Lois McMaster Bujold De planeet Barrayar

EEN

Ik ben bang. Cordelia opende het gordijn van het raam van de woonkamer op de tweede verdieping van Huize Vorkosigan. Ze tuurde de zonverlichte straat onder zich in. Een lange zilverkleurige grondmobiel reed de halve cirkel van de oprijlaan op naar de zuilengalerij met de hoofdingang, en kwam voorbij het gepunte ijzeren hek en de van de aarde geïmporteerde heesters tot stilstand. Een regeringsauto. Het portier van het achterste passagierscompartiment zwaaide naar boven en er verscheen een man in een groen uniform. Ondanks het vertekende beeld herkende Cordelia commandant Illyan, met zijn bruine haar en zoals gewoonlijk zonder hoofddeksel. Hij verdween met grote stappen uit het gezicht onder de zuilengalerij. Ik hoef me waarschijnlijk pas echt zorgen te maken als de Keizerlijke Veiligheidsdienst ons midden in de nacht komt halen. Maar er bleef toch een restje angst achter, diep in haar buik. Waarom ben ik in ’s hemelsnaam naar Barrayar gekomen? Wat heb ik gedaan met mezelf, met mijn leven? De voetstappen van iemand die laarzen droeg weerklonken door de gang en de deur van de woonkamer ging piepend naar binnen open. Sergeant Bothari stak zijn hoofd om de deur en bromde tevreden omdat hij haar had gevonden. ‘Mevrouw. Tijd om te gaan.’

‘Dank u, sergeant.’ Ze liet het gordijn vallen en draaide zich om teneinde nog een laatste kritische blik op zichzelf te werpen in een spiegel aan de muur boven de archaïsche open haard. Moeilijk te geloven dat de mensen hier nog plantaardig materiaal verbrandden vanwege de warmte die bij die scheikundige reactie vrijkwam. Ze tilde haar kin op boven het stijve witte kanten boordje van haar blouse, trok de mouwen van haar geelbruine jasje recht en schopte afwezig met haar knie tegen de lange wijde rok van een vrouw die tot de Vor-klasse behoorde, geelbruin zodat hij bij het jasje paste. De kleur stelde haar op haar gemak, bijna hetzelfde geelbruin als haar oude Bètaanse werktenue van de Sterrenkundige Verkenning. Ze streek met haar handen over haar rode haar, dat een scheiding in het midden had en uit haar gezicht werd gehouden door twee geëmailleerde kammetjes, en gooide het over haar schouders naar achteren, waar het losjes krullend tot halverwege haar rug hing. Haar grijze ogen staarden haar aan vanuit het bleke gezicht in de spiegel. Neus een beetje te knokig, kin een tikje te lang, maar beslist een bruikbaar gezicht, goed voor alle praktische doeleinden.

Nou ja, als ze er gracieus uit wilde zien, hoefde ze alleen maar naast sergeant Bothari te gaan staan. Hij doemde somber naast haar op, in zijn volle lengte van twee meter. Cordelia vond dat ze een lange vrouw was, maar haar kruin bevond zich op gelijke hoogte met zijn schouder. Hij had het gezicht van een waterspuwer; gesloten, behoedzaam, met een haakneus, en met een knobbeligheid die hem in combinatie met zijn gemillimeterde haar een misdadig uiterlijk verleende. Zelfs het smaakvolle uniform van graaf Vorkosigan, donkerbruin met de in zilverdraad geborduurde symbolen van het huis erop, slaagde er niet in Bothari te ontdoen van zijn verbluffende lelijkheid. Maar het was een heel goed gezicht, voor praktische doeleinden. Een bewaker in uniform. Wat een idee. Wat bewaakte hij?Ons leven, ons lot en onze heilige reputatie, om te beginnen. Ze knikte hem vriendelijk toe, in de spiegel, en draaide zich honderdtachtig graden om hem te volgen door de doolhof van Huize Vorkosigan. Ze moest zo snel mogelijk haar weg leren vinden door deze gigantische villa. Het was gênant om verdwaald te raken in je eigen huis en een toevallig passerende bewaker of bediende te moeten vragen je op het juiste spoor te zetten. Midden in de nacht, met alleen een handdoek om je heen. Ik ben navigator op een ruimteschip geweest. Heus waar. Als ze vijf dimensies ondersteboven aankon, zou ze toch ook deze drie dimensies met de juiste kant boven onder de knie moeten kunnen krijgen.

Ze bereikten de top van een grote wenteltrap, die sierlijk drie verdiepingen naar beneden spiraalde, naar een zwart-met-wit betegelde vloer. Haar lichte stappen volgden Bothari’s ritmische tred. Haar rokken gaven haar het gevoel dat ze zweefde, als aan een parachute naar beneden wervelde.

Een lange jongeman, die op een wandelstok geleund onder aan de trap stond, keek op bij de echo van hun voetstappen. Het gezicht van luitenant Kodelka was zo regelmatig en sympathiek als dat van Bothari smal en eigenaardig was, en hij glimlachte vrijuit naar Cordelia. Zelfs de rimpeltjes van pijn bij zijn oog- en mondhoeken slaagden er niet in dat gezicht oud te doen lijken. Hij droeg het keizerlijke groene uniform, het dagelijkse tenue, afgezien van de insignes identiek aan dat van beveiligingscommandant Illyan. De lange mouwen en hoge kraag van zijn jasje verborgen het netwerk van dunne rode littekens dat zijn halve lichaam overdekte, maar Cordelia zag het in gedachten voor zich. Naakt zou Kodelka dienst kunnen doen als illustratie bij een les over de constructie van het menselijk zenuwstelsel, want elk litteken vertegenwoordigde een dode zenuw die was weggesneden en vervangen door een kunstzenuw van zilverdraad. Luitenant Kodelka was nog niet helemaal gewend aan zijn nieuwe zenuwstelsel. Spreek de waarheid. De chirurgen hier zijn domme, onhandige slagers. Het werk haalde het in elk geval niet bij wat op Kolonie Bèta de norm was. Cordelia zorgde ervoor dat er geen spoortje van deze persoonlijke mening van haar gezicht te lezen viel.

Kodelka draaide zich schokkerig om en knikte naar Bothari. ‘Hallo, sergeant. Goedemorgen, vrouwe Vorkosigan.’

Haar nieuwe naam klonk haar nog vreemd in de oren, alsof die niet bij haar hoorde. Ze glimlachte terug. ‘Goedemorgen, Ko. Waar is Aral?

‘Hij en commandant Illyan zijn naar de bibliotheek gegaan, om te kijken waar het nieuwe com-paneel zal worden neergezet. Ze kunnen elk moment terugkomen. Ah.’ Hij knikte, en er weerklonken voetstappen vanuit een zuilengang. Cordelia volgde zijn blik. Illyan, tenger, kleurloos en goed gemanierd, werd geflankeerd — overschaduwd — door een man van halverwege de veertig die er schitterend uitzag in zijn keizerlijke ceremoniële tenue. De reden dat ze naar Barrayar was gekomen.

Admiraal heer Aral Vorkosigan, buiten dienst. Buiten dienst geweest, tot gisteren. Hun leven was gisteren volledig op zijn kop gezet. Alles komt weer op zijn pootjes terecht, dat zul je zien. Vorkosigan was gedrongen en gespierd, en zijn donkere haar was doorschoten met grijs. Zijn brede kaak werd ontsierd door een oud L-vormig litteken. Hij bewoog met een gecomprimeerde energie en de blik in zijn grijze ogen was intens en naar binnen gericht totdat ze oplichtten bij het zien van Cordelia.

‘Ik wens u een schone morgen, mijn vrouwe,’ riep hij vrolijk uit terwijl hij haar hand pakte. De formulering was geforceerd, maar het gevoel lag open en oprecht in zijn ogen, die zo helder waren als spiegels. In die spiegels ben ik mooi, besefte Cordelia met een warm gevoel. Veel flatteuzer dan die boven aan de muur. Van nu af aan zal ik deze gebruiken om mezelf te zien. Zijn brede hand was droog en warm; een welkome warmte, levende warmte, die zich om haar koele spitse vingers sloot. Mijn echtgenoot. Dat paste als gegoten, net zo perfect als haar hand in de zijne paste, ook al leek haar nieuwe naam, vrouwe Vorkosigan, nog van haar schouders af te glijden.

Ze keek naar Bothari, Kodelka en Vorkosigan, zoals ze een ogenblik lang bij elkaar stonden. Drie gewonden. Drie overlevenden. Ze hadden alle drie bijna-fatale verwondingen opgelopen in de recente oorlog bij Escobar; Ko lichamelijk, Bothari geestelijk en Vorkosigan moreel. Het leven gaat verder. Marcheer of sterf. Beginnen we eindelijk allemaal te herstellen? Ze hoopte het.

‘Klaar om te vertrekken, lieve kapitein?’ vroeg Vorkosigan haar. Zijn stem was een bariton, zijn Barrayaraanse accent warm, met sterke keelklanken.

‘Zo klaar als ik ooit zal zijn, geloof ik.’

Illyan en luitenant Kodelka liepen voor hen uit naar buiten. Kodelka’s onzekere schuifelgang stak af naast de ferme tred van Illyan, en Cordelia fronste bedenkelijk. Ze pakte Vorkosigans arm en ze volgden hen en lieten Bothari over aan zijn huiselijke plichten. ‘Wat is ons rooster voor de komende dagen?’ vroeg ze. ‘Nou, eerst natuurlijk deze audiëntie,’ antwoordde Vorkosigan. ‘En daarna moet ik met wat mannen spreken. Dat organiseert graaf Vortala. Over een paar dagen komt de officiële goedkeuring van de voltallige Verzamelde Raden, en dan word ik beëdigd. We hebben in geen honderdtwintig jaar een regent gehad. God mag weten wat voor protocol ze zullen opgraven en afstoffen.’

Kodelka zat voor in de grondmobiel, naast de geüniformeerde chauffeur. Commandant Illyan liet zich op de bank tegenover Cordelia en Vorkosigan zakken, in het achterste compartiment, met zijn gezicht naar de achterkant van de auto. Dit is een pantserwagen, besefte Cordelia toen ze zag hoe dik de transparante kap was die zich over hen sloot. Op een teken van Illyan aan de chauffeur gleden ze de straat in. Er drong bijna geen geluid van buiten door.

‘Gemalin van de regent.’ Cordelia proefde de term. ‘Is dat mijn officiële titel?’

‘Ja, mevrouw,’ zei Illyan.

‘Horen er officiële verplichtingen bij?’

Illyan keek naar Vorkosigan, die zei: ‘Hm. Ja en nee. Er zullen veel plechtigheden zijn om bij te wonen… op te luisteren, in jouw geval. Te beginnen met de rouwdienst voor de keizer, die een straf zal zijn voor alle betrokkenen, behalve misschien voor keizer Ezar zelf. Dat komt allemaal pas nadat hij zijn laatste adem heeft uitgeblazen. Ik weet niet of hij daar een rooster voor heeft, maar ik acht hem er wel toe in staat.

Je sociale verplichtingen kunnen zo veelomvattend zijn als je zelf wilt. Toespraken en plechtigheden, belangrijke bruiloften en naamdagen en begrafenissen, het verwelkomen van delegaties uit de districten; kortom, public relations. Het soort dingen dat prinses-douairière Kareen met zoveel flair doet.’ Vorkosigan zweeg even, zag haar verschrikte blik en vervolgde haastig: ‘Of, als je dat wilt, kun je een volledig teruggetrokken leven leiden. Je hebt daar nu een volmaakt excuus voor…’ — zijn hand, die om haar middel lag, streelde heimelijk over haar nog platte buik — ‘… en eigenlijk zou ik liever hebben dat je je een beetje ontziet.

Maar belangrijker is het diplomatieke aspect… Ik zou het zeer op prijs stellen als jij mijn verbinding zou zijn met de prinses-douairière, en de… jonge keizer. Raak met haar bevriend, als je kunt; het is een zeer gereserveerde vrouw. De opvoeding van de jongen is van vitaal belang. We mogen de vergissingen van Ezar Vorbarra niet herhalen.’

‘Ik kan het proberen,’ zei ze met een zucht. ‘Het zal nog een hele klus worden om door te gaan voor een Barrayaraanse Vor.’

‘Wring je er niet voor in allerlei bochten. Ik zou niet graag zien dat je je zo moest aanpassen. Bovendien is er nog een ander aspect.’

‘Waarom verbaast dat me niet? Vertel op.’

Hij zweeg even om zijn woorden te kiezen. ‘Toen wijlen kroonprins Serg graaf Vortala een salonsocialist noemde, was dat niet helemaal onzin. Beledigingen die pijn doen, hebben altijd een kern van waarheid. Graaf Vortala heeft alleen onder de hogere standen geprobeerd leden te werven voor zijn progressieve partij. Onder de mensen die er werkelijk toe doen, zoals hij zou zeggen. Zie je de kleine inconsequentie in zijn gedachtegang?’

‘Ongeveer ter grootte van het Hogarthravijn op mijn planeet? Ja.’

‘Jij bent een Bètaanse, een vrouw van melkwegwijde faam.’

‘O, kom nou!’

‘Zo word je hier gezien. Ik denk dat je niet helemaal beseft wat voor beeld de mensen van je hebben. Heel vleiend voor mij, trouwens.’

‘Ik hoopte dat ik onzichtbaar was. Maar ik kan me niet voorstellen dat ik erg populair ben, na wat we jouw kant hebben aangedaan bij Escobar.’

‘Dat zit in onze cultuur. Mijn volk zal een moedige strijder vrijwel alles vergeven. En jij verenigt in jouw persoontje twee van de tegenover elkaar staande partijen: de aristocratische militairen en het pro-galactische gepeupel. Ik geloof echt dat ik met jouw hulp het hele midden uit de Volksliga voor Defensie kan losweken, als je bereid bent mijn troefkaarten voor me uit te spelen.’

‘Mijn hemel. Hoe lang denk je hier al over na?’

‘Over het probleem, lang. Over jou als deel van de oplossing, pas sinds vandaag.’

‘Wat, wil je me inzetten als boegbeeld van een of andere constitutionele partij?’

‘Nee, nee. Dat is nu juist iets waarvan ik op mijn eer zal moeten zweren dat ik het zal voorkomen. Het zou niet in de geest van mijn eed zijn om een uitgehold keizerschap aan prins Gregor over te dragen. Wat ik wil… wat ik wil is een manier vinden om de beste mensen, uit elke sociale klasse, taalgroep en partij, in dienst van de keizer te krijgen. De Vor hebben eenvoudigweg een te klein reservoir aan talent. De regering moet meer gaan lijken op het leger in de beste zin, waarin bekwaamheid promotie oplevert en achtergrond geen rol speelt. Keizer Ezar heeft geprobeerd zoiets te doen, door de ministeries meer macht te geven ten koste van de graven, maar dat is te ver doorgeschoten. De graven zijn van al hun macht beroofd en de ministeries zijn corrupt. Er moet een manier zijn om een evenwicht te bereiken.’ Cordelia zuchtte. ‘Ik denk dat we ons er maar bij moeten neerleggen dat we het hier niet over eens zijn, over staatsinstellingen. Tenslotte heeft niemand mij tot regent van Barrayar benoemd. Maar ik waarschuw je: ik zal blijven proberen je van gedachten te doen veranderen.’

Illyan trok zijn wenkbrauwen op. Cordelia leunde lusteloos achterover en keek door de dikke overkapping hoe Vorbarr Sultana, de Barrayaraanse hoofdstad, voorbijgleed. Ze was niet met de regent van Barrayar getrouwd, vier maanden geleden. Ze was getrouwd met een eenvoudige militair buiten dienst. Goed, mannen werden geacht te veranderen na het huwelijk, meestal ten kwade, maar… zoveel? Zo snel?Dit staat niet in mijn functieomschrijving, meneer.

‘Het was wel een teken van groot vertrouwen van keizer Ezar, dat hij je gisteren tot regent heeft benoemd. Ik geloof niet dat hij zo’n meedogenloze pragmaticus is als je me wilde doen geloven,’ merkte ze op. ‘Het is wel een teken van vertrouwen, maar ingegeven door noodzaak. Je hebt blijkbaar niet begrepen wat de betekenis is van kapitein Negri’s overplaatsing naar de hofhouding van de prinses.’

‘Nee. Was die er dan?’

‘O, ja, een overduidelijke boodschap. Negri houdt gewoon zijn oude functie van hoofd van de Keizerlijke Veiligheidsdienst. Hij zal natuurlijk geen rapport uitbrengen aan een vierjarig jongetje, maar aan mij. Commandant Illyan zal in de praktijk slechts zijn assistent zijn.’ Vorkosigan en Illyan knikten elkaar licht ironisch toe. ‘Maar er bestaat geen twijfel over waar Negri’s loyaliteit zal liggen in het geval dat ik, eh, gek word en een poging doe de keizerlijke macht behalve in de praktijk ook in naam te veroveren. Hij heeft ongetwijfeld geheime orders om me in dat geval uit de weg te ruimen.’

‘O. Nou, ik kan je verzekeren dat ik geen enkele wens heb om keizerin van Barrayar te worden. Voor het geval je je dat afvroeg.’

‘Dat vermoeden had ik al.’

De grondmobiel bleef staan voor een hek in een stenen muur. Vier bewakers inspecteerden hem grondig, controleerden Illyans pasjes en wuifden dat ze door mochten rijden. Al die bewakers, hier, bij Huize Vorkosigan… waar waakten ze tegen? Andere Barrayaranen, waarschijnlijk, in dit in partijen opgesplitste politieke landschap. Een zeer Barrayaraans gezegde dat de oude graaf had gebruikt en dat ze grappig had gevonden, kwam nu bij haar boven en verontrustte haar. Met al die mest hier moet er wel ergens een pony rondlopen. Op Kolonie Bèta waren vrijwel geen paarden, afgezien van een paar exemplaren in dierentuinen. Met al die bewakers hier… Maar als ik niemands vijand ben, hoe kan iemand dan mijn vijand zijn?

Illyan, die had zitten schuiven in zijn stoel, verhief nu zijn stem. ‘Ik zou willen voorstellen, meneer,’ zei hij aarzelend tegen Vorkosigan, ‘u zelfs willen smeken om uw mening te herzien en hier uw intrek te nemen, in de keizerlijke residentie. Beveiligingsproblemen — mijn problemen — zullen hier veel makkelijker op te lossen zijn.’ Hij glimlachte een beetje, wat slecht was voor zijn imago, want met zijn stompe gelaatstrekken ging hij eruitzien als een jong hondje. ‘Welke suite had je in gedachten?’ vroeg Vorkosigan. ‘Nou, als… Gregor de kroon erft, zullen hij en zijn moeder naar de keizerlijke suite verhuizen. Dan staan Kareens kamers leeg.’

‘Die van prins Serg, bedoel je.’ Vorkosigan keek grimmig. ‘Ik… denk dat ik liever officieel mijn intrek neem in Huize Vorkosigan. Mijn vader brengt tegenwoordig steeds meer tijd door op het platteland, op Vorkosigan Surleau, en ik denk niet dat hij het erg zal vinden om te verhuizen.’

‘Ik kan niet zeggen dat ik dat een goed idee vind, meneer. Puur met het oog op de beveiliging. Het staat in het oude deel van de stad. Er ligt een wirwar van straatjes omheen. Er lopen minstens drie stelsels van oude tunnels onder het gebied door, van oude riool- en transportsystemen, en er staan te veel nieuwe hoge gebouwen omheen die, eh, erop uitkijken. Je hebt minstens zes fulltime patrouilles nodig om het ook maar oppervlakkig te kunnen beveiligen.’

‘Heb je de manschappen?’

‘Dat wel.’

‘Dan wordt het Huize Vorkosigan.’ Vorkosigan zag Illyans teleurgestelde blik en sprak hem opbeurend toe. ‘Het is misschien slecht vanuit beveiligingsoogpunt, maar het is heel goed voor de public relations. Het zal het nieuwe regentschap een voortreffelijke indruk van, eh, dappere nederigheid verlenen. Zou moeten bijdragen aan het verminderen van de paranoia over een staatsgreep.’

En daar waren ze, bij het paleis. Bij de keizerlijke residentie verzonk Huize Vorkosigan in het niet. In alle richtingen rezen vleugels van twee tot vier verdiepingen op, hier en daar bekroond met een toren. Toevoegingen uit verschillende tijdperken vormden een wirwar van uitgestrekte zowel als intieme binnenhoven, waarvan sommige goed geproportioneerd waren en andere eerder toevallig leken te zijn ontstaan. De oostelijke gevel was het meest uniform in stijl, overdekt met stenen sculpturen. De noordkant was meer onderbroken en ging over in een geometrisch aangelegde tuin. De westkant was het oudst en de zuidelijke vleugel was de meest recente aanbouw. De grondmobiel kwam tot stilstand voor een portaal van twee verdiepingen aan de zuidkant, en Illyan nam hen mee langs meer bewakers een brede stenen trap op naar een grote suite op de eerste verdieping. Ze beklommen de treden langzaam, zich aanpassend aan de onhandige tred van Kodelka. Kodelka keek met een verlegen verontschuldigende frons naar hen op en boog toen geconcentreerd zijn hoofd weer… of beschaamd?Heeft dit huis geen hefbuis, vroeg Cordelia zich geërgerd af. Aan de andere kant van dit stenen labyrint, in een kamer aan de noordzijde, met uitzicht op de tuin, lag een bleke oude man uitgeput te sterven in zijn enorme bed, waarin ook zijn voorouders hadden gelegen…

In de ruime gang op de eerste verdieping, bekleed met zachte tapijten en gedecoreerd met schilderijen en wandtafels die vol stonden met snuisterijen — kunstvoorwerpen, veronderstelde Cordelia — troffen ze kapitein Negri aan, die zacht stond te praten met een vrouw die haar armen over elkaar had geslagen. Cordelia had het beroemde — of beruchte — hoofd van de Barrayaraanse Keizerlijke Veiligheidsdienst de vorige dag voor het eerst ontmoet, na Vorkosigans historische sollicitatiegesprek met de bijna-wijlen Ezar Vorbarra in de noordelijke vleugel. Negri was een man met een hard gezicht, een hard lijf en een hoofd als een geweerkogel, die zijn keizer bijna veertig jaar lang met hart en ziel had gediend, een sinistere legende met een blik waaruit niets viel op te maken.

Nu had hij zich over haar hand gebogen en haar ‘vrouwe’ genoemd alsof hij het meende, of in elk geval niet met meer ironie dan hij in zijn andere opmerkingen legde. De alerte blonde vrouw, of was het een meisje?, was in burger, in een gewone jurk. Ze was lang en gespierd, en ze keek nog geïnteresseerder naar Cordelia dan Cordelia naar haar.

Vorkosigan en Negri wisselden een korte begroeting uit in de telegramstijl van twee mannen die al zo lang met elkaar in contact staan dat alle beleefdheden zijn samengeperst in een barstensvolle code. ‘En dit is juffrouw Droesjnakovi.’ Negri stelde de vrouw niet zozeer voor als wel dat hij haar ten behoeve van Cordelia met een wuivend handgebaar benoemde.

‘En wat is een Droesjnakovi?’ vroeg Cordelia luchtig en enigszins wanhopig. Iedereen leek hier altijd overal van op de hoogte te zijn behalve zij, hoewel Negri ook had verzuimd om luitenant Kodelka voor te stellen; Kodelka en Droesjnakovi wierpen verholen blikken op elkaar. ‘Ik ben dienares van de Binnenste Kamer, vrouwe.’ Droesjnakovi maakte een klein buiginkje voor haar, een halve reverence. ‘En wat bedient u? Behalve de kamer.’

‘Prinses Kareen, mevrouw. Maar dat is alleen mijn officiële titel. Op de personeelsbegroting van kapitein Negri sta ik vermeld als lijfwacht eerste klasse.’ Het was moeilijk te zeggen welke titel haar meer trots en plezier bezorgde, maar Cordelia vermoedde dat het de laatste was. ‘Je bent vast goed, als hij je die rang heeft toegekend.’ Dit werd beloond met een glimlach en een:’ Dank u, mevrouw. Ik doe mijn best.’

Iedereen liep achter Negri aan door een deur een lange, zonnig gele kamer binnen met veel ramen op het zuiden. Cordelia vroeg zich af of de mengelmoes aan meubilair bestond uit kostbare antiquiteiten of sjofele tweedehandsjes. Ze wist het niet. Aan de andere kant van de kamer, op een gele zijden canapé, zat een vrouw op hen te wachten die ernstig toekeek hoe de hele groep op haar af dromde. Prinses-douairière Kareen was een magere, gespannen ogende vrouw van dertig met kunstig opgestoken, prachtig donker haar, hoewel haar grijze lange jurk eenvoudig van snit was. Eenvoudig maar volmaakt. Een donkerharig jongetje van een jaar of vier lag op zijn buik op de grond te mompelen tegen zijn speelgoedstegosaurus ter grootte van een kat, die terug mompelde. Ze liet hem opstaan, zijn speelgoedrobot afzetten en naast haar komen zitten, maar hij bleef het leerachtige, opgevulde beest omklemmen op zijn schoot. Cordelia was blij om te zien dat het prinsje naar zijn leeftijd gekleed was in een gemakkelijk speelpakje.

In formele bewoordingen stelde Negri Cordelia voor aan de prinses en prins Gregor. Cordelia wist niet zeker of ze moest buigen, een reverence maken of haar gewoon moest groeten, dus maakte ze uiteindelijk net zo’n soort buiginkje met haar hoofd als Droesjnakovi had gedaan. Gregor staarde haar ernstig en zeer bedenkelijk aan, en ze probeerde naar hem te glimlachen op een manier waarvan ze hoopte dat die geruststellend was.

Vorkosigan liet zich op één knie voor de jongen zakken — alleen Cordelia zag Aral slikken — en zei: ‘Weet u wie ik ben, prins Gregor?’ Gregor kroop een beetje tegen zijn moeder aan en keek naar haar op.

Ze knikte bemoedigend. ‘Heer Aral Vorkosigan,’ zei Gregor met een klein stemmetje.

Vorkosigan verzachtte zijn toon, ontspande zijn handen en probeerde bewust zijn gebruikelijke heftigheid te temperen. ‘Uw grootvader heeft me gevraagd uw regent te zijn. Heeft iemand u uitgelegd wat dat betekent?’

Gregor schudde zwijgend zijn hoofd; Vorkosigan trok een wenkbrauw op naar Negri, een lichte terechtwijzing. Negri’s gelaatsuitdrukking veranderde niet.

‘Dat betekent dat ik het werk van uw grootvader zal doen totdat u oud genoeg bent om het zelf te doen, als u twintig wordt. De komende zestien jaar zal ik in plaats van uw grootvader voor u en uw moeder zorgen, en erop toezien dat u de opleiding en scholing krijgt om uw taak goed te vervullen, zoals uw grootvader heeft gedaan. Om goed te regeren.’

Zou het kind eigenlijk al weten wat regeren was? Vorkosigan had zorgvuldig vermeden te zeggen ‘in plaats van uw vader’, dacht Cordelia ironisch. Had vermeden om ook maar de minste verwijzing naar kroonprins Serg te maken. Serg was zo te merken aardig op weg om net zo volledig geschrapt te worden uit de Barrayaraanse geschiedenis als hij was verdampt in de veldslag in de ruimte. ‘Voorlopig,’ vervolgde Vorkosigan, ‘is het uw taak om goed uw best te doen bij uw lessen en uw moeder te gehoorzamen. Kunt u dat doen?’ Gregor slikte en knikte.

‘Ik denk dat u het heel goed zult doen.’ Vorkosigan knikte hem ferm toe, net als hij bij zijn stafofficieren deed, en stond op. Ik denk dat jij het ook heel goed zult doen, Aral, dacht Cordelia. ‘Nu u hier toch bent, meneer,’ begon Negri nadat hij even had gewacht om er zeker van te zijn dat Vorkosigan echt uitgesproken was, ‘zou ik graag willen dat u even meekomt naar de commandopost. Er zijn een paar rapporten die ik u wil laten zien. Het laatste van Darkoi lijkt erop te wijzen dat graaf Vorlakail al dood was voordat zijn residentie afbrandde, wat een nieuw licht — of een nieuwe schaduw — op die zaak werpt. En dan is er het probleem van het omvormen van het ministerie van politieke vorming…’

‘Het ontmantelen, zul je bedoelen,’ bromde Vorkosigan. ‘Wat dan ook. En zoals altijd de nieuwste sabotage van Komarr…’

‘Ik begrijp het. Laten we gaan. Cordelia, eh…’

‘Misschien wil vrouwe Vorkosigan nog even blijven,’ prevelde prinses Kareen bij deze kleine hint, met slechts een zweem van ironie. Vorkosigan wierp haar een dankbare blik toe. ‘Dank u, hoogheid.’ Ze streek afwezig met één vinger over haar smalle lippen terwijl alle mannen naar buiten dromden en ontspande zich enigszins toen ze de kamer hadden verlaten. ‘Mooi zo. Ik hoopte al dat ik u nog even voor mezelf zou hebben.’ Haar gelaatsuitdrukking verlevendigde toen ze Cordelia aankeek. Op een zwijgend tikje liet de jongen zich van de bank glijden en wijdde zich weer aan zijn spel, af en toe een blik achterom werpend.

Droesjnakovi keek met een frons de kamer door. ‘Wat was er aan de hand met die luitenant?’ vroeg ze Cordelia.

‘Luitenant Kodelka is geraakt door een schot van een zenuwvernietiger,’ zei Cordelia stug; ze was er niet zeker van of onder de vreemde toon van het meisje afkeuring verborgen ging. ‘Een jaar geleden, toen hij onder Aral diende aan boord van de Generaal Vorkraft. De zenuwreparaties zijn hier blijkbaar niet helemaal op het peil dat in de rest van de melkweg gebruikelijk is.’ Ze zweeg, bang dat het leek alsof ze haar gastvrouw bekritiseerde. Niet dat prinses Kareen verantwoordelijk was voor het dubieuze niveau van de geneeskunde op Barrayar. ‘O. Niet tijdens de Escobar-oorlog?’ vroeg Droesjnakovi. ‘In zekere zin was het het eerste schot van de Escobar-oorlog. Hoewel ik denk dat je het vriendschappelijk vuur zou kunnen noemen.’ Een verbijsterend oxymoron, die benaming.

‘Vrouwe Vorkosigan — of misschien moet ik kapitein Naismith zeggen — was erbij,’ zei prinses Kareen. ‘Zij kan het weten.’ Cordelia vond het moeilijk haar gelaatsuitdrukking te interpreteren. Hoeveel van Negri’s beroemde rapporten had de prinses gezien? ‘Wat vreselijk voor hem! Hij ziet eruit alsof hij heel atletisch is geweest,’ zei de lijfwacht.

‘Dat was hij ook.’ Cordelia glimlachte vriendelijker naar het meisje en liet haar verdedigende stekels zakken. ‘Zenuwvernietigers zijn akelige wapens, vind ik.’ Ze wreef afwezig over de gevoelloze plek op haar dijbeen, die verbrand was door niet meer dan een schampschot van een zenuwvernietiger, dat gelukkig niet door de onderhuidse vetlaag was gedrongen, zodat haar spierwerking niet beschadigd was. Daar had ze duidelijk iets aan moeten laten doen voordat ze van huis was weggegaan.

‘Ga zitten, vrouwe Vorkosigan.’ Prinses Kareen klopte naast zich op de canapé, waar de toekomstige keizer net nog had gezeten. ‘Droe, wil je Gregor meenemen voor zijn lunch?’

Droesjnakovi knikte begrijpend, alsof ze met dit simpele verzoek een onderliggende boodschap had ontvangen, nam de jongen bij de hand en liep met hem de kamer uit. Zijn kinderstemmetje klonk op: ‘Droesjie, mag ik een slagroompunt? En een voor Steggie?’ Slecht op haar gemak ging Cordelia zitten, met de rapporten van Negri in gedachten, en de gebrekkige informatie op Barrayar over hun kortgeleden afgebroken campagne om de planeet Escobar binnen te vallen. Escobar, de goede buur en bondgenoot van Kolonie Bèta… De wapens die kroonprins Serg en zijn schip hoog boven Escobar hadden doen desintegreren, waren met gevaar voor eigen leven door de Barrayaraanse blokkade geloodst door ene kapitein Cordelia Naismith van het Bètaanse expeditieleger. Dat feit was duidelijk en algemeen bekend, en daar hoefde ze zich niet voor te verontschuldigen. Het was de geheime geschiedenis, die zich achter de schermen had afgespeeld onder het Barrayaraanse opperbevel, die zo… verraderlijk was, dat was het juiste woord, besloot Cordelia. Gevaarlijk, als slecht opgeslagen giftig afval.

Tot Cordelia’s verbijstering boog prinses Kareen zich naar haar over, pakte haar rechterhand, bracht die naar haar lippen en drukte er een stevige kus op.

‘Ik heb gezworen,’ zei Kareen schor, ‘dat ik de hand zou kussen die Ges Vorrutyer heeft gedood. Dank u. Dank u.’ Haar stem was serieus en verstikt door tranen, en de dankbaarheid was van haar gezicht af te lezen. Ze ging rechtop zitten, haar gezicht werd weer gereserveerd en ze knikte. ‘Dank u. God zegene u.’

‘Eh…’ Cordelia wreef over de gekuste plek. ‘Ehmm… Ik… Deze eer komt een ander toe, hoogheid. Ik was erbij toen admiraal Vorrutyers keel werd doorgesneden, maar het was niet mijn hand die het heeft gedaan.’

Kareen balde haar vuisten in haar schoot, en haar ogen glommen. ‘Dan was het toch heer Vorkosigan!’

‘Nee!’ Cordelia klemde haar lippen op elkaar van ergernis. ‘Negri had u de waarheid moeten vertellen. Het was sergeant Bothari. Hij heeft mijn leven gered, op dat moment.’

‘Bothari?’ Kareen ging kaarsrecht zitten van verbazing. ‘Bothari het monster, Bothari, Vorrutyers krankzinnige knecht?’

‘Ik vind het niet erg om er de schuld van te krijgen in zijn plaats, hoogheid, want als het bekend was geworden, waren ze gedwongen geweest hem te executeren wegens moord en muiterij, en zo komt hij daar onderuit. Maar ik… ik mag zijn lof niet van hem afpakken. Ik zal het aan hem doorgeven als u wilt, maar ik weet niet zeker of hij zich de gebeurtenis herinnert. Hij heeft een of andere draconische psychotherapie ondergaan na de oorlog, voordat ze hem hebben laten gaan; wat de Barrayaranen therapie noemen’ — van dezelfde kwaliteit als hun neurochirurgie, vreesde Cordelia — ‘en ik heb begrepen dat hij voor die tijd ook niet helemaal, eh, normaal was.’

‘Nee,’ zei Kareen. ‘Dat was hij niet. Ik dacht dat hij Vorrutyers stroman was.’

‘Hij heeft ervoor gekozen dat niet te zijn. Ik denk dat het de heldhaftigste daad was waarvan ik ooit getuige ben geweest. Om vanuit dat moeras van kwaad en waanzin te streven naar…’ Cordelia’s stem stierf weg, want ze geneerde zich om te zeggen: te streven naar verlossing. Na een korte stilte vroeg ze: ‘Stelt u admiraal Vorrutyer verantwoordelijk voor de, eh, verwording van prins Serg?’ Als ze toch bezig waren de lucht te zuiveren… Niemand spreekt over prins Serg. Hij dacht dat hij de bloedige maar kortste weg naar de opperheerschappij nam, en nu is hij gewoon… verdwenen.

‘Ges Vorrutyer…’ Kareen wrong haar handen, ‘vond een geestverwant en vriend in Serg. Een willige volgeling, in zijn walgelijke pleziertjes. Misschien was het niet… alleen de schuld van Vorrutyer. Ik weet het niet.’

Een eerlijk antwoord, voelde Cordelia. Kareen vervolgde zacht: ‘Ezar beschermde me tegen Serg, nadat ik in verwachting was geraakt. Ik had mijn man al meer dan een jaar niet gezien toen hij sneuvelde bij Escobar.’

Misschien zal ik ook maar niet meer over prins Serg beginnen. ‘Ezar was een machtige beschermer. Ik hoop dat Aral het net zo goed doet,’ zei Cordelia verzoenend. Mocht ze al in de verleden tijd over keizer Ezar praten? Alle anderen leken dat te doen.

Kareen herstelde zich na een moment van afwezigheid en schudde haar hoofd om zich weer te concentreren. ‘Thee, vrouwe Vorkosigan?’ Ze glimlachte. Ze raakte een comlink aan die verborgen was in een met edelstenen bezette sierspeld op haar schouder en gaf huishoudelijke orders. Blijkbaar was het vertrouwelijke gesprek voorbij. Nu moest kapitein Naismith zien uit te puzzelen hoe vrouwe Vorkosigan thee diende te drinken met een prinses.

Gregor en de lijfwacht kwamen terug tegen de tijd dat de slagroom-punten werden geserveerd, en Gregor slaagde erin de dames zodanig te vertederen dat hij een tweede portie kreeg. Kareen trok de grens onvermurwbaar bij een derde. De zoon van prins Serg leek een volkomen normaal jongetje, hooguit een beetje stil in het gezelschap van vreemden. Cordelia bekeek hem en Kareen met grote persoonlijke interesse. Moeder zijn. Iedereen deed het. Hoe moeilijk kon het zijn? ‘Hoe bevalt uw nieuwe woonplaats u tot nu toe, vrouwe Vorkosigan?’ informeerde de prinses, als inleiding tot een beleefde conversatie. Praatjes voor bij de thee; nu geen naakte gezichten meer. Niet waar de kinderen bij zijn.

Cordelia dacht erover na. ‘Het buitenhuis in het zuiden, Vorkosigan Surleau, is gewoon schitterend. Dat prachtige meer… Het is groter dan enig wateroppervlak op Kolonie Bèta, maar Aral vindt het niets bijzonders. Uw planeet is buitengewoon mooi.’ Uw planeet. Niet mijn planeet? Als haar gevraagd zou worden naar haar eerste associatie, dacht Cordelia bij ‘thuis’ nog steeds ‘Kolonie Bèta’. Maar ze had wel voor eeuwig in Vorkosigans armen aan het meer kunnen blijven liggen. ‘De hoofdstad, hier… is in elk geval gevarieerder dan alles wat we thui… op Kolonie Bèta hebben. Hoewel,’ , ze lachte ongemakkelijk, ‘er zijn wel erg veel soldaten. De laatste keer dat ik zoveel groene uniformen om me heen zag, was ik in een krijgsgevangenenkamp.’

‘Ziet u ons nog steeds als de vijand?’ vroeg de prinses nieuwsgierig. ‘O, ik zag u al niet meer als de vijand voordat de oorlog voorbij was. Meer als een verzameling slachtoffers, lijdend aan verscheidene gradaties van blindheid.’

‘U hebt een scherpe blik, vrouwe Vorkosigan.’ De prinses nipte van haar thee en glimlachte naar haar kopje. Cordelia knipperde met haar ogen.

‘In Huize Vorkosigan heerst nogal de sfeer van een kazerne, als graaf Pjotr aanwezig is,’ merkte Cordelia op. ‘Al die geüniformeerde mannen van hem. Ik geloof dat ik tot nu toe een paar vrouwelijke bedienden heb zien wegglippen om hoeken, maar ik heb er nog niet één gevangen. Een Barrayaraanse kazerne, bedoel ik. Mijn Bètaanse onderdeel was heel anders.’

‘Gemengd,’ zei Droesjnakovi. Was dat een schittering van afgunst in haar ogen? ‘Vrouwen en mannen door elkaar in het leger.’

‘Aanstelling na het afleggen van een geschiktheidstest,’ stemde Cordelia in. ‘En alleen dan. De lichamelijk zwaardere klussen worden natuurlijk aan de mannen toegewezen, maar daar lijkt niet zo vreemd en obsessief veel status aan gehecht te worden.’

‘Respect,’ verzuchtte Droesjnakovi.

‘Nou, als mensen hun leven op het spel zetten voor hun gemeenschap, mag daar ook wel wat respect tegenover staan,’ zei Cordelia gelijkmoedig. ‘Ik geloof dat ik mijn… mijn zusterofficieren wel mis. De pientere vrouwen, de techneuten, zoals mijn vriendinnenclubje thuis.’ Daar was dat netelige woord weer, thuis. ‘Er moeten hier toch ook pientere vrouwen zijn, met al die slimme mannen. Waar verstoppen ze zich?’ Cordelia hield geschrokken haar mond toen het plotseling bij haar opkwam dat Kareen deze opmerking weleens ten onrechte als kritiek op haarzelf zou kunnen opvatten. En als ze nu toevoegde: met uitzondering van de aanwezigen, zou ze het alleen nog erger maken. Maar als Kareen deze conclusie al trok, hield ze die voor zichzelf, en Cordelia werd gered van verdere potentiële blunders door de terugkeer van Aral en Illyan. Ze namen beleefd afscheid en keerden terug naar Huize Vorkosigan.

Die avond kwam commandant Illyan even langs op Huize Vorkosigan, en hij had Droesjnakovi bij zich. Ze droeg een grote reistas en keek met grote ogen nieuwsgierig om zich heen.

‘Kapitein Negri wijst juffrouw Droesjnakovi toe aan de gemalin van de regent, voor haar persoonlijke veiligheid,’ verklaarde Illyan in het kort. Aral knikte goedkeurend.

Later gaf Droesjnakovi Cordelia een verzegelde brief op dik roomkleurig papier. Met opgetrokken wenkbrauwen verbrak Cordelia het zegel. Het handschrift was klein en netjes, de handtekening leesbaar en zonder tierelantijnen.

Met mijn groeten. Ze zal je goed bevallen. Kareen.

Загрузка...