Hoofdstuk 9

De Amsterdamse Brug, die in de volksmond vaak de Schellingwouderbrug wordt genoemd, verbindt de Zeeburgerdijk met het Zeeburgereiland. De gemeente heeft er een skatebaan geplaatst die overdag veel gebruikt wordt, maar zodra de duisternis invalt, verandert het in een lugubere, verlaten plek.

'De ideale plek om een lijk neer te leggen…' mompelde Peter van Opperdoes. Het licht van de koplampen van de rechercheauto scheen over de grond en rustte naast de rijbaan op een donkere bult, die al het licht leek op te slokken.

De beide rechercheurs stapten uit. Ver boven hen raasde een eenzame auto over de brug naar Zeeburg. Een rood-wit lint wapperde verderop in de zwoele zomerwind, alhoewel het niet echt nodig was. De plek waar ze nu stonden was doodstil en verlaten, en het zag er niet naar uit dat er veel toeschouwers zouden komen.

Zelfs de enige agent die op de plaats delict stond, leek niet verbaasd dat op deze plek een vreselijke ontdekking was gedaan. Hij knikte vriendelijk, terwijl hij het lint omhooghield.

'Wie heeft het lichaam ontdekt?'

'Wijzelf. We reden langs tijdens onze surveillance en zagen hem liggen. Eerst dachten we aan een zwerver die dronken in slaap gevallen was, maar ja, dat gebeurt hier bijna nooit. Toen was vrij snel duidelijk dat hij geen adem meer haalde. Dat gat in z'n hoofd hielp ook niet.'

De agent overhandigde Jacob een portemonnee.

'Deze hing half uit zijn achterzak. Er zit geen geld in, wel zijn rijbewijs. Vandaar dat we jullie gewaarschuwd hebben. Hij woont in jullie district, toch?'

Jacob knikte. 'Goed gedaan. We zochten hem al.'

Hij haalde een plastic zak uit de recherchewagen en stopte de portemonnee er voorzichtig in.

'Zullen we dan maar?' vroeg Van Opperdoes en knikte in de richting van het stoffelijk overschot.

Naarmate ze dichterbij kwamen, kreeg de zwarte bult steeds meer vorm. Het lichaam van Robert Lousman lag in een vreemd verwrongen houding naast de skatebaan.

'Een trieste plek om aan je einde te komen…' vond Jacob, terwijl hij zijn notitieboekje tevoorschijn haalde en de eerste aantekeningen begon te maken. Hij noteerde op welk tijdstip ze ter plaatse waren en maakte een grove schets van de omgeving en de plek waar het lichaam lag.

Met weerbarstig krakende knieën zakte Van Opperdoes op zijn hurken naast het stoffelijk overschot. Langzaam liet hij zijn blik over het lichaam van de dode man glijden en nam daarbij alle details in zich op. In tegenstelling tot zijn jonge collega maakte hij geen aantekeningen. Hij vertrouwde liever op zijn ogen en zijn fotografisch geheugen. Bovendien combineren en deduceren notitieboekjes niet, vond hij, en de menselijke geest wel.

Van Opperdoes dacht even na over de opmerking van Jacob. 'Die conclusie moet je nog niet trekken. Een trieste plek om als overledene te liggen, dat mag je wel concluderen.'

Van Opperdoes liet zijn blik over de modderige zijkanten glijden.

'Kijk… daar,' wees hij.

De bandensporen waren onmiskenbaar.

'Dus dan zou hij in de woning in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat gelegen hebben… en hiernaartoe zijn gebracht en gedumpt?'

Van Opperdoes kwam moeizaam overeind en haalde zijn schouders op. 'Het kan. Alles kan, tot we iets zeker weten…'

Vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal klonk het sonore gebrom van een zware dieselmotor. De lichtjes van een zwaarbeladen vrachtschip verschenen boven de dijk en zakten langzaam het kanaal af, de duisternis van de zomernacht in. Van Opperdoes keek in gedachten om zich heen, liep een paar passen de dijk op, en weer af.

'Wat doe je?' vroeg Jacob.

'Zoeken… want…' Van Opperdoes stak zijn vinger omhoog. 'Als Robert Lousman hier is gedumpt vanuit het witte busje… dan ligt hier misschien ook wel ergens het tweede lijk…'

Vijf jonge politieagenten, die Jacob vanaf het bureau had laten komen, liepen naast elkaar over de dijk onder aanvoering van een brigadier. Met hun lange wapenstokken prikten ze in het lange gras, terwijl zes lichtbundels van sterke zaklantaarns door de duisternis zwiepten.

Jacob was verdwenen achter de pilaren van de brug, waar hij rondkeek of daar het tweede lichaam was gedumpt.

Van Opperdoes bezag het tafereel vanuit de rechercheauto, waarin hij was gaan zitten. Door de bosjes en de troep struinen was meer iets voor de jonge collega's, vond hij.

Het lichaam van Robert Lousman lag nog onaangeroerd op dezelfde plek, in afwachting van de schouwarts en de technische recherche.

De oude rechercheur trommelde met zijn vingers op zijn knieën, terwijl hij de dag overdacht. Er was veel gebeurd, maar het raadsel was er niet makkelijker op geworden. Charlotte van Tiggelen had misschien toch gelijk gehad. Zij had twee lijken gezien, zei ze, en nu hadden ze er één gevonden die daar op z'n minst mee in verbinding stond.

In de verte zag hij de felle lichten van de zoekende collega's over het landschap en het water scheren. Ze hielden er ook rekening mee dat het lichaam in het water terecht kon zijn gekomen.

Stel, dacht Van Opperdoes, dat het verhaal van de buurvrouw klopte… stel dat de lichamen inderdaad in een wit busje vanuit de Tweede Goudsbloemdwarsstraat naar deze plek waren vervoerd, en vervolgens hier waren gedumpt… Was het dan puur toeval dat Charlotte van Tiggelen net voordat de lichamen werden opgehaald de woning in was gegaan? Dat was natuurlijk heel goed mogelijk. Het zou wel héél toevallig zijn, maar Van Opperdoes wist dat toeval niet bestond. Hij had te vaak dingen meegemaakt die té toevallig leken — maar wel echt waren gebeurd. Meermalen had hij Jacob al op het hart gedrukt nooit iets af te doen met: 'Ach, zoiets gebeurt toch nooit.'

Er borrelde iets op in de gedachten van Van Opperdoes. Stel je nu eens voor dat-

Maar voor hij de gedachte af kon maken, klonk een bescheiden claxon van een auto achter hem. Van Opperdoes draaide zich moeizaam om en zag het kleine witte autootje van de schouwarts van de gg&gd.

Een aantrekkelijke, lange dame stapte uit. Ze droeg een zwarte bril, maar de warme glimlach waarmee ze op Van Opperdoes af liep, compenseerde dat beeld meer dan voldoende.

'Rechercheur?'

Hij schudde haar warm de hand. 'Peter van Opperdoes.'

'Cathelijne de Wind.'

'Ik heb volgens mij niet de eer gehad u eerder te hebben ontmoet…' glimlachte Van Opperdoes. 'U bent nieuw, als schouwarts?'

Haar uitstraling deed Van Opperdoes de onaangename omgeving vergeten.

'Ik werk inderdaad nog niet zo lang bij de gg&gd. Maar wel met veel plezier.'

Van Opperdoes knikte. 'Dat kan ik me voorstellen. U werkt er fulltime? Meestal zijn de Amsterdamse schouwartsen huisartsen die naast hun dagelijkse praktijk een bijbaantje hebben als schouwarts, toch?'

'Ja, daar hebt u helemaal gelijk in. Maar ik ben in dienst van de gemeente, als forensisch arts. Bevalt me prima. Elke keer weer anders. En je komt nog eens ergens…'

Ze keek om zich heen en uiteindelijk bleef haar blik rusten op het lichaam van Robert Lousman.

'Zo… is dat het slachtoffer?'

Van Opperdoes knikte glimlachend. 'Dat is hem inderdaad…'

Ze keek verontschuldigend. 'Het lijkt misschien een stomme vraag, maar het viel me op dat er door uw collega's nog gezocht wordt, daar verderop…'

'U hebt helemaal gelijk. We kijken of er misschien nog een slachtoffer ligt.'

'Nou, dan zal ik maar even wachten tot ze klaar zijn. Jullie weten al wie dit is?'

'Waarschijnlijk wel. Hij had zijn rijbewijs bij zich.'

'En is er reden om aan te nemen dat er sprake is van een misdrijf?'

De oude rechercheur boog zich voorover. 'Alle reden.'

'Laten we dan toch maar eens voorzichtig kijken…'

Ze opende de deur van de kleine gg&gd-auto en haalde daar een ouderwetse, stevige zwartleren dokterstas uit.

Van Opperdoes kon een glimlach niet onderdrukken. Artsen werden steeds jonger en moderner, maar sommige tradities waren kennelijk niet uit te roeien.

Zorgvuldig trok ze twee paar plastic handschoenen over elkaar aan en knielde bij het lijk. Van Opperdoes zag tot zijn voldoening dat Cathelijne de Wind het lichaam zorgvuldig en met veel respect behandelde. Sommige schouwartsen zagen het stoffelijk overschot als een object voor studie, iets waar ze mee moesten werken, maar deze arts had eerbied voor het lichaam dat de ziel net had achtergelaten.

'Ik zal heel even globaal onderzoek doen, is dat goed? Ik neem aan dat de technische recherche nog onderzoek moet doen?'

Van Opperdoes keek tevreden. Deze schouwarts dacht nog mee ook. 'Dat is prima. Ze zijn onderweg.'

'Mooi. Desnoods doe ik de rest wel in het mortuarium.' Ze waakte ervoor de sporen op en om het lichaam te verstoren. Heel zorgvuldig bekeek ze, zonder het aan te raken, het lichaam van onder tot boven. Ze zakte met haar gezicht tot een centimeter of tien boven de voeten van Robert Lousman en bekeek ingespannen zijn enkels, knieen, bovenbenen, heupen en bovenlichaam. Waarschijnlijk keek ze naar de onnatuurlijke houding waarin hij lag, naar beschadigingen of gaten in de kleding of andere opvallende dingen. Ze bewoog heel zorgvuldig, op gepaste afstand van het lichaam, en droeg er zorg voor het niet aan te raken. Uiteindelijk kwam ze bij de nek en het hoofd, waarbij ze behoedzaam tot vlak boven de huid zakte.

Van Opperdoes bezag haar met verbazing en bewondering. Ze zat al minutenlang naast het lichaam en had het nog niet aangeraakt. De meeste schouwartsen keken amper, maar begonnen meteen aan armen en benen van een overledene te sjorren, om vervolgens om hulp van de aanwezige rechercheurs te vragen, het lichaam om te draaien en daar nog eens verder te voelen. Niets van dat alles bij deze schouwarts; ze nam overal heel rustig en consciëntieus de tijd voor.

Robert Lousman lag met zijn gezicht naar beneden in de aarde. Cathelijne de Wind boog diep voorover om het te kunnen bestuderen. Een dun straaltje geronnen bloed was zichtbaar op het gezicht. Met een vinger volgde ze de loop van het bloed tot in de haren. Daarna veerde ze weer omhoog en staarde ingespannen naar het achterhoofd van de man. Uiteindelijk bewoog ze haar armen. Heel voorzichtig streek ze met twee vingers van iedere hand het zwarte haar wat opzij, waarbij ze het amper aanraakte.

Achter haar klom Jacob achter de skatebaan vandaan. Hij klopte wat vegen aarde en bladeren van zijn broek af, en liep naar Van Opperdoes. Toen hij langs het stoffelijk overschot liep en de schouwarts zo ingespannen bezig zag, hield hij belangstellend in.

'Goedenavond…'

Ze groette terug zonder op te kijken, geconcentreerd als ze was op haar bezigheden. 'Hallo…'

Ze hield haar handen aan weerszijden van de schedel en duwde die zacht naar elkaar toe. Er klonk een doordringend geschraap uit het hoofd, wat erop wees dat twee delen van het schedel langs elkaar schuurden.

'Ah… jawel… dus daar zit je,' fluisterde de schouwarts terwijl ze het hoofd losliet en glimlachend opkeek.

Waarschijnlijk verried het gezicht van Jacob zijn schrik en vervolgens afschuw over het sinistere geluid dat hij zojuist had gehoord, want ze keek hem verrast en verontschuldigend aan.

'Sorry… misschien had ik even moeten waarschuwen.'

Jacob kuchte even. 'Geeft niet, hoor…'

'Gebroken schedel?' vroeg Van Opperdoes.

De schouwarts kwam overeind en knikte. 'Ik wil niet te veel doen, maar dit viel me op, dus ik moest even kijken. Een verwonding op het hoofd. En de schedel is duidelijk gebroken.'

'Wat voor verwonding? Een schotwond achter in het hoofd?'

'Zou heel goed kunnen…' beaamde de schouwarts.

Van Opperdoes hield zijn hoofd een beetje schuin en wreef over zijn neus. 'Tja… kun je misschien zeggen hoe lang hij al dood is?'

Ze haalde haar schouders op. 'Moeilijk te zeggen. Er is sprake van lijkstijfheid, dus langer dan een paar uur. Maar het vreemde is dat het bloed op het gezicht niet de loop van de zwaartekracht heeft gevolgd.'

'En dat betekent?' vroeg Jacob.

'Dat betekent dat hij waarschijnlijk… laat ik het voorzichtig zeggen… niet zo is gevallen als hij nu ligt, nadat hij is neergeschoten…'

Van Opperdoes keek omhoog. 'Of dat hij niet hier is neergeschoten…'

De schouwarts knikte. 'Dat zou inderdaad heel goed kunnen.'

Het busje van technische recherche reed langzaam vanaf de Zeeburgerdijk naar de plek des onheils en stopte achter de auto van Van Opperdoes en Jacob. Ton van Maan en Hugo Pastoor stapten uit.

Ton wreef in zijn handen.

'Daar zijn we weer… blijven we aan de gang vandaag?' Hugo keek op zijn horloge. 'Nou inderdaad… het wordt weleens tijd voor een koele douche en m'n bed.'

Van Opperdoes schudde hen hartelijk de hand. 'Ik kan er ook niks aan doen.'

Ton keek naar het stoffelijk overschot. 'Heeft dit iets te maken met vanochtend? Of hebben we een nieuwe zaak?'

Alsof hem plotseling iets te binnen schoot, keek hij Van Opperdoes aan.

'Nee, ik trek die vraag terug, het is een stomme vraag. Dit is jouw district helemaal niet… dus het moet wel iets met vanochtend te maken hebben.'

Van Opperdoes glimlachte. 'Ik kan wel merken waarom jij bij de politie bent komen werken.'

'Dat rijmt,' antwoordde Ton droog, terwijl hij de zijdeur van de grote witte bestelauto van de technische recherche opende en twee steriel verpakte witte overalls uit de laadruimte haalde.

De twee hulden zich in de witte pakken, trokken blauwe plastic overschoenen aan en deden mondkapjes voor. Felle lampen werden opgezet, en toen Hugo het aggregaat aanzette en de lampen aanknipte, baadde de omgeving waarin Robert Lousman lag plotseling in een onbarmhartig licht.

Jacob kwam naast de oude rechercheur staan. 'Ik mag toch hopen dat ik er niet zo bij lig als het mijn tijd is…' 'Hij merkt er anders niks van hoor…' bromde Hugo achter zijn rug.

Van Opperdoes schudde zijn hoofd, triest glimlachend.

Het lichaam gaf weinig prijs. Hugo en Ton kamden elke vierkante millimeter rond het stoffelijk overschot uit, maar ze waren pessimistisch over het resultaat. De bandensporen in de aarde in de buurt van Robert Lousman werden vastgelegd op de foto, en daarna met een soort plastic oplossing volgegoten.

Na anderhalf uur gaven de twee technisch rechercheurs een seintje ten teken dat ze klaar waren met de sporen op het lichaam. Het stoffelijk overschot van Robert Lousman lag nu ontkleed, ruggelings op de grond. Omdat er geen pers of andere belangstellenden waren, was het niet nodig het lichaam af te dekken. Er trok een korte, onwillekeurige rilling door de schouders van Jacob.

'Wat is er? Heb je het koud?' vroeg Van Opperdoes.

'Nee. Moe, denk ik.' Jacob keek ongemakkelijk om zich heen. 'Moeten we hem zo laten liggen?' liet hij er meteen op volgen.

Van Opperdoes keek zijn jonge collega even aan, en wenkte toen Ton van Maan. 'Heb jij een laken?'

'Voor wat?'

Van Opperdoes gebaarde naar het lichaam. Ton pakte een laken uit de bus, dat hij zorgvuldig over het lichaam drapeerde.

'Beter zo?' vroeg Van Opperdoes aan zijn jonge collega.

'Ja, maar het blijft vreemd om er zo bij te liggen. Alsof het iets is wat weggegooid of nonchalant achtergelaten is. Het hoort niet,' vond deze.

Hij had gelijk, dacht Van Opperdoes. Maar al te vaak had hij ook een onbestemd gevoel op een plaats delict… een vreemd soort plaatsvervangende schaamte. Op een bepaalde manier kon hij vrede hebben met de dood, maar niet met de manier waarop de dood soms toesloeg.

Cathelijne de Wind keek even vragend naar de technisch rechercheurs, die haar gebaarden dat ze klaar waren en zij dus haar gang kon gaan.

'Of zullen we het in het mortuarium doen? Misschien toch wat handiger?'

Van Opperdoes knikte. Het lichaam moest toch worden afgevoerd naar het vu-ziekenhuis, om daar opgeslagen te worden in afwachting van de sectie.

Vanaf de dijk kwamen de collega's aanlopen die aan het zoeken waren geweest naar sporen en — belangrijker nog — een eventueel tweede stoffelijk overschot.

Mismoedig schudde de geüniformeerde brigadier die leiding had gegeven aan de zoektocht zijn hoofd. 'Helemaal niks. We hebben zelfs zo goed en zo kwaad als het ging de hele kant van het water afgezocht. Maar ja… als het lichaam hier in het kanaal gegooid is, kan het inmiddels al helemaal daar liggen.' Hij gebaarde met beide handen naar het donker in de verte.

Daar had hij gelijk in, vond Van Opperdoes. Als een passerend schip het lichaam niet had meegesleurd in zijn kielzog, dan zou de stroming er wel voor zorgen dat het op een heel andere plek boven zou komen, dan waar het te water was geraakt.

'We hebben ons best gedaan,' besloot de oude rechercheur.

'Dat tweede lijk moet in de buurt zijn. Misschien dat bij daglicht een boot van Team Havens een paar keer op en neer kan varen om te zoeken, voor de zekerheid…' zei Jacob, maar hij merkte dat de oude rechercheur aarzelde.

'Is er wat?' drong Jacob aan.

Van Opperdoes keek hem aan en zei niets. Hij draaide zich om en liep richting water. Lang bleef hij staan kijken naar de zachte golfjes die het maanlicht weerkaatsten. Lag daar het tweede lijk?

Hij volgde het water en keek het kanaal af, naar het oosten. Een beklemmend gevoel bekroop hem, maar hij kon er zijn vinger niet op leggen.

Jacob kwam achter hem staan. 'Wat is er dan?'

Van Opperdoes schudde langzaam zijn hoofd. 'Geen idee… maar er klopt iets niet…'

Загрузка...