Hoofdstuk 14

De beheerder van het mortuarium stond hen bijna handenwrijvend op te wachten.

'Twee tegelijk dit keer, Van Opperdoes. Drie in twee dagen. Het gaatje zeker goed…'

Van Opperdoes sjokte naar binnen. Op de benauwde parkeerplaats hadden ze de witte bestelbus van de technische recherche al zien staan, dus de aanwezigheid van Ton van Maan en Hugo Pastoor verraste hem niet.

De twee lichamen lagen op afzonderlijke onderzoekstafels, ieder in een aparte ruimte. Hypothetisch gezien zouden de twee mannen door verschillende daders vermoord kunnen zijn, en dus moest ervoor worden gewaakt dat er vermenging van sporen, en dus bewijs, zou plaatsvinden.

Ton van Maan en Hugo Pastoor hielden zich ieder in een aparte ruimte van het mortuarium bezig met een stoffelijk overschot.

'En?' vroeg Van Opperdoes.

Ton van Maan, die bezig was met het voorzichtig verwijderen van de kleding van het stoffelijk overschot, keek op, trok het mondkapje dat hij droeg naar beneden en grijnsde. 'Dit zijn ze hoor, de lijken uit de Jordaan. De vingerafdrukken matchen.'

Van Opperdoes wuifde met zijn hand. 'Daar twijfelde ik ook niet aan. Maar wie zijn het? Daar gaat het mij om.'

De telefoon van Hugo Pastoor rinkelde. Hij ging op de gang staan om het gesprek te voeren, kwam terug om een blocnote van tafel te grissen en verdween weer snel. Toen hij na enkele minuten weer het mortuarium binnenkwam, keek hij verrast.

'Onvoorstelbaar. Een telefoontje van Interpol… Ze mailen nog alle bijzonderheden, maar hier hebben we de namen van deze twee.'

Van Opperdoes en Jacob zagen twee lange Zuid-Europese namen op het kladblok gekrabbeld, met geboortedata eronder. Bij een van de twee stond een uitroepteken.

'Waarom staat dat er?' wees Jacob.

Hugo Pastoor grijnsde.

'Dit ga je leuk vinden. Erg leuk… Ze hebben hem bij onze infoafdeling al door de computer gehaald, en de naam van deze dooie is al eerder opgedoken in Amsterdam, in gezelschap van iemand anders…'

Van Opperdoes' wenkbrauw klom langzaam omhoog.

'O… en met wie dan wel?'

Hugo sloeg plechtig een bladzijde van zijn blocnote om. Midden op de pagina stond een naam: Adriaan de Kooning.

Peter van Opperdoes trok zijn knieën op en plantte zijn voeten in de uitgeschoven onderste lade van zijn bureau. Hij leunde achterover en liet zijn hoofd naar achteren zakken tot hij schuin naar het plafond keek. Zo bleef hij een minuut zitten, voor hij weer overeind kwam en Jacob aanstaarde.

'Op Adriaan de Kooning wordt al jaren gejaagd. Niemand komt bij hem in de buurt.'

Hij zuchtte diep en masseerde zijn slapen met zijn vingers.

'Ik kan de connectie tussen Robert Lousman en Adriaan de Kooning niet bedenken.'

Jacob haalde zijn schouders op. 'Misschien is die er ook niet. De infoafdeling en de criminele inlichtingendienst hebben daar ook geen enkele informatie over. Die twee kennen elkaar niet, hun werelden raken elkaar niet. Voor zover wij weten dan…'

Van Opperdoes knikt. 'Die laatste woorden, daar gaat het nou juist om. Voor zover wij weten, werken ze niet samen. En toch is er ergens een connectie. De bolletjesslikkers werkten samen met Adriaan de Kooning.'

Hij keek op zijn horloge en haalde zijn voeten uit de bureaula. 'Kom mee.'

'Waar wil je in hemelsnaam naartoe? Het is midden in de nacht. Bovendien…' Hij fronste, alsof hem plotseling iets te binnen schoot.

'Wat?'

Jacob streek over zijn buik. 'Heb jij al iets gegeten?'

Van Opperdoes lachte. 'Ik vond het al zo lang duren. Kom, waar ik naartoe wil, is altijd genoeg te eten.'

Vliegveld Schiphol leek uitgestorven, zo midden in de nacht. Zelfs de door Van Opperdoes beloofde snackwinkels waren dicht. Mopperend en met rommelende maag liep Jacob achter de oude rechercheur aan, naar het loket van de Koninklijke Marechaussee.

Een stevige, roodharige marechaussee bekeek hun legitimatiebewijzen. 'Wat kan ik voor jullie doen, collega's?'

Jacob legde een papiertje neer met namen van de twee slachtoffers. 'Kunnen jullie zien wanneer deze zijn aangekomen?'

De marechaussee stak een tandenstoker in zijn mond en liet hem bedachtzaam van links naar rechts rollen. 'Hebben jullie enig idee uit welk land ze komen?'

'Colombia.'

De marechaussee knikte langzaam. 'Wacht maar even.'

Toen Jacob tien minuten later verlekkerd voor een snoepautomaat stond en er net geld in wilde gooien, tikte de marechaussee op zijn schouder.

'Hier. Maar niet vragen hoe ik eraan kom…' zei hij geheimzinnig.

Op het papiertje stond een datum, een vluchtnummer en een tijd.

Van Opperdoes grijnsde. 'Daar hoopte ik al op. Nu heb ik nóg een vraag…'

De marechaussee zuchtte diep. 'Jullie komen zeker uit Amsterdam, hè? Nooit tevreden… gaan maar door.'

Van Opperdoes legde zijn hand op de arm van de marechaussee. 'Dat zie ik dan maar als een goede eigenschap, collega. Het is maar een klein vraagje.'

'Nou vooruit dan maar, het is nu toch erg rustig. Wat is het?'

Een paar minuten later zaten Jacob en Van Opperdoes in een moderne ruimte, waar ze achter een monitor de videobeelden van de aankomsthal bekeken, waar de twee Colombianen aan waren gekomen. Tientallen camera's hadden iedere beweging op de luchthaven vastgelegd en de beelden waren met een simpele muisklik op te vragen. Het duurde niet lang voor ze de twee mannen in beeld hadden.

Ze verlieten gescheiden van elkaar het vliegtuig. Bert, de roodharige marechaussee, wist met handige bewegingen de beelden zo achter elkaar te plaatsen dat Van Opperdoes en Jacob hun hele aankomst konden volgen. Tot bij de bagageband keken de twee bolletjesslikkers elkaar niet aan, toen vond de eerste korte blikwisseling plaats — want op dat moment moesten ze door de douane. Een geoefende observator kon zien dat de twee nerveus waren, maar kennelijk viel het de douaniers niet op. Ze konden doorlopen, en de grote schuifdeuren naar het openbare gedeelte van Schiphol openden zich.

Bert klikte op de muis, en de beelden werden overgenomen door een nieuwe camera. Tegelijk bogen Van Opperdoes en Jacob zich naar voren.

'Kun je inzoomen?' vroeg Van Opperdoes en wees opgewonden naar een man op het beeldscherm.

Bert klikte.

Daar, niet te missen, pontificaal midden in de aankomsthal, stond Robert Lousman.

'Wat doe je nou?' vroeg Van Opperdoes.

Jacob sloeg rechtsaf, terwijl Van Opperdoes verwachtte dat hij linksaf zou gaan, naar het bureau.

Jacob fronste. 'Heel even maar…'

Hij reed vol gas de Stadhouderskade af en sloeg rechtsaf bij de Van Woustraaf. Met piepende remmen hield hij halt voor de laatste snackbar in Amsterdam die nog open was.

Grijnzend keek hij naar Van Opperdoes. 'Wil jij iets?'

De oude rechercheur schudde zijn hoofd. Hij had het kunnen verwachten. Minstens eenmaal tijdens een onderzoek moest Jacob zijn geliefde patatje oorlog nuttigen.

De oude rechercheur boog zich naar voren en zag de late uitgaanstypes hun laatste vette hap eten. Nu hij er zo over nadacht… hoe lang was het geleden dat hij iets had gegeten? Hij moest er niet aan denken om Jacobs prutje van satésaus, mayonaise, uitjes en patat tot zich te nemen, maar iets anders leek hem wel wat.

'Hebben ze hier kroketjes?' vroeg hij.

'En hoe…' haastte Jacob zich te zeggen.

Hij rende naar binnen en kwam even later terug met twee gevulde papieren zakjes. Een dampend bakje patat met een bruinwitte smurrie deed Van Opperdoes de neus optrekken, maar de kroket zag er werkelijk smakelijk uit.

'Zie je nou wel? Je zit altijd zo te zeuren dat ik wat gezonds moet eten… maar zo slecht is het niet.'

Van Opperdoes nam een hap. 'Dit niet, nee, vooral als je een hele dag niet hebt gegeten.'

Hij wees naar de patat en de saus.

'Maar dat…'

Jacob speelde alsof hij zich beledigd voelde. 'Zeurpiet.'

Van Opperdoes kauwde bedachtzaam op zijn kroket en vroeg zich af of dit een echte Van Dobbenkroket was. Die vond hij namelijk altijd al erg smakelijk, net als de bitterballen van Van Dobben. Hij kende de beroemdste broodjeszaak in de Korte Reguliersdwarsstraat al tientallen jaren, toen het nog drie pijpenlaatjes naast elkaar waren, waar je vooral op de vrijdag- en zaterdagavond eerst langs moest lopen om te zien of er wel plek was.

Jacob draaide een lange patat door de saus en stak die vergenoegd in zijn mond.

'Robert Lousman…' begon Van Opperdoes, nadat hij het laatste stukje van de kroket had verorberd. Hij zweeg en dacht even na. Zo'n slecht idee was het toch niet geweest van zijn jonge collega, om even iets te eten. Het onderzoek bij de marechaussee was waardevol geweest, zeer waardevol.

Ze hadden op de beelden gezien hoe Robert Lousman de twee bolletjesslikkers aansprak en samen met hen de luchthaven verliet. Het leek erop dat hij een pasje liet zien. Mogelijk had hij een legitimatiebewijs van de politie vervalst, maar zelfs door maximaal in te zoomen konden ze niet goed zien wat het precies was.

In ieder geval bleek dat de twee mannen hem volgden tot ze buiten kwamen, waarna ze hem niet meer op de beelden aantroffen.

'Dat heeft hij vaker gedaan,' had de marechaussee die de beelden voor hen had opgezocht gezegd. 'Kijk maar eens hoe rustig en geroutineerd hij te werk gaat…'

'Hij haalt ze toch gewoon op?' had Van Opperdoes verrast gevraagd.

Bert had zijn hoofd geschud. 'Hij steelt ze…'

'Pardon?'

'Ze worden tegenwoordig niet meer opgehaald. De bolletjesslikkers krijgen een adres mee… dat hebben ze ergens verstopt in hun kleding, het is vaak het enige wat ze meekrijgen… en daar gaan ze naartoe. Deze man gaat naar Schiphol, weet op een of andere manier wie de bolletjesslikkers zijn, zegt tegen hen dat de plannen veranderd zijn en dat ze met hem mee moeten komen. Of hij zegt dat hij van de politie is. Hij lokt ze dus mee en verbergt ze ergens waar ze de drugs moeten uitpoepen. Dan schopt hij ze de straat op, en hij is een paar kilo drugs rijker, zonder dat hij ervoor heeft betaald. Zo steelt hij de bolletjesslikkers… en de bolletjes… van de daadwerkelijke eigenaar van de drugs, die er een hoop geld voor betaald heeft.'

'Ja? Wat wou je zeggen? Robert Lousman?' Jacob had het afval in de vuilnisbak van de snackbar gegooid en stapte weer in.

'Ik wou zeggen dat Robert Lousman de bolletjesslikkers van Adriaan de Kooning heeft meegelokt naar de Tweede Goudsbloemdwarsstraat,' zei Van Opperdoes.

Jacob startte de auto en reed rustig terug naar het bureau Raampoort.

'Dat denk ik ook. Maar wie heeft die twee daar in die woning dan vermoord? En waarom? En wie heeft Robert Lousman vermoord?'

Van Opperdoes zweeg.

Jacob had Van Opperdoes thuis afgezet. De oude rechercheur was als een blok in slaap gevallen, maar wandelde de volgende ochtend toch al weer vroeg naar het bureau, uitgerust en wel. De diepe slaap had hem goed gedaan en hij was uiteindelijk toch wel tevreden over het verloop van het onderzoek. Langzaam maar zeker kwam hij bij de ontknoping, dat voelde hij.

Er waren nog veel vragen, maar de antwoorden waren… ergens… binnen handbereik. Maar waar?

Onderweg liet Van Opperdoes de milde ochtendzon op zijn hoofd schijnen. Alle details van het onderzoek zweefden door zijn hoofd, klaar om op hun plek te vallen. Soms pikte hij er één tussenuit en dacht daar wat langer over na… om het dan weer los te laten. Maar plotseling had hij er één te pakken dat hij niet meer losliet… Van Opperdoes stapte flink door naar het bureau.

De wachtcommandant zwaaide vriendelijk toen Van Opperdoes het bureau binnenkwam en de monumentale trap naar de eerste verdieping besteeg. De recherchekamer was nog verlaten, maar de zon scheen vrolijk door de ramen. Van Opperdoes liet zich in zijn stoel zakken, schoof de telefoon naar zich toe en draaide het nummer van de technische recherche.

'tr, met Van Maan.'

'Ton, met Van Opperdoes aan de Raampoort, goedemorgen.'

"Van Opperdoes… je bent er vroeg bij vandaag…'

'Wil jij iets voor me doen?'

'Altijd. Zeg het maar.'

Van Opperdoes keek tevreden. 'Jullie hebben de kleding van die slachtoffers daar, toch?'

'Klopt. Er zit niks in.'

'Ik wil datje alles onderzoekt. Iedere zak, iedere naad, elke vierkante centimeter van die kleding.'

'Zit er iets in verborgen?' wilde Van Maan weten.

'Dat zou zomaar kunnen.'

Het bleef heel even stil. Kennelijk was Van Maan in de veronderstelling dat ze alles goed hadden onderzocht, en kwam de vraag van Van Opperdoes als een soort motie van wantrouwen. Maar Van Maan was professioneel genoeg om dat niet te laten blijken.

'Ik ga er meteen mee aan de slag. We moeten toch alle kleding nog bemonsteren, dus dan kunnen we dat mooi tegelijkertijd doen.'

'Dank je, jongen…'

Van Opperdoes hing op en Jacob kwam de recherchekamer binnen. Hij was verrast Van Opperdoes al te zien zitten.

'Jij bent er vroeg bij. Ik vond het al vreemd dat je niet thuis was.'

Van Opperdoes schudde zijn hoofd.

'Ik ben lekker gaan wandelen. Ik moet in beweging blijven, anders word ik een stramme ouwe man. Moet er niet aan denken…'

Hij stond op.

'Hou je jas maar aan. We gaan eens even een derdegraads verhoor afnemen.'

'Mooi…' zei Jacob, 'en ik denk dat ik ook wel weet bij wie.'

Загрузка...