4 Schemering

Gawein keek toe terwijl de zon de wolken in het westen weg brandde en het laatste licht vervaagde. Dat waas van eeuwige duisternis hield de zon zelf verhuld. Net zoals het ’s nachts de sterren voor hem verborg. Vandaag hingen de wolken onnatuurlijk hoog aan de hemel. De top van de Drakenberg was altijd onzichtbaar op bewolkte dagen, maar dat dichte, grijze waas hing meestal zo hoog dat het amper de kartelige, gebroken top van de berg beroerde. ‘Laten we aanvallen,’ fluisterde Jisao, die gehurkt naast Gawein op de heuveltop zat.

Gawein wendde zijn blik van de zonsondergang af en keek weer naar het dorpje beneden. Het had er stil moeten zijn, op misschien een huisvader na die nog een laatste keer bij zijn vee ging kijken voordat hij naar bed ging. Het had donker moeten zijn, onverlicht, op een paar talgkaarsen achter vensters na waar mensen nog aan het avondmaal zaten. Maar het was niet stil. Het was niet donker. Het dorp werd verlicht door fakkels die werden gedragen door een tiental potige gestalten. Dankzij dat fakkellicht en het licht van de stervende zon kon Gawein zien dat ze allemaal een onopvallend uniform in bruin en zwart droegen. Gawein zag het embleem van drie sterren op hun uniform niet, maar hij wist dat ze het droegen. Vanaf zijn verre uitkijkpost keek Gawein naar enkele laatkomers die hun huis uit kwamen en zich met bange en ongeruste gezichten bij de anderen op het drukke plein aansloten. De dorpelingen verwelkomden het gewapende leger met tegenzin. Vrouwen drukten hun kinderen tegen zich aan, mannen hielden zorgvuldig hun blik neergeslagen. ‘We willen geen problemen,’ zei hun houding. Ze hadden ongetwijfeld van andere dorpen gehoord dat de indringers vrij beleefd waren. De soldaten betaalden voor de goederen die ze meenamen en er werden geen jongemannen geronseld, hoewel ze ook niet werden weggestuurd als ze wilden aanmonsteren. Het was een heel merkwaardig invasieleger. Maar Gawein wist wat de mensen dachten.

Dit leger werd aangevoerd door Aes Sedai, en hoe moest je onderscheid maken tussen gewoon en ongewoon als er Aes Sedai bij betrokken waren?

Er waren geen zusters bij dit legeronderdeel, het Licht zij dank. De soldaten, beleefd maar streng, zetten de dorpelingen op een rij en bekeken hen.

Vervolgens gingen twee soldaten bij alle huizen en schuren naar binnen om die in ogenschouw te nemen. Er werd niets gestolen of stuk gemaakt. Alles verliep heel ordelijk en vriendelijk. Gawein hoorde bijna hoe de officier zijn verontschuldigingen aanbood aan de burgemeester van het dorp.

‘Gawein?’ vroeg Jisao. ‘Ik tel er amper twaalf. Als we Rodics groep er vanuit het noorden naartoe sturen, snijden we ze van beide kanten de pas af en kunnen we ze in het midden pletten. Het wordt al zo donker dat ze ons niet zien aankomen. Het zou helemaal geen moeite kosten.’

‘En de dorpelingen?’ vroeg Gawein. ‘Er zijn kinderen daarbeneden.’

‘Dat heeft ons voorheen ook nooit tegengehouden.’

‘Dat was anders,’ zei Gawein hoofdschuddend. ‘De laatste drie dorpen die ze hebben doorzocht, lagen op een rechte lijn naar Dorlan. Als deze groep verdwijnt, zal de volgende zich afvragen wat ze op het punt stonden te ontdekken. Dan trekken we de aandacht van het hele leger.’

‘Maar...’

‘Nee,’ zei Gawein zacht. ‘We moeten weten wanneer we ons moeten terugtrekken, Jisao.’

‘Dus we zijn helemaal voor niets hierheen gekomen.’

‘We zijn helemaal hierheen gekomen voor een kans,’ zei Gawein. Hij trok zich achterwaarts terug van de heuveltop, waarbij hij ervoor zorgde dat zijn omtrekken zich niet aftekenden tegen de horizon. ‘We hebben die kans nu bekeken, en ik zeg dat we hem niet nemen. Alleen een dwaas schiet zijn pijl af alleen omdat hij een vogel ziet.’

‘Waarom niet, als hij recht voor je neus zit?’ vroeg Jisao toen hij zich weer bij Gawein had aangesloten.

‘Omdat de beloning soms de pijl niet waard is,’ antwoordde Gawein. ‘Kom mee.’

Beneden, wachtend in het donker met afgesloten lantaarns, stond een aantal van de mannen die werden gezocht door de soldaten in het dorp. Garet Brin was ongetwijfeld erg ontstemd geweest te vernemen dat er een stropende troep in de buurt verborgen had gezeten. Hij had ijverig geprobeerd hen op te sporen, maar het landschap rondom Tar Valon was rijkelijk voorzien van dorpen, bossen en afgelegen valleien, en een klein, beweeglijk aanvalsleger kon zich er gemakkelijk verbergen. Tot dusverre had Gawein zijn Jongelingen uit het zicht weten te houden terwijl hij af en toe een strooptocht uitvoerde of een hinderlaag legde voor Brins troepen. Maar met driehonderd man waren je mogelijkheden beperkt. Vooral wanneer je tegenover een van de vijf grote krijgsheren stond. Is het dan mijn lotsbestemming om te strijden tegen al mijn vroegere leermeesters? Gawein pakte de teugels van zijn paard en gaf zwijgend het bevel tot de aftocht door zijn rechterhand op te steken en vervolgens een scherp gebaar weg van het dorp te maken. De mannen kwamen zonder morren in beweging, stegen af en leidden hun rijdieren aan de hand mee, om zo geruisloos en veilig mogelijk te vertrekken.

Gawein had gedacht dat hij over de dood van Hammar en Coulin heen was; Brin zelf had Gawein geleerd dat bondgenoten op het slagveld soms plotseling vijanden werden. Gawein had tegen zijn voormalige leermeesters gestreden en gewonnen. Punt uit. Maar de laatste tijd scheen zijn geest vastbesloten om die lijken op te dreggen en mee te torsen. Waarom nu, na zo lange tijd? Hij vermoedde dat zijn schuldgevoel te maken had met Brin, zijn eerste en meest invloedrijke onderwijzer in de kunst van de oorlogvoering. Gawein schudde zijn hoofd terwijl hij Tarter over het donker wordende terrein leidde; hij hield zijn mannen uit de buurt van de weg, voor het geval Brins verkenners schildwachten hadden geplaatst. De vijftig mannen rondom Gawein liepen zo geruisloos mogelijk, en de hoefslagen van de paarden werden gedempt door de verende ondergrond.

Als Brin geschokt was toen een strooptroep zijn voorrijders aanviel, dan was Gawein evenzeer geschokt geweest de drie sterren op de uniformen van de mannen die hij doodde te zien. Hoe hadden de vijanden van de Witte Toren de grootste krijgsman in heel Andor weten te strikken? En waarom vocht de kapitein-generaal van de koninginnegarde eigenlijk aan de zijde van een groep opstandige Aes Sedai? Hij zou in Caemlin moeten zijn om Elayne te beschermen. Het Licht geve dat Elayne nu in Andor was. Ze kon niet nog steeds bij de opstandelingen zijn; niet terwijl haar thuisland geen koningin had. Haar plicht jegens Andor was belangrijker dan haar verplichtingen aan de Witte Toren.

En hoe zit het met jouw plicht, Gawein Trakand? dacht hij. Hij wist niet zeker of hij nog plicht of eer over had. Misschien kwamen zijn schuldgevoel over Hammar en zijn nachtmerries over oorlog en sterfte bij Dumais Bron voort uit het late besef dat hij zijn trouw bij de verkeerde partij had gelegd. Zijn trouw behoorde toe aan Elayne en Egwene. Waarom voerde hij dan nog steeds een strijd waar hij niet om gaf en hielp hij een partij die – volgens alle berichten – lijnrecht tegenover de groepering stond die Elayne en Egwene hadden gekozen?

Ze zijn slechts Aanvaarden, hield hij zich voor. Elayne en Egwene hebben deze partij niet gekozen, ze doen gewoon wat hun is opgedragen! Maar de dingen die Egwene al die maanden geleden tegen hem had gezegd, in Cairhien, wezen erop dat ze haar besluit uit vrije wil had genomen.

Zij had een kant gekozen. Hammar had een kant gekozen. Garet Brin had kennelijk ook een kant gekozen. Maar Gawein bleef maar aan allebei de kanten willen staan. Die onbalans verscheurde hem. Een uur buiten het dorp gaf Gawein het bevel om op te stijgen en de weg te volgen. Hopelijk kwam het niet bij de verkenners van Brin op om het gebied rondom het dorp eens te bekijken. Als ze dat deden, dan zouden de sporen van vijftig ruiters moeilijk te missen zijn. Daar viel niets aan te doen. Ze moesten zo snel mogelijk naar stevige grond komen, waar de sporen van hun doortocht zouden worden verhuld door duizend jaar van voetstappen en verkeer. Twee paar soldaten reden voorop, en twee paar bleven achter hen rijden. De rest zweeg, hoewel hun paarden nu in denderende galop voortgingen. Niemand vroeg waarom ze zich terugtrokken, maar Gawein wist dat ze het zich afvroegen, net als Jisao had gedaan. Het waren goede mannen. Misschien wel te goed. Onderweg stuurde Rajar zijn paard naast dat van Gawein. Nog maar een paar maanden geleden was Rajar een jongen geweest. Nu kon Gawein hem echter niet anders zien dan als een soldaat. Een veteraan. Sommige mannen deden ervaring op door hun levensjaren, anderen deden dat door maandenlang vrienden te zien sterven.

Toen hij opkeek, zag Gawein geen sterren. Ze verborgen hun gezicht voor hem achter die wolken. Net als Aiel achter zwarte sluiers. ‘Waar is het misgegaan, Rajar?’ vroeg Gawein.

‘Misgegaan, heer Gawein?’ vroeg Rajar. ‘Ik weet niet of we iets verkeerd hebben gedaan. We konden niet weten welke dorpen dat legeronderdeel zou besluiten te inspecteren, of dat ze niet over de oude Wagenrichtweg zouden gaan, zoals u had gehoopt. Sommige mannen zijn misschien in de war, maar het was een goede beslissing om ons terug te trekken.’

‘Ik had het niet over de strooptocht,’ zei Gawein hoofdschuddend. ‘Ik heb het over deze hele rottige toestand. Jij zou geen aanvallen moeten uitvoeren op bevoorradingskaravanen of je tijd besteden aan het doden van verkenners; je had inmiddels de zwaardhand moeten zijn van een nieuwe Aes Sedai.’ En ik zou in Caemlin moeten zijn, bij Elayne.

‘Het Rad weeft wat het Rad wil,’ reageerde de kleinere man. ‘Nou, ons heeft het in een gat geweven,’ mompelde Gawein, met nog een blik op de bewolkte hemel. ‘En Elaida schijnt niet veel haast te hebben om ons eruit te trekken.’

Rajar keek Gawein verwijtend aan. ‘De Witte Toren heeft zo haar eigen methoden, heer Gawein, en haar eigen motieven. Het is niet aan ons die in twijfel te trekken. Wat heb je aan een zwaardhand die de bevelen van zijn Aes Sedai in twijfel trekt? Dat is een zekere weg naar de dood van beiden.’

Je bent geen zwaardhand, Rajar. Dat is het probleem! Gawein zei niets.

Geen van de andere Jongelingen scheen te worden geplaagd door deze vragen. Voor hen was de wereld een stuk eenvoudiger. Je deed wat de Witte Toren, en de Amyrlin Zetel, beval. Het maakte niet uit als die bevelen erop gericht schenen te zijn om je het leven te kosten.

Driehonderd jongelui tegenover een leger van meer dan vijftigduizend geharde soldaten, onder bevel van Garet Brin zelf? Wil van de Amyrlin of niet, dat was een reddeloze toestand. De enige reden dat de Jongelingen al zo lange tijd overleefden, was omdat Gawein wist hoe zijn leermeester dacht. Hij wist waar Brin troepen en verkenners naartoe zou sturen, en hij wist hoe hij diens zoekpatronen kon ontwijken.

Toch bleef het een vruchteloze onderneming. Gawein had bij lange na niet voldoende manschappen voor een werkelijk bestokingsleger, vooral niet nu Brin met zijn belegeringstroepen verschanst zat. En dan was er nog de opmerkelijke kwestie van het volkomen gebrek aan een bevoorradingslijn naar het leger. Hoe kwamen ze aan voedsel? Ze kochten proviand in de dorpen in de omgeving, maar lang niet genoeg om hen allemaal te voeden. Hoe hadden ze alles wat ze nodig hadden meegedragen en toch snel genoeg kunnen blijven bewegen om zonder waarschuwing midden in de winter op te duiken?

Gaweins aanvallen waren zo goed als betekenisloos. Je zou bijna gaan denken dat de Amyrlin hem en de andere Jongelingen alleen maar uit de weg wilde hebben. Vóór Dumais Bron had Gawein al vermoed dat dit het geval was. Nu begon hij ervan overtuigd te raken. En toch blijf je haar bevelen opvolgen, dacht hij. Hij schudde zijn hoofd. Brins verkenners kwamen gevaarlijk dicht in de buurt van zijn uitvalsbasis, en Gawein kon niet nog meer van hen doden zonder zich te verraden. Het werd tijd om terug te gaan naar Dorlan. Misschien hadden de Aes Sedai daar goede raad over hoe hij verder moest.

Hij dook ineen op zijn paard en reed verder de nacht in. Licht, ik wou dat ik de sterren kon zien, dacht hij.

Загрузка...