit is tegenwoordige tijd,’ zei Verst-in-de-achterhoede. ‘Ik heb deze locatie in het oog gehouden vanaf het moment dat we de omloopbaan van Ringwereld hersteld hadden.’
‘Vampiers,’ zei Kawaresksenjajok. ‘Flup, Harkee, heb jij er ooit zoveel bij elkaar gezien?’
‘Nou?’ vroeg Louis. ‘Voordat ik onze sonde terugbracht naar de Grote Oceaan heb ik haar gebruikt om een reeks netwerkogen te plaatsen. Je ziet nu het gebied dat we als eerste verkend hebben vanaf het hoogste punt dat ik kon vinden, om mij het beste uitzicht te geven. Helaas wordt het zicht voortdurend vertroebeld door wolken en regen. Maar je ziet, Louis, dat er leven is, daarginds.’ ‘Vampiers.’
‘Kawaresksenjajok, Harkabeeparolyn, dit is aan bakboordzijde van het gebied waar jullie woonden. Zien jullie dat het leven er welig tiert? Jullie zouden kunnen terugkeren.’ De vrouw wachtte af, stelde haar oordeel uit. De jongen was onderhevig aan tweestrijd. Hij mompelde een onvertaalbaar woord in zijn eigen taal.
‘Beloof geen dingen die je niet waar kunt maken,’ zei Louis Wu. ‘Louis, sinds onze redding van Ringwereld heb je mij voortdurend ontweken. Je praat steeds alsof we met een vlammenwerper honderdduizenden vierkante kilometers bewoond gebied hebben verzengd. Ik heb vraagtekens gezet bij jouw rekensommen. Jij luistert niet. Kijk dan zelf, ze leven nog!’ ‘Heerlijk,’ zei Louis. ‘De vampiers hebben het overleefd.’ ‘Niet alleen vampiers. Kijk.’ Verst-in-de-achterhoede floot een commando en het venster zoomde in op bergen in de verte. Daar staken een stuk of dertig humanoïden een pas tussen twee pieken over: eenentwintig vampiers; zes van die kleine, roodhuidige herders die ze tijdens hun laatste bezoek waren tegengekomen; vijf van een groter, donkerder type humanoden; twee van een soort met een klein hoofd, misschien niet sapiens. Alle prooiwezens waren naakt en geen ervan probeerde te ontsnappen. Ze waren vermoeid, maar vrolijk. Ze vormden paren, steeds een vampier met iemand van een van de andere soorten. Slechts enkele vampiers droegen kleding tegen de kilte en de regen. Die kleren waren kennelijk afgepakt van anderen en bijgeknipt om ze een beetje passend te maken.
Vampiers waren in het geheel niet sapiens, althans volgens de gegevens waarover Verst-in-de-achterhoede beschikte. Hij vroeg zich af of dieren eigenlijk wel slaven of vee konden houden… maar goed. ‘Louis, Chmeee, zien jullie dat? Er zijn ook nog andere soorten in leven gebleven. Ik heb zelfs een keer een Stedenbouwer gezien.’ ‘Ik zie geen kankers en ik zie geen mutaties,’ zei Louis Wu, ‘maar ze moeten er zijn! Verst-in-de-achterhoede, ik kreeg mijn informatie van Teela Brown. Teela was een beschermheer — slimmer dan jij en ik samen. Anderhalf biljoen doden, heeft ze gezegd.’ ‘Teela was intelligent,’ zei Verst-in-de-achterhoede, ‘maar ik zie haar als menselijk, Louis. Zelfs na haar verandering: nog steeds menselijk. Mensen willen gevaar niet open onder ogen zien. Jij noemt Poppenspelers lafaards, maar niet willen kijken, dat is laf.’
‘Hou op. Het is een jaar geleden. Kankers hebben vaak tien of twintig jaar nodig. Mutaties vereisen een hele generatie.’ ‘Beschermheren hebben hun grenzen! Teela had geen benul van het vermogen van mijn computers! Je hebt mij achtergelaten om de beste instellingen te zoeken, Louis –’ ‘Hou op, zei ik!’ ‘Ik zal blijven kijken,’ zei de Poppenspeler.
Verst-in-de-achterhoede danste. De marathon zou voortduren tot hij een vergissing maakte. Hij werkte zichzelf naar een staat van uitputting toe. Zijn lichaam zou daarvan genezen en vervolgens sterker zijn. Hij had niet de moeite genomen het maaltijdgesprek aan boord van de Verborgen Patriarch af te luisteren. Chmeee had het netwerkoog niet verbrijzeld, maar ze zouden hun geheimen voor zich houden. Niet dat het zin had. Een jaar geleden, toen zijn bont samengestelde bemanning nog druk bezig was de kwestie Teela Brown en de instabiliteit van Ringwereld te regelen, had de vliegende sonde van Verst-in-de-achterhoede overal in de Verborgen Patriarch netwerkogen geïnstalleerd.
Hij had zich liever op het dansen geconcentreerd. Hij had tijd genoeg om dat te doen. Chmeee zou spoedig vertrokken zijn. Louis zou weer vervallen in stilzwijgen. Over een jaartje zou ook hij het schip wel verlaten en buiten de invloed van Verst-in-de-achterhoede raken. Die Stedenbouwers, voormalige bibliotheekmedewerkers… moest hij daar misschien eens wat meer aan gaan doen?
In zekere zin was hij hen al kwijtgeraakt. Verst-in-de-achterhoede beheerste de medische faciliteiten van de naald. Wanneer ze meenden dat hij die macht probeerde te gebruiken om hen te chanteren, dan stelden ze niets anders dan de waarheid vast. Maar hij had het te bot aangepakt. Chmeee en Louis hadden beiden een medische behandeling geweigerd. Ze liepen nu met gehaaste tred door een schemerige gang, Louis Wu en Chmeee. De ontvangst was slecht wegens het gebrekkige licht, maar zij zouden er het netwerk niet kunnen zien. Verst-in-de-achterhoede ving maar een gedeelte van het gesprek op. Hij speelde het naderhand nog verschillende keren af. Louis:een machtsspel. Verst-in-de-achterhoede moet ons in zijn macht houden. We staan te dicht bij hem, we zouden hem daarom kwaad kunnen doen.’ Chmeee: ‘Ik heb geprobeerd een manier te bedenken.’ Louis: ‘Hoe hard heb je dat geprobeerd? Laat maar. Hij heeft ons een jaar alleen gelaten, en onderbrak toen zomaar opeens zijn dansoefeningen. Waarom deed hij dat? Er leek mij helemaal niets dringends aan zijn verhaal.’
Chmeee: ‘Ik weet hoe jij denkt. Hij heeft ons afgeluisterd, nietwaar? Als ik zou kunnen terugkeren naar het Patriarchaat heb ik Verst-in-de-achterhoede niet nodig om mijn eigendommen weer in bezit te krijgen. Ik heb jou. Jij doet het zonder mij af te persen.’
Louis: ‘Ja.’ Verst-in-de-achterhoede overwoog tussenbeide te komen. Maar wat moest hij dan zeggen? Chmeee: ‘Wegens mijn verloren landerijen had hij mij in zijn macht, maar hoe deed hij dat bij jou? Hij had je aan de draad, maar aan die verslaving heb je zelf een einde gemaakt. Nu heeft hij nog zijn medische faciliteiten. Maar als jij besluit gewoon oud te worden, dan heeft hij niets meer.’ Louis knikte.
Chmeee: ‘Maar zou Verst-in-de-achterhoede dat van jou geloven? Voor een Poppenspeler… Ik wil je niet beledigen, ik weet zeker dat je de waarheid spreekt, Louis. Maar voor een Poppenspeler is jezelf toestaan dat je oud wordt hetzelfde als zelfmoord.’ Louis knikte, zwijgend. ‘Is dit boetedoening voor een biljoen moorden?’ Op andere avonden zou Louis het gesprek op dit moment hebben afgebroken. ‘Boete voor ons beiden,’ zei hij nu. ‘ik sterf van ouderdom, Verst-in-de-achterhoede verliest zijn slaafjes… en daarmee de controle over zijn omgeving.’ ‘Maar als ze nog leefden?’ ‘Als ze nog leefden… tja. Verst-in-de-achterhoede heeft de feitelijke programmering gedaan. Ik kon in dat deel van het Reparatiecentrum niet naar binnen. Het was vergeven van levensboom. Ik heb hem in staat gesteld een plasmastraal van de zon op ongeveer vijf procent van Ringwereld af te vuren. Als hij dat niet heeft gedaan, dan kan ik… leven. Maar dan heeft Verst-in-de-achterhoede mij dus opnieuw in zijn macht. En ook — en dat is belangrijk — als ik de reden ben dat hij jou niet meer in zijn macht heeft.’ ‘Precies!’ ‘Dus laat Louis een oude opname zien en zeg tegen hem dat hij naar de tegenwoordige tijd kijkt…’ De wind nam toe, vlagen verwaaiden delen van het gesprek. Chmeee: ‘En als… de aantallen…’ ‘… dat Verst-in-de-achterhoede moest stoppen…’ ‘… hersens eerder oud dan de rest van je lichaam!’ De Kzin verloor zijn geduld, liet zich op zijn voorpoten zakken en beende naar het dek. Het gaf niet. Ze waren praktisch buiten bereik geraakt.
Verst-in-de-achterhoede krijste als een bovenmaats espressoapparaat dat zichzelf in stukken reet. In dit gekrijs bevonden zich modulaties en boventonen die geen bewoner van de Aarde of Kzin kon verstaan, en harmonische klanken die aanzienlijke hoeveelheden informatie bevatten. Afkomst specificaties aangaande twee rassen die zich nog maar net hadden opgewerkt vanuit hun dierlijk bestaan op de vlakten en in bomen. Ontwerpen voor apparatuur die aan een zon plasma stoten kon ontlokken, en die de straal kon richten en modificeren — een gigantisch kanon op de schaal van Ringwereld. Specificaties voor computerfaciliteiten, geminiaturiseerd tot kwantumniveau, die de wanden van de cabine van Verst-in-de-achterhoede als een verflaagje bedekten. Machtige, nagenoeg onverwoestbare programmatuur.
Stom stelletje paria’s van halve wilden, halve dieren! Jullie beklagenswaardige beschermheer, jullie op genetische mazzel geselecteerde Teela was niet flexibel of slim genoeg, maar zelf hebben jullie niet eens het lef om te luisteren. Ik heb iedereen gered! Ik, en de software van mijn schip!
Nog een laatste kreet, toen was Verst-in-de-achterhoede weer kalm. Hij had geen danspas gemist. Een stap achterwaarts, buig, terwijl de Leider van Nu de Bruiden nadert voor een quadret. Kans om een slokje water te nemen, hard nodig. Een hoofd gebogen om te zuigen, het andere geheven om de dans te bekijken, want soms waren er variaties te zien. Werd Louis Wu seniel? Zo snel al? Hij was ruim boven de tweehonderd jaar oud, maar pepkruiden hadden sommige menselijke wezens wel een half millennium of langer fit en bij zinnen gehouden. Zonder zijn medische faciliteiten zou Louis Wu echter wel eens snel oud kunnen worden. En Chmeee zou verdwenen zijn. Het gaf niets. Verst-in-de-achterhoede bevond zich op de veiligste plek die maar denkbaar was. Zijn schip was begraven in vele kubieke kilometers gestold magma nabij het midden van het Reparatiecentrum van Ringwereld. Er was niets dringends. Hij kon wachten. Die bibliotheekmedewerkers… Er zou iets veranderen. En ondertussen kon hij dansen…