Vissen (Ловить рыбу)

Een man is aan het vissen (один мужик /сидит/ ловит рыбу; is aan het vissen – «находится при ловле рыбы», эта форма соответствует настоящему продолженному времени) als er een voorbijganger langskomt (когда к нему подходит один прохожий; langs komen bij iemand – зайти, заскочить к кому-либо) en vraagt (и спрашивает): „Bijten ze (клюют они; bijten – кусать/ся/; клевать /о рыбе/)?”

Zegt de man (мужик говорит): „Waarom denk je dan (почему тогда по-твоему) dat ik zo ver van de kant af zit (я так далеко от края сижу? van… af – от)?”

Een man is aan het vissen als er een voorbijganger langskomt en vraagt: „Bijten ze?”

Zegt de man: „Waarom denk je dan dat ik zo ver van de kant af zit?”

Загрузка...