Hoofdstuk 16

Een paar uur later liepen twee Zuid-Amerikaans uitziende mannen door de Westerstraat en hielden halt bij een leegstaand schoolgebouw. Ze keken een beetje om zich heen en belden vervolgens met een mobiele telefoon.

Na een paar minuten verscheen een man in de Westerstraat, die enkele snelle woorden met hen wisselde. De man keek spiedend om zich heen en wenkte de twee hem te volgen.

Hij verdween achter het hek van de school, dat toegang verschafte tot een binnenplaats. Daar verdwenen de drie mannen in het in onbruik geraakte pand. De man nam hen mee naar de goed afgesloten en beveiligde kelder van de school, waar ze door een grote ruimte liepen waar allerlei apparatuur stond om verdovende middelen te verwerken. De cocaïne die uit bolletjes werd gehaald, werd hier verder versneden en vanuit de kelder getransporteerd door het hele land. Er lagen pakken verdovende middelen opgestapeld.

De man, die zich Hector noemde, liet de twee Colombianen in een kamer wachten waar twee grote toiletpotten stonden, en deed de deur achter hen op slot. Hij liep naar een andere kamer in het schoolpand, waar hij een kort gesprek voerde met een wat oudere man, die hij aansprak met

Adriaan. In de enorme ruimte scharrelde nog een man rond in een zwart jack, die wat onduidelijke dingen aan het doen was met gasflessen en leidingen.

De twee Colombianen inspecteerden het slot van de kamer waar ze in opgesloten zaten. Normaal gesproken zouden de twee mannen hier een dag of twee moeten doorbrengen, om alle bolletjes uit hun lichaam te persen. Maar deze twee Colombianen hadden heel andere plannen.

Precies vier minuten nadat de twee Colombiaanse mannen — die beiden eigenlijk politieagenten uit Amsterdam waren — het teken hadden gegeven, blies het arrestatieteam de stalen toegangsdeur van de kelder open en stormde naar binnen. Een totaal verraste Hector werd tegen de grond gewerkt, nog voordat hij kans had zijn wapen, een enorm groot pistool dat hij achter in zijn broeksband had zitten, te trekken.

Adriaan de Kooning, die schreeuwde onschuldig te zijn, werd met een zak over zijn hoofd op zijn knieën op de grond gedwongen.

De man met het zwarte jack zat met grote ogen van schrik in een hoek van de kelder. Hij hield zijn handen omhoog, voordat ook hij tegen de grond werd gewerkt en hardhandig de boeien om kreeg.

'Ik heb er niks mee te maken, ik heb er niks mee te maken,' brulde hij ondertussen.

'Bek houden!' beval de indrukwekkende chef van het arrestatieteam. Toen de man gefouilleerd werd, kwam ook bij hem een verborgen wapen tevoorschijn.

'Nee, je hebt er inderdaad niks mee te maken,' reageerde de chef schamper. 'Blijf jij maar lekker zitten, vriend.'

Toen het sein 'veilig' werd gegeven, kwamen Van Opperdoes en Jacob de kelder van de school in gelopen.

De chef van het arrestatieteam hield de twee wapens in plastic zakken omhoog en toonde de wapens aan Van Opperdoes. 'Deze wapens hadden ze bij zich.'

Van Opperdoes knikte en bestudeerde een van de twee wapens nauwkeurig. 'Dit lijkt me precies het kaliber waarmee Robert Lousman is doodgeschoten. Dat andere wapen is veel te groot, zelfs nog groter dan het wapen waarmee de Colombianen zijn vermoord. Van wie is dit kleine wapen?'

De chef wees op de man met het zwarte jack, die nog op zijn knieën op de grond zat. Van Opperdoes maakte een gebaar en de chef trok de zak weg van het hoofd van de man. Knipperend tegen het plotseling felle licht keek de man op naar Van Opperdoes.

'En zo…' zei Van Opperdoes toen hij het gezicht van de man zag,'… valt het laatste stukje van de puzzel op z'n plek.'

De man in het zwarte trainingsjack werd door een agent de verhoorkamer in gebracht. Hij keek gespannen om zich heen voor hij ging zitten. 'Ik heb niets te verklaren.'

Van Opperdoes trommelde met zijn vingers op de tafel.

'Natuurlijk, dat is uw goed recht. Mogen we wel weten hoe u heet? U hebt bij uw inboeking als arrestant gezwegen.'

Hij moest er even over nadenken, maar kwam al snel tot de conclusie dat de politie daar toch wel achter zou komen.

'Mijn naam is Frits van Houthem.'

'Dat is mooi, meneer Van Houthem. Wilt u wel een paar vragen beantwoorden?'

Frits haalde zijn schouders op.

'Hoe lang ben jij al klusjesman bij makelaar Lousman?'

'Een jaar of wat.' Frits kauwde nadenkend op een plak kauwgom. 'Hoe weet jij dat trouwens?'

Van Opperdoes glimlachte. 'In het kantoor van jouw baas hangt een foto van het hele personeel. Daar sta jij ook op.'

'Scherp opgemerkt.'

'Ieder z'n vak, Frits. Jij werkt als klusjesman en in je vrije tijd ben je actief in de criminele organisatie van Adriaan de Kooning. Wat doe je daar precies? De bolletjesslikkers eten en drinken geven? Cocaïne vervoeren door de stad, in je busje?'

Frits zweeg, maar zijn ongemakkelijke houding verraadde dat Van Opperdoes de spijker op zijn kop had geslagen met zijn opmerkingen.

Jacob legde een foto op tafel. 'Je had sleutels in je zak, toen je werd gearresteerd. Is dit busje, dat twee straten verderop stond, van jou?'

Frits nam de foto in zijn handen. Een wit bestelbusje dat geparkeerd stond in de Egelantierstraat.

'Is dit het busje waarmee je de lijken hebt weggehaald, samen met Robert Lousman?' vroeg Van Opperdoes zacht.

Frits deed demonstratief zijn armen over elkaar.

'Wat dacht je eigenlijk? Ik werk voor Adriaan de Kooning, maar zo één keer in de maand kan ik zelf wel een vrachtje bolletjes onderscheppen? Een mooi samenwerkingsverband met de zoon van je andere baas, die ook van geld hield?' vroeg Jacob scherp.

Frits perste zijn lippen op elkaar.

Van Opperdoes stelde zijn vragen heel rustig. 'Waar ging het fout, Frits? Raakte Robert Lousman in paniek? Wilden de bolletjesslikkers vluchten?'

'Ik wil een advocaat spreken,' zei Frits, maar iets in zijn stem brak.

'Frits… het wapen dat je bij je had, een wapen met klein kaliber, is het wapen waarmee Robert Lousman is vermoord. Ik weet zeker dat jij hem daarmee hebt vermoord, ook de bandensporen die we hebben gevonden op de plek waar Robert lag, komen overeen. Maar die twee Colombianen in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat… Frits… dat was jij niet. Die heb jij niet vermoord. Waar of niet?'

Het duurde een volle minuut, maar toen zakte Frits' lichaam onderuit en schudde hij langzaam zijn hoofd.

'Dat was ik ook niet. Dat was eigenlijk een dom ongelukje. Robert had dat stomme pistool ergens gekocht… weet ik veel waar. En ineens hadden die Colombianen door dat ze in het verkeerde pand zaten. Eén van hen was al een keer in Nederland geweest. Die kende Adriaan ook. Hij begon te dreigen, kwaad te worden, blufte dat Adriaan de Kooning ons wel zou vinden. Het liep helemaal uit de hand…'

Frits nam een slokje water uit het plastic bekertje dat voor hem stond, voor hij verderging.

'Want toen ging Robert ook dreigen. Met dat overdreven grote pistool van hem. Tjonge jonge, wat een vertoning was dat, de zoon van een makelaar die mee wil spelen met de grote jongens, maar nog nooit een wapen in zijn hand heeft gehad. Voor hij het wist ging er een schot af.'

Frits zweeg even, en haalde zijn schouders op.

'En toen nog een… hij moest wel. We hebben ze eerst laten liggen, ik moest wat regelen met vervoer en zo. En in de tussentijd geeft een of andere muts in het kantoor de sleutel af aan een nieuwe huurder, die de lijken ontdekt. Stomme pech. Stomme, stomme pech…'

Van Opperdoes legde een foto van het wapen dat Frits bij zich droeg op tafel.

Frits haalde diep adem en bekeek de foto.

'Ja, dat is hem… en ik heb Robert daarmee vermoord. Ik moest wel. Robert zei dat als de lijken ontdekt zouden worden, ik de schuld van die twee moorden op me moest nemen. Dat ik zou bekennen dat ik die moorden had gepleegd en niet hij, anders zou hij me verraden bij Adriaan de Kooning. Dan zou hij zeggen dat ik drugs van de grote baas achteroverdrukte. En je weet wat dat betekent…'

Hij maakte een gebaar met zijn hand langs zijn keel.

'Dus hij had me aan alle kanten klem. Wat moest ik doen? Beter een paar jaar de bak in voor een moord die ik niet had gepleegd, dan op de bodem van een rivier met een blok beton aan m'n been. Ik moest wel. Dus het was simpel. Hij of ik. De stomme idioot…'

Een zware stilte viel na de bekentenis van Frits. Van Opperdoes nam de foto's van de tafel en stond op.

'We zullen je advocaat bellen en je bekentenis in een proces-verbaal verwerken.'

Hij knikte ten afscheid. Een agent nam Frits mee.

Van Opperdoes veegde met zijn handen langs zijn slapen.

Hij gaf Jacob een hand.

'Goed gedaan, Jacob. Dank je wel.'

Jacob legde zijn hand op de schouder van de oude rechercheur.

'Mooi speurwerk, collega.'

Загрузка...