9

Met een gezicht als een dreigende donderwolk stapte De Cock de kamer van commissaris Buitendam binnen. Hij had de smoor in.

Hij hield er niet van als anderen in zijn onderzoek wroetten. In het verleden had hij zich daar altijd heftig tegen verzet. Het feit dat zijn eigen chef, nog wel gesteund door een officier van justitie, de euvele moed had om in zijn zaak een arrestatie te verrichten, zat hem hoog. Breed, ongenaakbaar, bleef hij voor het bureau van Buitendam staan.

‘U had mij laten roepen?’ vroeg hij afgebeten.

Op het smalle, bleke gelaat van de commissaris lag een brede glimlach, speels, bijna uitdagend.

‘Inderdaad, De Cock,’ zei hij geaffecteerd. ‘We moeten die moordaffaire in dat huis aan de gracht eens met elkaar doornemen.’ Hij gebaarde naar de stoel naast zijn bureau. ‘Ga zitten.’ De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik verkies te staan,’ sprak hij nors. De commissaris friemelde aan zijn parelgrijze stropdas. ‘Zo je wilt, De Cock.’ Hij kuchte. ‘Het lijkt mij toe dat die moordzaak nu zo goed als zeker is geklaard.’

De Cock trok een effen gezicht. ‘Gefeliciteerd.’

De commissaris leunde iets achterover.

‘Het was een inspirerend idee van Mathilda eh… ik bedoel mevrouw Van Lochem. De spiritistische seance, die men voor de officier van justitie en mij had gearrangeerd, was een overweldigend succes, dat moet ik zeggen. Het medium, die mevrouw Jordan, is bijzonder sensitief. Ze had vrijwel onmiddellijk contact met de geestenwereld. Indrukwekkend. Reeds bij de tweede manifestatie wees het bord die Harry als de dader aan.’ De Cock kneep zijn ogen wat toe. ‘Harry Donkervliet?’ Commissaris Buitendam knikte. ‘Juist, Harry Donkervliet, de neef van het medium Jordan. Wij zijn gisteravond onmiddellijk tot arrestatie overgegaan.’

De Cock keek hem wat schuins aan. ‘Op basis van die eh… die mededeling van een geest?’

Commissaris Buitendam schudde zijn hoofd. ‘Niet alleen. Het was een uitgangspunt. Meer niet. Na die mededeling wisten wij op wie wij onze aandacht dienden te richten.’

De Cock grinnikte ongelovig. ‘Op Harry Donkervliet?’ Commissaris Buitendam knikte opnieuw. Heftig.

‘Er kwamen toen ook verrassende dingen aan het licht. Uit een reeks summiere verhoren van de aanwezige vrouwen bleek, dat die Harry Donkervliet vrijwel de enige was die op die bewuste dag vergif door de koffie had kunnen mengen. Hij was daartoe ruimschoots in de gelegenheid.’

‘Toen hebt u hem gearresteerd?’

‘Ja.’

‘Heeft hij al een bekentenis afgelegd?’

Commissaris Buitendam antwoordde niet direct. Hij pakte een vulpen van zijn bureau en speelde daarmee. ‘De jongen ontkent nog,’ begon hij aarzelend. ‘De officier van justitie en ik zijn van mening, dat hij nog eens aan een streng verhoor moet worden onderworpen.’ Hij legde zijn pen weer neer en keek langzaam omhoog. ‘Het leek ons het beste dat jij dat verhoor zou doen. Het valt niet te ontkennen, jij hebt buitengewoon veel ervaring in dat soort zaken.’

De Cock haalde diep adem. Een woede steeg in hem op. Hij voelde hoe het bloed met grotere snelheid door zijn aderen begon te stromen. Zijn gezicht werd rood en zijn vingertoppen tintelden. Hij had willen schreeuwen dat de commissaris en de officier wat hem betrof naar de hel konden lopen, dat hij er geen moer voor voelde om Harry Donkervliet te verhoren, maar hij beheerste zich, al kostte het hem oneindig veel moeite. Hij balde zijn handen tot vuisten, waarbij de nagels diep in de palmen van zijn hand drongen. Even nog sidderde hij, toen slikte hij zijn woede weg.

‘Ik zal,’ sprak hij hoofdknikkend, ‘het verhoor doen.’ Op het gezicht van de commissaris kwam een glimlach. ‘Heel goed, De Cock,’ zei hij duidelijk opgelucht. ‘Dat is waarlijk een pak van mijn hart. Ik weet dat het dan in goede handen is.’ De Cock beet op zijn onderlip. ‘Hebt u getuigen?’

De commissaris keek hem verwonderd aan. ‘Wat voor getuigen?’

De Cock werd een beetje kregel. ‘Mensen die daadwerkelijk hebben gezien dat Harry Donkervliet vergif in een van de kopjes deed.’

Commissaris Buitendam lachte hautain. ‘Uiteraard niet, De Cock. Die jongen is slim. Wat dacht je. Dat blijkt uit alles. Hij deed die dag, zoals gebruikelijk, zelf niet aan de seance mee. Terwijl de anderen hun aandacht op het medium hadden gericht, kon hij ongestoord en in alle rust zijn snode plannen uitvoeren.’ Hij pauzeerde even en kuchte. ‘De officier van justitie en ik hebben ons er achteraf over verbaasd, dat jij en Vledder bij jullie eerste onderzoek ter plekke al niet tot de arrestatie van die Harry Donkervliet zijn overgegaan.’

De Cock streek over zijn kin. Zijn lippen krulden tot een grijns. ‘Wij misten toen de hulp van een zich manifesterende geest.’ Het klonk zoet, cynisch.

Commissaris Buitendam keek peinzend op. De ondertoon was hem niet ontgaan.

‘Het zou toch niet onverstandig zijn, De Cock,’ sprak hij belerend, ‘als jij je wat meer in die transcendente zaken zou verdiepen. Het kan belangrijk zijn in deze zaak. Ik persoonlijk ben ervan overtuigd dat er zo nu en dan berichten vanuit het hiernamaals tot ons komen. Wij moeten daarvoor openstaan.’ De Cock snoof. De toon van de commissaris prikkelde hem. Zijn woede kwam weer boven. ‘Wat die luitjes in dat huis aan de gracht uitspoken,’ brieste hij, ‘is hun zaak. Maar als ze elkaar daar geniepig om zeep helpen, zal ik daar wat aan doen… op mijn manier.’ Hij ademde diep. ‘Er is nog nooit een moord door een medium opgelost… al is ze nog zo sensitief. En als de buitenwereld, God verhoede het, ervaart op welke gronden Harry Donkervliet werd gearresteerd, dan vrees ik het ergste voor uw carrière… en die van de officier van justitie.’ Commissaris Buitendam stond op. Zijn gezicht zag rood. Trillend strekte hij zijn arm.

‘Eruit.’

De Cock ging.

De Cock plofte op de stoel achter zijn bureau. Zijn gezicht zag grauw en de lijnen rond de mond leken verdiept. Het onderhoud met Buitendam had hem aangegrepen. Hij was het bij de behandeling van zaken met zijn chef dikwijls oneens geweest, waren er twistgesprekken, vaak heftig, emotioneel, maar tot nu toe had de commissaris hem altijd zijn gang laten gaan. Nooit was hij persoonlijk tussenbeide gekomen. Hij zuchtte zwaar, dreef de woede uit zijn longen.

‘Ze hebben gisteravond laat Harry Donkervliet gearresteerd,’ sprak hij mat.

Vledder keek verrast op. ‘Wie?’

‘De commissaris en de officier van justitie.’

‘Op basis waarvan?’

‘Op een wenk van de geesten en het feit dat Harry tijdens de seances koffie zet.’

Vledder knikte traag voor zich uit. ‘Dan zijn ze ons voor.’ De Cock keek hem gespannen aan. ‘Hoe bedoel je?’ Vledder trok wat nonchalant zijn schouders op. ‘Ik heb je destijds al gezegd dat we die Harry Donkervliet zouden moeten arresteren. Ik heb dat toen ook gemotiveerd. Hij alleen had er belang bij dat de sporen van het vergif zo snel mogelijk verdwenen.’ De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd.

‘Meen je dat echt?’ vroeg hij. ‘Denk je werkelijk dat Harry Donkervliet Zwarte Sophie om het leven heeft gebracht?’ Vledder knikte nadrukkelijk.

‘Dat denk ik, ja. Feitelijk al vanaf het begin. Ik had er echter begrip voor, dat jij met zijn arrestatie wilde wachten tot je over wat meer bewijsmateriaal beschikte, maar aan zijn schuld heb ik nooit getwijfeld. Ik ben ervan overtuigd dat hij de dader is.’ De Cock keek hem vol aandacht aan.

‘Overtuigd,’ herhaalde hij. ‘Ik heb commissaris Buitendam,’ ging hij bedachtzaam verder, ‘de toezegging gedaan, dat ik Harry Donkervliet aan een verhoor zou onderwerpen. Ik ga terug om te vragen of jij dat verhoor mag doen.’

‘Waarom?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik ben er niet de juiste man voor. Die overtuiging namelijk… die mis ik.’ Hij stond op en slenterde naar de deur. Plotseling bleef hij staan en draaide zich om. ‘Vraag aan Harry of hij een dure vriendin heeft.’

Vledder keek hem verrast aan. ‘Een dure vriendin?’ De Cock grinnikte. ‘Die brengt een man soms op vreemde ideeën.’

De Cock wandelde over het brede trottoir van het Damrak. Regenvlagen striemden in zijn gezicht. Hij trok de kraag van zijn jas omhoog. Het was guur, te guur voor de tijd van het jaar. De terrasjes waren verlaten en bij de tramhalte stonden de mensen dicht bij elkaar. Vanaf het Damrak sloeg hij de Zoutsteeg in, stak de Nieuwendijk over en slenterde door de Gravenstraat. Zijn blik gleed omhoog naar de smeedijzeren uithangborden, piepend in de wind: de Drie flesjes, de Drie pilletjes, de Drie kaarsjes. Het was hier, in de bloemenzaak de Drie Rooskens, dat — hoe lang alweer geleden? — het mysterie van het sombere naakt begon. Hij stapte de winkel voorbij. Achter de toonbank stond een andere madelief.

Via de Molsteeg sjokte hij naar de Torensluis. Hij voelde zich wat triest, melancholiek, en ook een tikkeltje verlaten. Waarom was de commissaris zonder zijn medeweten tot arrestatie overgegaan? Het was nog nooit gebeurd. Had die officier van justitie hem beinvloed? Hoe lang doolde hij al in het wereldje van de misdaad rond? Twintig, dertig jaar… of was het nog langer? Waar bemoeide zo’n man zich mee. Hij trok een zakdoek uit zijn broekzak en wiste de regen van zijn gezicht. Het was verwonderlijk. Steeds weer bleken mensen in staat hem voor vrijwel onoplosbare problemen te plaatsen. Hij borg zijn zakdoek op. Er was volgens zijn gevoel iets vreemds aan die moord op Zwarte Sophie. Er viel geen lijn in te ontdekken. Er was geen steekhoudend motief. Het leek zo zinloos, net alsof ze per ongeluk was vermoord. Hij bleef even staan; dacht na. Kon dat? Een felle windstoot blies bijna de hoed van zijn hoofd. Hij vloekte binnensmonds en liep verder via de Oude Leliestraat naar de Herengracht.

Voor nummer 88 bleef hij staan en keek omhoog. Een fraai oud grachtenpand met een sierlijke trapgevel en een karakteristieke blauwstenen stoep. Langzaam liep hij de stoep op. Boven, naast de deur, op een geelkoperen plaat met zwarte verzonken letters, stond Mathilda van Lochem. De Cock grijnsde en drukte op de bel. Het duurde een paar minuten. Toen werd de deur opengedaan. Behoedzaam, voorzichtig, tot op een kier. De Cock zag in de nauwe opening een wolk van zilvergrijs haar en een paar priemende groene ogen. Ze blikten hem argwanend toe. Langzaam werd de deur verder geopend. De Cock keek haar schuins, schattend aan.

Ze zag er gedegen uit, wat ouderwets, in een grijsgrauw mantelpakje van een grove tweed. In het volle licht waren haar ogen vriendelijker. Zachter. Niet zo nadrukkelijk spiedend. Om haar mond danste een glimlach van herkenning.

‘Wat een verrassing,’ riep ze opgewekt, vrolijk, ‘in eigen persoon… rechercheur De Cock.’

De rechercheur glimlachte.

Ze deed de deur achter hem dicht. Zorgvuldig, met een grendel en een ketting. Daarna keek ze bezorgd naar hem op. ‘U bent helemaal nat,’ stelde ze vast. ‘Doe gauw uw regenjas uit. U moet heel voorzichtig zijn met dit weer. We zitten midden in de hondsdagen. En dat is een verraderlijke tijd.’

De Cock knikte. Zijn gezicht met de vriendelijke trekken van een goedaardige bokser kreeg een milde uitdrukking. ‘U doet mij denken aan mijn moeder. Het oude mens… ze was nogal bijgelovig.’ Hij hing zijn jas aan de kapstok. ‘Ook zij waarschuwde altijd. Moeder had een hekel aan deze tijd van het jaar. Ik denk een soort voorgevoel. Ze is ook tijdens de hondsdagen gestorven.’ ‘Rustig?’

De Cock staarde voor zich uit, beet op zijn onderlip. De herinneringen aan zijn moeder waren hem dierbaar.

‘Heel rustig,’ sprak hij zacht. ‘En tot het laatste moment helder van geest. Ze wist wat er ging gebeuren, maar er was geen angst, geen doodsstrijd. Veeleer een gelaten berusting met een glans van blijheid.’

Mathilda van Lochem keek naar hem op. ‘Men zou wensen dat alle mensen zo stierven.’

De Cock knikte nadenkend. ‘Het zou mijn werk als rechercheur aanmerkelijk verlichten. Er was dan beslist minder agressie, minder geweld, minder moord.’

Mathilda van Lochem reageerde niet direct. ‘U bedoelt te zeggen,’ zei ze na een poosje, ‘dat een gewelddadige dood voor het slachtoffer geen ruimte laat voor bezinning.’

De Cock knikte. ‘Welke kans heeft Zwarte Sophie gehad om zich op haar dood voor te bereiden?’

Mathilda van Lochem antwoordde niet. Ze draaide zich om en ging hem voor door een lange met marmer beklede gang. Bijna aan het eind, links, opende ze een deur naar een gezellige kamer met vignetten, randversieringen en meubelen in Jugendstil. Het interieur was bijna volmaakt, zonder storende dissonanten. Ze wees uitnodigend naar een kleine bank en ging tegenover hem in een fauteuil zitten. Kalm, de handen in haar schoot. ‘U interesseert zich voor de dood?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Niet voor de dood,’ sprak hij bedachtzaam, ‘maar voor het leven. Dood is voor anderen het einde. Voor mij… als rechercheur, is het het begin… het begin van een speurtocht naar een levende moordenaar.’ Hij blikte naar haar op. ‘Of moordenares.’

Ze ontweek zijn blik. ‘Is dat de reden van uw bezoek?’ De Cock glimlachte. ‘Mijn collega Vledder schetste u als een pientere vrouw, die haar ogen goed de kost gaf. Dat leek mij reden genoeg om eens nader kennis met u te maken.’ Op haar bleke wangen kwam een lichte blos. ‘U werkt nog steeds aan de moord op Zwarte Sophie?’

‘Inderdaad.’

Er kwam een verschrikte blik in haar ogen. ‘Maar uw commissaris en mijn broer hebben gisteravond toch Harry Donkervliet gearresteerd?’

De Cock knikte traag. ‘Dat hebben ze,’ sprak hij gelaten. Mathilda van Lochem slikte. Ze boog zich iets naar voren. ‘En u eh… u eh… denkt niet dat hij de moordenaar is?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik mis het motief. Dat is er niet. Althans, ik ken het niet. Welke relatie bestond er tussen Harry Donkervliet en Zwarte Sophie?’

Ze trok haar schouders op. ‘Zover ik weet… geen enkele. Trouwens… niemand van de kring onderhield nauwere relaties met Zwarte Sophie. Men vond haar algemeen te ordinair. Ook haar reputatie was niet glanzend. Vanwege haar familierelatie met Annette van Leeuwenhoek werd ze min of meer geduld. Alleen Jennifer Jordan, ons medium, scheen nogal gecharmeerd van haar.’ ‘Waarom?’

Mathilda van Lochem maakte een triest gebaar. ‘Ik denk dat ze astraal ongeveer op dezelfde golflengte zaten.’ Ze zweeg. Schudde haar hoofd. Op haar gezicht kwam een pijnlijke uitdrukking. ‘Als ik eraan denk… Jennifer Jordan wilde niet. Louter en alleen op mijn aandringen heeft ze die laatste seance gehouden. Als Harry Donkervliet, haar neef, met de moord op Zwarte Sophie echt niets uitstaande heeft, dan durf ik haar nooit meer onder ogen te komen.’

De Cock lachte bescheiden. ‘Onder ogen komen… een vreemde uitdrukking ten opzichte van een vrouw die niet kan zien.’ Ze keek naar hem op. ‘Binnenkort.’

‘Wat?’

Mathilda van Lochem gebaarde voor zich uit. ‘Binnenkort kan Jennifer Jordan weer zien. Professor Hemminga uit Groningen zal haar de komende maand opereren. Volgens hem krijgt Jennifer haar gezichtsvermogen helemaal terug.’

‘Dat is verheugend nieuws. Hoe lang is Jennifer al blind?’ Mathilda van Lochem streek met de toppen van haar vingers over haar voorhoofd. Op haar gezicht lag een peinzende uitdrukking. ‘Dat is toch zeker een jaar of vijftien. Ik herinner het mij nog goed. Het was een hele schok voor ons toen ze plotseling blind werd.’ Ze zweeg even. ‘In onze spiritistische kring zien we een beetje tegen die operatie op.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Waarom?’

Mathilda van Lochem zuchtte. ‘Jennifer Jordan is de laatste jaren uitgegroeid tot een uitstekend medium, dat snel contact legt met de geesten om ons heen. Wij, van de kring, denken dat haar blindzijn, de duisternis waarin zij leeft, daarmee verband houdt.’ De Cock knikte begrijpend. ‘Het is de vraag of ze zich na haar operatie nog zo goed op het bovenzintuiglijke zal kunnen concentreren.’

‘Juist, we willen haar als medium niet verliezen.’

De Cock keek haar scherp aan. ‘Ook niet als ze de vreugde van het licht terugkrijgt?’

Ze kneep haar ogen even toe. ‘U hebt gelijk… het zijn zelfzuchtige gedachten.’

De Cock stond op. ‘U vertelt uw broer, de officier van justitie van dit onderhoud?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Ik zal hem niet meer beïnvloeden. Ik weet dat hij naar mij luistert. Dat deed hij al als kind.’ Ze liep achter hem aan de gang op. ‘Ik hoop voor hem en voor mij, dat u met betrekking tot Harry Donkervliet, ongelijk hebt.’ De Cock reageerde niet. Hij trok zijn nog natte jas aan en zette zijn hoed op. Voor hij de deur uitstapte keek hij haar aan, scherp, observerend.

‘Mevrouw Van Lochem… hoe drinkt u uw koffie?’

Ze blikte naar hem op. Waakzaam.

‘Zwart… puur zwart.’

Загрузка...