Albert Cornelis Baantjer De Cock en de moord in seance

1

Jennifer Jordan streek met haar hand over haar voorhoofd. Het was klam, bezweet. Ze voelde zich ook wat verward. Onzeker. Het was een gevoel van onbehagen, waarvoor ze geen redelijke verklaring kon vinden. Met haar scherpe gehoor probeerde ze de geluiden in de kamer om haar heen te analyseren. Het geschuifel van voeten over het berbertapijt, het murmelen van een gedempt gevoerd gesprek op de achtergrond bij het raam, het rinkelen van een porseleinen kopje schuin rechts voor haar op de grote ronde eiken tafel, waaraan ze zat.

Ze wist welke vrouwen er aanwezig waren. Ze kende hen allen van naam, ze kende de klank van hun stem, het ritselen van hun japon, de zoete geuren van hun parfum. Alleen met Christine, haar trouwe vriendin, onderhield ze engere banden. De anderen kende ze slechts oppervlakkig van de wekelijkse seances bij haar thuis. De jongeren had ze in haar leven nooit gezien. Van de ouderen herinnerde ze zich de gezichten.

Ze vroeg zich af hoe die gezichten uit haar herinnering waren veranderd. Hoe de gelaatstrekken waren verscherpt. Zoals bij haar. Wanneer ze met de gevoelige toppen van haar vingers rond haar ogen gleed, langs de lijnen van haar mond, dan ontdekte ze rimpels, oneffenheden in de eens zo gladde, strakke huid. Zeventien jaar geleden was het begonnen. Het moment stond haar nog helder voor de geest. Het was een zonnige morgen in mei. Het ratelen van de wekker naast haar op het notenhouten nachtkastje had haar uit een zoete sluimer gewekt. Toen had ze haar ogen geopend om, zoals ze elke morgen deed, minutenlang stil naar de zoldering te staren en te luisteren naar de vroege geluiden op de gracht. De geluiden waren er wel, intens, scheller dan ooit. Maar het wit tussen de zware zwarte balken aan het plafond was er niet. Het bleef nacht. Een ondoordringbare duisternis. Eerst had ze zich er over verbaasd. Hoe het kon. Toen kwam de angst, gevolgd door paniek. Ze wist dat het daglicht links van haar door het smalle venster drong en ze voelde de tinteling van de prille zon op haar huid. Langzaam, heel langzaam kwam het besef, erkende ze de bittere realiteit. Het openen en sluiten van haar oogleden had geen effect. Er was geen wisseling van licht en donker. Ze zag niet meer. Ze was blind. Ze tastte opzij naar de arm van Christine, haar vriendin. ‘Zijn ze er allemaal?’

Christine boog zich wat naar haar toe.

‘Zwarte Sophie is er nog niet,’ sprak ze fluisterend. ‘Dat is elke keer raak. Ze is altijd laat. We moeten feitelijk maar zonder haar beginnen. Het zou een les voor haar zijn.’

Jennifer Jordan glimlachte vertederend.

‘We zullen toch maar op haar wachten. Ik heb Zwarte Sophie graag in de kring. Ze is zo stimulerend. Als zij er bij is, heb ik steeds goede contacten. Vorige week was ik er zelfs van overtuigd dat het astrale lichaam van oud-tante Emelie aanwezig was.’ Christine knikte.

‘Het was een prachtige seance,’ sprak ze plechtig. ‘Heel mooi. Ik hoop dat ook vanavond de geesten gewillig zijn. De voortekenen lijken mij gunstig. Misschien eens een echte materialisatie.’ Jennifer Jordan liet haar hoofd wat zakken.

‘Dat is mij in al die jaren nog niet overkomen,’ sprak ze wat bedrukt.

Christine lachte.

‘Niet zo somber. Je bent een fantastisch medium. Iedereen erkent dat. Zelfs professor Ten Havelte heeft lovend over je gesproken.’ Ze drukte de rug van haar hand tegen Jennifers wang. ‘Hoe voel je je vandaag?’ In haar stem sloop een lichte bezorgdheid. Jennifer Jordan antwoordde niet. Haar gedachten gleden weer terug. Ze had die vreselijke werkelijkheid nooit aanvaard. Ze had nooit in haar blind-zijn berust. Zelfs nu nog niet, zeventien jaar later. Ze was alleen minder wanhopig dan toen. De jaren hadden haar geleerd met de duisternis te leven. Toch had ze de innerlijke zekerheid dat ze eens weer zou kunnen zien, dat haar blindheid even plotseling zou verdwijnen als ze was gekomen. Die zekerheid, die innerlijke overtuiging had haar de moed gegeven om ondanks de vele teleurstellingen door te gaan. Tientallen malen had ze haar ogen laten onderzoeken. En steeds weer had men haar verzekerd dat de wetenschap nog niet ver genoeg was gevorderd om haar te kunnen helpen. Maar de laatste specialist, die zij op aanraden van verre kennissen had bezocht, had haar weer hoop gegeven. Hij durfde het aan, had hij gezegd, een gewaagde operatie, een drieste poging om de poorten van haar ogen opnieuw te openen voor het wonderlijke spel van licht en kleur. Het vreemde was dat het idee haar benauwde. Haar aanvankelijke blijheid werd overschaduwd door een aanzwellende angst, alsof ze bang was voor een waarheid, die er was, maar die ze nu niet kon zien.

Ze voelde hoe Christine haar arm beroerde.

‘Zwarte Sophie is er.’ Er was een ondertoon van ergernis. ‘Ze is net binnengekomen. Als mevrouw haar mantel heeft uitgetrokken, kunnen we eindelijk beginnen. De anderen worden al ongeduldig.’ Ze zweeg even. ‘Je zou haar toch eens moeten berispen.’ Jennifer Jordan knikte gelaten.

‘Zet Zwarte Sophie links naast mij aan tafel. Daar zat ze vorige week ook. Er ging toen een steunende kracht van haar uit.’ Ze hoorde dat Christine zich wrevelig bewoog.

‘Zoals je wilt,’ sprak ze berustend. ‘Die plaats is nog vrij. Wat dacht je? Zullen we de seance met kruis en bord openen?’ Jennifer Jordan richtte zich iets op en schoof haar handen uit de wijde mouwen van de glimmend zwarte toga die ze droeg. ‘Dat is goed, Christine,’ sprak ze beminnelijk. ‘Dat lijkt mij een uitstekend idee.’ Ze merkte dat Zwarte Sophie zwaar hijgend links van haar plaats nam. Ze wachtte even tot haar ademhaling weer normaal was. ‘Zijn we allen gezeten?’

Het antwoord was een licht gemurmel van alle kanten. ‘Zijn de gordijnen goed gesloten? En is het licht voldoende gedempt?’

Christine knikte.

‘Iedereen en alles is gereed.’

‘Wanneer schenk je koffie?’

Christine boog zich naar voren en schoof het kruis over de tafel naar Jennifers handen.

‘Na het kruis- en bordspel. Bij het binnenkomen hebben allen koffie gehad. Harry heeft de vuile kopjes net afgeruimd. Hij zal ze weer wassen en klaarzetten voor straks. Hij heeft ook muziek uitgezocht.’

Jennifer Jordan knikte instemmend. Ze trok haar gezicht strak en stond op. Ze zag er indrukwekkend uit. Bijna sinister. De inbleke huid van haar handen en haar gezicht contrasteerde fel met het zwart van haar toga. De blinde ogen staarden in het niets. ‘Heeft iemand in de kring nog belangrijke mededelingen te doen? Laat haar nu spreken.’

Er was geritsel van een zijden japon aan de andere kant van de ronde tafel. Agatha van Keulen stond op. Ze vouwde haar handen devoot voor de borst. Op haar gerimpelde gelaat lag een smartelijke trek.

‘Mijn zuster Martha,’ begon ze zacht, ‘is dinsdagnacht in alle rust gestorven.’ Ze zweeg. Pas toen de stemmen waren verstomd, ging ze verder. ‘Martha was moe en haar oude hart wilde niet meer. De tijd was te kort om u allen persoonlijk van haar heengaan te verwittigen. Slechts enkelen van u heb ik reeds in kennis kunnen stellen. De anderen krijgen nog persoonlijk bericht.’ Ze keek rond, ontvouwde haar handen. ‘Het is nu mijn verzoek aan het medium om vanmorgen te proberen met Martha in contact te komen. Ik zou graag willen weten hoe ze het nu maakt.’ Jennifer Jordan kuchte.

‘Ik heb van de dood van Martha gehoord. Onze oprechte condoleances. Ik ben ervan overtuigd dat het heengaan van uw zuster ons allen diep treft. Uw zuster Martha was altijd een trouw en gewaardeerd lid van onze kring. De gedachte aan haar dood stemt ons droevig.’ Ze zweeg even en veranderde van toon. ‘Het is echter niet mijn gewoonte om reeds kort na het overlijden de vluchtige geesten van dierbare gestorvenen op te roepen. Wij moeten hen de tijd gunnen om zich aan hun nieuwe, veranderde situatie aan te passen.’

Agatha van Keulen reageerde ongemeen fel.

‘Ik heb het Martha gevraagd.’ Haar hoge, schelle stem sloeg bijna over. ‘In haar laatste ogenblikken heb ik haar hand vastgehouden en gevraagd of wij haar bij de volgende seance mochten oproepen… of ze bij ons wilde zijn.’ Ze slikte. ‘Mijn zuster Martha was bijzonder helder, kort voor haar dood. Ze knikte mij blij en bemoedigend toe en zei: “Vraag het Jennifer.”’ Christine kwam haar blinde vriendin te hulp.

‘Als Jennifer meent,’ sprak ze zalvend, ‘dat wij de geesten van pas gestorvenen niet mogen storen, dan dienen wij die mening te respecteren. Jennifer kent de geesten beter dan wij. Bedenk dat wij alleen door haar de mogelijkheid hebben om contacten met het schimmenrijk te onderhouden.’

Zwarte Sophie stond op.

‘Ik vind dat Jennifer het moet proberen. Als Martha aan haar zuster de belofte heeft gedaan om zich na haar dood aan ons te manifesteren, dan zal zij dat zeker doen. Ze is Agatha veel verplicht. Agatha heeft bijna haar leven lang voor Martha gezorgd.’ Jennifer Jordan klemde haar lippen opeen.

‘In het rijk der geesten,’ reageerde ze scherp, ‘heersen andere normen dan hier op aarde.’

Agatha van Keulen zwaaide met haar korte armen.

‘Martha was ons altijd goedgezind,’ riep ze luid. ‘Dat zal haar geest ook zijn.’

Schuin rechts van Christine kwam Annette van Leeuwenhoek met een ruk van haar stoel overeind. Ze wreef het lange grijze haar uit haar gezicht.

Haar dunne lippen trilden.

‘Wat is zo’n belofte waard?’ riep ze geëmotioneerd. ‘Wat betekent het als Martha zegt dat ze zich na haar dood aan ons zal manifesteren? We kennen Martha toch allemaal. We weten hoe ze was. Ze heeft in haar leven meer dingen gezegd, uitspraken gedaan, die op z’n minst twijfelachtig waren.’

De kleine Agatha van Keulen snoof. Ze boog zich gespannen voorover. De rug gekromd. Haar donkerbruine ogen flikkerden kwaadaardig.

‘Je wilt toch niet zeggen,’ brieste ze, ‘dat Martha in haar stervensuur loog?’

Annette van Leeuwenhoek antwoordde niet. Ze draaide zich van Agatha van Keulen weg en strekte haar arm in de richting van Zwarte Sophie.

‘Een paar dagen voor haar dood heeft Martha mij opgezocht. Thuis. Speciaal om over jou te roddelen. De verschrikkelijkste dingen heeft ze gezegd. Ik wil haar beschuldigingen niet openlijk herhalen, maar als Martha zich hier vanavond als geest aan ons durft te manifesteren, zou ik haar maar eens om opheldering vragen.’ Het klonk bijna spottend.

Agatha van Keulen kookte van woede. Haar gezicht zag rood en haar handen leken klauwen.

‘Martha zou ook over jou een aardig boekje kunnen opendoen,’ snauwde ze. ‘Vraag haar maar eens hoe jouw eerste man is overleden.’

Zwarte Sophie keek verschrikt naar Annette van Leeuwenhoek. ‘Wat heeft Martha over mij gezegd?’ vroeg ze toonloos. Jennifer Jordan stak haar armen schuin naar voren in een bezwerend gebaar.

‘Laten we dit subtiele onderwerp even rusten tot na of tijdens de koffie.’ Haar stem had een cynische ondertoon. ‘Ik stel voor dat wij dan met elkaar gaan stemmen of wij de geest van Martha van Keulen zullen oproepen of niet. Hoewel ik er persoonlijk op tegen ben, sluit ik mij bij de meerderheid aan. Ik waarschuw alleen. Als ik jullie zo beluister, kan het consequenties hebben.’ Ze zuchtte diep en tastte naar het kruis voor zich op de tafel. Ze had bijzonder veel van deze seance verwacht. De resultaten van de vorige week leken dat te rechtvaardigen. Ze had zich ook goed voorbereid, maar de ordinaire ruzie tussen enige leden van de kring had haar uit haar concentratie gebracht. Ze voelde zich weinig mediatief. Het schimmige dodenrijk leek ver weg. De geesten onbereikbaar. Toch voelde ze in haar onmiddellijke nabijheid spanningen, het trillen van hartstochten, felle emoties. Er was iets gaande om haar heen… iets dramatisch… lugubers… iets wat ze niet in de hand had. Voor enkele ogenblikken hoopte ze vurig weer te kunnen zien… de gezichten om haar heen… de ogen, de monden, de expressie van haat, afgunst, moordlust. ‘Pak het kruis,’ gebood ze. Haar stem klonk veel harder dan ze bedoelde. ‘Stel u open voor de komst en de wil van de geesten.’ Ze voelde dat het kruis door de anderen werd opgenomen. Het schoof in hun handen heen en weer. Ze wist dat de pen in het midden over het bord met het alfabet bewoog. Ze trachtte het kruis te sturen zoals ze gewoon was te doen. Het lukte niet. Ze voelde hoe een kracht sterker dan zij de leiding had overgenomen. ‘S,’ lispelde Christine naast haar, ‘J, A, en nog eens A, dan een N.’ De stem van Christine weifelde even. ‘De oproep is voor Sjaan.’ Er viel een stilte. Drukkend. Bijna tastbaar. ‘Wie is Sjaan?’ Niemand uit de kring antwoordde.

Christine hijgde. ‘Wie is Sjaan?’ herhaalde ze.

Het bleef angstig stil en het kruis begon weer over het alfabet te dansen.

S,’ lispelde Christine, ‘T, E, R, F, T.’

Jennifer Jordan hoorde dat de adem van haar vriendin stokte. ‘Sjaan sterft,’ riep ze geschrokken. Ze grinnikte vreugdeloos, als kon ze het niet vatten. ‘Dat is het… dat is het bericht… Sjaan sterft.’

Jennifer Jordan liet het kruis uit haar handen vallen. Ze greep naar haar oren en gilde: ‘Stop!’ Het klamme zweet parelde op haar voorhoofd. ‘Stop… er is een kwade geest in ons midden.’ Ze zwaaide met haar armen, wild, onbeheerst. ‘Jaag haar weg. Snel. Doe het licht aan… jaag haar weg.’

Harry Donkervliet kwam verschrikt de keuken uithollen. Het licht floepte aan. Niemand sprak een woord. Niemand bewoog. Ze keken elkaar verbijsterd aan. Het duurde minuten. Lange minuten. Toen liet Jennifer Jordan zich weer op haar stoel vallen. De stemmen kwamen los en Christine wenkte om de koffie. Dè vreemde gebeurtenissen in de seance hielden allen nog in de ban. Maar allengs werd men losser, minder bedrukt. Men vroeg zich openlijk af wat het vreemde bericht betekende, voor wie het bestemd was.

Plotseling greep Zwarte Sophie naar haar keel. Haar gezicht zwol op, rood, wanstaltig. Haar ogen werden groot, puilden bijna uit de kassen. Toen gleed ze opzij en plofte op het berbertapijt.

Harry Donkervliet schoot toe en boog zich over haar heen. Toen hij weer overeind kwam, leek hij verstard.

‘Sophie,’ sprak hij hees, ‘Sophie is dood.’

Загрузка...