4

‘Pieter Eickelenbosch?’

De impresario antwoordde niet. Met een blik van ongeloof staarde hij een tijdlang naar de dode. Ineens zag hij doodsbleek en wankelde.

De Cock schoot toe en gaf Vledder een wenk. De jonge rechercheur bedekte het gezicht weer met het laken, schoof de dode in het koelvak terug en sloot de deur. De Cock kende de symptomen. Hij was bang dat de boomlange impresario ter plekke het bewustzijn zou verliezen en leidde hem snel naar buiten. De frisse avondlucht deed Peter van Dongen zichtbaar goed. Hij ademde een paar maal diep en zijn gezicht kreeg weer wat kleur. De Cock keek hem aan. ‘Was het Pieter Eickelenbosch?’ De impresario knikte traag.

‘Zo heet hij officieel… Pieter Eickelenbosch. Zijn ouders noemden hem als kind altijd Pierre. Daarom koos hij Pierrot als artiestennaam.’ Hij schudde vertwijfeld zijn hoofd en zuchtte diep. ‘Het is… het is niet te geloven. Het is gewoon niet te geloven.’ ‘Wat niet?’

‘Dat Pierre daar ligt. Het is, dat ik hem nu met eigen ogen heb gezien, anders…’ Peter van Dongen maakte zijn zin niet af. Hij liet zijn hoofd zakken en staarde naar de grond. ‘Arme Pierre… hij was altijd wat zwaarmoedig. Dat schijnt zo te horen bij clowns.’ Zijn stem trilde zacht en had een warme klank. Plotseling veranderde hij van toon. ‘Ik begrijp er geen bliksem van,’ riep hij fel en bewogen. ‘Toen ze van Carré belden, heb ik voor alle zekerheid eerst nog even contact opgenomen met het theater in Groningen. Daar verzekerde men mij dat Pierrot was opgetreden. Hij zat in het programma kort voor de pauze en had veel succes.’ De Cock wees naar de deur van het mortuarium. ‘Hij was het niet.’ Het klonk laconiek. ‘Volgens onze gegevens is deze Pierrot al meer dan zes uur dood. De vraag die opdoemt, is natuurlijk: Welke Pierrot trad er vanavond in Groningen op?’ Peter van Dongen schudde heftig zijn hoofd.

‘Dat kan niet.’

De Cock lachte schamper.

‘Het gebeurde. U hebt het zelf gecontroleerd.’

De impresario perste zijn lippen op elkaar en toen herhaalde hij geagiteerd: ‘Het kan niet. Pierrot had een heel bijzondere act. Groots. Hij staat er al jaren mee op de bühne. Er is aan gesleuteld en geschaafd. En nog steeds bracht hij kleine veranderingen aan… verbeteringen. Pierre was een perfectionist, een man die leefde voor zijn vak.’

‘U kent zijn act?’

Peter van Dongen knikte overtuigend. ‘Elke beweging… elke toon die hij aan zijn instrumenten ontlokte. Ik heb zijn optreden in de loop der jaren misschien wel dertig keer gezien. Geen enkele maal heb ik mij daarbij verveeld. Het was steeds grandioos en ongemeen boeiend… vaak humoristisch… meest vertederend… soms melancholiek, naar zijn natuur.’

De Cock wreef over zijn kin. ‘Onnavolgbaar?’

‘Beslist.’

Vledder kwam naar buiten en sloot het mortuarium af. De Cock keek hem vragend aan.

‘Je bleef lang weg.’

‘Ik heb nog even naar het mes gekeken.’

‘En?’

‘Je hebt gelijk. Het is een werpmes.’

Peter van Dongen reageerde geschrokken.

‘Een werpmes?’ riep hij hijgend. ‘Wat voor een werpmes?’ Vledder keek van de impresario naar De Cock en terug. ‘Een… eh, een mes,’ sprak hij weifelend, ‘zoals messenwerpers die op het toneel gebruiken.’

De impresario slikte. ‘En is Pierre daarmee vermoord?’ De Cock knikte.

‘Vrijwel zeker. Hoewel de sectie het morgen nog moet bevestigen. Maar het mes steekt nog in zijn rug.’

Peter van Dongen sloot zijn ogen.

‘Fantinelli.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Wie of wat is Fantinelli?’

‘Een messenwerper.’ De impresario sloeg beide handen voor zijn gezicht. ‘Hij heeft al een paar maal gedreigd Pierrot overhoop te steken.’

Met zijn handen diep in de zakken van zijn regenjas gestoken, slenterde De Cock met een ontspannen grijns op zijn gezicht over het brede trottoir van het Damrak. Hij was, komend van huis, op het Stationsplein uit de tram gestapt. Omdat het zonnetje zo lokkend scheen, was hij niet, zoals gebruikelijk, direct via de Nieuwebrugsteeg naar de Warmoesstraat gelopen, maar had de stroom wandelaars gevolgd en was het Damrak opgestapt. Hij schoof zijn vilten hoedje ver naar achteren en keek omhoog. De vlaggen aan de steigers van de rondvaartboten wapperden vrolijk onder een bijna wolkeloze hemel. Aan de andere kant van het water lagen de achtergevels van de Warmoesstraat in de schaduw. In de kamer van de commissaris ontwaarde hij het silhouet van de lange Buitendam. Met moeite onderdrukte De Cock een wild verlangen om vanaf de waterkant met beide armen naar hem te zwaaien. Grinnikend stapte hij verder. De stijve commissaris zou het niet waarderen.

Op de hoek van de Oudebrugsteeg speelde een draaiorgel met mooie trillers La Vie en Rose. De Cock zocht en vond nog een kwartje in een van zijn broekzakken en wierp het in het koperen bakje van de manser. Hij stak het Damrak over en blikte met welgevallen naar het schoongemaakte Beursgebouw. De gevel zag er weer uit alsof hij zojuist door bouwvakkers was opgetrokken. Fluitend liep de rechercheur naar de Warmoesstraat en wuifde joviaal naar een business-vrouwtje dat hij al een eeuwigheid kende.

De Cock voelde zich redelijk gelukkig. Hij had weliswaar weer een lastige moord op zijn nek… misschien wel de lastigste uit zijn hele carrière, maar dat hoorde erbij. Dat was inherent aan dat gekke beroep dat hij uitoefende. Zijn lieve oude moeder zou zeggen: ‘Dan had je maar een vak moeten leren.’ Ze vond het recherchegedoe van haar zoon maar niets. Met al die moordenaars in de stad… veel te gevaarlijk.

In de hal van het politiebureau begroette hij uitbundig de wachtcommandant en liep de trap op. Halverwege de tweede etage ontmoette hij Vledder, die met drie treden tegelijk naar beneden stormde. De Cock gaf hem lachend een stopteken. ‘Waar ga je heen?’

‘Naar Westgaarde voor de sectie. Ik ben laat. Ik moet er om tien uur zijn.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Doe Rusteloos de groeten van me. Als je terugkomt praten we over Fantinelli. En neem na de sectie het mes mee.’ Vledder stormde verder, maar keerde onder aan de trap terug. ‘Commissaris Buitendam heeft naar je gevraagd. Hij wil je spreken.’

‘Was ons summier rapport… te summier?’ grinnikte De Cock. Vledder trok zijn schouders op.

‘Dat weet ik niet. Hij heeft met geen woord over de moord op de clown gerept. Hij zei alleen: “Stuur De Cock als je hem ziet.”’

Commissaris Buitendam, de lange statige chef van het politiebureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat, wenkte met een slanke hand naar de stoel voor zijn bureau.

‘Ga zitten, De Cock,’ sprak hij geaffecteerd. ‘Ik wil nader worden geïnformeerd.’

De oude rechercheur trok een stuurs gezicht en nam onwillig plaats. Het liefst bleef hij staan, rechtop, zijn benen iets uit elkaar. Dan voelde hij zich meer weerbaar en meer gespannen. Wanneer commissaris Buitendam hem ontbood, bezag hij hem steeds met argwaan. Het was een protesthouding, die hij bij voorbaat aannam om zijn vrijheid van handelen als rechercheur te beschermen.

Hij bemerkte dat die heerlijke, bijna onbezonnen blijheid die hem die morgen vanaf het moment van opstaan had beheerst, langzaam uit hem wegvloeide en plaatsmaakte voor een wat kribbige opstandigheid.

‘Was ons rapport niet duidelijk?’

Buitendam blikte wat wazig over hem heen.

‘Welk rapport?’

‘Over de moord op die clown.’

De commissaris kuchte.

‘O ja, die clown. Ja. Een vreemde affaire. Daar moeten we wel iets aan doen.’

De Cock slikte.

‘Wel-iets-aan-doen,’ herhaalde hij getroffen. ‘Het is een moord… een smerige, geraffineerde moord.’

Commissaris Buitendam bracht zijn linkerhand omhoog, trok zijn kin iets op en wreef met de toppen van duim en vingers in zijn hals. Het was een gebaar om tijd te winnen, dat De Cock van hem kende. Met zijn hoofd iets schuin keek hij zijn chef onderzoekend aan.

‘Waarover,’ vroeg hij achterdochtig, ‘wilt u in feite worden geinformeerd?’

De commissaris kuchte opnieuw.

‘Gisteravond is makelaar Julius van Vlaanderen bij je aan het bureau geweest in verband met een omvangrijke diefstal van juwelen uit zijn kluis.’

De Cock knikte.

‘Inderdaad. Een nogal vreemde geschiedenis. Ik vrees echter dat ik voorlopig weinig tijd zal hebben om mij daarmee bezig te houden. De moord op de clown heeft een aantal aspecten die…’ Commissaris Buitendam wuifde afwerend.

‘De diefstal bij makelaar Van Vlaanderen is geen op zichzelf staand geval. Er zijn de laatste tijd meer van dergelijke diefstallen bekend geworden. Raadselachtige verdwijningen van juwelen en geld.’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Ik heb er niets van gelezen,’ sprak hij achteloos.

Buitendam knikte.

‘De andere gevallen speelden zich af in Den Haag. De slachtoffers waren belangrijke mensen. De aangiften werden via hun advocaat rechtstreeks bij de officier van justitie gedaan en die achtte het in het belang van de betrokkenen, dat er geen ruchtbaarheid aan werd gegeven.’

De Cock was verbaasd.

‘Waarom niet?’

‘Een zaak van beleid.’

De Cock grijnsde.

‘Ik heb een ander beleid,’ sprak hij spottend. ‘Ik heb wél een telexbericht laten uitgaan.’

Buitendam knikte opnieuw.

‘Juist… en dat telexbericht heeft in Den Haag nogal wat beroering gewekt.’

De Cock keek hem verbaasd aan. ‘Hoezo… het was toch een normaal telexbericht?’

‘Uit jouw telexbericht bleek dat de gevallen in Den Haag en die zaak van makelaar Van Vlaanderen met elkaar in verband staan.’ ‘In welk opzicht?’

De commissaris tikte met zijn middelvinger op het telexformulier, dat voor hem lag.

‘Vlindertje… het enige wat ook alle bestolenen in Den Haag zich na de diefstal herinnerden, was… vlindertje.’

De Cock gniffelde.

‘En dat vond onze officier van justitie in de keurige hofstad zo gek, dat hij er geen telexbericht aan durfde wagen.’

Op de bleke wangen van de commissaris kwamen kleine blosjes. ‘Het waren nobele overwegingen. De officier van justitie in Den Haag wilde de betrouwbaarheid van de betrokkenen niet in diskrediet brengen.’

De Cock lachte gul.

‘In die betrouwbaarheid paste geen vlindertje.’ Hij stond van zijn stoel op. ‘Ik zal de aangifte van makelaar Van Vlaanderen naar Den Haag sturen, dan kunnen ze ons geval erbij nemen.’ Hij plukte grijnzend aan zijn neus. ‘Nu vlindertje geen beletsel meer is.’

Het gezicht van de commissaris betrok. Hij gleed met zijn tong langs zijn droog geworden lippen.

‘Den Haag heeft vanmorgen al vroeg contact opgenomen met onze officier, meester Schaaps. Het is zijn wil dat jij ook die Haagse zaken behandelt.’

Het leek alsof De Cock door een mokerslag was getroffen. ‘Wat?’ brulde hij ontzet. ‘Omdat ze in Den Haag te bedonderd zijn om een zaak goed aan te pakken, moet ik hun vuile werk opknappen?’ Hij schudde heftig zijn hoofd. ‘Geen denken aan. Ik heb een moord.’

Buitendam kwam met een ruk overeind.

‘Meester Schaaps wil…’

De Cock onderbrak hem zwaaiend.

‘Zeg meester Schaaps dat ik een mensenleven hoger schat dan een partijtje antieke juwelen en dat ik daarin mijn eigen prioriteiten stel.’

De lange commissaris sidderde van woede. Zijn gezicht zag rood en zijn neusvleugels trilden. Hij strekte zijn arm naar de deur. ‘Eruit!’

De Cock ging.

Vledder keek zijn oudere collega glimlachend aan. ‘Het was weer zover,’ stelde hij kalm.

De Cock knikte. De verontwaardiging bruiste nog in zijn bloed. ‘Het is toch te gek,’ riep hij kwaad. ‘Die Buitendam heeft een justitiecomplex. Schaaps belt over Van Vlaanderen en juwelen en onmiddellijk moet alles en iedereen daarvoor wijken. De moord op die arme clown interesseerde hem geen fluit.’ Vledder schudde zijn hoofd.

‘Het is onze fout. We hadden dat vlindertje niet in het telexbericht moeten opnemen. Dan hadden we nu geen gedonder gehad.’ De Cock werd woest, hij sloeg met zijn vuist op het blad van zijn bureau. ‘Het betekent iets,’ siste hij. ‘Dat blijkt toch wel.’ ‘Wat?’

De Cock antwoordde niet direct. Zijn woede zakte weg en zijn gezicht kreeg een mildere expressie. ‘Laten ze dat in Den Haag maar uitknobbelen. Ze weten daar toch alles beter.’ Hij keek Vledder nu vriendelijk aan. ‘Hoe was de sectie? Inwendige bloedingen?’

Vledder knikte.

‘Dokter Rusteloos kon niet zeggen of het mes was gestoken of dat het van een afstand was geworpen. De uitwerking op het lichaam is volgens hem in beide gevallen ongeveer hetzelfde. Het moet wel met grote kracht zijn gebeurd. Het mes was op een rib afgeschampt en had daarna een slagader geraakt.’

‘Met een inwendige bloeding als fataal gevolg.’

‘Precies.’

‘Heb je het meegenomen?’ Vledder trok de lade van zijn bureau open en hield het zware werpmes omhoog. ‘Ik ben er vanmorgen al mee naar de Dactyloscopische Dienst geweest. Er zaten geen bruikbare sporen op. Ze hebben er alleen wat bloed afgekrabd. Dat zouden ze door het lab laten analyseren.’ De telefoon rinkelde. Vledder legde het mes naast zich neer en greep de hoorn. Geschrokken keek hij op.

De Cock boog zich naar hem toe. ‘Wat is er?’

Vledder hield zijn hand voor het spreekgedeelte.

‘Voor de balie staat… Fantinelli.’

Загрузка...