De Cock stond op en liep heen en weer. Na een poosje bleef hij staan en keek vanuit de hoogte op de vrouw neer. Het strooien hoedje, vond hij, stond haar bespottelijk.
‘Dat is een zeer ernstige beschuldiging,’ sprak hij somber. ‘Ik mag aannemen dat u zich realiseert wat u zegt.’
Agatha van Keulen keek naar hem op. De blik uit haar kleine, haast verscholen ogen, was nog even fel als tevoren. Ze klemde de dunne lippen op elkaar.
‘Natuurlijk weet ik dat,’ reageerde ze scherp. ‘Ik ben niet kinds. Ik kom hier niet om verhaaltjes te vertellen. Annette van Leeuwenhoek heeft heel koelbloedig haar eerste man vermoord. Ze knoeide al een tijdje heel openlijk met de vent met wie ze nu is getrouwd. Maar haar eigen man was veel te goedig… een sul die van geen scheiding wilde weten.’
‘Dus moest hij verdwijnen.’
Ze lachte wat vals.
‘Goed geraden, meneer de rechercheur. Ze had haar zinnen op die andere vent gezet. Met hem wilde ze naar het stadhuis. Daarom moest haar eigen man de laan uit en toen hij niet vrijwillig wenste te verdwijnen, hielp ze hem een handje. Begrijpt u, rechercheur? In nog geen week had ze hem heel koeltjes naar een andere wereld geholpen.’
‘Hoe weet u dat?’
Ze strekte haar vinger naar de hemel.
‘Van mijn eigen zuster Martha. Ze is mij van de week ontvallen.’ Haar hand gleed kruisend over haar borst. ‘God hebbe haar ziel. Een paar dagen voor ze stierf heeft ze mij alles verteld.’ De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘En hoe kwam uw zuster Martha aan die wetenschap?’ Agatha van Keulen verschoof iets op haar stoel en grinnikte als een prille tiener.
‘Van Zwarte Sophie… die wist het. Die wist alles… van haver tot gort. Zij was met de broer van Annette van Leeuwenhoek getrouwd en heeft het sterven van Annettes eerste man van zeer nabij meegemaakt.’ Ze grijnsde met een scheve mond. ‘Begrijpt u nu, meneer de rechercheur, waarom ze moest sterven? Zwarte Sophie vertelde aan eenieder die het maar horen wilde, dat Annette van Leeuwenhoek haar eerste man had vermoord.’ De Cock keek haar geschrokken aan. ‘Hoe lang is dat geleden?’ ‘Twaalf jaar.’
‘Waarom deed Zwarte Sophie geen aangifte bij de politie?’ Agatha van Keulen snoof minachtend.
‘De politie? Wat heeft dat voor zin? Ze is een keer aan het bureau Warmoesstraat geweest, maar niemand wilde echt serieus naar haar luisteren.’
De Cock veinsde de opmerking niet te hebben gehoord. Dergelijke kritiek, zo wist hij, was vaak ongegrond. Nadenkend wreef hij zich achter in de nek.
‘Hoe eh… hoe heeft Annette van Leeuwenhoek het gedaan?’ vroeg hij na een poosje.
Agatha van Keulen zwaaide theatraal.
‘Net als bij Zwarte Sophie… een beetje vergif.’
Toen de kleine en bovenal venijnige Agatha van Keulen was vertrokken, viel er in de recherchekamer een diepe stilte. De Cock steunde met zijn ellebogen op zijn bureau. Zijn hoofd steunde in het kommetje van zijn handen. Zijn gezicht stond somber. Diepe denkrimpels kronkelden over zijn voorhoofd. ‘Wie zou er nu belang bij hebben gehad,’ verzuchtte hij, ‘dat Zwarte Sophie voor eeuwig zweeg?’
Vledder grinnikte uitbundig.
‘Als we die vraag konden beantwoorden,’ reageerde hij olijk, ‘was de zaak opgelost.’
De Cock keek hem secondenlang aan.
‘Je bent vandaag bijzonder scherp,’ sprak hij langzaam. ‘Ik ben aan vakantie toe. Ik voel het. Ik zal commissaris Buitendam voorstellen dat jij die moord verder alleen klaart.’
Vledder trok een beteuterd gezicht.
‘Zo scherp ben ik nu ook weer niet,’ mompelde hij geschrokken. De Cock glimlachte fijntjes.
‘Wanneer is de sectie?’
‘Morgenochtend om elf uur. Dokter Rusteloos kon niet eerder komen. Het was druk in het land, zei hij. Er was nog een sectie in Den Bosch die hij niet kon uitstellen.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Moord,’ sprak hij cynisch, ‘ook in ons land een bedrijf zonder malaise.’ Hij keek naar Vledder. ‘En de blouse van Zwarte Sophie is naar het laboratorium?’
‘Ja. Doctorandus Eskes was alleen bang dat het bruine vlekje te gering is voor een analyse. Hij beloofde het toch te proberen.’ De Cock leunde achterover en tilde zijn benen op zijn bureau. ‘We zijn het onderzoek niet florissant gestart,’ sprak hij somber. ‘Wat weten we feitelijk van die Zwarte Sophie. Ik bedoel, buiten het gegeven dat ze bij de Burgerlijke Stand blijkbaar als Sjaan Streuffels staat geboekt? Heeft jouw onderzoek nog iets opgeleverd?’
Vledder trok zijn notitieboek uit zijn binnenzak.
‘Volgens mijn inlichtingen werd ze tweeënveertig jaar geleden in de Amsterdamse Pijp geboren als dochter van een echte, maar veelal bezopen orgeldraaier en een moeder, van wie werd gezegd dat zij zelfs tijdens haar zwangerschappen nog de prostitutie bedreef.’
De Cock streek door zijn haar. ‘Dat is nogal wat.’
Vledder knikte. ‘Het was een puur asociaal gezin.’
De Cock schudde triest zijn hoofd.
‘De aanduiding Zwarte Sophie doet mij vermoeden dat ook onze Sjaan Streuffels het rosse leven niet schuwde.’ Vledder stak afwerend zijn hand op.
‘Zover zijn wij nog niet. Als jong meisje viel ze op door haar uitbundige vormen.’ Hij grinnikte. ‘Het moet werkelijk heel bijzonder zijn geweest. Vermoedelijk daardoor werd ze als exclusieve serveerster geëngageerd voor een van die tenten aan het Thorbeckeplein. Daar heeft ze jaren gewerkt. Pas op haar zevenentwintigste trouwde Sjaan Streuffels met Charles van Leeuwenhoek, toen een wilde jongeman, die op kosten van zijn zeer gefortuneerde vader als playboy en eeuwige student door het leven dartelde.’
‘De broer van Annette.’
Vledder knikte.
‘Precies… de broer van Annette. Het was een stormachtig huwelijk, dat na vijf jaar schipbreuk leed toen Charles, naar zijn zeggen, zijn jonge vrouw bij een buitenechtelijke escapade vrijwel op heterdaad betrapte. Hij stuurde haar onmiddellijk de laan uit.’ ‘En het huwelijk werd ontbonden?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Nee. Dat is gek. Het huwelijk is nog steeds van kracht. Het schijnt dat Sjaan zich steeds met hand en tand tegen een scheiding heeft verzet.’
‘Waarom?’
Vledder maakte een hulpeloos gebaar.
‘Ze zei altijd dat ze de naam Van Leeuwenhoek zo mooi vond… te mooi om er ooit afstand van te doen.’
‘Dat was cynisch bedoeld?’
Vledder grinnikte.
‘Mogelijk. Ik heb daar niet naar geïnformeerd. Ik denk dat ze die naam wilde behouden ten behoeve van het kind.’ De Cock keek verrast op.
‘Het kind?’
Vledder knikte.
‘Een zoon. Richard. De jongen is nu een jaar of veertien.’ ‘Een kind van Charles?’
Vledder glimlachte. ‘Zo staat het in de onverbiddelijke registers van de Burgerlijke Stand.’
‘Waar is die jongen?’
Vledder haalde zijn schouders op.
‘Dat weet niemand. Sjaan heeft hem altijd voor de familie Van Leeuwenhoek verborgen gehouden. Niemand kon mij ook zeggen hoe die jongen eruitziet.’
De Cock trok een grimas.
‘Als ik alles zo hoor, dan kan ik mij voorstellen dat Annette van Leeuwenhoek het niet erg op haar schoonzuster had begrepen.’ Vledder knikte instemmend.
‘Dat was ook zo. Maar volgens Christine van der Waal was Annette te veel dame om uiterlijk iets van haar afschuw te doen blijken. Zo kon het gebeuren dat beiden lid werden van dezelfde spiritistische kring.’
De Cock kauwde op zijn onderlip.
‘Wat deed Sjaan na haar breuk met Charles?’
Vledder raadpleegde zijn notities.
‘Ze heeft daarna tal van verhoudingen gekend. Vluchtige relaties. Meestal van korte duur. Ik denk te kort om de namen van de betrokkenen nog te kunnen achterhalen. Maar ze leefde nu al bijna acht jaar onafgebroken in concubinaat met een invalide bouwvakker, van wie bij ons in de administratie niets nadeligs bekend is.’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Hoe heet hij?’
‘Gerard… Gerard van Klaverbeek. Hij is zevenenveertig jaar. Ze wonen al geruime tijd in het dorpje Landsmeer, in de Vossestaartstraat. Een vrij nieuwe wijk met eengezinshuizen.’ ‘Waar leefden ze van?’
‘Hij heeft een invaliditeitsuitkering ingevolge de WAO. Die is slechts gering. Zwarte Sophie spijkerde bij. Ze had een vaste klantenkring opgebouwd van eenzame oudere heren die zij, uiteraard tegen vergoeding, op gezette tijden met een bezoek vereerde.’
De Cock glimlachte.
‘Ik vermoedde al zoiets. De heertjes zullen nu tevergeefs verlangend naar haar uitzien.’ Hij zweeg even en keek zijn collega bewonderend aan. ‘Hoe kom je aan al die wijsheid?’ Vledder glunderde.
‘Van Mathilda van Lochem.’
‘En wie is Mathilda van Lochem?’
Vledder wuifde wat nonchalant.
‘Een pientere dame. Zeer geïnteresseerd. Het type miss Marple. Ze is een van de leden van de spiritistische kring. Je moet beslist eens met haar gaan praten. Ze is erg spraakzaam.’ De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Denkt ook die Mathilda van Lochem dat Annette van Leeuwenhoek die moord heeft gepleegd?’
Vledder weifelde.
‘Daar heb ik niet met haar over gesproken. Ik heb alleen naar de achtergronden van Zwarte Sophie geïnformeerd. Dat leek mij belangrijk. Uiteindelijk ligt in haar leven ergens het motief voor de moord.’
De Cock zuchtte omstandig. ‘Ik heb het afschuwelijke gevoel dat deze affaire veel dieper steekt dan wij vermoeden.’ Vledder keek naar hem op.
‘Zou Zwarte Sophie inderdaad met haar verhaal bij de recherche aan de Warmoesstraat zijn geweest?’
‘Je bedoelt die beschuldiging dat Annette van Leeuwenhoek haar eerste man heeft vergiftigd?’
‘Precies.’
De Cock haalde zijn schouders op.
‘We zouden aan Ad van Ishoven kunnen vragen of hij onze administratie wil doorspitten, maar ik kan het nauwelijks geloven. Welke rechercheur zou een dergelijke informatie voor kennisgeving aannemen?’
Vledder strekte zijn hand naar hem uit.
‘Het zou, zoals Agatha van Keulen zei, een motief voor moord kunnen zijn.’
De Cock keek hem verbaasd aan.
‘Na twaalf jaar?’
‘Hoe bedoel je?’
De Cock spreidde zijn handen.
‘Zwarte Sophie heeft twaalf jaar de gelegenheid gehad om overal rond te bazuinen dat haar schoonzuster een moord heeft begaan… zou Annette van Leeuwenhoek nu plotseling…’ Hij maakte zijn zin niet af. ‘Er kunnen andere motieven zijn, die wij nu nog niet kennen.’ Hij zweeg even. ‘Uit de historie van de misdaad is overigens wel gebleken, dat iemand die eens met succes een ander met vergif om het leven heeft gebracht, ook voor een nieuwe moord met gif niet terugschrikt.’ Hij grinnikte vreugdeloos. ‘Men zou kunnen zeggen dat het verslavend werkt. Alle grote gifmengsters uit het verleden hadden een kerkhof vol slachtoffers.’ Vledder lachte.
‘Wat doen we met die openlijke beschuldiging van Agatha van Keulen? Ik denk dat we die moeilijk kunnen negeren.’ De Cock boog het hoofd en wreef in zijn ooghoeken van vermoeidheid.
‘Je hebt gelijk. Wij zijn vrijwel verplicht om te onderzoeken of Annette van Leeuwenhoek inderdaad haar eerste man vermoordde.’
‘Na twaalf jaar?’
De Cock knikte langzaam.
‘Het is nog niet verjaard. Nog lang niet. Annette van Leeuwenhoek kan nog steeds gerechtelijk worden vervolgd. De vraag is alleen… kunnen we het nog bewijzen?’
‘Exhumering?’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Dat is niet zo eenvoudig. We moeten al over redelijke aanwijzingen beschikken… sterke verdenkingen… voordat een officier van justitie toestemming geeft het lijk van haar man op te graven. Bovendien zou je dan feitelijk vooraf al moeten weten welk vergif er werd gebruikt.’
‘Hoezo?’
De Cock gebaarde.
‘Bij vergiften die snel uit het lichaam verdwijnen,’ legde hij uit, ‘heeft een exhumering geen zin. Je moet een redelijke kans hebben dat je sporen van het gebruikte vergif in de stoffelijke resten van het slachtoffer kunt terugvinden.’
Vledder bracht zijn handen naar zijn hoofd.
‘Ik geloof dat we weer diep in de misère steken.’
De Cock leunde ver achterover, tilde zijn benen van het bureau en stond op. Vertrouwelijk legde hij zijn hand op de schouder van zijn collega.
‘Dat, m’n jong,’ sprak hij glimlachend, ‘is subtiel geformuleerd. Als de voortekenen niet…’
De deur van de recherchekamer vloog open en commissaris Buitendam stormde binnen. Zijn witzijden sjaal hing verfomfaaid om zijn hals en zijn jaspanden wapperden. Hij wenkte De Cock met een kromme vinger en liep direct door naar zijn eigen kamer. De Cock sjokte achter hem aan. Kalm. Ongeïnteresseerd. Toen hij in de kamer van de commissaris kwam, zat de politiechef al achter zijn bureau. Zijn anders zo bleek gezicht zag rood en zijn neusvleugels trilden.
‘Waarom,’ brulde hij, ‘wist ik niets van die moord?’ De Cock keek hem onbewogen aan.
‘Welke moord?’
De commissaris zwaaide met zijn armen.
‘Op die vrouw tijdens de seance.’
De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.
‘U was niet op het bureau toen de melding van de moord kwam. En u was niet op het bureau toen Vledder en ik van ons onderzoek terugkwamen. Dus heb ik een uitgebreid telexbericht doen uitgaan met alle bijzonderheden.’ Hij streek gnuivend met de rug van zijn hand langs zijn neus. ‘Maar misschien leest u nooit telexberichten. Ik moet opmerken… voor een politiechef een onvergeeflijke nalatigheid.’
Het gezicht van commissaris Buitendam werd nog roder. ‘Ik heb nog geen tijd gehad om telexberichten te lezen,’ riep hij luid. ‘Ik was op een vergadering aan de Prinsengracht en hoorde daar van meester Van Lochem, de officier van justitie, dater in mijn district een moord was gepleegd. De officier toonde zich verbaasd dat ik er nog niets van wist.’
De Cock keek zijn commissaris wat schuins aan.
‘Had die officier van justitie dat telexbericht dan wel gelezen?’ ‘Dat eh… dat denk ik niet.’
‘Hij was op dezelfde vergadering?’
‘Ja, hij was voorzitter.’
De Cock toonde verbazing. ‘Hoe wist hij het dan?’
‘Van zijn zuster… Mathilda van Lochem. Een oudere, maar nog zeer actieve dame. Ze liet hem doodgemoedereerd uit de vergadering roepen. Ze was er getuige van toen de vrouw tijdens die spiritistische seance stierf. Ze kwam ook met een voorstel, waarmee de officier van justitie onmiddellijk van harte instemde.’ De Cock keek hem wantrouwend aan.
‘Een voorstel?’
Buitendam knikte heftig.
‘Die spiritistische kring aan de gracht houdt morgenavond een nieuwe seance. Mathilda van Lochem heeft dat georganiseerd. De officier van justitie en ik zijn uitgenodigd die seance bij te wonen.’
‘Om wat te doen?’
Buitendam reageerde nonchalant. ‘Om vragen te stellen aan de op te roepen geest van de vermoorde vrouw.’