Haar zachte stemmetje klonk nu bijna zakelijk, zo goed had ze zichzelf in bedwang. ‘Hij ging de migraties van de verschillende Arische stammen na. Daar is weinig van bekend, weet je. Je moet beginnen op een punt, waarop je enige zekerheid bezit omtrent de historische ontwikkelingen, en dan terug werken. Daarom ging Keith de laatste maal naar Iran in het jaar 558 v.C. Dat was tegen het einde van het tijdvak der Meden, zei hij. Hij moest inlichtingen inwinnen onder de bevolking, kennis nemen van hun legenden, en daarna zijn bevindingen controleren in een nog vroegere periode, enzovoort… Maar dat weet je allemaal waarschijnlijk zelf wel, Manse. Je hebt hem wel eens geholpen, voor wij elkaar ontmoetten. Hij vertelde er vaak over.’
‘Ach, ik ging alleen maar mee voor het geval er zich moeilijkheden zouden voordoen,’ zei Everard, schouderophalend. ‘Hij bestudeerde de reisroute van de een of andere prehistorische stam, van de Don over de Hindoe-koesj. Wij vertelden hun opperhoofd dat we rondtrekkende jagers waren, verzochten om gastvrijheid en vergezelden de karavaan een paar weken. Het was leuk.’
Hij herinnerde zich de steppen en de wijde hemel, een stormachtige dag, waarop hij achter een antilope aan galoppeerde en een feest bij het kampvuur, en een bepaald meisje wier haar geurde naar de bitterzoete rook van het kampvuur. Even wenste hij dat hij geleefd en gestorven kon zijn als een van de stamleden.
‘Deze keer ging Keith alleen terug,’ vervolgde Cynthia. ‘Er is altijd zo’n tekort aan mensen in deze tak van dienst, in de hele Patrouille trouwens, denk ik. Zoveel duizenden jaren moeten bestudeerd worden en zo weinig mensenlevens om dat te doen. Hij was al vaker alleen gegaan. Ik was altijd bang hem te laten gaan, maar hij zei dat hij verkleed als zwervend schaapherder, met niets bij zich dat de moeite van het stelen waard was, in de hooglanden van Iran veiliger zou zijn, dan wanneer hij Broadway zou oversteken. Alleen deze maal was dat niet zo!’
‘Als ik het dus goed begrijp,’ zei Everard vlug, ‘vertrok hij een week geleden, zei je? — met de bedoeling de nodige inlichtingen te verzamelen, verslag uit te brengen bij het bureau van zijn tak van dienst, en dan terug te keren naar de dag waarop hij je verliet.’
‘Want alleen een ezel zou een langere periode van jouw leven laten voorbijgaan, zonder er zelf bij te zijn,’ dacht hij. ‘Maar hij kwam niet terug.’
‘Ja.’ Ze stak met het peukje van haar sigaret een nieuwe aan. ‘Ik was meteen bezorgd. Ik vroeg de baas om inlichtingen. Hij was zo goed, een week in de toekomst informaties te vragen, en kreeg ten antwoord dat Keith niet was teruggekeerd — dat was vandaag. Zijn eigen bureau zei, dat hij bij hen nooit verslag zou uitbrengen. Dus namen we contact op met het archief van het hoofdkwartier in dat tijdvak. Zij antwoordden dat… dat… Keith nooit terugkeerde en dat men nooit een spoor van hem had ontdekt.’ Everard knikte nadenkend. ‘Dan is er dus opdracht gegeven tot het instellen van een onderzoek, waarvan het hoofdkwartier natuurlijk van tevoren de uitslag al wist.’ Die veranderlijkheid van de geschiedenis was verantwoordelijk voor een enorme hoeveelheid paradoxen, bedacht hij voor de duizendste maal.
Als er iemand vermist werd, was je niet verplicht hem te gaan zoeken, ook al stond er ergens opgetekend dat je dat had gedaan. Maar hoe wilde je anders een kans hebben hem terug te vinden? Het was mogelijk dat je terugging en dan de gebeurtenissen zo wijzigde dat je hem tenslotte toch nog terugvond — in welk geval het verslag dat je inleverde ‘altijd’ al verslag had gedaan van je welslagen, en jij de enige zou zijn die op de hoogte was van de ‘vorige’ waarheid. Het kon nogal verwarrend zijn. Geen wonder dat de Patrouille zoveel drukte maakte, wanneer er veranderingen werden aangebracht, zelfs als die veranderingen niet van invloed waren op de hoofdlijnen van de geschiedenis. ‘Ons kantoor stelde de jongens in het oud-Iraanse tijdvak op de hoogte, en zij stuurden er een Patrouille op uit die ter plaatse een onderzoek moest instellen,’ raadde Everard. ‘Zij wisten slechts bij benadering de plaats waar Keith zijn onderzoekingen wilde doen, nietwaar? Ik bedoel: omdat hij niet nauwkeurig kon weten, waar hij zijn voertuig zou kunnen verbergen, vulde hij de niet precieze coördinaten in.’ Cynthia knikte. ‘Maar wat ik niet begrijp, is dit: hoe komt het dat ze de machine later niet terugvonden? Wat er ook met Keith gebeurd is, zijn voertuig moet toch ergens in de omgeving achtergebleven zijn, verborgen in een of andere grot, of waar dan ook. Ze moeten toch minstens kans gezien hebben, zijn voertuig op te sporen, en vandaar uit ook Keith.’ Ze trok zo hevig aan haar sigaret, dat er kuiltjes in haar wangen zichtbaar werden. ‘Dat probeerden ze ook,’ zei ze. ‘Maar ze vertelden me dat het landschap daar woest en onherbergzaam is, en moeilijk te doorzoeken. Er kwam niets te voorschijn. Ze konden geen enkel spoor ontdekken. Misschien dat ze succes gehad hadden als ze zeer, zeer nauwkeurig te werk waren gegaan, als ze kilometer voor kilometer en uur bij uur hadden afgezocht. Maar dat durfden ze niet. Zie je, juist dat tijdvak is nogal labiel. Mr. Gordon liet me de analyse zien. Ik begreep maar weinig van al die symbolen, maar hij zei dat het gevaarlijk was, al te veel in die eeuw bezig te zijn.’
Everard hield een van zijn grote handen om de kop van zijn pijp. De warmte ervan was enigszins geruststellend. Labiele tijdvakken maakten hem nerveus.
‘Ik begrijp het,’ zei hij. ‘Zij konden niet zo goed zoeken, daar dat te veel plaatselijke boerenkinkels onrustig zou maken, waardoor die dan weer anders zouden kunnen handelen wanneer de grote crisis uitbreekt. Juist, maar hebben ze niet getracht in vermomming inlichtingen onder de bevolking in te winnen?’
‘Verschillende experts van de Patrouille hebben dat gedaan. Ze hebben het weken achtereen, naar Perzische tijdrekening, volgehouden. Ze kregen niet de geringste aanwijzing uit de inboorlingen los. Deze stammen zijn zo onbeschaafd en achterdochtig… misschien vreesden ze dat onze agenten spionnen van de koning der Meden waren; ik heb begrepen dat ze niet veel met hem op hadden… Nee, de patrouille kon geen spoor van hem vinden. En desondanks is er geen reden, aan te nemen dat het normale ontwikkelingspatroon verstoord is. Zij denken dat Keith vermoord werd en zijn voertuig op de een of andere manier verdween. En wat kan het hun schelen…’ Cynthia sprong op. Plotseling schreeuwde ze… ‘En wat kan het ze schelen, als er nog een graf met een skelet bijkomt?’
Everard stond ook op, ze vloog in zijn armen, waar hij haar liet uitrazen. Hij had nooit vermoed dat het zo erg zou zijn. Hij was ermee opgehouden steeds weer aan haar te denken, op een keer of tien per dag na misschien, maar nu was ze naar hem toe gekomen, en zou hij weer helemaal opnieuw moeten beginnen met haar te vergeten. ‘Kunnen ze hier niet teruggaan?’ smeekte ze. ‘Kan dan niemand een week teruggaan, alleen maar om hem te zeggen, dat hij niet moet gaan, is dat zo veel gevraagd? Welke beesten hebben dat verboden?’
‘Dat waren gewone mensen,’ zei Everard. ‘Als we ermee begonnen onszelf te verdubbelen door over zo’n korte periode terug te gaan, om in ons persoonlijk verleden te knoeien, zouden we al gauw zo in de knoop raken, dat niemand van ons meer zou bestaan.’
‘Maar in een miljoen jaar, of meer, moeten er toch wel eens uitzonderingen zijn gemaakt?’
Everard gaf geen antwoord. Hij wist dat ze gemaakt waren. Hij wist ook dat Keith Denisons geval geen uitzondering was. De Patrouille was wel niet uit heiligen samengesteld, maar men had toch niet de moed, een loopje met de eigen voorschriften te nemen, om de eigen, persoonlijke belangen te dienen. Je aanvaardde je verliezen zoals ieder ander leger dat deed, en je wijdde een dronk aan de herinnering van de doden, maar je reisde niet terug om hen nog eens te zien. Tenslotte liet Cynthia hem los, ze nam haar glas weer op en dronk het in één teug leeg. Haar gouden lokken dwarrelden daarbij om haar gezicht. ‘Het spijt me,’ zei ze. Ze haalde een zakdoek te voorschijn en veegde haar ogen af. ‘Ik was niet van plan om te gaan jammeren.’
‘Het hindert niets.’
Ze staarde naar de vloer. ‘Jij zou kunnen proberen Keith te helpen. De gewone agenten hebben het opgegeven, maar jij zou het kunnen proberen.’
Het was een smeekbede die hij niet uit de weg kon gaan. ‘Ik zóu het kunnen proberen,’ zei hij. ‘Het zou me waarschijnlijk niet lukken. De bestaande aantekeningen tonen aan, dat ik, als ik het al geprobeerd heb, gefaald heb. En iedere wijziging die in de tijd-ruimte wordt aangebracht, wordt afgekeurd, zelfs zo’n onbelangrijke als deze.’
‘Voor Keith is het niet onbelangrijk,’ zei ze. ‘Weet je, Cyn,’ mompelde hij, van alle vrouwen die ooit geleefd hebben, zouden maar weinigen het zó zeggen. De meeste vrouwen zouden zeggen: “voor mij is het niet onbelangrijk”.’
Haar ogen vingen de zijne, en even bleef ze heel stil. Dan, fluisterend:
‘Het spijt me Manse. Ik had er geen erg in… ik dacht dat je na al de tijd die er voor jou sindsdien verlopen is, wel…’
‘Waar heb je het over,’ verdedigde hij zichzelf. ‘Kunnen de psychologen van de patrouille niets voor je doen?’ vroeg ze. Ze boog haar hoofd weer. ‘Ik bedoel, als ze ons zo kunnen conditioneren dat we gewoon niet in staat zijn om iemand die er niets mee te maken heeft, te vertellen dat tijdreizen mogelijk is… Ik denk dat het dan ook mogelijk zou moeten zijn iemand zo te conditioneren, dat hij…’
‘Hou erover op,’ zei Everard ruw.
Hij zat een tijdje op zijn pijp te bijten. ‘Goed,’ zei hij tenslotte. ‘Ik heb wel een paar ideeën waar ze misschien nog niet aan gedacht hebben. Als er een manier bestaat om Keith nog te redden, heb je hem voor morgenmiddag terug.’
‘Kun je me niet naar dat moment brengen, Manse?’ Ze trilde.
‘Dat kan ik wel,’ zei hij, ‘maar ik doe het niet. Op de een of andere manier moet je morgen een beetje uitgerust zijn. Ik zal je nu naar huis brengen en ervoor zorgen dat je een slaaptablet inneemt, dan ga ik terug om nog eens over alles na te denken.’ Hij maakte een soort grimas. ‘Sta daar niet zo te stralen, hè? Ik zei je toch dat ik moest nadenken.’
‘Manse…’ Haar handen sloten zich om de zijne. Plotseling was hij vervuld van een hoop, waarvoor hij zich zelf haatte en vervloekte.