Hoofdstuk 11

'Je hebt wat gedaan?' Jacobs stem klonk verontwaardigd.

'Ik ben naar binnen gegaan. Slapen.'

'Was die man weg dan?'

Peter van Opperdoes keek onschuldig. 'Nee, die stond nog voor de deur. Op dezelfde plek.'

Jacob kon geen woord meer uitbrengen. Van Opperdoes was lichtelijk geamuseerd door de reactie van zijn jonge collega. Die stond nog net niet als een viswijf met zijn armen in zijn zij, maar het scheelde niet veel.

'Maar wat wilde die man dan? Wilde hij je aanvallen?'

De oude rechercheur haalde zijn schouders op en zakte wat onderuit in zijn stoel. 'Geen idee.'

Het werd Jacob bijna te veel. Hij snapte er niets meer van. 'Geen idee?!'

'Nee. Hij is uiteindelijk gewoon weggelopen, vermoed ik. Hij was in ieder geval weg toen ik wakker werd. Ik had ook niet gedacht dat hij daar de hele nacht zou blijven staan.'

Jacob schudde zijn hoofd in ongeloof. 'Je had mij of het bureau moeten bellen. Je had op z'n minst kunnen vragen wie hij was, wat hij daar deed. Man, voor hetzelfde geld had hij je wat aangedaan, was het de moordenaar van de Goudsbloemdwarsstraat.'

Van Opperdoes reageerde rustig. 'Maar hij heeft niets gedaan.' 'Nee, maar dat wist jij niet van tevoren.'

De oude rechercheur keek zijn jonge collega kalm en bijna olijk aan. 'O, nee?'

Het duurde even voor het tot Jacob doordrong wat zijn oude collega daarmee precies bedoelde, maar toen viel het kwartje.

Iets of iemand had Van Opperdoes vannacht gerustgesteld en duidelijk gemaakt dat de angstaanjagende gestalte hem geen kwaad zou doen.

En toen had Jacob niets meer te zeggen.

Charlotte van Tiggelen zat op het terras van Winkel, het restaurant op de hoek van de Noordermarkt en de Westerstraat. Ze nam bedachtzaam hapjes van de warme appeltaart, die zo lekker was dat men in de kelder van het restaurant tientallen taarten per dag moest bakken om alle bestellingen bij te kunnen houden.

Ze ging zo op in haar stuk taart, dat ze Peter van Opperdoes en Jacob pas opmerkte toen die naast haar stonden.

De oude rechercheur klopte haar vriendelijk op de schouder. Verrast keek ze op.

'Meneer Van Opperdoes…'

Ze keek de twee rechercheurs onderzoekend aan.

'Is er iets?'

Haar aanvankelijke onbevangen verrastheid, maakte vrijwel onmiddellijk plaats voor een lichte achterdocht.

'Wat is er aan de hand? Is er iets mis?'

Van Opperdoes wees op de stoeltjes tegenover haar.

'Ja… natuurlijk… gaat u zitten,' zei Charlotte.

'Dank je.'

Van Opperdoes zakte naast Jacob op een stoeltje en keek om zich heen. Ruim om restaurant Winkel heen stonden tafeltjes en stoeltjes, zelfs tot ver op de Noordermarkt. Het was vol, tientallen mensen liepen speurend langs het terras om te kijken of er nog een tafeltje te bemachtigen viel. Van Opperdoes boog zich voorover.

'We willen je iets vragen.'

Charlotte van Tiggelen was kennelijk over haar aanvankelijke verbazing heen en had voor zichzelf besloten dat de twee rechercheurs geen kwaad in de zin hadden, want ze prikte een stukje appel aan haar vork en kauwde er bedachtzaam op.

'Natuurlijk… vraagt u maar.'

Van Opperdoes sprak zo zacht dat geen van de mensen die om hen heen zaten het gesprek zou kunnen volgen.

'De twee lichamen die jij had gezien… heb je er één van herkend?'

Een frons verried haar verwondering over de vraag. 'Nee… dan had ik dat toch wel meteen gezegd.'

Jacob hield zijn hoofd schuin. 'Soms komen herinneringen later. Dat heeft iedereen weleens, dat je je plotseling een detail herinnert.'

'Ja, nou… dat kan dan misschien wel zo zijn, maar dat is bij mij niet gebeurd.'

Van Opperdoes reikte naar de binnenzak van zijn jasje en haalde er twee foto's uit. Voor hij de foto aan Charlotte van Tiggelen toonde, moest hij echter zekerheid hebben over iets.

'De makelaar van wie jij het huis hebt gekregen, die kende je niet?'

Charlotte haalde haar schouders op. 'Nee. Mijn moeder had hem aangeraden, ik kende hem niet.'

'Die makelaar waar je geweest bent heet Lousman, en hij heeft een zoon. Wist je dat? Heb je die weleens gezien?' wilde Jacob weten.

'Geen idee. Ik heb ze alleen aan de telefoon gehad, ik heb de sleutels gekregen van een vrouw op kantoor en dat was het. Dus… nee.'

Van Opperdoes keek even om zich heen. 'Heb je de gezichten gezien van de twee mannen in de woning?'

'Nee, dat heb ik toch ook al gezegd. Ze lagen op hun buik, gezicht naar de grond.'

'Weet je nog wat voor kleding ze aanhadden?'

Nu kwam de frons op haar gezicht weer terug.

'Ja… donkere kleding allebei. Een spijkerbroek… een t-shirt, met lange mouwen geloof ik. Gympen. Gewoon, jonge mannen. Neem me niet kwalijk als ik het allemaal niet meer zo goed weet. Ik schrok me rot…'

Van Opperdoes en Jacob wisselden een korte blik, voordat Van Opperdoes de foto van het gezicht van Robert Lousman aan Charlotte overhandigde.

Langzaam nam zij de foto uit zijn handen en bestudeerde die ingespannen.

Ze ademde diep uit voor ze sprak. 'Hebben jullie ze gevonden?'

'Was het dit soort kleding?'

Ze ging langzaam heen en weer met haar hoofd. 'Het zou heel goed kunnen ja… het lijkt er wel heel erg op.'

Van Opperdoes hield de tweede foto in zijn hand, maar aarzelde om die aan Charlotte te geven.

Toch was ze benieuwd. Ze wees naar de foto. 'En die?'

Van Opperdoes borg de foto op. 'Dat heeft geen zin. Je hebt de gezichten niet gezien. Bovendien is het niet prettig om naar een overledene te kijken.'

Ze wuifde met haar hand. 'Ik ben niet van suiker, hoor. Ik ben wel wat gewend.'

Van Opperdoes keek even naar Jacob, die licht zijn schouders ophaalde. Als ze het wil, dan moet ze het zelf maar weten, scheen hij te denken. De oude rechercheur overhandigde haar de foto.

De aantrekkelijke Charlotte van Tiggelen bestudeerde de foto aandachtig. Het leek alsof ze ieder detail in zich op wilde nemen voordat ze tot een oordeel zou komen. Uit de fijne trekken op haar gezicht was dit keer niets op te maken, behalve een opperste concentratie.

Uiteindelijk gaf ze de foto terug, met een peinzend gezicht.

'Tja… lastig. Maar hoe meer ik ernaar kijk en erover nadenk… het zou kunnen… echt, het zou heel goed kunnen. Hij had hetzelfde soort haar. Donker, beetje steil.'

Ze viel heel even stil, schoof de appeltaart van zich af. 'Wie is het?'

Van Opperdoes borg de foto's weer op in zijn binnenzak. 'Dat kunnen we nog niet vertellen, ik hoop dat je daar begrip voor hebt.'

Charlotte glimlachte charmant. 'Natuurlijk.'

Even leek ze te aarzelen. Ze veegde gedachteloos met haar vingers door haar lange goudblonde haren.

'Het is heel vreemd en misschien moet ik me diep schamen voor mijn gevoelens, want ik heb net een dode gezien… maar ergens ben ik wel opgelucht dat er daadwerkelijk iets heeft plaatsgevonden. Ik had het idee dat ik daar voor gek stond, toen die lijken ineens weg waren.'

Van Opperdoes wilde daar niets van weten.

'Ik heb in mijn carrière wel vreemdere verhalen gehoord, die achteraf ook bleken te kloppen. De waarheid blijkt heel vaak vreemder dan wat we fantaseren.'

Charlotte hief haar hoofd naar de blauwe lucht. 'Dus er lagen wel twee lijken. Weet u dat ik vannacht wakker lag, en dacht dat ik gek was geworden?'

Van Opperdoes knikte voorkomend. 'Dat lijkt me helemaal niet nodig.'

Jacobs telefoon ging, hij keek op het display en stond op.

'Sorry, die moet ik even nemen.'

Hij verliet het terras en voerde het telefoongesprek verder midden op de Noordermarkt, waar niemand mee kon luisteren.

'En hoe gaat het nu verder?' vroeg Charlotte aan Van Opperdoes.

'We zijn druk bezig met het onderzoek.'

'En daar kunt u nog niets over vertellen.'

'Dat klopt.'

Ze aarzelde een seconde. 'Is hij de zoon van de makelaar?'

Van Opperdoes besloot zich even van de domme te houden, omdat hij er niet van hield om te liegen. 'Wie?'

'Die op de foto. Die dooie.'

Van Opperdoes keek onwillekeurig even achterom, naar de plek waar Jacob stond. 'Dat weten we nog niet. Niet zeker, in ieder geval.'

'O…'

'Je kende hem toch niet?'

Ze schudde haar hoofd. 'Nee, maar mijn moeder misschien wel. Zij kent de makelaar toch ook? Dus… dit is een beetje erg lullig allemaal.'

Van Opperdoes kon niet veel anders dan knikken.

'Wilt u ook iets drinken?' vroeg de jonge serveerster vriendelijk. Ze was dicht naast de oude rechercheur komen staan.

Van Opperdoes wilde haar aankijken, maar merkte tot zijn verrassing dat ze extreem lang was, zodat hij zijn nek moest verdraaien om haar gezicht goed te kunnen zien.

'Dank u vriendelijk, wij zijn zo weg.'

Hij maakte aanstalten om op te staan, maar voor hij dat kon doen, legde Charlotte van Tiggelen haar slanke hand op zijn arm en keek hem doordringend aan.

'U moet me niet verkeerd begrijpen. Ik ben niet blij dat er iemand dood is.'

'Natuurlijk niet.'

Jacob dook op bij het tafeltje. 'Ben je klaar? We moeten weg…'

Van Opperdoes knikte. Hij keek nog even naar Charlotte, maar die leek niet van plan verder op het onderwerp in te gaan. Hij stond op.

'Tot ziens. Mochten we nog wat vragen hebben…'

Ze keek allercharmantst op, met een betoverende glimlach op haar gezicht. 'Dan weet u me te vinden, toch?'

'Absoluut…' Van Opperdoes knikte ten afscheid.

Terwijl ze terugliepen naar de rechercheauto, die op de Westermarkt stond geparkeerd, keek Jacob nog eens om. Hij zag hoe Charlotte van Tiggelen gehaast afrekende.

'Wat was dat nou allemaal?'

Van Opperdoes keek niet om. 'Ze gaat zeker snel weg?'

'Ja.' Jacob volgde Charlotte met zijn blik. 'Sterker nog, ze is al weg.'

'Hm…' bromde Van Opperdoes. 'Wie had je aan de telefoon?'

'Ton van Maan. Ze hebben de vingerafdrukken van het stoffelijk overschot vergeleken met die in onze bestanden. Er is geen twijfel, het slachtoffer is Robert Lousman.'

Van Opperdoes knikte langzaam. 'Nu we daar dan zekerheid over hebben, moeten we de familie maar eens gaan inlichten…'

Makelaar Lousman zat wit weggetrokken achter zijn bureau, zijn armen voor zich uit gestrekt, de handen tot vuisten gebald waar de witte knokkels uitstaken. Sinds hij het trieste nieuws van de twee rechercheurs te horen had gekregen, had hij gezwegen en strak voor zich uit gekeken.

'Meneer Lousman…' probeerde Van Opperdoes. 'Ik begrijp dat dit een enorme schok voor u is, maar…'

Nu daalde een van de vuisten hard op het bureau neer. 'Hou je kop! Hou op met die therapeutische onzin. Jij snapt helemaal niet wat voor schok dit is. Mijn zoon is dood!'

'Dat weet ik.'

'Nou dan…' Lousman keek met een van emotie trillend gezicht naar de twee rechercheurs.

'Wie heeft het gedaan?'

'Wat gedaan?'

'Wie heeft hem vermoord!'

'Ik heb niet gezegd dat…' probeerde Van Opperdoes, maar weer sloeg de vuist met donderend geweld op het bureau.

'Doe niet of ik achterlijk ben! Natuurlijk is hij vermoord. Door wie?'

Nu liet Van Opperdoes een stilte vallen, waarin hij Lousman strak aankeek. Na enkele seconden ging hij verder.

'We hadden gehoopt dat u ons verder zou kunnen helpen.'

Een moment leek het of er weer een vuist zou neerdalen, maar in plaats daarvan haalde Lousman een hand door zijn weerbarstige haar. Hij haalde diep adem.

'U bedoelt dat u geen dader heeft.'

'Dat klopt. Hebt u enig idee in welke richting we moeten zoeken?'

De ogen van Lousman schoten nerveus heen en weer. Jacob voelde zich ongemakkelijk door de onvoorspelbare emotionele reacties van Lousman. Hij hield zich wat op de achtergrond.

Van Opperdoes, die in een stoel tegenover Lousman aan zijn bureau zat, keek heel even om en zijn ogen zochten die van Jacob. Het was een heel korte blik, meer niet.

'Nou, meneer Lousman? Kunt u ons verder helpen?'

Lousmans stem klonk zachter, zijn hoofd zakte naar beneden. Het leek wel alsof de gruwelijke waarheid nu pas goed tot hem doordrong, en hem psychisch op de knieën dwong.

'Mijn zoon had zijn eigen leven. Ik kan u niet verder helpen.'

'U zult toch wel iets weten over de mensen met wie hij omging?'

Maar Lousman schudde zijn hoofd. Of hij wist het niet, of hij was absoluut niet van plan om zijn kennis met de rechercheurs te delen.

Van Opperdoes legde zijn beide handen op zijn bovenbenen. Toen stond hij op, nam een visitekaartje uit zijn binnenzak en legde dat voor Lousman op het blad van zijn bureau.

'U kunt me bellen als u vragen heeft. Uw zoon bevindt zich op dit moment in het vu-ziekenhuis, in afwachting van de sectie bij het Nederlands Forensisch Instituut. Daarna… vermoed ik… zal de officier van justitie het lichaam van uw zoon vrijgeven, en dan kunt u met een uitvaartvereniging de verdere details bespreken. Zij weten hoe ze met dat soort dingen om moeten gaan.'

Hij liet een korte stilte vallen.

'Ik wil u alleen nog zeggen dat u mijn innige deelneming heeft. En als er iets is wat we kunnen doen… wat dan ook…'

Hij gebaarde naar het visitekaartje.

Lousman nam het kaartje in beide handen en staarde ernaar, maar reageerde niet op de troostende woorden van de oude rechercheur. Van Opperdoes gaf een korte hoofdknik naar Jacob ten teken van afscheid en ging hem voor, het kantoor uit.

Op de gang stonden de twee trouwe administratieve medewerksters van Lousman, beiden geschokt en met hun hand voor hun mond, ademloos naar het tafereel in het kantoor van Lousman te kijken. Daar zat de makelaar achter zijn bureau, met het visitekaartje in zijn handen in het lege niets te staren, terwijl een traan langzaam over zijn wang naar beneden gleed.

Загрузка...