5. Spelletjes

‘Mijn oprechte bewondering, hoor. Een arm breken — dat was een meesterlijke zet.’

‘Dat was een ongeluk.’

‘Nee toch? En ik heb je al aanbevolen in je officiële beoordelingsverslag.’

‘Het is veel te drastisch. Dat andere kleine sekreet wordt er een held door. Daar kunnen een heleboel kinderen last van krijgen bij de opleiding. Ik dacht eigenlijk dat hij wel iemand te hulp zou roepen.’

‘Iemand te hulp roepen? Ik dacht dat dat juist was wat je zo in hem waardeerde — dat hij zijn eigen problemen oplost. Als hij daarginds door een vijandelijke vloot omsingeld is komt er ook niemand aansnellen als hij om hulp roept.’

‘Wie had nou verwacht dat die kleine hufter zijn riemen zou losmaken. En dan ook nog precies op de verkeerde manier tegen het schot klappen.’

‘Het zoveelste voorbeeld van de stommiteit van het militaire apparaat. Als je een beetje hersens had zou je een echt beroep gekozen hebben, levensverzekeringsmakelaar of zo.’

‘Dat geldt ook voor jou, meesterbrein.’

‘We zullen moeten aanvaarden dat we maar tweederangs zijn. En dat het lot van de mensheid in onze handen ligt. Geeft je een verrukkelijk gevoel van macht, niet? Vooral omdat we dit keer als we verliezen helemaal geen kritiek zullen krijgen.’

‘Zo heb ik het nog nooit bekeken. Maar laten we toch maar liever niet verliezen.’

‘We wachten eerst eens af hoe Ender dit oplost. Als we hem al kwijt zijn, als hij dit niet aankan, wie hebben we dan? Is er nog wel een ander?’

‘Ik maak wel een lijstje.’

‘Zoek dan ondertussen gelijk even uit hoe we Ender eventueel weer terug kunnen krijgen.’

‘Dat heb ik je al gezegd. Zijn isolatie mag niet verbroken worden. Hij mag absoluut niet gaan geloven dat iemand hem ooit uit de puree zal halen, onder geen voorwaarde. Als hij ooit een keer denkt dat er een makkelijke uitweg is, is hij verloren.’

‘Je hebt gelijk. Dat zou verschrikkelijk zijn, als hij dacht dat hij een vriend had.’

‘Vrienden mag hij best hebben. Ouders zijn het die verboden zijn.’


* * *

De andere jongens hadden hun britsen al gekozen toen Ender arriveerde. Ender bleef in de deuropening van de slaapzaal staan en zocht naar het ene bed dat nog over moest zijn. Het plafond was laag — als Ender op zijn tenen stond kon hij het aanraken. Een ruimte met kindermaten en de benedenbritsen op de grond. De andere jongens hielden hem schuins in de gaten. Ja hoor, de onderste brits naast de deur was het enige lege bed. Even bedacht Ender dat hij door te pikken dat de anderen hem het akeligste plekje opdrongen, misschien wel uitlokte dat hij later de pispaal zou worden. Maar hij kon toch slecht iemand anders van zijn plek jagen.

En dus grijnsde hij breed. ‘Hé, bedankt zeg,’zei hij. Zonder enig spoortje van spot. Hij zei het met een oprechtheid als hadden ze de beste plek voor hem bewaard. ‘Ik was al bang dat ik om het onderste bed bij de deur zou moeten soebatten.’

Hij ging zitten en keek in het kastje dat aan het voeteneind van de brits stond. Er zat een mededeling aan de binnenkant van de deur geplakt.

Leg je hand op de aftaster aan het hoofdeind van je brits en zeg tweemaal hardop je naam.


Ender vond de aftaster; een plaat ondoorzichtig plastic. Hij legde zijn linkerhand erop en zei: ‘Ender Wiggin. Ender Wiggin.’

De aftaster lichtte even groen op. Ender deed het kastje dicht en probeerde het weer open te trekken. Dat lukte niet. Toen legde hij zijn hand op de aftaster en zei: ‘Ender Wiggin.’De kastdeur vloog open. Plus die van nog drie andere kastjes.

In een ervan lagen vier overalls zoals die hij nu ook aanhad, plus nog een witte. In een ander kastje lag een kleine lessenaar die sprekend leek op zijn schoollessenaar. Het leren was dus nog niet afgelopen.

Maar in het grootste kastje lag de echte verrassing. Op het eerste gezicht zag het eruit als een ruimtepak, compleet met helm en handschoenen. Maar dat was het niet. Er was geen luchtdichte verzegeling. Toch zou het je hele lichaam doeltreffend omsluiten. Het had een dikke beschermende laag en het was ook een beetje stijf.

En er hoorde een handwapen bij. Leek wel een beetje op een laserpistool want het uiteinde was van massief, doorzichtig glas. Maar ze zouden kinderen toch geen dodelijke wapens geven —

‘Geen laser,’zei een man. Ender keek op. Het was iemand die hij nog niet eerder had gezien. Een jonge, aardig uitziende man. ‘Maar het heeft wel een hele smalle kegel. Goed gebundeld. Als je het op een wand van honderd meter ver richt kun je een lichtcirkeltje krijgen met een diameter van zeveneneenhalve centimeter.’

‘Waar is het voor?’vroeg Ender.

‘Voor een van de spelen die hier in de vrije tijd gespeeld worden. Heeft nog iemand anders zijn kastje open?’De man keek om zich heen. ‘Ik bedoel, hebben jullie de aanwijzingen opgevolgd en je stem en je hand geregistreerd. Tot je dat hebt gedaan, kun je niet in je kastjes. Deze slaapzaal is zo ongeveer het komende jaar je thuis in de Krijgsschool, dus zorg dat je de brits krijgt die je wilt en zorg dat je die houdt. Gewoonlijk laten we jullie je eigen kameroudste kiezen en geven die de onderste brits naast de deur, maar kennelijk is die plek al bezet. We kunnen nu de code van de kastjes niet meer veranderen. Denk er dus over wie je zou willen kiezen. Over zeven minuten avondeten. Volg de verlichte stippen op de vloer. Jullie kleurcode is rood geel geel — als jullie ergens heen moeten volg je altijd rood geel geel, drie stippen naast elkaar — je volgt gewoon de route die die lichtstippen aanwijzen. Wat is jullie kleurcode jongens?’

‘Rood, geel, geel.’

‘Uitstekend. Ik heet Dap. Ik ben de komende paar maanden jullie moeder.’

De jongens lachten.

‘Lach maar wat je wilt, maar knoop het goed in je oren. Mocht je in school verdwalen, wat hier heel goed mogelijk is, maak dan nooit zomaar deuren open. Sommige deuren zijn buitendeuren.’Weer werd er gelachen. ‘Zeg gewoon tegen iemand dat je moeder Dap heet, dan bellen ze mij. Of vertel je kleurcode, dan schakelen ze een lichtwijzer voor je in om thuis te komen. Als je een probleem hebt, kom er dan met mij over praten. Onthou goed, ik ben de enige hier die ervoor betaald wordt om aardig tegen jullie te zijn. Maar niet al te aardig. Wie een brutale bek opzet, krijgt een slag voor zijn harses. Afgesproken?’

Weer lachten ze. Dap had een zaal vol vrienden. De vriendschap van bange kinderen is makkelijk te winnen.

‘Kan iemand me vertellen welke kant beneden is?’

Ze vertelden het hem.

‘Goed, dat klopt. Maar die richting is buitenwaarts. Het schip wentelt om zijn as en dat geeft je het gevoel dat dat beneden is. In feite is de vloer gekromd in die richting. Als je lang genoeg die kant op blijft lopen kom je op den duur weer terug op je vertrekpunt. Je kunt het alleen maar beter niet proberen. Die kant op liggen de lerarenverblijven en die kant op die van de grotere kinderen. En de grotere kinderen zijn helemaal niet gediend van opdringerige Pendelkoters. Je zou wel eens behoorlijk afgeknepen kunnen worden. Zeker weten trouwens dat jullie zwaar afgeknepen zullen worden. En als dat gebeurt hoef je niet bij mij te komen janken. Begrepen? Dit is de Krijgsschool en geen kleuterschool.’

‘Maar wat moeten we dan doen?’vroeg een jongen, een erg klein zwart gozertje die een bovenbed vlak bij Ender had.

‘Als je niet afgeknepen wilt worden, moet je zelf maar bedenken wat je daartegen wilt doen. Maar ik waarschuw jullie — iemand vermoorden is strikt verboden. Net als iemand opzettelijk verwonden. Ik heb begrepen dat er tijdens de vlucht hierheen een poging tot moord is gedaan. Een gebroken arm. Als er nog een keer zoiets voorkomt, wordt er iemand koud gezet. Begrepen?’

‘Wat is koud zetten?’vroeg de jongen met zijn arm in de ballonspalk.

‘Buiten zetten in de kou. Naar de Aarde terugsturen. Weggejaagd worden van de Krijgsschool.’

Niemand keek naar Ender.

‘Dus jongens, als er onder jullie een paar zitten die van plan zijn om moeilijkheden te veroorzaken, doe het dan in ieder geval pienter. Afgesproken?’

Dap vertrok. Ze keken nog steeds niet naar Ender.

Ender voelde in zijn buik een grote bal van angst groeien. De knul die hij een gebroken arm had bezorgd — met hem had Ender geen medelijden. Dat was een Stilson. En net als Stilson was hij al een groepje aanhangers aan het verzamelen. Een klein kluitje kinderen, waaronder en paar van de grootsten. Ze zaten te lachen aan de andere kant van de slaapzaal en af en toe keek er een om en staarde naar Ender.

Ender verlangde naar huis, met heel zijn hart. Wat had dit alles met het redden van de wereld te maken? De monitor was verdwenen. Het was weer Ender tegen de hele club, alleen zaten ze nu ook nog bij hem in de kamer. Het was weer Peter, maar dit keer zonder Valentine.

De angst bleef hangen, de hele maaltijd door, toen niemand bij hem kwam zitten in de eetzaal. De andere jongens praatten honderd uit over van alles — het grote scorebord aan een van de wanden, het eten, de grotere kinderen. Ender kon alleen maar in zijn dooie eentje toekijken.

Het scorebord gaf de stand van een competitie aan. Winst- en verliespunten, plus de jongste uitslagen. Sommige grotere jongens hadden kennelijk weddenschappen lopen over de jongste wedstrijden. Twee ploegen, Harpij en Adder, hadden geen jongste uitslag — dat vakje knipperde. Ender bedacht dat die vast nu aan het spelen waren.

Aan de uniformen die ze droegen zag hij dat de oudere jongens in groepen verdeeld waren. Sommigen met verschillende uniformen praatten met elkaar, maar over het algemeen hadden de groepen allemaal hun eigen territorium. Pendelgasten — hun eigen groep en de twee of drie groepen boven hen — hadden allemaal effen blauwe uniformen. Maar de grotere kinderen, die bij de ploegen hoorden, droegen veel kleuriger kleding. Ender probeerde te raden welk uniform bij welke naam hoorde. Schorpioen en Spin waren makkelijk. Net als Vlam en Vloed.

Een grotere jongen kwam bij hem zitten. Niet een klein beetje groter — zo te zien was hij wel twaalf of dertien. Al bezig uit te groeien tot zijn volwassen gestalte.

‘Hoi,’zei hij.

‘Hoi,’zei Ender.

‘Ik heet Mick.’

‘Ender.’

‘Is dat een naam?’

‘Sinds mijn geboorte wel. Mijn zuster noemde me zo.’

‘Geen beroerde naam voor hier. Ender. Afmaker. Wat jij?’

‘Ik hoop het.’

‘Ender, ben jij de kruiperd in jouw vlucht?’

Ender haalde zijn schouders op.

‘Ik zag dat je alleen zat te eten. Elke vlucht heeft zo iemand. Gozer die niemand mag. Soms denk ik wel eens dat de leraren zoiets met opzet doen. De leraren zijn niet erg aardig. Dat merk je nog wel.’

‘Ja.’

‘Dus jij bent de kruiperd?’

‘Dat zal wel, ja.’

‘Hé. Er zijn erger dingen hoor.’Hij gaf Ender zijn kadet en pakte zelf Enders pudding. ‘Je moet voedzame dingen eten. Daar word je sterk van.’Mick viel aan op de pudding.

‘En jij?’vroeg Ender.

‘Ik? Ik ben niks. Ik ben een scheet in de luchTVerversing. Ik ben er altijd, maar meestal weet niemand dat.’

Ender grijnsde aarzelend.

‘Ja, lollig, maar geen geintje. Ik heb het hier niet gemaakt. Nou begin ik ook nog te groeien. Ik zal wel gauw naar mijn volgende school gestuurd worden. En reken maar niet dat dat de Officiersopleiding zal zijn. Ik ben nooit een leider geweest, zie je. Alleen de jongens die leiders worden krijgen die kans.’

‘Hoe leg je het aan om leider te worden?’

‘Hé, als ik dat wist, dacht je dan dat ik hier nog zo zou rondlopen? Hoeveel gozers van mijn lengte zie je hier?’

Niet veel. Ender zei maar niets.

‘Een paar. Ik ben niet het enige half koudgezette kruiperdvoer. We zijn met een paar. De andere jongens zijn allemaal bevelhebbers. Alle jongens van mijn vlucht hebben nu hun eigen groep. Ik niet.’

Ender knikte.

‘Moet je horen, ventje. Ik zal je een goede raad geven. Zorg dat je vrienden krijgt. Wees een leider. Lik een paar reten als het nodig is, maar als de andere jongens de schurft aan je hebben — weet je wat ik bedoel?’

Ender knikte weer.

‘Ach man, je weet helemaal niks. Jullie Pendelgasten zijn allemaal hetzelfde. Jullie weten geen ene moer. Koppen zo leeg als de ruimte. Zit niks in. En als ze ergens door geraakt worden storten ze in. Maar goed, als je ooit zo wordt als ik, vergeet dan niet dat iemand je heeft gewaarschuwd. Dit is de laatste keer dat iemand iets aardigs voor je doet.’

‘Waarom vertel je me dit dan allemaal?’vroeg Ender.

‘Wat nou, een bijdehante vlerk? Hou je kop en eet door.’

Ender hield zijn kop en at door. Hij mocht Mick niet. En hij wist dat er geen kijk op was dat hij zo zou worden. Misschien was dat wel waar de leraren op aanstuurden, maar Ender was niet van plan om zich bij hun plannen aan te passen.

Ik ben niet van plan om de kruiperd van mijn groep te worden, dacht Ender. Ik heb Valentine en vader en moeder niet achtergelaten om hier vervolgens koudgezet te worden.

Toen hij zijn vork naar zijn mond bracht voelde hij zijn gezinsleden om zich heen, zoals hij hen altijd om zich heen had gehad. Hij wist precies naar welke kant hij zijn hoofd moest draaien om als hij opkeek moeder te zien die Valentine het slurpen probeerde af te leren. Hij wist precies waar vader het nieuws zou zitten doornemen terwijl hij zogenaamd aan het tafelgesprek deelnam. Peter, die net deed of hij een geplette doperwt uit zijn neus te voorschijn haalde — zelfs Peter kon af en toe leuk zijn.

Het was een vergissing om aan hen te denken. Hij voelde een snik in zijn keel omhoog wellen en slikte die weg; hij kon zijn bord niet meer zien.

Hij kon hier niet gaan zitten huilen. Er was geen kijk op dat hij met enig erbarmen behandeld zou worden. Dap was moeder niet. Elk teken van zwakte zou de Stilsons en de Peters vertellen dat deze jongen te breken was. Ender deed wat hij altijd deed als Peter hem pijnigde. Hij begon getallen te verdubbelen. Een, twee, vier, acht, zestien, tweeëndertig, vierenzestig. En verder, tot het hoogste getal dat hij kon onthouden: 128, 256, 512, 1024, 2048, 4096, 8192, 16384, 32768, 65536, 131072, 262144. Bij 67108864 begon hij een beetje onzeker te worden — was hij een cijfer kwijtgeraakt? Hoorde hij nu in de tien miljoenen, de honderd miljoenen of gewoon in de miljoenen te zitten? Hij probeerde zijn laatste getal nog eens te verdubbelen en raakte het kwijt. 1342 en nog wat. 16? of 17738? Hij was het kwijt. Overnieuw beginnen. Tot hij het niet meer kon onthouden. De pijn was verdwenen. De tranen waren verdwenen. Hij zou niet huilen.

Tot het moment waarop ‘s avonds het licht werd uitgeschakeld en hij in de verte een paar jongens om hun moeders of vaders of hun honden hoorde huilen. Hij kon het niet helpen. Zijn lippen vormden Valentines naam. Hij hoorde haar lachende stem van ver, aan het andere eind van de gang. Hij kon moeder langs zijn deur zien lopen en even binnen kijken om te zien of alles in orde was. Hij kon vader om de video horen lachen. Het was allemaal zo duidelijk en het zou nooit meer zo zijn. Ik ben al oud als ik hen ooit weer terugzie, op zijn vroegst op mijn twaalfde. Waarom heb ik ja gezegd? Waarom heb ik zo stom gedaan? Naar school gaan zou toch niks voorgesteld hebben. Gewoon elke dag Stilson tegenkomen. En Peter. Hij was een zeikerd, Ender was niet bang van hem.

Ik wil naar huis, fluisterde hij.

Maar zijn fluisterstem was de stem waarmee hij schreeuwde van pijn als Peter hem pijnigde. Het geluid bereikte alleen zijn eigen oren, en soms kwam het daar niet eens aan.

En weliswaar drupten zijn tranen ongewild op zijn laken, maar zijn snikken waren zo zacht dat het bed er niet van schudde en zo stil dat ze niet te horen waren. Maar de pijn was wel degelijk aanwezig en veroorzaakte een brok in zijn keel en een brandend gevoel in zijn borst en zijn ogen. Ik wil naar huis.

Die avond kwam Dap hun slaapzaal binnen waar hij stilletjes tussen de bedden doorliep en hier en daar een hand aanraakte. Waar hij kwam werd eerder meer gehuild dan minder. Een vriendelijk gebaar was in dit angstaanjagende oord al genoeg om sommige jongens in tranen te doen uitbarsten. Maar Ender niet. Toen Dap bij hem langs kwam was hij al uitgehuild en zijn gezicht was al weer droog. Het was het leugengezicht dat hij altijd aan vader en moeder liet zien als Peter gemeen tegen hem was geweest en hij dat niet durfde laten merken. Bedankt, Peter. Bedankt voor mijn droge ogen en mijn geluidloze snikken. Jij hebt me geleerd om alles wat ik voelde te verbergen. En dat heb ik nu meer dan ooit nodig.

Ze kregen les. Elke dag uren lang. Lezen. Rekenen. Geschiedenis. Videobanden van de bloedige gevechten in de nabije ruimte waarbij de mariniers tegen de wanden van de kruiperdschepen uit elkaar spatten. Holo-opnames van de schone strijd van de vloot; schepen die in lichtwolkjes veranderden als de ruimtevaartuigen elkaar behendig vernietigden in de diepe nacht. Er viel heel wat te leren. Ender werkte net zo hard als de anderen; ze moesten allemaal voor het eerst van hun leven echt hun best doen omdat ze nu moesten wedijveren met klasgenoten die minstens zo pienter waren als zij.

Maar waar ze echt voor leefden waren de spelen. Die vulden de uren tussen waken en slapen.

Al op hun tweede dag op de Krijgsschool maakte Dap hen vertrouwd met de speelzaal. Die was helemaal boven, een heel eind boven de dekken waar de jongens woonden en werkten. Ze klommen langs ladders omhoog tot waar de zwaartekracht merkbaar zwakker werd en daar in de gewelfde ruimte zagen ze de schitterende lichtjes van de spelcomputers.

Een aantal van de spelen kenden ze al; sommige hadden ze zelfs thuis al gespeeld. Makkelijke en moeilijke. Ender liep de tweedimensionale videospellen voorbij en begon de spellen die de grotere jongens speelden te bekijken, de holografische spellen met in de lucht zwevende voorwerpen. Hij was de enige Pendelgast in dat deel van de zaal en hij werd regelmatig door een van de grotere jongens opzij geduwd. Wat moet je hier? Maak dat je wegkomt. Vlieg op. En vliegen deed hij uiteraard; met de lage zwaartekracht hier raakten je voeten zo hun houvast kwijt en dan zeilde hij door de lucht tot hij tegen iets of iemand aanbotste.

Maar iedere keer haalde hij zichzelf weer uit de knoop en iedere keer ging hij weer terug, soms wel naar een andere plek als hij het spel vanuit een andere hoek wilde bekijken. Hij was te klein om de regelpanelen te kunnen zien en zag dus niet hoe het spel werd bediend. Dat maakte niet uit. Hij zag toch het verloop in de lucht. De manier waarop de speler tunnels in het duister groef, tunnels van licht, die dan door de vijandelijke schepen werden opgespoord en genadeloos gevolgd tot ze het schip van de speler te pakken kregen. De speler kon vallen zetten: mijnen, zwevende bommen, lussen in de lucht die de vijandelijke schepen dwongen tot het eindeloos herhalen van dezelfde weg. Sommige spelers waren pienter. Andere verloren snel.

Maar Ender vond het veel leuker als er twee jongens tegen elkaar speelden. Dan moesten ze elkaars tunnels gebruiken en het werd al gauw duidelijk wie de strategische kant van het spel een beetje goed beheerste.

Binnen het uur ging de eerste bekoring er een beetje af. Inmiddels begreep Ender de wetmatigheden van het spel. Hij begreep de regels die de computer volgde en wist dus dat hij, als hij de bediening een maal onder de knie had, de vijand altijd te slim af kon zijn. Spiralen trekken als de vijand zó was; lussen als de vijand zus was. Bij een val op de loer gaan liggen. Zeven vallen zetten en ze dan op deze manier lokken. Daarna was er geen kunst meer aan en was het alleen een kwestie van doorspelen tot de computer zo snel werd dat menselijke reflexen hem niet meer de baas konden. Dat was niet leuk. Hij wilde graag tegen de andere jongens spelen. De jongens die door de computer zo getraind waren dat ze zelfs als ze tegen elkaar speelden nog probeerden om de computer de loef af te steken. Denken als een machine in plaats van als een jongen.

Ik zou op deze manier van ze kunnen winnen. Ik zou op die manier van ze kunnen winnen.

‘Ik zou graag een keer tegen jou spelen,’zei hij tegen de jongen die net had gewonnen.

‘Bof ik effe, wat hebben we hier?’vroeg de jongen. ‘Een kruiperd of een onderkruipsel?’

‘Er is pas een nieuwe kudde dwergen aan boord gekomen,’zei een andere jongen.

‘Maar dit praat. Wist jij dat ze konden praten?’

‘Ik snap het al,’zei Ender. ‘Jij durft met mij niet om twee potjes winst van de drie te spelen.’

‘Van jou winnen,’zei de jongen, ‘is net zo makkelijk als pissen in het douchehok.’

‘En niet half zo leuk,’zei een ander.

‘Ik heet Ender Wiggin.’

‘Hoor es hier, kleine plegiskop. Jij bent helemaal niks. Vat je wel? Noppes, vat je wel? En noppes blijf je tot je der een hebt gemold. Vat je wel?’

De oudere jongens hadden zo hun eigen taaltje. Ender pikte dat vlug genoeg op. ‘Dus jij durft niet om twee van de drie potjes winst tegen noppes?’

De andere jongens begonnen ongeduldig te worden. ‘Maak die kontkrummel effe af, dan kunnen we weer verder.’

En dus nam Ender plaats achter het vreemde regelpaneel. Zijn handen waren klein, maar de bediening van het spel was doodeenvoudig. Het was even uitproberen om erachter te komen met welke knoppen je welke wapens bediende. Bewegingen werden bestuurd met een standaarddraadbal. Aanvankelijk waren zijn reflexen nog wat traag. De andere jongen, waarvan hij nog steeds niet wist hoe hij heette, stond al gauw flink voor. Maar Ender leerde een hoop en deed het al heel wat beter tegen de tijd dat het spel was afgelopen.

‘Tevreden, dwerg?’

‘Twee van de drie.’

‘Twee van de drie mag hier niet van ons.’

‘Goed, jij wint dus van me, de allereerste keer dat ik dit spel aanraak,’zei Ender. ‘Als dat je geen tweede keer lukt, kan je er niks van.’

Ze speelden nog een potje en dit keer was Ender behendig genoeg om een paar manoeuvres uit te kunnen halen die de jongen kennelijk nog nooit had gezien. Zijn patronen waren daar niet op toegesneden. Ender won niet met gemak, maar hij won wel.

Nu was het afgelopen met het gelach en het gegein van de grotere jongens. Het derde potje werd in doodse stilte gespeeld. Ender won het snel en doeltreffend.

Toen het potje uit was zei een van de oudere jongens: ‘Wordt tijd dat ze deze machine vervangen. Zo langzamerhand kan iedere zult-kop hem verslaan.’

Er kon geen lovend woordje af. Het bleef doodstil toen Ender wegwandelde.

Hij liep niet erg ver. Bleef een eindje verderop staan kijken naar hoe de volgende spelers de dingen probeerden te gebruiken die hij hun had laten zien. Elke zultkop? Ender had een binnenpretje. Die zullen mij niet zo gauw vergeten.

Hij voelde zich prima. Hij had iets gewonnen en nog wel tegen oudere jongens. Misschien wel niet de beste van de oudere jongens, maar hij was in ieder geval dat paniekerige gevoel kwijt dat hij het hier niet zou redden, dat de Krijgsschool te zwaar voor hem zou blijken. Het enige wat hij hoefde te doen was het spel bekijken tot hij begreep hoe het werkte en dan kon hij het systeem gebruiken en zelfs uitblinken.

Het afwachten en kijken was nog het ergst. Want ondertussen kreeg hij van alles te verduren. De jongen wiens arm hij gebroken had was op wraak uit. Ender kwam er al gauw achter dat hij Bernard heette. Hij sprak dat uit met een Frans accent omdat de Fransen met hun aanmatigende afscheidingspolitiek hadden bedongen dat bij hen de kinderen pas Standaard leerden als ze vier jaar waren, wanneer de Franse taaipatronen al ingesleten waren. Zijn accent maakte hem uitheems en interessant; zijn gebroken arm maakte hem een martelaar; zijn sadisme maakte hem tot een natuurlijk middelpunt voor al die jongens die het leuk vonden om een ander pijn te zien lijden.

Ender werd hun vijand.

Kleine dingetjes. Elke keer dat ze de deur in of uit liepen een schop tegen zijn bed. Hem aanstoten als hij met zijn dienblad vol eten liep. Hem laten struikelen op de ladders. Ender leerde razendsnel om geen enkel eigendom buiten zijn kastjes te laten slingeren; hij leerde ook een snelle voetentechniek, om overeind te kunnen blijven. ‘Maladroit,’noemde Bernard hem eens en die naam bleef hangen.

Er waren momenten waarop Ender ontzettend kwaad was. Kwaad worden op Bernard had natuurlijk geen zin. Dat zat hem in het soort persoon dat hij was — een kwelgeest. Wat Ender zo razend maakte was het feit dat de anderen zo bereidwillig met hem meededen. Ze wisten vast en zeker dat Bernards wraak volkomen ongerechTVaardigd was. Ze wisten vast en zeker dat hij in de pendel Ender het eerst had geslagen, dat Ender alleen maar op zijn geweld had gereageerd. Of ze het nu wisten of niet, ze deden alsof ze het niet wisten; maar zelfs als ze het niet wisten hadden ze uit Bernards eigen gedrag kunnen opmaken dat hij een slang was.

Ten slotte was Ender niet zijn enige doelwit. Bernard was bezig een koninkrijk op te bouwen, niet waar.

Ender keek van de zijlijn toe hoe Bernard zijn rangorde indeelde. Sommige jongens kon hij goed gebruiken en daar slijmde hij verschrikkelijk tegen. Andere jongens waren bereidwillige dienaren en deden alles wat hij verlangde ook al deed hij ontzettend minachtend tegen ze.

Maar er waren er een paar die zich ergerden aan Bernards heerschappij.

Ender had al toekijkend gezien wie er een hekel aan Bernard hadden. Shen was klein, eerzuchtig en gauw op stang te jagen. Bernard had dat al vlug ontdekt en begon hem Worm te noemen. ‘Omdat hij zo klein is,’zei Bernard, ‘en omdat hij kronkelt. Moet je zien hoe hij met zijn kont wiebelt als hij loopt.’

Shen stampte kwaad weg, maar daar moesten ze alleen maar nog harder om lachen. ‘Moet je kijken wat een wiebelkont! De mazzel, Worm.’

Ender zei niets tegen Shen — dan zou het al te duidelijk worden dat hij zelf een tegengroep om zich heen aan het verzamelen was. Hij bleef gewoon met zijn lessenaar op zijn schoot zitten en probeerde zo ijverig mogelijk te lijken.

Hij was helemaal niet aan het leren. Hij droeg zijn lessenaar op om elke dertig seconden een bericht naar de interruptwachtlijst te blijven sturen. Het bericht was voor iedereen en het was kort en bondig. Alleen uitpuzzelen hoe hij de afzender onbekend kon houden, zoals de leraren dat konden, was een hele toer geweest. Aan berichten van een van de jongens werd altijd automatisch hun naam toegevoegd. Ender had het beveiligingssysteem van de leraren nog niet kunnen kraken en hij kon dus niet net doen of hij een leraar was. Maar wat hem wél lukte was een nieuw bestand openen voor een niet bestaande leerling, die hij in een opwelling God had genoemd.

Pas toen het bericht klaar was om verzonden te worden probeerde hij Shens blik te vangen. Net als alle andere jongens zat hij toe te kijken hoe Bernard en zijn aanhang zaten te lachen en te geinen om de wiskundeleraar die heel vaak zomaar midden in een zin stilviel en dan rondkeek of hij net bij de verkeerde halte uit de bus was gestapt en niet wist waar hij was.

Maar uiteindelijk keek Shen toch een keer om. Ender knikte naar hem, wees naar zijn lessenaar en grijnsde. Shen keek verbouwereerd. Ender tilde zijn lessenaar een stukje op en wees ernaar. Shen pakte zijn eigen lessenaar. Op dat moment verstuurde Ender het bericht. Shen zag het bijna meteen. Shen las het en begon toen hardop te lachen. Hij keek naar Ender als om te zeggen: Heb jij dit gedaan? Ender haalde zijn schouders op als om te zeggen: Ik weet niet wie het heeft gedaan, maar ik was het in ieder geval niet.

Shen moest weer lachen en verscheidene andere jongens die wat verder bij Bernards groepje vandaan zaten haalden ook hun lessenaars te voorschijn om te kijken. Elke dertig seconden verscheen het bericht op elke lessenaar, wandelde vlug om het hele scherm heen en verdween weer. De jongens zaten allemaal te lachen.

‘Wat is er zo grappig?’wilde Bernard weten. Ender zorgde ervoor dat hij niet zat te grijnzen toen Bernard de slaapzaal rondkeek. Hij deed net of hij bang voor Bernard was, wat bij vele anderen echt het geval was. Shen zat natuurlijk extra uitdagend te grijnzen. Dat duurde even en toen droeg Bernard een van zijn maten op om een lessenaar te pakken. Samen lazen ze het bericht.


HOU JE KONT GEDEKT. BERNARD LIGT OP DE LOER.

— GOD


Bernard werd rood van woede. ‘Wie heeft dit gedaan!’schreeuwde hij.

‘God,’zei Shen.

‘Jij was het in ieder geval niet,’zei Bernard. ‘Een worm heeft niet genoeg hersens om zoiets te kunnen.’

Enders bericht werkte maar vijf minuten. Een tijdje later verscheen er een bericht van Bernard op zijn lessenaar.


IK WEET DAT JIJ HET WAS.

— BERNARD


Ender keek niet op. Hij deed zelfs of hij het bericht helemaal niet gezien had. Bernard wil me gewoon op een schuldig gezicht betrappen. Hij weet niks.

Het maakte natuurlijk niets uit of hij het wist of niet. Bernard zou hem extra gaan dwarszitten omdat hij nu zijn hele positie opnieuw moest opbouwen. Het enige waar hij absoluut niet tegen kon was als andere jongens om hem lachten. Hij moest duidelijk maken wie er de baas was. En dus werd Ender die morgen in de doucheruimte ondersteboven gelopen. Een van Bernards maten deed net of hij over hem struikelde en wist een knie in zijn buik te planten. Ender onderging het zwijgend. Hij was nog steeds niet tot openlijke oorlogvoering overgegaan en wachtte nog steeds af. Hij zou niets doen.

Maar in de oorlog met de lessenaars had hij zijn volgende aanval al geplaatst. Toen hij uit de doucheruimte terugkwam liep Bernard woedend tegen bedden te schoppen en tegen jongens te schreeuwen. ‘Ik heb dat niet geschreven! Hou je bek!’

Op de lessenaar van elke jongen marcheerde het volgende bericht langs de rand van het scherm:


WAT HEB JE EEN LEKKER KONTJE. OM TE ZOENEN.

— BERNARD


‘Ik héb dat bericht niet geschreven!’schreeuwde Bernard. Toen het geschreeuw een tijdje gaande was verscheen Dap in de deuropening.

‘Wat is dat hier allemaal met die herrie?’vroeg hij.

‘Iemand stuurt berichten met mijn naam eronder,’zei Bernard gemelijk.

‘Wat voor bericht?’

‘Wat voor bericht doet er helemaal niet toe!’

‘Voor mij wel.’Dap pakte de meest nabije lessenaar, toevallig die van de jongen in het bed boven Ender. Dap las het bericht, glimlachte even en gaf de lessenaar terug.

‘Interessant,’zei hij.

‘Ga je niet uitzoeken wie het heeft gedaan?’wilde Bernard weten.

‘Oh, ik weet wie het heeft gedaan,’zei Dap.

Ja, dacht Ender. Het systeem was veel te makkelijk te kraken. Het is de bedoeling dat we het kraken, of tenminste stukken ervan. Ze weten dat ik het was.

‘Nou, wie was het dan?’schreeuwde Bernard.

‘Is dat geschreeuw voor mij bedoeld, soldaat?’vroeg Dap op zachte toon.

In één klap sloeg de stemming in de slaapzaal om. Van woede onder Bernards beste vrienden en nauwelijks verholen vermaak onder de anderen, werden ze ineens allemaal doodernstig.

Het gezag ging zich laten gelden.

‘Nee Dap,’zei Bernard.

‘Iedereen weet dat het systeem automatisch de naam van de afzender toevoegt.’

‘Maar ik heb dat niet geschreven!’zei Bernard.

‘Hoorde ik je weer schreeuwen?’vroeg Dap.

‘Gister stuurde iemand een bericht dat ondertekend was door GOD,’zei Bernard.

‘Is het heus?’zei Dap. ‘Ik wist niet dat hij op ons systeem was aangesloten.’Dap draaide zich om en vertrok en de hele zaal bulderde van het lachen.

Bernards poging om de heerschappij over de slaapzaal te verwerven was mislukt — hij had nog maar een paar aanhangers. Maar dat waren wel de gemeensten. En Ender wist dat hij het zwaar te verduren zou hebben zolang hij nog de kat uit de boom keek. Toch had zijn gerommel met het systeem goed gewerkt. Bernard was ingetoomd en alle jongens die een beetje wat in hun mars hadden, waren van hem bevrijd. En het mooiste was nog dat Ender het had gedaan zonder hem in het ziekenhuis te doen belanden. Veel beter deze manier.

Daarna begon hij in alle ernst aan het karwei om een beveiliging voor zijn eigen lessenaar te ontwerpen, want de in het systeem ingebouwde bescherming schoot duidelijk te kort. Als iemand van zes jaar die kon kraken dan was hij duidelijk bedoeld als een speelgoeddingetje en niet als een serieuze beveiliging. Een van de vele spelletjes die de leraren voor ons bedacht hebben. En hier ben ik toevallig erg goed in.

‘Hoe had je dat gedaan?’vroeg Shen hem onder het ontbijt.

Ender bedacht zwijgend dat dit de eerste keer was dat een andere Pendelgast uit zijn eigen lichting met het eten bij hem was komen zitten. ‘Wat gedaan?’vroeg hij.

‘Dat bericht sturen met een schuilnaam eronder. En met Bernards naam! Die was geweldig. Ze noemen hem nu Kontloerder. Als er leraren in de buurt zijn zeggen ze gewoon Loerder, maar iedereen weet waar hij naar loert.’

‘Arme Bernard,’mompelde Ender. ‘En hij is juist zo gevoelig.’

‘Vertel op, Ender. Jij hebt het systeem gekraakt. Hoe heb je het gedaan?’

Ender schudde lachend zijn hoofd. ‘Bedankt dat je denkt dat ik slim genoeg ben om dat te kunnen. Ik zag het gewoon toevallig het eerst, meer niet.’

‘Nou ook goed hoor. Je hoeft het me niet te vertellen,’zei Shen. ‘Maar goed was het.’Ze aten een tijdje zwijgend door. ‘Wiebel ik echt met mijn kont als ik loop?’

‘Mmm,’zei Ender. ‘Een klein beetje maar. Je moet gewoon niet van die grote lange stappen nemen, dat is alles.’

Shen knikte.

‘De enige die op zoiets let is Bernard.’

‘Bernard is een zwijn.’

Ender haalde zijn schouders op. ‘Varkens zijn over het algemeen best aardige beesten.’

Shen lachte. ‘Je hebt gelijk. Dat was een belediging voor de varkens.’

Ze barstten allebei in lachen uit en twee andere Pendelgasten kwamen bij hen zitten. Enders eenzaamheid was afgelopen. De oorlog moest nog beginnen.

Загрузка...