‘Dit wedstrijdschema is toch niet serieus bedoeld, hè?’
‘Ja zeker wel.’
‘Maar hij heeft zijn leger nog maar net drie en een halve week.’’Ik heb het je toch verteld. We hebben de computer simulaties laten uitvoeren om te kijken wat de meest waarschijnlijke uitkomsten waren. En hier heb je wat Ender volgens de computer hoogst waarschijnlijk zou doen.’
‘We willen hem dingen leren, niet hem een zenuwinzinking bezorgen.’
‘De computer kent hem beter dan wij.’’De computer staat nu niet bepaald bekend om zijn barmhartigheid.’
‘Als je barmhartig wilde zijn had je in een klooster moeten gaan.’
‘Is dit dan geen klooster?’
‘Dit is voor Ender ook het beste. Zo kan hij zich volledig ontplooien.’
‘Ik dacht dat we hem twee jaar als bevelhebber zouden geven. Meestal geven we hun iedere veertien dagen een gevecht; het eerste na drie maanden. Dit gaat wel erg ver.’’Hebben we wel twee jaar de tijd?’
‘Ik weet het. Ik zie alleen telkens voor me hoe Ender er over een jaar zal uitzien. Volkomen onbruikbaar, opgebrand, omdat hij meer onder druk werd gezet dan hij of welk ander mens ook kon verdragen.’
‘We hebben de computer duidelijk gemaakt dat het van het hoogste belang was dat de proefpersoon na zijn opleiding nog bruikbaar zou zijn.’
‘Tja, en zolang hij maar bruikbaar is —’
‘Hoor eens, kolonel Graff, je hebt me dit zelf laten uitwerken hoor — onder protest van mijn kant, als je je dat nog kunt herinneren.’
‘Ik weet het, je hebt gelijk, ik mag jou niet met mijn geweten opzadelen. Maar mijn verlangen om kleine kinderen op te offeren om de mensheid te redden, begint een beetje dun te worden. De Polemarch heeft een onderhoud gehad met de Hegemoon. Het schijnt dat de Russische veiligheidsdienst zich zorgen maakt over het feit dat een aantal van de burgers die actief aan de netwerkdiscussies deelnemen al bezig is om te bedenken hoe Amerika gebruik zou kunnen maken van de I.V. om het Warschaupact te vernietigen zodra de kruiperds vernietigd zijn.’
‘Lijkt wat voorbarig.’
‘Lijkt krankzinnig. Vrijheid van meningsuiting is één ding, maar de Bond in gevaar brengen met nationalistische rivaliteit — en voor zulke mensen, zulke kortzichtige zelfmoordenaars, drijven wij Ender tot de rand van wat een mens kan dragen.’
‘Ik denk dat je Ender onderschat.’
‘Maar ik ben bang dat ik de stommiteit van de rest van de mensheid ook onderschat. Weten we wel zeker dat we die oorlog moeten winnen?’
‘Kolonel, die woorden rieken naar hoogverraad.’
‘Het was galgehumor.’
‘Het was helemaal niet leuk. Als het met de kruiperds te maken heeft is niets —’
‘Is niets meer leuk. Ik weet het.’
Ender Wiggin lag op zijn bed naar het plafond te staren. Sinds hij bevelhebber was geworden sliep hij niet meer dan vijf uur per nacht. Maar het licht ging uit om 22.00 uur en ging pas weer aan om 06.00 uur. Soms werkte hij toch aan zijn lessenaar en ontcijferde hij moeizaam het schemerige scherm. Maar meestal lag hij naar het onzichtbare plafond te staren en na te denken.
Mogelijk waren de leraren hem toch gunstig gezind geweest, of anders was hij een betere bevelhebber dan hij dacht. Zijn armetierige stelletje veteranen, in hun vorige legers volledig zonder enige verdienste, bloeide op tot bekwame leiders. Zo zeer zelfs dat hij in plaats van de gebruikelijke vier pltons er vijf had gevormd, elk met een pltonleider en een tweede man; elke veteraan had een leidende positie. Hij liet het leger achtmans-pltonmanoeuvres oefenen maar ook viermans-, halve-pltonmanoeuvres, zodat zijn leger met één enkel bevel wel tien verschillende gevechtstaken opgedragen kon krijgen en die nog allemaal tegelijk kon uiTVoeren ook. Geen enkel leger had zich ooit zo opgesplitst, maar Ender was ook niet van plan om iets te doen dat al eerder vertoond was. De meeste legers oefenden vooral massale manoeuvres, van tevoren bedachte gevechtsstrategieën. Die had Ender niet. In plaats daarvan leerde hij zijn pltonleiders om hun kleine eenheden doelmatig aan te wenden voor het verwezenlijken van beperkte doeleinden. Zonder ondersteuning, helemaal alleen en op hun eigen initiatief. Na de eerste week organiseerde hij nep-oorlogen, woeste toestanden in de strijdzaal waar iedereen doodmoe uit te voorschijn kwam. Maar na amper een maand oefenen wist hij al dat zijn leger het in zich had om het beste wedstrijdleger te worden dat ooit aan de competitie had deelgenomen.
In hoeverre was dit de bedoeling van de leraren geweest? Wisten ze dat ze hem onbekende, maar uitstekende jongens gaven? Hadden ze hem dertig Pendelgasten gegeven die voor het grootste deel nog veel te jong waren ook, omdat ze wisten dat de kleine jongens vlug leerden en snelle denkers waren? Of was dit wat er uit elke gelijksoortige groep kon groeien onder een bevelhebber die wist wat hij van zijn leger verlangde en wist hoe hij hun moest leren om dat te verwezenlijken?
Die vraag zat hem dwars omdat hij niet wist of hij hun verwachtingen te niet deed of vervulde.
Het enige waarvan hij zeker was, was zijn strijdlust. De meeste legers hadden drie maanden nodig omdat ze tientallen ingewikkelde tactische manoeuvres in hun kop moesten stampen. Wij zijn nu al klaar. Gooi ons maar in de strijd.
In het donker ging de deur open. Ender luisterde. Een paar schuifelende stappen. En de deur ging weer dicht.
Hij liet zich van zijn brits rollen en legde in het donker kruipend de twee meter naar de deur af. Daar lag een strookje papier. Hij kon het natuurlijk niet lezen maar hij wist wat het was. Wedstrijdgevecht. Wat ontzettend aardig van hen; ik doe een wens en zij vervullen die ogenblikkelijk.
Toen het licht aanging was Ender al volledig gekleed in het flitspak van de Draken. Hij rende de gang door en stond om één minuut over zes al voor de deur van de slaapzaal van zijn leger.
‘Om 07.00 uur hebben we een wedstrijdgevecht met de Konijnen. Dan moeten we ons in zwaartekrachtomgeving opgewarmd hebben en klaar staan. Uitkleden en naar de gymzaal. Neem jullie flitspakken mee, dan gaan we vandaar rechtstreeks naar de strijdzaal.’
Gaan we niet eerst ontbijten?
‘Ik wil niet dat iemand in de strijdzaal moet overgeven.’
Mogen we wel eerst effe pissen?
‘Niet meer dan een decaliter.’
Ze lachten. De jongens die niet in hun blootje sliepen kleedden zich uit; iedereen rolde zijn flitspak op en holde op een sukkeldraf achter Ender aan door de gangen naar de gymzaal. Hij liet hen tweemaal de stormbaan afleggen en verdeelde hen toen in drie groepen die bij toerbeurt de trampoline, de lange mat en de kast afwerkten. ‘Zorg dat jullie niet te moe worden, het is alleen om goed wakker te worden.’Hij hoefde niet bang te zijn dat ze zich te veel zouden vermoeien. Ze waren in uitstekende conditie, licht en lenig en vooral erg opgewonden over het komende gevecht. Een paar begonnen er voor de gein een partijtje te worstelen — door het op handen zijnde gevecht was het ineens niet meer saai in de gymzaal, maar hartstikke leuk. Ze hadden het opperste zelfvertrouwen van lieden die zich nog nooit in de strijd gemeten hadden en menen dat ze er klaar voor zijn. Nou, waarom zouden ze dat niet menen. Ze zijn er klaar voor en ik ook.
Om 06.40 uur gaf hij hun opdracht om zich aan te kleden. Onder het aankleden had hij een gesprek met de pltonleiders en hun assistenten. ‘De Konijnen zijn bijna allemaal veteranen, maar Carn Carby is nog maar vijf maanden hun bevelhebber en ik heb nooit tegen ze gevochten terwijl ze onder zijn bevel stonden. Als soldaat was hij behoorlijk goed en de Konijnen doen het in de competitie al jaren goed. Maar ik verwacht dat we wel massaformaties zullen zien en ik maak me dus geen zorgen.’
Om 06.50 uur liet hij hen allemaal op de matten liggen om zich goed te ontspannen. Waarna hij hen om 06.56 uur overeind joeg en ze in looppas door de gang naar de strijdzaal holden. Af en toe nam Ender een sprongetje om het plafond aan te tikken. De jongens maakten allemaal ook een sprong om dezelfde plek op het plafond aan te tikken. Hun lichtwijzer wees naar links; de Konijnen waren al naar rechts doorgestuurd. En om 06.58 uur bereikten ze hun poort naar de strijdzaal.
De pltons stelden zich op in vijf rijen achter elkaar. A en E stonden klaar om de zij-handgrepen te pakken en zich naar de zijkanten te zwiepen. B en D stonden opgesteld om de twee evenwijdige plafondhandgrepen te gebruiken om zich opwaarts de nul g ruimte in te slingeren. Het C-plton was gereed om met een forse afzet tegen de drempel omlaag te duiken.
Omhoog, omlaag, links, rechts; Ender stond voor de troep, tussen de rijen in om straks niet in de weg te staan en benadrukte nog even de juiste oriëntatie. ‘Waar is de poort van de vijand?’
Beneden, riepen ze allemaal lachend. En op dat moment werd boven noord, beneden werd zuid en links en rechts werden oost en west.
De grijze wand voor hen verdween en de strijdzaal werd zichtbaar. Het was geen nachtwedstrijd maar het was ook niet bepaald licht -het licht brandde ongeveer op halve sterkte, alsof het schemerde. In het schemerige licht kon hij in de verte de deur van de vijand zien waar al een golf verlichte flitspakken door naar binnen stroomde. Dat deed Ender toch even genoegen. Iedereen had de verkeerde lering getrokken uit Bonzo’s verkeerde gebruik van Ender Wiggin. Ze doken allemaal onmiddellijk door de deur, zodat ze niet de kans kregen om iets anders te doen dan de naam roepen van de formatie die gebruikt zou worden. Bevelhebbers hadden geen tijd om na te denken. Nou, Ender zou die tijd nemen omdat hij erop rekende dat de vaardigheid van zijn soldaten om met bevroren benen te vechten hen heel zou houden als ze laat door de poort kwamen.
Ender bekeek de indeling van de strijdzaal. Het vertrouwde open rooster dat meestal voor eerste gevechten werd gebruikt, iets dergelijks als het klimrek in het park, met een stuk of zeven a acht sterren verspreid over het rooster. Er waren er genoeg en ze bevonden zich in een voldoende voorwaartse positie om het de moeite waard te maken om een poging te doen om ze in te nemen. ‘Verspreiden naar de nabije sterren,’zei Ender. ‘C probeert langs de wand te glippen. Als het lukt volgen A en E ook. Lukt het niet dan beslis ik ter plaatse wel wat te doen. Ik ga met D mee. Voorwaarts mars!’
Alle soldaten wisten wat er gaande was, maar tactische beslissingen werden geheel aan de pltonleiders overgelaten. Zelfs met Enders bevelen stroomden ze maar tien seconden te laat de deur uit. De Konijnen waren al aan een of andere ingewikkelde dans bezig aan hun eigen kant van de zaal. In alle andere legers waarin Ender had meegevochten zou hij er nu voor moeten zorgen dat hij en zijn plton in hun eigen formatie de juiste plaats innamen. Maar hij en zijn manschappen konden al hun aandacht besteden aan het zoeken van manieren om langs de formatie te glippen, de sterren in te nemen, de hoeken van de zaal te bezetten en dan de vijandelijke formatie op te breken in betekenisloze kluiten die niet wisten wat ze deden. Ook al werkten ze nog niet eens vier weken samen, de manier waarop ze vochten leek nu al de enige verstandige manier, de enige mogelijke manier. Ender was bijna verbaasd dat de Konijnen niet al wisten dat ze een hopeloos verouderde tactiek volgden.
C-plton scheerde vlak langs de wand met hun gebogen knieën naar de vijand toe. Gekke Tom, Pltonleider van C had zijn manschappen kennelijk opdracht gegeven om hun eigen benen meteen maar te bevriezen. Dat was een prima idee in dit schemerige licht omdat de verlichte flitspakken op de bevroren plaatsen donker werden. Ze waren zo heel wat minder makkelijk te zien. Ender zou hem daar een pluim voor geven.
De Konijnen slaagden erin om de aanval van C-plton af te slaan, maar pas nadat Gekke Tom en zijn jongens hun formatie in stukken hadden gebroken door een tiental Konijnen te bevriezen voor ze zich terugtrokken in de veilige dekking van een ster. Maar het was een ster achter de Konijnenformatie, wat betekende dat ze nu makkelijke doelwitten zouden zijn.
Kau Tsoeng, gewoonlijk Kouwe Soep geheten, was de leider van D-plton. Hij gleed behendig langs de rand van de ster naar de plek waar Ender geknield zat. ‘Wat dacht je van tegen de noordwand stuiteren en geknield boven hun kop uitkomen?’
‘Doen,’zei Ender. ‘Ik ga met B naar het zuiden om te proberen achter hen te komen.’Toen schreeuwde hij: ‘A en E traag langs de wanden!’Hij gleed met zijn voeten naar voren langs de ster, haakte zijn tenen achter de rand en zwiepte zich omhoog naar de bovenwand waar hij zich afzette en naar de ster van B-plton suisde. Een tel later voerde hij hen omlaag langs de zuidwand. Ze zetten zich bijna volmaakt tegelijk af en kwamen uit achter de twee sterren die door de soldaten van Carn Carby verdedigd werden. Het leek wel boter snijden met een warm mes. De Konijnen waren nergens meer, er moest alleen hier en daar nog wat opruimingswerk gedaan worden. Ender verdeelde zijn pltons in halve pltons die alle hoeken moesten afspeuren op zoek naar vijandelijke soldaten die nog ongedeerd of licht beschadigd waren. Drie minuten later rapporteerden zijn pltonleiders dat de zaal schoon was. Ender had maar één totaal bevroren jongen — eentje van het C-plton dat het bij de aanval het zwaarst te verduren had gehad — en er waren er maar vijf buiten gevecht gesteld. De meesten waren aangeschoten maar voornamelijk in de benen en een groot deel van die treffers hadden ze zichzelf aangedaan. Al met al was het zelfs beter gegaan dan Ender had verwacht.
Ender gunde zijn pltonleiders de eer om de poort te openen — vier helmen in de hoeken en Gekke Tom om door de deur te gaan. De meeste bevelhebbers kozen een willekeurige overlevende om door de poort te gaan; Ender had zowat iedereen kunnen kiezen. Een prima gevecht.
De lichten gingen op volle sterkte branden en majoor Anderson stapte in eigen persoon door de lerarendeur aan de zuidkant van de strijdzaal. Hij keek heel plechtig toen hij Ender de lerarenhaak overhandigde die altijd werd uitgereikt aan de overwinnaar van de wedstrijd. Ender gebruikte hem natuurlijk eerst om de flitspakken van zijn eigen manschappen te ontdooien en daarna stelde hij hen op in pltons voor hij de vijand ging ontdooien. Een kordate, militaire aanblik wilde hij bieden als Carby en de Konijnen hun lichamen weer onder controle kregen. Ze zullen ons misschien vervloeken, ze zullen over ons liegen maar ze zullen nooit vergeten dat wij hen vernietigden en wat ze ook zullen beweren, andere soldaten en andere bevelhebbers zullen dat in hun ogen zien; in die Konijne-ogen zullen ze ons, vrijwel onbeschadigd als overwinnaars uit ons eerste gevecht te voorschijn gekomen, in onberispelijke opstelling weerspiegeld zien. Draak zal niet erg lang een onbekende naam blijven.
Carn Carby kwam naar Ender toe zodra hij ontdooid was. Hij was een twaalfjarige jongen die kennelijk pas in zijn laatste schooljaar bevelhebber was geworden. Hij was dus absoluut niet verwaand zoals de lui die op hun elfde een commandopost kregen. Dit moet ik onthouden, dacht Ender, voor als ik verlies. Altijd je waardigheid behouden en lof toezwaaien waar die verdiend was, dan was verliezen geen schande. En ik hoop maar dat ik dat niet te vaak hoef te doen.
Anderson liet de Draken als laatste inrukken nadat de Konijnen waren afgedropen door de poort waardoor Enders jongens waren binnengekomen. Toen leidde Ender zijn leger door de poort van de vijand de zaal uit. De lichtbalk aan de onderkant van de deur herinnerde hen eraan welke kant beneden was als ze eenmaal weer in de zwaartekrachtomgeving waren. Ze landden allemaal lichTVoetig op hun benen en maakten nog een paar hollende passen. Ze verzamelden zich in de gang. ‘Het is nu 07.15 uur,’zei Ender, ‘en dat betekent dat jullie een kwartier hebben om te ontbijten voor ik jullie allemaal weer in de strijdzaal terugzie voor de ochtendoefening.’Hij hoorde hen stilzwijgend zeggen: Hé man, kom op, we hebben gewonnen, we hebben wat te vieren. Uitstekend, antwoordde Ender, toegestaan. ‘En jullie hebben toestemming van je bevelhebber om elkaar tijdens het ontbijt met voedsel te bekogelen.’
Ze lachten en juichten en hij liet ze inrukken en stuurde hen in looppas terug naar de slaapzaal. Voor ze vertrokken nam hij zijn pltonleiders nog even apart om hun te vertellen dat hij niemand voor 07.45 uur terug verwachtte voor de oefensessie, en dat de oefening vroeg afgelopen zou zijn om de jongens gelegenheid te geven om nog even te douchen. Een half uur voor het ontbijt en niet douchen na een wedstrijdgevecht — het was nog altijd zuinig, maar het zou gul lijken vergeleken bij een kwartier. En Ender wilde graag dat de mededeling dat ze een kwartier extra kregen door de pltonleiders werd gedaan. Laat de jongens maar leren dat gulle gebaren van hun pltonleiders kwamen, en strenge bevelen van hun bevelhebber — dat zou de band tussen de kleine, hechte groepjes van zijn weefsel alleen maar sterker maken.
Ender ging niet ontbijten. Hij had geen trek. In plaats daarvan ging hij naar het washok om te douchen en ondertussen zijn flitspak in de wasautomaat te stoppen zodat het weer schoon zou zijn als hij afgedroogd was. Hij waste zich tweemaal en liet het water langdurig over zijn lijf stromen. Het werd toch allemaal gezuiverd voor hergebruik. Laat iedereen vandaag maar wat van mijn zweet drinken. Ze hadden hem een ongeoefend leger gegeven en hij had gewonnen en niet eens op het nippertje ook. Hij had gewonnen met maar zes man bevroren of buiten gevecht gesteld. Eens zien hoe lang andere bevelhebbers hun massale formaties blijven gebruiken nu ze gezien hebben wat een flexibele tactiek kan doen.
Hij zweefde in het centrum van de strijdzaal toen zijn soldaten begonnen binnen te druppelen. Niemand sprak hem aan uiteraard. Ze wisten dat hij zijn mond open zou doen als hij vond dat het daar tijd voor was.
Toen ze allemaal aanwezig waren gebruikte Ender zijn haak om dichterbij te komen en keek hen vervolgens een voor een aan. ‘Prima eerste gevecht,’zei hij; voldoende aanleiding voor gejuich en een poging om een spreekkoor van ‘Draken, Draken,’aan te heffen, wat door hem snel in de kiem werd gesmoord. ‘Het Drakenleger heeft het tegen de Konijnen heel goed gedaan. Maar de vijand zal niet altijd zo slecht zijn. Als dat een goed leger was geweest, C-plton, was jullie nadering zo traag dat ze jullie van de flanken uit afgeslacht zouden hebben voor je een goede positie kon bereiken. Jullie hadden je moeten splitsen en onder een schuine hoek van twee kanten moeten naderen, dan hadden ze jullie niet in de flank kunnen treffen. A en E, jullie hebben miserabel geschoten. De score geeft aan dat jullie gemiddeld één voltreffer per twee soldaten haalden. Dat betekent dat de meeste treffers gemaakt zijn door van dichtbij aanvallende soldaten. Dat kan zo niet blijven — een bekwame vijand zou de aanvalsgroep aan flarden rijten als die door de soldaten in de achterhoede niet beter gedekt wordt. Ik wil dat elk plton gaat werken aan scherpschieten op verre doelen, bewegend en niet bewegend. Halve pltons fungeren om beurten als doelwit. Ik kom elke drie minuten pakken ontdooien. Aan de slag, mars.’
‘Mogen we met sterren werken?’vroeg Kouwe Soep. ‘Om onze schiethand vaster te maken?’
‘Ik wil niet dat jullie gewend raken om je armen te ondersteunen. Als je je hand niet vast genoeg vindt, bevries je je elleboog maar! Ingerukt, mars.’
De pltonleiders hadden iedereen binnen de kortste keren aan de gang en Ender ging van groep naar groep om voorstellen te opperen en soldaten te helpen die ergens bijzonder veel moeite mee hadden. De soldaten wisten inmiddels al dat Ender tegen groepen behoorlijk hardvochtige taal kon uitslaan, maar dat hij als hij met een individueel soldaat aan het werk was altijd geduld had, altijd bereid was om zo vaak als nodig zijn uitleg te herhalen, altijd op rustige toon zijn voorstellen opperde en altijd naar vragen en problemen en verklaringen luisterde. Maar als ze gekscherende opmerkingen tegen hem maakten lachte hij nooit, en ze gaven het al gauw op. Elk moment dat ze samen waren was hij de bevelhebber. Hij hoefde hen daar nooit aan te herinneren; hij was het gewoon.
Ze werkten de hele dag met de smaak van de overwinning in hun mond en ze juichten opnieuw toen ze voor het middagmaal een half uur eerder ophielden. Ender liet de pltonleiders tot de aanvang van de middagpauze in de strijdzaal blijven voor nabespreking van de tactieken die ze gebruikt hadden en evaluatie van het werk van hun individuele soldaten. Daarna ging hij naar zijn eigen kamer en trok voor het eten snel zijn uniform aan. Hij zou ongeveer tien minuten te laat de bevelhebbersmess binnenstappen. Betere timing kon hij zich niet wensen. Aangezien dit zijn eerste overwinning was, had hij de bevelhebbersmess nog nooit van binnen gezien en had hij er dus geen idee van welk gedrag er van nieuwe bevelhebbers verwacht werd, maar hij wist wel dat hij vandaag als laatste wilde binnenkomen, als de uitslagen van de ochtendgevechten al in het scorebord verwerkt waren. Drakenleger is in elk geval geen onbekende naam meer.
Er ontstond geen grote opschudding toen hij binnenstapte. Maar toen sommigen van hen zagen hoe klein hij was en toen ze vervolgens de draken op de mouwen van zijn uniform zagen, staarden ze hem openlijk aan en tegen de tijd dat hij zijn blad had gevuld en aan een tafel ging zitten, was het doodstil in het vertrek. Ender begon te eten, traag en keurig, en deed net of hij niet wist dat hij in het middelpunt van de belangstelling stond. Langzamerhand kwamen de gesprekken en het geroezemoes weer op gang en kon Ender zich voldoende ontspannen om eens rond te kijken.
Het scorebord nam een hele wand van het vertrek in beslag. De manschappen werden op de hoogte gehouden van alle verrichtingen van de laatste twee jaar van de verschillende legers; maar hier werd van iedere bevelhebber een scorelijst bijgehouden. Een nieuwe bevelhebber kon geen hoge positie van zijn voorganger erven — hij werd ingedeeld naar zijn eigen verrichtingen.
Ender stond op de hoogste plaats. Een volmaakte winst-verliesscore natuurlijk, maar in de andere categorieën lag hij ook ver op de anderen voor. Gemiddeld aantal soldaten buiten gevecht gesteld, gemiddeld aantal vijanden buiten gevecht gesteld, gemiddelde wedstrijdduur bij winst — in elke categorie stond hij als eerste geklasseerd.
Toen hij bijna klaar was met eten kwam iemand achter hem staan die hem op zijn schouder tikte.
‘Mag ik even bij je komen zitten?’Ender hoefde zich niet om te draaien om te weten dat het Dink Meeker was.
‘Hoi, Dink,’zei Ender. ‘Ga zitten.’
‘Hallo gouwe strontbroek,’zei Dink opgewekt. ‘We proberen allemaal uit te puzzelen of jouw scores op het bord nou een wonder zijn of een vergissing.’
‘Een gewoonte,’zei Ender.
‘Eén overwinning is nog geen gewoonte,’zei Dink. ‘Kijk maar uit dat je geen kapsones krijgt. Als je nieuw bent laten ze je eerst tegen de zwakkere bevelhebbers uitkomen.’
‘Carn Carby staat nu niet bepaald onder aan de ranglijst.’Dat was waar. Carby zat ergens in de middenmoot.
‘Hij is wel goed,’zei Dink, ‘als je in aanmerking neemt dat hij nog maar net is begonnen. Belooft wel wat goeds. Jij belooft niks goeds. Jij bent een gevaar.’
‘Een gevaar voor wat? Krijgen jullie minder te eten als ik win? Ik dacht dat jij me vertelde dat dit allemaal een stom spel was en dat het allemaal volkomen onbelangrijk was.’
Dink werd niet graag met zijn eigen woorden om de oren geslagen, niet onder deze omstandigheden. ‘Jij bent degene die mij zo gek heeft gekregen dat ik ging meedoen. Maar ik ga met jou geen spelletjes spelen, Ender. Mij zal je niet verslaan.’
‘Misschien niet,’zei Ender.
‘Ik heb je zelf alles bijgebracht,’zei Dink.
‘Alles wat ik weet,’zei Ender. ‘Ik improviseer momenteel maar wat.’
‘Gefeliciteerd,’zei Dink.
‘Fijn om te weten dat ik hier een vriend heb.’Maar Ender was er niet helemaal zeker van of Dink zijn vriend nog wel was. En Dink kennelijk ook niet. Na een paar betekenisloze zinnen ging Dink weer terug naar zijn eigen tafel.
Toen hij klaar met eten was keek Ender de zaal rond. Er werd heel wat afgekletst in kleine groepjes. Ender zag Bonzo die inmiddels een van de oudste bevelhebbers was. Vok de Gok was afgestudeerd. Petra zat in een groepje in de verste hoek en ze keek geen enkele keer in zijn richting. Aangezien de meeste anderen af en toe stiekem naar hem loerden, met inbegrip van de mensen waarmee Petra zat te praten, was Ender er vrijwel zeker van dat ze opzettelijk zijn blik meed. Dat is het probleem als je van het begin af aan wint, bedacht Ender. Je raakt je vrienden kwijt.
Over een paar weken zouden ze er wel aan gewend zijn. Tegen de tijd dat ik mijn volgende wedstrijdgevecht heb, is alles hier wel weer bedaard.
Carn Carby kwam Ender nog speciaal even begroeten voor het einde van de middagpauze. Het was opnieuw een hoffelijk gebaar en in tegenstelling tot Dink leek Carby geenszins op zijn hoede. ‘Op dit moment ben ik natuurlijk in ongenade,’zei hij openhartig. ‘Ze willen me niet geloven als ik zeg dat jij dingen deed die niemand ooit nog gezien heeft. Ik hoop dus dat je het volgende leger waartegen je moet vechten totaal zal vermorzelen. Om mij een dienst te bewijzen.’
‘Om jou een dienst te bewijzen,’zei Ender. ‘En bedankt dat je met me bent komen praten.’
‘Ik vind dat ze je behoorlijk lullig behandelen. Meestal wordt een nieuwe bevelhebber toegejuicht als hij voor het eerst in de mess komt eten. Maar ja, een nieuwe bevelhebber heeft ook meestal al een paar verliespartijen achter de kiezen voor hij eindelijk hier binnen stapt. Ik eet hier nog maar een maand. Als iemand het verdient om toegejuicht te worden dan ben jij het wel. Maar ja, zo is het leven. Laat ze in het zand bijten!’
‘Ik doe m’n best.’Carn Carby vertrok en Ender voegde hem in gedachten toe aan zijn geheime lijst van personen die ook nog iets voorstelden als mens.
Die nacht sliep Ender beter dan hij in lange tijd had gedaan. Hij sliep zelfs zo goed dat hij pas wakker werd toen het licht aanging. Hij voelde zich prima en holde in looppas naar het washok om te gaan douchen, zodat hij het strookje papier op zijn vloer pas opmerkte toen hij terugkwam en zijn uniform begon aan te trekken. En hij zag het papiertje alleen maar omdat het bewoog in de luchtstroom toen hij zijn uniform uit de kast rukte. Hij raapte het papiertje op en las het.
PETRA ARKANIAN, FENIKSLEGER, 07.00
Het was zijn oude leger, dat hij amper vier weken geleden had verlaten en hij kende hun gevechtsformaties van haver tot gort. Gedeeltelijk door Enders invloed waren ze van alle legers het meest flexibele en konden ze relatief snel op nieuwe situaties reageren. Feniks zou het best in staat zijn om Enders vloeiende, patroonloze aanval het hoofd te bieden. De leraren waren vastbesloten om het leven interessant voor hem te maken.
07.00 stond er op het papiertje en het was al 06.30. Misschien waren er al een paar van zijn jongens onderweg naar het ontbijt. Ender smeet zijn uniform opzij, greep zijn flitspak en stond een ogenblik later in de deuropening van de slaapzaal van zijn leger.
‘Heren, ik hoop dat jullie gister iets geleerd hebben, want vandaag doen we het nog een keer.’
Het duurde even voor ze beseften dat hij een wedstrijdgevecht bedoelde en geen oefening. Het moest een vergissing zijn, zeiden ze. Niemand had ooit twee dagen achter elkaar een wedstrijdgevecht.
Hij overhandigde het papiertje aan Fly Molo, de leider van A-plton, die onmiddellijk ‘Flitstenue’schreeuwde en zich begon om te kleden.
‘Waarom heb je ons dat niet eerder gemeld?’vroeg Kouwe Soep. Kouwe Soep had de gewoonte om Ender dingen te vragen die niemand anders durfde vragen.
‘Ik vond het nodig dat jullie eerst onder de douche gingen,’zei Ender. ‘Gister beweerden de Konijnen dat we alleen maar wonnen omdat ze flauw vielen van de stank.’
De soldaten die hem hoorden moesten lachen.
‘Vond het papiertje zeker pas toen je uit het washok terugkwam?’
Ender zocht naar de eigenaar van die stem. Het was Erwt die hem, al in flitspak gestoken, brutaal aankeek. Mooie gelegenheid om mij oude vernederingen betaald te zetten, niet waar, Erwt?
‘Tja,’zei Ender vol minachting, ‘mijn hoofd zit natuurlijk niet zo dicht bij de grond als het jouwe.’
Weer werd er gelachen. Erwt kreeg een rooie kop van kwaadheid.
‘Het is duidelijk dat we er niet op kunnen rekenen dat alles op de oude manier zal gaan,’zei Ender. ‘Reken er dus op dat we op alle mogelijke tijden voor een wedstrijdgevecht opgeroepen kunnen worden. En vaak. Ik kan niet beweren dat de manier waarop ze met ons rondsollen me erg aanstaat, maar er is één ding dat me wel bevalt -dat ik een leger heb dat het aankan.’
Als hij hun daarna gevraagd zou hebben om hem zonder ruimte-pakken naar de maan te volgen hadden ze zelfs dat gedaan.
Petra was geen Carn Carby; zij had heel wat flexibeler patronen en reageerde veel vlugger op Enders razendsnelle, geïmproviseerde, onvoorspelbare aanval. Aan het eind van de strijd bleek dat Ender drie bevroren jongens en negen buiten gevecht gestelden te hebben opgeleverd. Petra was ook bepaald niet hoffelijk toen ze zich na afloop over zijn hand boog. Haar woedende ogen leken te zeggen: Ik was je vriend en dan verneder je mij op deze manier!
Ender deed net of hij haar woede niet zag. Hij rekende erop dat ze na nog een paar wedstrijdgevechten wel zou beseffen dat zij in feite meer voltreffers tegen hem had gescoord dan hij ooit nog van iemand anders verwachtte. En hij stak nog steeds dingen van haar op. Tijdens hun dagelijkse oefenuur zou hij zijn pltonleiders leren hoe ze de streken die Petra hun had geleverd moesten bestrijden. Ze zouden gauw genoeg weer vrienden zijn.
Hoopte hij.
Aan het eind van de week had het Drakenleger in zeven dagen zeven wedstrijdgevechten geleverd. De score stond op zeven maal winst en nul maal verlies. Ender had geen enkele keer meer verliezen geleden dan in het gevecht tegen het Feniksleger en in twee gevechten had hij zelfs geen enkele bevroren of aangeschoten soldaat gehad. Niemand geloofde meer dat het toeval was dat hij meteen boven aan de ranglijst terecht was gekomen. Hij had toplegers verslagen met ongehoorde verschillen. De andere bevelhebbers konden hem niet langer negeren. Een aantal van hen kwam tijdens de maaltijden bij hem zitten om hem behoedzaam uit te horen over hoe hij zijn meest recente tegenstanders had verslagen. Hij vertelde hun dat openhartig, in het vertrouwen dat maar weinigen van hen zouden weten hoe ze hun soldaten en hun pltonleiders moesten oefenen om dezelfde prestatie te kunnen leveren die de zijne konden leveren. En terwijl Ender met een paar van de bevelhebbers praatte, verzamelden zich rondom de tegenstanders die Ender had verslagen veel grotere groepen die zich gezamenlijk bogen over de vraag hoe Ender verslagen zou kunnen worden.
Er waren er ook vrij veel die een gruwelijke hekel aan hem hadden. Vanwege het feit dat hij zo jong was, dat hij zo fantastisch goed was, dat hij hun overwinningen zo magertjes en zwak had doen lijken. Aanvankelijk zag Ender het alleen op hun gezicht als hij hen in de gangen tegenkwam, maar later begon het hem ook op te vallen dat sommige jongens massaal opstonden om naar een andere tafel te verhuizen als hij in de bevelhebbersmess bij hen in de buurt kwam zitten; en er begonnen ellebogen op te duiken die hem per ongeluk aanstootten in de speelzaal, voeten die met de zijne in de knoop raakten bij het betreden of verlaten van de gymzaal en klodders spuug en proppen nat papier die hem van achteren troffen als hij door de gangen holde. In de strijdzaal konden ze hem niet verslaan, wisten ze — en in plaats daarvan vielen ze hem dus aan in een omgeving waar ze dat veilig konden doen, waar hij geen reus was maar gewoon een kleine jongen. Ender verfoeide hen, maar in het geheim, zo in het geheim dat hij het zelf niet eens wist, was hij ook bang voor hen. Het waren precies de kleine kwellingen die Peter altijd had gebruikt en Ender begon zich veel te goed thuis te voelen.
Maar toch waren het onbetekenende ergernissen en Ender wist zichzelf zover te krijgen dat hij ze opvatte als een alternatieve vorm van lof. De andere legers begonnen Ender al na te volgen. De meeste soldaten vielen inmiddels aan met hun knieën opgetrokken; massale formaties werden zelden meer gebruikt en meer bevelhebbers gaven pltons opdracht om langs de wanden te glippen. Maar niemand had nog Enders indeling in vijf pltons overgenomen — dat bezorgde hem het voordeeltje dat als zij eenmaal de gangen van vier eenheden in de gaten hadden, ze niet meer naar een vijfde eenheid zouden zoeken.
Ender leerde hun van alles over gevechtstactiek in nul g omstandigheden. Maar waar kon Ender terecht om nieuwe dingen op te steken?
Hij begon de videozaal te gebruiken die vol stond met propagandabanden over Mazer Rackham en andere beroemde bevelhebbers van de menselijke strijdkrachten uit de Eerste en de Tweede Invasie. Ender maakte de algemene oefenperiode een uur korter en gaf zijn pltonleiders de gelegenheid om in zijn afwezigheid zelf met hun manschappen te oefenen. Meestal organiseerden ze nepschermutselingen van plton tegen plton. Ender bleef lang genoeg om te zien of alles goed ging en vertrok dan om naar de oude gevechten te gaan kijken.
De meeste videobanden waren zonde van zijn tijd. Heldhaftige muziek, close-ups van bevelhebbers en met medailles onderscheiden soldaten, verwarde opnames van mariniers die kruiperdinstallaties binnendrongen. Maar hier en daar trof hij toch bruikbare stukjes film aan: schepen die als lichtpunten in de donkere ruimte manoeuvreerden of nog beter de lichtjes op de scheepsschermen die een volledig overzicht van een gevecht gaven. Het was moeilijk om op de videobanden alle drie de dimensies te zien en de reeksen waren vaak kort en niet van uitleg voorzien. Maar Ender begon te zien hoe goed de kruiperds gebruik maakten van schijnbaar willekeurige vlucht-patronen om verwarring te zaaien, hoe ze lokaas en schijnbewegingen gebruikten om de I.V.-schepen in de val te laten lopen. Sommige gevechten waren in een heleboel kleine stukjes geknipt die over verschillende videobanden verdeeld waren; door die in de juiste volgorde te bekijken kon Ender hele gevechten reconstrueren. Hij begon dingen te zien die de officiële commentatoren nooit noemden. Zij deden nooit anders dan trots proberen te wekken voor wat de mensen bereikt hadden en walging voor de kruiperds, maar Ender begon zich af te vragen hoe het in hemelsnaam mogelijk was dat de mensheid had gewonnen. Mensenschepen waren log; vloten reageerden ondraaglijk traag op nieuwe omstandigheden terwijl de kruiperd-vloot als een volmaakte eenheid leek te opereren en ogenblikkelijk reageerde op elke nieuwe uitdaging. Natuurlijk waren in de Eerste Invasie de mensenschepen volkomen ongeschikt voor snelle gevechten, maar dat waren de kruiperdschepen toen ook; pas in de Tweede Invasie waren de schepen en de wapens snel en dodelijk.
Het waren dus de kruiperds en niet de mensen waarvan Ender nieuwe strategische kennis opdeed. Hij schaamde zich en vond het ook griezelig om iets te leren van die meer dan afgrijselijke, afzichtelijke, moordlustige en walgelijke vijanden. Maar ze waren ook heel goed in wat ze deden. Tot op zekere hoogte. Ze leken wel altijd maar een enkele basistactiek te volgen — het grootste aantal schepen bijeenbrengen op het punt waar de strijd het hevigst was. Ze deden nooit iets verrassends, iets dat blijk gaf van een briljante inval of een stommiteit van een ondergeschikte officier. Kennelijk hadden ze een zeer strakke discipline.
En er was iets eigenaardigs. Er werd een hele hoop over Mazer Rackham gekletst maar er was verdomd weinig filmmateriaal over zijn eigenlijke gevecht. Een paar taferelen uit het begin van de slag waarin Rackhams kleine strijdmacht zielig afstak bij de enorme overmacht van de hoofdvloot van de kruiperds. De kruiperds hadden de hoofdvloot van de mensen al verslagen ter hoogte van het kometenafweerscherm, waarbij ze de oudste sterschepen wegvaagden en de menselijke pogingen om hoogstaande tactiek te beoefenen tot een lachertje maakten — die film werd vaak vertoond, om telkens weer het leed en de verschrikking van de overwinning van de kruiperds op te rakelen. Vervolgens stootte de vloot dan op de kleine strijdmacht van Mazer Rackham die zich in de nabijheid van Saturnus ophield; de hopeloos ongelijke verhoudingen werden getoond en dan —
Dan loste de kleine kruiser van Mazer Rackham één schot waarmee hij één van de vijandelijke schepen opblies. Dat was alles wat ze ooit lieten zien. Meters film waarop mariniers zich met snijstraalders toegang verschaften tot kruiperdschepen. In de schepen overal hopen kruiperdlijken. Maar geen opnames van kruiperds die iemand doodden in handgemeen, tenzij in opnames uit de Eerste Invasie die ertussen gemonteerd waren. Het frustreerde Ender dat de overwinning van Mazer Rackham zo duidelijk aan censuur was onderworpen. Leerlingen van de Krijgsschool konden van Mazer Rackham heel wat opsteken en alles wat met zijn overwinning te maken had werd uit beeld geweerd. Deze passie voor geheimhouding was niet bepaald een steun voor de kinderen die moesten leren om Mazer Rackhams prestatie te herhalen.
Zodra bekend begon te worden dat Ender Wiggin eindeloos naar de videobanden van de oorlog zat te kijken, trok de videozaal natuurlijk een hele drom volk. Het waren bijna allemaal bevelhebbers die dezelfde banden bekeken als Ender en net deden of ze begrepen waarom hij ernaar keek en wat hij ervan opstak. Ender legde nooit iets uit. Zelfs toen hij een keer zeven reeksen uit één zelfde gevecht maar afkomstig van verschillende banden liet zien, was er maar één jongen die aarzelend vroeg: ‘Zijn soms een paar van die opnames van hetzelfde gevecht?’
Ender haalde alleen zijn schouders op alsof het niet belangrijk was.
In het laatste uur van de oefenperiode op de zevende dag, nog maar een paar uur nadat Enders leger zijn zevende wedstrijdgevecht had gewonnen, stapte majoor Anderson in eigen persoon de videozaal binnen. Hij overhandigde een van de aanwezige bevelhebbers een strookje papier en zei toen tegen Ender: ‘Kolonel Graff wenst je nu direct te spreken in zijn kamer.’
Ender stond op en liep achter Anderson de gangen door. Anderson ontsloot met zijn handpalm de sloten die de leerlingen uit de officiersverblijven weghielden; tenslotte bereikten ze de ruimte waar Graff wortel had geschoten in een draaistoel die met bouten aan de stalen vloer vastgezet was. Zijn buik hing nu over allebei de armleuningen, zelfs als hij rechtop zat. Ender probeerde zich te herinneren hoe Graff er vroeger had uitgezien. Toen Ender hem nog maar vier jaar geleden voor het eerst zag, had Graff niet bijzonder dik geleken. De tijd en de spanningen waren niet vriendelijk geweest voor de directeur van de Krijgsschool.
‘Nog maar zeven dagen geleden had je je eerste wedstrijdgevecht, Ender,’zei Graff.
Ender gaf geen antwoord.
‘En in die zeven dagen heb je zeven wedstrijdgevechten gewonnen; elke dag één.’
Ender knikte.
‘Je scores zijn ook ongewoon goed.’
Ender knipperde met zijn oogleden.
‘Waaraan schrijf je je opmerkelijke succes toe, commandant?’
‘U heeft me een leger gegeven dat alles doet wat ik maar kan bedenken om het te laten doen.’
‘En wat heb je het te doen gegeven?’
‘We oriënteren ons met de vijandelijke poort als beneden en gebruiken onze onderbenen als schild. We mijden massaformaties en blijven beweeglijk. Het helpt dat ik vijf pltons van acht man heb in plaats van vier pltons van tien man. Bovendien hebben onze vijanden de tijd nog niet gehad om doelmatig op onze nieuwe technieken te reageren en we kunnen dus blijven winnen door steeds dezelfde kunstjes uit te halen. Dat zal niet lang stand kunnen houden.’
‘Je verwacht dus niet dat je zult blijven winnen.’
‘Niet met dezelfde trucjes, nee.’
Graff knikte. ‘Ga zitten, Ender.’
Ender en Anderson gingen allebei zitten. Graff keek Anderson aan en Anderson nam het woord. ‘In wat voor conditie is je leger nu het zo vaak strijd heeft moeten leveren?’
‘Het bestaat inmiddels geheel uit veteranen.’
‘Maar hoe gaat het met ze? Zijn ze moe?’
‘Als ze dat zijn, dan geven ze het in ieder geval niet toe.’
‘Zijn ze nog steeds scherp?’
‘Jullie beheren de computerspellen die met de menselijke geest rommelen. Dat kunnen jullie mij beter vertellen.’
‘Wij weten wat wij weten. We willen weten wat jij weet.’
‘Mijn soldaten zijn heel erg goed, majoor Anderson. Ik ben ervan overtuigd dat ze hun grenzen hebben, maar die hebben we nog niet bereikt. Een aantal van de nieuwelingen heeft wat problemen omdat ze bepaalde basistechnieken nooit echt goed onder de knie gekregen hebben, maar ze werken er hard aan om dat te verhelpen. Wat wilt u van me horen, dat ze rust nodig hebben? Natuurlijk hebben ze rust nodig. Ze hebben een paar weken vakantie nodig. Van leren komt geen moer terecht, we halen geen van allen goede resultaten in onze klassen. Maar dat weten jullie en kennelijk kan het jullie niet schelen, dus waarom zou het mij dan wat kunnen schelen?’
Graff en Anderson keken elkaar aan. ‘Ender, waarom bestudeer je de videobanden van de oorlog met de kruiperds?’
‘Om tactiek van op te steken natuurlijk.’
‘Die videobanden zijn voor propagandadoeleinden vervaardigd. Al onze tactiek is eruit gesneden.’
‘Dat weet ik.’
Graff en Anderson keken elkaar nogmaals aan. Graff trommelde met zijn vingers op de tafel. ‘Je speelt nooit meer het improvisatiespel,’zei hij.
Ender gaf geen antwoord.
‘Vertel me eens waarom je dat nooit meer speelt.’
‘Omdat ik heb gewonnen.’
‘Je wint nooit alles in dat spel. Er is altijd meer.’
‘Ik heb alles gewonnen.’
‘Ender, wij willen je helpen om hier zo prettig mogelijk te leven, maar als je —’
‘Jullie willen van mij de best mogelijke soldaat maken. Ga naar beneden en kijk op de ranglijst. Kijk op de ranglijst aller tijden. Tot dusver zijn jullie met mij uitstekend geslaagd. Gefeliciteerd. Wanneer laten jullie me nu eens tegen een goed leger vechten?’
Graffs strakke mond vertrok tot een grijns en hij schudde zwijgend van het lachen.
Anderson overhandigde Ender een strookje papier. ‘Nu meteen,’zei hij.
BONZO MADRID, SALAMANDERLEGER, 12.00
‘Dat is over tien minuten,’zei Ender. ‘Mijn leger staat net onder de de douche na de oefenperiode.’
Graff grijnsde. ‘Dan zou ik maar eens een beetje opschieten, jongen.’
Vijf minuten later stond hij in de slaapzaal van zijn leger. De meesten waren bezig zich aan te kleden na het douchen; er waren er al een paar naar de speelzaal of naar de videozaal om daar te wachten tot het etenstijd was. Hij stuurde drie jonge jongens weg om iedereen op te halen en liet alle anderen zo snel mogelijk hun gevechtstenue aantrekken.
‘Dit wordt een linke wedstrijd en we hebben veel te kort tijd,’zei Ender. ‘Ze hebben Bonzo ongeveer twintig minuten geleden gewaarschuwd en tegen de tijd dat wij bij de deur zijn, zijn zij al minstens vijf minuten in de zaal.’
De jongens waren verontwaardigd en klaagden luidkeels in het taaltje dat ze gewoonlijk niet in de nabijheid van hun bevelhebber bezigden. Wat flikken ze ons nou weer? Ze lijken wel totaal geschift, man.
‘Het waarom is niet belangrijk, daar breken we ons vanavond het hoofd wel over. Zijn jullie moe?’
Fly Molo gaf antwoord. ‘We hebben ons de pleuris geoefend vandaag. Om maar te zwijgen over het pak slaag dat we de Fretten vanmorgen gegeven hebben.’
‘Op één dag twee gevechten leveren heeft nog nooit iemand gedaan!’zei Gekke Tom.
Ender antwoordde op dezelfde manier: ‘De Draken verslaan heeft ook nog nooit iemand gedaan. Wordt dit jullie grote kans om eindelijk eens te verliezen?’Enders schampere vraag was zijn antwoord op hun geklaag. Eerst winnen en daarna kon je vragen stellen.
Inmiddels waren ze allemaal in de slaapzaal terug en de meesten hadden hun flitspak aan. ‘Voorwaarts mars!’riep Ender en ze holden achter hem aan; sommigen nog niet eens klaar met aankleden toen ze de gang voor de strijdzaal bereikten. Veel jongens liepen te hijgen. Dat was een slecht teken; eigenlijk waren ze te moe voor dit gevecht. De deur stond al open. Er was geen enkele ster te bekennen. Niets dan lege ruimte in een verblindend hel verlichte zaal. Nergens kon je dekking zoeken, niet eens in het donker.
‘Goeie genade,’zei Gekke Tom, ‘zij zijn ook nog niet binnen.’
Ender hield zijn hand voor zijn eigen mond om aan te geven dat ze stil moesten zijn. Met de deur open kon de vijand natuurlijk ieder woord dat ze zeiden horen. Ender wees allerlei plekken rondom de deur aan om hun duidelijk te maken dat de Salamanders ongetwijfeld rondom de deuropening tegen de wand stonden opgesteld, waar ze niet zichtbaar waren maar heel makkelijk iedereen die door de deur kwam konden bevriezen.
Ender wenkte hen allemaal achteruit bij de deur vandaan. Toen trok hij een paar van de langste jongens naar voren, waaronder Gekke Tom, die hij liet knielen, op twee knieën en met gestrekte rug zodat ze met hun lijf een hoofdletter L vormden. In die houding bevroor hij hen. Zijn leger keek zwijgend toe. Nu haalde hij de kleinste naar voren, Erwt. Hij gaf hem Toms wapen en liet Erwt geknield plaats nemen op Toms bevroren kuiten. Toen trok hij Erwts armen, met in elke hand een wapen, door Toms oksels naar voren.
Nu begrepen de jongens het. Tom was een schild, een gepantserd ruimtevaartuig en Erwt verschool zich erin. Hij was zeker niet onkwetsbaar, maar hij zou in ieder geval tijd hebben om zich te verweren.
Ender wees nog twee jongens aan om Tom en Erwt door de poort naar binnen te gooien, maar gebaarde dat ze nog even moesten wachten. Hij liep zijn hele leger langs en verdeelde het snel in groepjes van vier — een schild, een schutter en twee werpers. En toen iedereen bevroren, bewapend of klaar om te gooien was, gaf hij de werpers een teken om hun last op te pakken, die door de poort te smijten en er dan zelf achteraan te springen.
‘Marsl’riep Ender.
Daar gingen ze van start. Met twee tegelijk vlogen de pantserstellen door de poort, met de rug naar voren zodat het schild tussen de schutter en de vijand zat. De vijand opende onmiddellijk het vuur maar ze raakten voornamelijk de bevroren jongens aan de voorkant. En ondertussen konden de Draken met hun twee pistolen op hun gemak hun ordelijk tegen de wand geplakte doelwitten raken. Het was bijna onmogelijk om mis te schieten. En toen de werpers ook nog door de deur naar binnen sprongen, zich vastgrepen aan de wand waartegen de vijand zich had opgesteld en onder die dodelijke hoek vuur begonnen te geven, wisten de Salamanders niet meer of ze nu op de pantserstellen moesten schieten die hen van boven hun hoofd afslachtten of op de werpers die hen op hun eigen hoogte bestookten. Tegen de tijd dat Ender zelf door de deur kwam was het gevecht al afgelopen. Vanaf het moment dat de eerste Draak door de deur kwam tot het moment waarop het schieten ophield, was er nog niet eens een hele minuut verstreken. Twintig Draken waren bevroren of buiten gevecht gesteld en nog maar twaalf jongens waren ongedeerd. Het was hun slechtste score tot nu toe, maar gewonnen hadden ze.
Toen majoor Anderson binnenstapte en Ender de haak overhandigde kon Ender zijn woede niet langer de baas. ‘Ik dacht dat jullie ons een tegenstander zouden geven die ons in een eerlijke strijd de baas zou kunnen.’
‘Gefeliciteerd met de overwinning, commandant.’
‘Erwt!’riep Ender. ‘Als jij het bevel over de Salamanders had gevoerd, wat had jij dan gedaan?’
Erwt, buiten gevecht gesteld maar niet volledig bevroren, riep vanaf de plaats waar hij vlak bij de poort van de vijand rondzweefde: ‘Ik zou vlak voor de poort een voortdurend bewegend en veranderend formatiepatroon in stand gehouden hebben. Je moet nooit stil gaan staan als de vijand precies weet waar je zit.’
‘Als jullie toch vals spelen,’zei Ender tegen Anderson, ‘waarom leren jullie het andere leger dan niet om verstandig vals te spelen!’
‘Ik stel voor dat je je leger weer mobiel maakt,’zei Anderson.
Ender drukte de knoppen in om beide legers tegelijk te ontdooien. ‘Draken ingerukt!’riep hij meteen. Dit keer geen ingewikkelde slagorde om de overgave van het andere leger te aanvaarden. Dit was geen eerlijke strijd geweest, ook al hadden ze gewonnen — het was de bedoeling van de leraren dat ze zouden verliezen en het was uitsluitend Bonzo’s onbekwaamheid die hen had gered. Daar was geen eer mee in te leggen.
Pas toen Ender zelf de strijdzaal verliet, besefte hij dat Bonzo niet zou begrijpen dat Ender kwaad was op de leraren. Spaans eergevoel. Bonzo zou alleen maar weten dat hij verslagen was terwijl hij nota bene veruit in het voordeel was geweest; dat Ender het jongste kind in zijn leger in het openbaar had laten rondbazuinen wat Bonzo had moeten doen om te winnen; en dat Ender niet eens was gebleven om Bonzo de kans te geven zich waardig over te geven. Als Bonzo Ender niet al gehaat had, dan zou hij daar op dit moment vast en zeker mee begonnen zijn, maar nu hij hem om te beginnen al zo hevig haatte, nam zijn haat moordlustige proporties aan. Bonzo was de laatste die mij een klap heeft gegeven, bedacht Ender. Ik ben ervan overtuigd dat hij dat niet vergeten heeft.
Ender was ook iets anders niet vergeten — dat rotgeintje in de strijdzaal toen de oudere jongens een eind hadden proberen te maken aan Enders extra avondoefeningen. Maar weinigen zouden zich dat niet meer herinneren. Ze hadden toen bloed willen zien; Bonzo zal nu ook bloed willen zien. Ender speelde even met de gedachte om naar de strijdzaal terug te keren en een cursus zelfverdediging voor gevorderden te volgen, maar nu het niet alleen mogelijk was dat ze elke dag een wedstrijdgevecht kregen maar zelfs twee op één dag, wist Ender dat hij daar de tijd niet voor zou hebben. Ik zal het erop moeten wagen. De leraren hebben me in deze nesten gewerkt — dan zorgen ze ook maar dat me niks overkomt.
Erwt liet zich volkomen uitgeput op zijn brits vallen — de helft van de jongens in de slaapzaal sliep al, ook al zou het licht pas over een kwartier uitgaan. Doodop haalde hij zijn lessenaar uit zijn kast en schakelde hem in. Morgen had hij een proefwerk meetkunde en Erwt had zich treurig slecht voorbereid. Als hij tijd genoeg had kon hij de boel altijd wel beredeneren, en hij had op zijn vijfde Euclides al gelezen, maar voor een proefwerk kreeg je maar beperkt de tijd en hij zou dus de kans niet krijgen om na te denken. Hij moest de stof kennen. En hij kende de stof niet. Hij zou dus waarschijnlijk wel een slecht cijfer halen voor het proefwerk. Maar ze hadden vandaag tweemaal gewonnen en hij voelde zich dus evengoed lekker.
Zodra hij zijn lessenaar inschakelde was evenwel elke gedachte aan meetkunde verdwenen. Over zijn scherm marcheerde een boodschap :
ONMIDDELLIJK BIJ ME KOMEN — ENDER
Het was 21.50 uur; over tien minuten ging het licht uit. Wanneer had Ender dit bericht verzonden? Hij kon er maar beter wel gehoor aan geven. Misschien hadden ze morgenochtend wel weer een wedstrijdgevecht — de gedachte alleen al maakte hem doodop — en waarover Ender hem ook wilde spreken, daar zou dan in ieder geval geen tijd voor zijn. Dus liet Erwt zich van zijn brits rollen en wandelde met een hol gevoel door de gang naar Enders kamer. Hij klopte aan.
‘Binnen,’zei Ender.
‘Vond net je boodschap,’zei Erwt.
‘Mooi,’zei Ender.
‘Het licht gaat al bijna uit hoor.’
‘Ik help je wel om in het donker je weg te vinden.’
‘Ik wist alleen maar niet of je wel wist hoe laat het was —’
‘Ik weet altijd hoe laat het is.’
Erwt slaakte inwendig een diepe zucht. Het was ook altijd raak. Altijd als hij met Ender in gesprek was draaide het op gekift uit. Erwt vond dat vreselijk. Hij herkende Enders genialiteit en waardeerde hem erom. Waarom kon Ender nooit iets goeds in hem zien?
‘Weet je nog van vier weken geleden, Erwt? Toen je me vertelde dat ik je pltonleider moest maken?’
‘Mm.’
‘Ik heb inmiddels vijf pltonleiders en vijf assistentpltonleiders aangesteld. En jij was daar niet bij.’Ender trok zijn wenkbrauwen op. ‘Was dat juist?’
‘Jawel, commandant.’
‘Vertel me dan eens hoe je het in de afgelopen acht gevechten hebt gedaan.’
‘Vandaag hebben ze me voor het eerst buiten gevecht weten te stellen, maar de computer had elf voltreffers voor me genoteerd voor ik de strijd moest staken. Ik heb geen enkele keer minder dan vijf voltreffers in een gevecht gemaakt. En ik heb elke opdracht die me werd gegeven volledig uitgevoerd.’
‘Waarom hebben ze jou al zo jong tot soldaat bevorderd, Erwt?’
‘Niet jonger dan jij.’
‘Maar waarom?’
‘Weet ik niet.’
‘Ja, je weet het wel en ik ook.’
‘Ik heb er wel naar gegist, maar het blijven gissingen. Jij bent -erg goed. Dat wisten ze en daarom schoven ze je vervroegd door —’
‘Ik wil horen waarom, Erwt.’
‘Omdat ze ons nodig hebben, daarom.’Erwt ging op de grond zitten en staarde naar Enders voeten. ‘Omdat ze iemand nodig hebben om de kruiperds te verslaan. Dat is het enige wat hen interesseert.’
‘Het is belangrijk dat je dat beseft, Erwt. Want de meeste jongens op deze school denken dat het spel om zichzelf belangrijk is, maar dat is niet zo. Het is alleen maar belangrijk omdat het hen helpt om kinderen te vinden die zouden kunnen opgroeien tot echte bevelhebbers, in de echte oorlog. Maar dat spel, dat stelt geen moer voor. Daarom kunnen ze dit ook rustig doen. Het hele spel verpesten.’
‘Grappig. Ik dacht dat ze het op ons gemunt hadden.’
‘Eerste wed strijd gevecht negen weken eerder dan normaal. Elke dag een wedstrijd. En nou twee wedstrijden op dezelfde dag. Erwt, ik weet niet waar de leraren mee bezig zijn, maar mijn leger begint moe te worden en ik begin moe te worden en zij trekken zich niks aan van de spelregels. Ik heb in de computer oude scorelijsten nagetrokken. In de hele bestaansgeschiedenis van het spel heeft nog nooit iemand zoveel vijanden verslagen en zoveel van zijn eigen soldaten heel gehouden.’
‘Je bent de allerbeste, Ender.’
Ender schudde zijn hoofd. ‘Mogelijk. Maar het was geen toeval dat ik de soldaten kreeg die ik kreeg. Pendelgasten, afdankertjes van andere legers, maar als je ze bij elkaar zet kan mijn slechtste soldaat nog een goeie pltonleider zijn in elk ander leger. Ze hebben me bevoordeeld, maar nu krijg ik het allemaal dubbel en dwars op mijn brood. Erwt, ze willen ons kapot maken.’
‘Jij bent niet kapot te krijgen.’
‘Je zou wel eens voor een lelijke verrassing kunnen komen te staan.’Ender haalde ineens diep adem, alsof hij ergens een scherpe steek voelde, of door een plotselinge windvlaag buiten adem was; Erwt keek op en besefte dat het onmogelijke gebeurde. Ender Wiggin was helemaal niet bezig om hem te treiteren; hij nam hem juist In vertrouwen! Niet helemaal, maar wel een beetje. Ender was menselijk en Erwt had dat mogen zien.
‘Misschien kom je nog wel versteld te staan over jezelf,’zei Erwt.
‘Er is een grens aan de hoeveelheid slimme nieuwe ideetjes die ik elke dag weer kan bedenken. Op een gegeven moment bedenkt er iemand iets om mij mee om m’n oren te slaan dat ik zelf nog niet had bedacht en dan ben ik er niet op voorbereid.’
‘Wat kan er in het ergste geval nou helemaal gebeuren? Je verliest een wedstrijd.’
‘Ja. Dat is het ergste dat kan gebeuren. Ik mag geen enkele wedstrijd verliezen. Want als ik er ook maar één verlies —’
Hij legde verder niets uit en Erwt vroeg er niet naar.
‘Ik heb jouw pientere kop nodig, Erwt. Ik heb je nodig om oplossingen te bedenken voor problemen die we nog niet zijn tegengekomen. Ik wil dat jij dingen uitprobeert die niemand ooit nog uitgeprobeerd heeft omdat ze volkomen idioot zijn.’
‘Waarom ik?’
‘Omdat er bij de Draken misschien wel een paar mensen zitten die betere soldaten zijn dan jij — niet veel, maar er zijn er een paar -maar absoluut niemand die beter en sneller kan denken.’Erwt zei niets. Ze wisten allebei dat het waar was.
Ender liet hem zijn lessenaar zien. Op het scherm stonden twaalf namen. Twee of drie van elk plton. ‘Kies er hier vijf uit,’zei Ender. ‘Van elk plton één. Het wordt een speciale eenheid en jij gaat ze opleiden. Alleen tijdens de extra oefenuren. Vertel me wat je hun gaat leren. Besteed niet te veel tijd aan één ding. Het grootste deel van de tijd zullen jij en je eenheid gewoon deel uitmaken van het complete leger en van jullie vaste pltons. Behalve als ik jullie nodig heb. Als er iets moet gebeuren dat alleen jullie kunnen doen.’
‘Dit zijn allemaal nieuwe jongens,’zei Erwt. ‘Zit geen een veteraan bij.’
‘Na de afgelopen week zijn al onze soldaten veteranen, Erwt. Besef je niet dat onze soldaten alle veertig bij de eerste vijftig van de individuele ranglijst staan? Dat je pas op de zeventiende plaats een soldaat tegenkomt die geen Draak is?’
‘En als ik nou niks kan bedenken?’
‘Dan heb ik me lelijk in je vergist.’
Erwt grijnsde. ‘Je hebt je niet vergist.’
Het licht ging uit.
‘Kan je de weg terug vinden, Erwt?’
‘Waarschijnlijk niet.’
‘Blijf dan hier maar slapen. Als je goed luistert kan je vannacht de goede fee horen binnenkomen die ons wedstrijdbriefje voor morgen komt brengen.’
‘Ze geven ons toch morgen niet weer een wedstrijdgevecht, hè?’
Ender gaf geen antwoord. Erwt hoorde hem in bed stappen. Hij stond op van de vloer en deed hetzelfde. Voor hij in slaap viel had hij al een stuk of vijf dingen bedacht. Ender zou tevreden zijn — het waren stuk voor stuk idiote dingen.