Lied van de negen helden

Buiten raasde de winterse wind, maar in de grotten van de bergdwergen onder het Kharolisgebergte was niets van de woeste storm te merken. De clanoudste verzocht de aanwezige dwergen en mensen om stilte, waarop een dwergenbard naar voren trad om de reisgenoten eer te bewijzen.

Uit het noorden kwam het gevaar waarop we hadden gewacht:

Een drakendans, als een pionier van de winter.

Teisterde het land, tot zij kwamen uit het woud,

Van de vlakten en uit de boezem der aarde,

Met vóór zich de nietsvermoedende hemel.

Negen waren er, onder de drie manen,

In de schemer van de herfst;

De wereld viel en zij stonden op

In het hart van de saga.

Eén kwam er uit een gaard van steen,

Uit de dwergenzalen, uit weer en wijsheid,

Waar hart en ziel onbedaarlijk huizen

In de onaangeboorde ader van de hand.

In zijn vaderlijke armen groeide moed.

Negen waren er, onder de drie manen,

In de schemer van de herfst;

De wereld viel en zij stonben op

In het hart van de saga.

Eén daalde er neer uit de koest’rende bries,

Licht als een veer in de sturende wind,

Naar de golvende weiden, land van de kender.

Waar het graan uit de nietige kiem verrijst

Tot groen, goud en terug naar groen.

Negen waren er, onder de drie manen,

In de schemer van de herfst;

De wereld viel en zij stonden op

In het hart van de saga.

Een ander kwam van de vlakten, het eeuwige land,

Omringd door verten en kale horizonnen.

Zij torste een staf, en in haar hand

Droeg zij genade en licht al s een last:

Bloedend uit de wonden der wereld kwam zij.

Negen waren er, onder de drie manen,

In de schemer van de herfst;

De wereld viel en zij stonden op

In het hart van de saga.

Nog één van de vlakten, in de schaduw van de maan,

Uit rite en gewoonte volgde hij de maan

Wier ge stalten weergalmden in de eb en vloed

Van zijn bloed, en zijn krijger shand

Reikte onstuitbaar naar bet stralende licht.

Negen waren er, onder de drie manen,

In de schemer van de herfst;

De wereld viel en zij stonden op

In het hart van de saga.

Eén was er, gekend door afwezigheid.

De donkere zwaardmaagd in het hart van het vuur.

Haar glorie vulde de stilte tussen woorden,

Een wiegelied in ’t hoofd van de ouden van dagen,

Op de rand van ontwaken en de grens van ’t geheugen.

Negen waren er, onder de drie manen,

In de schemer van de herfst;

De wereld viel en zij stonden op

In het hart van de saga.

Eén was er in ’s eers hart, door ’t zwaard gevormd,

Door de lange vlucht van de ij svogel,

Door het verwoe ste Solamnië en zijn wederopstanding.

Wanneer het hart door de plicht wordt geroepen

Danst het zwaard, bet eeuwige erfstuk.

Negen waren er, onder de drie manen,

In de schemer van de herfst;

De wereld viel en zij stonden op

In bet hart van de saga.

Een ander, verlicht boor eenvoud, broer van het duister,

Houdt het zwaard in de vaardige hand, waarmee hij

Zelfs het web van het hart beroert. Zijn geest

Is een poel verstoord door de veranderlijke wind,

Te diep voor een blik op de bodem.

Negen waren er, onder de drie manen,

In de schemer van de herfst;

De wereld viel en zij stonden op

In het hart van de saga.

Dan i s er de leider, de halfelf, verraden

Door ’t verstrengelde bloed als het land wordt verwoest

En de wouden, de wereld van elf en van men s.

Immer bereid voor de roep van de moed

Maar immer beducht voor de roep van de liefde.

Negen waren er, onder de drie manen,

In de schemer van de herfst;

De wereld viel en zij stonden op

In het hart van de saga.

De laatste draagt op zijn lippen de adem der nacht.

Waar onkenbare sterren vreemde woorden verhullen.

Waar het lichaam de wonden talloze wonden verdraagt,

Geofferd aan kennis, totdat zijn zegening zegenloos valt

Op wezens onverlicht en onbetekenend.

Negen waren er, onder de drie manen,

In de schemer van de herfst;

De wereld viel en zij stonden op

In het hart van de saga.

Anderen voegden zich bij hen en het verhaal.

Een mei sje vol gratie, zoekend naar gratie,

Een prinses van zaden en loten, kind van het woud;

En een oude wever van toevalligheid.

Wie zal er verder door de saga worden meegevoerd!

Negen waren er, onder de drie manen,

In de schemer van de herfst;

De wereld viel en zijst onden op

In het hart van de saga.

Uit het noorden kwam bet gevaar waarop we hadden gewacht:

De winter slaat zijn kamp op en de draak slaapt

In bet gekalmeerde land, maar zij komen uit het woud,

Van de vlakten en uit de boezem der aarde

Met vóór zich de hemel die zij zullen vormen.

Negen waren er, onder de drie manen,

In de schemer van de herfst;

De wereld viel en zij stonden op

In het hart van de saga.

Загрузка...