13

De Cock had moeie voeten. Ze waren er ineens, onaangekondigd. Het was als een donderslag bij heldere hemel. Hij leunde achterover en legde zijn voeten op de hoek van zijn bureau. Met een van pijn vertrokken gezicht bevoelde hij zijn kuiten. Het was alsof geniepige kleine duiveltjes uit pure boosaardigheid met duizend spelden in zijn kuiten prikten. Hij kende de pijn, die uit de holten van zijn voeten kwam, langs zijn hielen omhoog trok en zich vastzette in zijn kuiten. Hij wist ook wat die pijn betekende. Telkens als de zaken slecht liepen, als zijn onderzoeken dreigden te verzanden en als hij het machteloze gevoel had volkomen in het duister te tasten, gaven die helse duiveltjes acte de présence. Vledder keek hem bezorgd aan. 'Zijn ze er weer… de duiveltjes?'

De Cock knikte en sloot zijn ogen. Enkele minuten bleef hij zo zitten, bewegingloos en geconcentreerd. Zijn markant gezicht leek een stalen masker. Om de pijn te verdrijven zette hij zijn tanden in zijn onderlip.

'Het gaat wel weer over,' sprak hij mat. 'De pijn is nog wel te verdragen, maar de wetenschap dat wij na twee moorden en enige dagen van intensief speuren in feite nog geen stap verder zijn gekomen met ons onderzoek, bezorgt mij een angstig voorgevoel.' Vledder keek hem met een blik vol ongeloof aan. 'Ben je bang, dat we er niet uitkomen… dat de moordenaar ons ontglipt?'

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

'Dat kan toch gebeuren? Hoeveel moorden blijven niet onopgelost?' Vledder schudde zijn hoofd. 'Niet bij ons,' reageerde hij fel. De Cock negeerde de opmerking.

Hebben de broeders op Westgaarde vannacht het lijk voor je ontkleed?'

Vledder knikte.

Guillaume du Bartas had dezelfde verwondingen in de borst- en maagstreek als Minnertsga. Hij is op dezelfde manier afgeslacht. Beestachtig. Het lijkt wel het werk van een waanzinnige.' 'Een briefje?'

De jonge rechercheur liet zijn hoofd zakken. 'Ik heb de kleding van Guillaume du Bartas grondig nagekeken,' sprak hij somber. 'Er was geen briefje… geen briefje van Roeland van Ieperen.'

De Cock tilde zijn benen van het bureau. De pijn in zijn kuiten trok langzaam weg. Alleen in zijn voeten bleef nog een gevoel van intense moeheid hangen.

'Dat verwachtte ik ook niet,' sprak hij hoofdschuddend. 'Roeland van Ieperen zal tijdens zijn bezoek aan Gerard Koster, zijn jonge leraar Engels, hebben begrepen, dat zo'n briefje een directe aanwijzing tegen hem kan zijn.' De oude rechercheur gniffelde. 'Als hij ook zijn leraar Frans heeft omgebracht, dan zou het stom zijn geweest om opnieuw zo'n stuntelig briefje bij het lijk achter te laten.' Vledder keek hem onderzoekend aan.

'Je houdt er toch rekening mee,' vroeg hij met enige verwondering, 'dat Roeland van leperen nog steeds op wraakoefening uit is?' De Cock antwoordde niet.

'Had de vermoorde Guillaume du Bartas nog andere bescheiden bij zich?'

Vledder knikte.

'Ik vond in zijn portefeuille het kentekenbewijs van een vrij nieuwe Fiat Tempra en van die auto had hij de sleuteltjes in zijn broekzak. Ik ben daarmee van Westgaarde naar de parkeerplaats gereden.' 'En?'

'Zijn wagen stond er… niet ver van die twee Duitse autobussen. Puntgaaf en keurig afgesloten. Ik heb ook in de wagen geen bijzonderheden kunnen ontdekken… geen bloed, geen sporen van een worsteling.' 'Parfum?'

Vledder trok zijn schouders iets op.

'Er hing wel een luchtje in de wagen… een beetje zoetig. Ik vermoed een eigen geurtje. Ik meen, dat hetzelfde luchtje ook in Westgaarde aan zijn kleding hing.' De Cock knikte begrijpend. 'Wanneer is de sectie?'

'Vanmiddag om drie uur. Dokter Rusteloos had het druk. Hij had nog secties in Breda, Tilburg en Den Haag. Het wordt tijd, dat het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie in Rijswijk personele uitbreiding krijgt. Ze kunnen het werk bijna niet meer aan.'

De Cock strekte zijn armen geeuwend naar het plafond. 'Dokter

Rusteloos,' sprak hij met een half open mond, 'moet nodig met pensioen.' Hij geeuwde opnieuw. 'Misschien bemerkt men dan eens hoeveel werk die oude man verzet.'

Vledder keek hem schattend aan.

'Hoe laat was je thuis?'

'Vier uur.'

De jonge rechercheur reageerde verrast.

'Had Jan Kusters geen mannetje om je even naar huis te brengen?' De Cock knikte.

'Dat wel,' antwoordde hij bedaard. 'Maar toen ik de hal van het politiebureau binnenstapte, stond daar mevrouw Minnertsga.' Vledder boog zich met een ruk naar voren. 'Wie?'

'Mevrouw Minnertsga.' De jonge rechercheur slikte. 'Wat kwam die doen?' De Cock zuchtte.

'Vragen wat er met Guillaume du Bartas was gebeurd. En toen ik haar vertelde dat die dood was, zakte ze ineen. Ik kon haar nog net opvangen. Bewusteloos gleed ze uit mijn armen.'

'Was het echt?'

'Wat bedoel je?'

'Geen loentje?'

De Cock schudde zijn hoofd.

'Het heeft geruime tijd geduurd voor ze weer bij haar positieven kwam. Jan Kusters en ik hebben er nog een dokter bij gehaald.'

De jonge rechercheur grinnikte vreugdeloos.

'Wist ze dan wat… had iemand haar iets gezegd? Ik bedoel, waarom kwam ze naar het bureau?'

De Cock leunde in zijn stoel achterover.

Toen ze weer aanspreekbaar was, heb ik haar meegenomen naar de grote recherchekamer.' De oude rechercheur glimlachte. 'En uiteraard brandde op mijn lippen dezelfde vraag… om welke reden kwam ze naar de Warmoesstraat om te vragen wat er met Guillaume was gebeurd.' 'En?'

De Cock boog zich weer naar voren.

Mevrouw Minnertsga vertelde mij, dat Guillaume du Bartas na schooltijd met haar was meegereden naar haar woning. Ze hadden samen gegeten en de avond doorgebracht met het kijken naar de televisie. Hoewel mevrouw Minnertsga, zo zei zij, enige min of meer bedekte toespelingen had gemaakt, wilde Guillaume toch de nacht niet bij haar doorbrengen. Hij vond dat, gezien het feit dat Minnertsga nog niet was begraven, ongepast en verliet zo rond elf uur haar woning.'

'Een nette man.' Het klonk wat cynisch. De Cock knikte zonder commentaar.

'Mevrouw Minnertsga kleedde zich uit,' ging hij verder, 'stapte in bed en viel spoedig in slaap. Een paar uur later werd ze badend in het zweet wakker. Ze had een verschrikkelijke droom gehad… een pure nachtmerrie. In die droom zag ze hoe een jongeman tussen daken van auto's door met een groot mes in zijn rechterhand op Guillaume du Bartas toestormde en hem enige steken toebracht.' 'Verschrikkelijk.' De Cock sloot even zijn ogen.

'Haar droom was zo angstig, zo benauwend en werkelijk, dat ze uit bed stapte, de telefoon pakte en Guillaume du Bartas opbelde. Ze wist dat de telefoon bij hem naast zijn bed stond.' Vledder slikte.

'Guillaume antwoordde niet.'

De Cock drukte de muizen van zijn handen tegen zijn slapen en schudde zijn hoofd. 'Guillaume antwoordde niet,' herhaalde hij somber. 'Mevrouw Minnertsga bleef bellen en raakte met de seconde meer in paniek. In haar gevoel groeide de overtuiging, dat haar droom niet zomaar een willekeurige droom was geweest, maar een boodschap… een exacte weergave van de realiteit… iemand had Guillaume neergestoken.' 'Net als haar man.' De Cock knikte.

'Ze kleedde zich aan en reed met haar wagentje als een razende door de stad naar de Warmoesstraat. Jan Kusters kon haar niet helpen. De wachtcommandant had de melding over een lijk op de parkeerplaats binnen, maar wist op dat moment nog niet wie het slachtoffer was.' De oude rechercheur zweeg even en ademde diep. 'Toen ze na enige tijd mij druipend van de regen de hal van het politiebureau zag binnenstappen, moet ze in haar hart al hebben beseft, dat haar droom was uitgekomen… Guillaume was dood.'

De grijze speurder zweeg opnieuw. Hij kwam traag uit zijn stoel overeind. Vanuit de hoogte keek hij op Vledder neer.

'jij gaat straks naar de sectie?'

Vledder keek omhoog naar de klok.

'Over een halfuurtje.'

De Cock slenterde naar de kapstok.

Vledder stond op en kwam hem na.

'Waar ga jij heen?'

'Naar het Bartholinus… praten met Gerard Koster.' 'Waarover?'

De Cock zette zijn hoedje op.

'Een schuiladres,' antwoordde hij. 'Mevrouw Minnertsga heeft in haar droom de moordenaar van Guillaume du Bartas herkend.' Vledder keek hem met grote ogen aan. 'Ze zag wie het deed?' De Cock knikte.

'Roeland… Roeland van Ieperen.'

Omdat Vledder hun Golf nodig had om naar de sectie op Westgaarde te rijden, was De Cock op het Stationsplein in lijn negen gestapt. Het was druk in de tram. Naast hem op de smalle bank zat een omvangrijke vrouw met een indrukwekkende tas boodschappen op haar brede schoot. Ze liet hem zo weinig ruimte, dat de oude rechercheur al in de Linnaeusstraat, bij de halte Pretoriusstraat benauwd en verkreukeld uitstapte en te voet verder ging.

Vanuit de Linnaeusstraat slenterde hij naar de Middenweg. De omgeving was hem vertrouwd. Het was in deze buurt, dat hij, naar zijn gevoel een eeuwigheid geleden, als jonge diender bij de Amsterdamse politie was begonnen. Tegenover Frankendael sjokte hij van de Middenweg links het Linnaeushof in.

De Cock stapte de hal van het Bartholinus Gymnasium binnen en bereikte via dubbele deuren met gekleurd glas in lood een brede gang. Aan het einde van die gang wist hij rechts een deur naar de kamer van mevrouw Minnertsga. Gezien haar ervaringen van de afgelopen nacht achtte hij haar niet in staat om nu al les te geven. Daarom liep hij de trap op naar de eerste etage, klopte op de deur van de kamer van de heer Boschgraed en stapte binnen. De leraar Nederlands kwam lenig uit zijn stoel overeind en liep met uitgestoken hand op de grijze speurder toe. 'Welkom,' jubelde hij, maar zijn gezicht versomberde. 'Ik heb het vanmorgen gelezen in de krant… van Guillaume du Bartas… hebt u weer een briefje gevonden?'

De Cock schudde zijn hoofd.

'Ik ben feitelijk op zoek naar Gerard Koster.'

'Leraar Engels.'

De Cock knikte.

'Ik wil even met hem praten.'

Hans Boschgraed blikte op zijn horloge.

'Zijn lesuur is zo afgelopen.' Hij liep langs De Cock. 'Ik zal u naar zijn kamer brengen en hem waarschuwen dat u er bent.' De Cock knikte dankbaar en liep achter hem aan. Hans Boschgraed ging hem voor de trap op naar de tweede verdieping van het schoolgebouw en liet hem daar in een kamertje op een stoel plaatsnemen. 'Even geduld,' sprak hij vriendelijk. 'Het duurt niet lang meer.' Met de deurknop in zijn hand bleef hij staan. 'Als ik u nog ergens mee van dienst kan zijn?' De Cock wuifde hem vriendelijk weg.

Na een paar minuten kwam Gerard Koster het kamertje binnen en schudde hem de hand. Daarna nam hij tegenover hem plaats. De jonge leraar Engels leek wat bedrukt.

'Ik had uw komst verwacht,' zei hij.

De Cock veinsde verbazing.

'Hoezo?'

Gerard Koster gebaarde voor zich uit.

'Die gruwelijke moord op onze Guillaume du Bartas. Dat is de tweede leraar van het Bartholinus. Ik vind het bedreigend.' 'Voor u?'

Gerard Koster zwaaide met zijn armen.

'Voor alle leerkrachten van de school,' antwoordde hij heftig. 'Als iemand bezig is ons stelselmatig uit te roeien…' De jonge leraar Engels maakte zijn zin niet af. 'Wraak?'

Gerard Koster zuchtte.

'Daar begint het op te lijken.' Hij liet zijn hoofd iets zakken. 'Voor Minnertsga was dat naar mijn gevoel een aanvaardbaar motief. Hij had dikwijls problemen met zijn leerlingen. Maar Guillaume du Bartas… een vriendelijke man… attent… met de hoffelijkheid van de taal waarin hij les gaf.'

De Cock wreef over zijn brede kin.

'Wist u, dat ook mevrouw Minnertsga die attente hoffelijkheid van Guillaume du Bartas zeer op prijs stelde?' Gerard Koster glimlachte.

'Ik wist dat niet. Maar van de week, tijdens de koffiepauze, hebben ze ons dat verteld. Het schijnt, dat ze al geruime tijd een verhouding met elkaar hebben… dat heb ik tenminste begrepen… ook toen Minnertsga nog leefde.'

De Cock stond op. De milde uitdrukking op zijn gezicht veranderde. Hij strekte zijn hand naar Gerard Koster uit. De handpalm naar boven.

'Ik wil het schuiladres van Roeland van leperen.'

De leraar Engels keek naar hem op.

'Dat heb ik niet.'

De Cock keek hem schuins aan.

'U wilt het mij niet geven.'

Gerard Koster schudde zijn hoofd.

'Ik heb het niet… niet meer. Roeland belde mij vanmorgen op. Hij was nogal geëmotioneerd. Hij had in de krant gelezen dat er weer een leraar op die bewuste parkeerplaats was vermoord. Dat had hem duidelijk geschokt. Roeland vertelde mij dat hij onmiddellijk van adres was veranderd… om mij niet in de problemen te brengen wanneer de recherche pressie op mij zou uitoefenen.' De Cock grijnsde.

'Een knappe gedachte van een jongen van achttien jaar.' De oude rechercheur kon een cynische toon niet onderdrukken. De toon ontging Gerard Koster.

'Roeland zei ook,' ging hij verder, 'dat hij weinig vertrouwen had in de Amsterdamse recherche en dat hij zich eerst bij de politie zou melden wanneer hij had gelezen dat de ware moordenaar was gevat.'

De Cock glimlachte. 'Dat vorige schuiladres?' Gerard Koster knikte.

Dat kunt u van mij krijgen,' sprak hij gelaten. Hij keek naar de grijze speurder op. 'Bij Guillaume… was daar een briefje?' De Cock schudde zijn hoofd.

'We hebben er wel naar gezocht, maar het was er niet.' Gerard Koster kwam uit zijn stoel omhoog.

'Dat… eh, dat vorige briefje… dat briefje dat bij Minnertsga lag… mag ik dat eens zien?'

De Cock knikte bedaard. Hij tastte in de binnenzak van zijn colbert naar het briefje, dat hij om beschadigingen te voorkomen, in plastic had laten vatten en reikte het aan de leraar Engels over. Het gezicht van Gerard Koster verstarde.

'Dat… dat,' stamelde hij ontzet, 'is van Ranske… Ranske Minnertsga.. het is op haar schrijfmachine geschreven.'

Загрузка...