Hoofdstuk 3

Jacob voelde zich onrustig en hij had geen idee waarom. Die ochtend waren zijn vrouw en hij vertrokken vanaf hun huisje op de Veluwe, na een heerlijke twee weken vakantie. Nu waren de koffers uitgepakt, en renden hun kinderen alweer vrolijk door het huis.

Jacob liep naar de televisie en keek op AT5, de lokale Amsterdamse zender, naar het laatste nieuws. Hij kon geen schokkende gebeurtenissen ontdekken.

'Waar kijk je naar?' Zijn lieve vrouw stond achter hem en legde haar armen om zijn middel. 'Nu alweer aan het werk?' Er klonk geen spoor van verwijt in haar stem.

'Gewoon even kijken.'

'Was een leuke vakantie, hè?'

'Heerlijk…' Hij draaide zich om en nam haar in zijn armen. 'Echt heerlijk…'

'Geniet dan nog even na. Je bent zo onrustig…'

'Ik weet het.' Jacob schudde ongedurig zijn hoofd. 'Nee, ik weet het niet. Er is iets, maar ik heb geen idee wat. Het is…'

Jacob haalde zijn schouders op.

'Denk je dat er iets aan de hand is?' vroeg zijn vrouw.

'Geen idee, maar het voelt alsof…'

Zijn vrouw glimlachte. 'Alsof iemand je zegt dat je moet bellen.'

Hij staarde haar verbaasd aan. 'Hoe weet jij dat?'

'Ik ken je toch? En ik voel het ook. Bel hem. Bel Van Opperdoes. Ik denk dat hij je nodig heeft. Niet dat er iets gebeurd is met hem, maar er speelt iets.'

Jacobs gezicht stond ernstig. 'Ja, hè? Ik denk het ook, vreemd genoeg. Maar ik heb nog wel twee dagen vakantie.'

'Bel hem nou maar.'

Een uur later liep Jacob de Tweede Goudsbloemdwarsstraat in. Van Opperdoes zat tegenover de ingang op een stoepje en glimlachte toen hij zijn jonge collega aan zag komen lopen.

'Had je genoeg van je vakantie?'

'Van vakantie kun je nooit genoeg hebben.'

Jacob keek naar het pand aan de overzijde van de straat. Zijn blik gleed langzaam naar de derde verdieping.

'Derde verdieping was het toch?'

Van Opperdoes knikte.

'En niemand thuis in het hele pand?' vroeg Jacob.

'Een stokdove vrouw op de eerste verdieping.'

Jacobs tuurde naar de eerste verdieping. Daar zag hij een oude vrouw staan, die nieuwsgierig naar buiten keek en achter de vitrage en de glimmende vazen voor het raam onzichtbaar probeerde te zijn.

'Stokdoof. Typisch weer onze mazzel…' zei Jacob met een grijns. 'Een mooi onderzoek zeg, dit… Geloof je die vrouw die bij jou kwam?'

'Charlotte van Tiggelen?' peinsde Van Opperdoes. 'Ik heb haar naar het bureau laten brengen. We nemen straks haar verklaring wel op. Ik heb geen reden om aan te nemen dat ze liegt, of een verhaal heeft verzonnen. Ze leek me oprecht.'

'Dan hebben we een probleem,' constateerde Jacob droog.

Van Opperdoes knikte. 'De technische recherche is onderweg, ze zullen hier zo wel zijn. Die kunnen ons vertellen of er nog bloed- of andersoortige sporen te vinden zijn. Alles gaat op de foto, alles wordt onderzocht. Dan moeten we langs de buren.'

Hij keek om zich heen.

'Niet iedereen zal toch met vakantie zijn?'

Nu viel het Jacob pas op hoe stil het op straat was. Normaal gesproken zou de halve straat zijn uitgelopen bij het vermoeden van een spannende gebeurtenis, maar ze waren alleen in de straat.

'De helft van alle Jordanezen zit op de camping. Op de Veluwe ben ik er ook al een hoop tegengekomen. Heeft die Charlotte je al verteld van welke makelaar ze de sleutel heeft gekregen? Ik denk dat we daar heel snel mee moeten praten.'

Van Opperdoes knikte. 'Makelaar Lousman in de Tuinstraat. Hier vlakbij.'

'Maar die naam ken ik…' Jacobs stem klonk verbaasd.

'Laat ik het zo zeggen…' er speelde een minzame glimlach om Van Opperdoes' lippen,'… de familie Lousman is geen onbekende van de politie.'

'De oude Lousman is eigenlijk de makelaar, en hij werkt nu toch samen met zijn zoon?'

Van Opperdoes knikte. 'Lousman & Zoon. Waarbij de zoon nogal eens aanvaringen heeft met diverse mensen, waaronder de politie.'

Er klonk een ferm gebons op een raam. Zowel Van Opperdoes als Jacob keken omhoog naar de eerste verdieping, waar de oude vrouw enthousiast op het raam stond te tikken met een van haar ringen. Toen ze zag dat ze aandacht van de rechercheurs had, deed ze haar raam open.

'Hé, mot je luisteren!' 'We luisteren.'

'Wat zeg je?' Ze hield haar hand achter haar oor.

Van Opperdoes wuifde naar de deur ten teken dat ze naar boven zouden komen, en stond op.

Sien Meier wachtte hen op bij haar voordeur.

'Kom binnen,' zei ze, en keek om zich heen alsof ze afgeluisterd kon worden. 'Je vroeg toch of ik het wilde vertellen, als ik me iets kon herinneren?'

'Jazeker…'

'Is dat je collega? Lekker ding, zeg.' Ze bekeek Jacob van top tot teen.

'Getrouwd, twee kinderen…' zei Jacob.

'Ja, niet voor mij hoor. Ik maak me geen illusies. Maar ik heb me toch een nichtje…'

'Wat heb je je herinnerd, Sien?' vroeg Van Opperdoes.

'Nou, ik zei toch dat mijn geheugen niet zo goed was. Dat is m'n kortetermijngeheugen, zei de dokter. Dat is niet zo goed. Dat ik dingen pas later weer weet, snap je? En je vroeg of me iets was opgevallen. Toen ik jullie daar net zo zag zitten, moest ik ineens aan vanmiddag denken. En toen wist ik het weer. Er stond een busje voor de deur. Een wit busje. Ik dacht eerst dat het schilders waren, weet je wel, om de boel op te knappen. Ik zei toch dat er weleens schilders of schoonmakers of zo kwamen? Ze stonden hier voor de deur. En toen reden ze weg. Heel hard.'

'Zijn ze binnen geweest?'

'Ik denk het wel, maar ik heb niet alles gezien.'

Ze beet op haar knokkel.

'Jawel… ze droegen iets groots. Ik dacht eerst dat het verhuizers of schilders waren. Ze droegen van die dingen die je op de televisie ziet, weet je wel?' 'Wat voor dingen?' wilde Jacob weten.

Sien bewoog haar hoofd wild heen en weer, alsof ze op die manier de verborgen herinneringen weer los kon schudden.

'Wat je wel ziet op televisie, als er wat gebeurd is.'

Van Opperdoes legde zacht zijn hand op haar schouder. 'Als er iets ergs gebeurd is? Bedoel je dat? Dat de politie de boel gaat onderzoeken?'

'Het vliegtuig!' zei Sien opgetogen.

'Welk vliegtuig, Sien?'

Sien keek met grote ogen naar de oude rechercheur. Haar strijdbare woorden hadden plaatsgemaakt voor een diep verdriet, omdat ze besefte dat haar geheugen haar zo in de steek liet.

Jacob keek met bewondering naar zijn oude collega. Van Opperdoes was kalm, vriendelijk en straalde een enorme warmte uit, waar Sien zich wanhopig aan vastklampte.

'Een groot vliegtuig?'

Sien knikte. 'In de Bijlmer.'

Plotseling zag Van Opperdoes het beeld voor zich, de connectie die Sien in haar warrige hoofd maakte tussen dat wat ze nog wel wist en datgene waar ze niet op kon komen.

'Witte pakken.'

'Hè?' vroeg Jacob.

'Mannen die op schilders lijken. Schilders dragen witte overalls, verplegers vroeger ook. Het neergestorte vliegtuig in de Bijlmer…'

"… was berucht om meerdere dingen, maar ook vanwege de mannen in de witte pakken,' begreep Jacob ineens.

'Dat was het. Ze droegen witte pakken.' Sien keek weg. 'Ik schaam me dat ik er niet op kon komen.'

'Wat maakt dat nou uit. Kun je je wel herinneren hoe laat het was, dat je ze zag?'

Ze haalde haar schouders op en glimlachte verdrietig. 'Ik ben al blij dat ik dit weer weet.'

Peter van Opperdoes glimlachte. 'Natuurlijk. Dit is heel belangrijke informatie.'

'Een wit busje. En stond daar iets op? Op de zijkant van het busje?' vroeg Jacob.

'Dat weet ik dus nog wel. Gek, hè? Volgens mij stond er niks op en was het helemaal wit. Gewoon wit. Helemaal wit.'

'Denk eens goed na…' probeerde de oude rechercheur nogmaals,'… zijn ze naar de derde verdieping geweest?'

'Ik denk het… dat moet wel. Hierboven op de tweede is niemand. Die zijn op vakantie en daar komt niemand binnen. Dat zei ik toch. Onthoud toch eens iets als ik het vertel…'

Загрузка...