20

De Cock leunde achterover in zijn fauteuil. De zaak van de moorden eerste klasse had een triest einde gevonden. Het berouwde hem niet en hij voelde geen schuld. Toen hij alles wist had hij de keuze aan de ander gelaten, en Paul de Coligny had voor dit absolute einde gekozen. Het verbaasde hem niet. Hij keek naar de kring om zich heen, naar Dick Vledder, Fred Prins, Appie Keizer en Jan Westerneng. Hij had hen bij zich thuis uitgenodigd voor het slotakkoord, zoals hij de eindbespreking, de afronding van een zaak graag noemde.

Mevrouw De Cock bracht schalen vol lekkernijen en De Cock boog zich voorover. Hij pakte een fles verrukkelijke cognac en schonk de edele drank in fraaie diepbolle glazen.

Met een trieste glimlach om zijn mond hief hij zijn eigen glas, omklemde het met de volle hand en liet de nectar zachtjes schommelen.

‘Op de moeilijkste zaak uit mijn loopbaan.’

Fred Prins nam de toost over.

‘Was dit werkelijk de moeilijkste zaak uit je loopbaan?’ vroeg hij met een zweem van ongeloof.

De Cock knikte.

‘Beslist. En ik had deze zaak vermoedelijk nooit tot een oplossing gebracht wanneer een jonge vrouw mij niet op het juiste spoor had gezet.’

Vledder keek hem schuins aan. ‘Louise de Coligny?’ De Cock knikte opnieuw. ‘Louise de Coligny… en haar parfum.’ Hij nam een slok van zijn cognac en zette zijn glas weer terug. ‘Om iets van deze vreemde zaak te begrijpen,’ zo begon hij, ‘moeten we ongeveer een kwart eeuw terug in het verleden, naar het verstilde Enkhuizen en een kleine christelijke gemeente, bestaande uit een aantal families met Franse namen, afstammelingen van hugenoten, die in de zeventiende eeuw uit geloofsoverwegingen uit Frankrijk naar Nederland waren gevlucht. ‘De leden van die christelijke gemeente waren voor het merendeel gefortuneerde en intelligente mensen, onder wie ene Michel de Coligny, een jongeman van toen achter in de twintig. ‘Tijdens een familiebezoek aan Frankrijk leert Michel een meisje kennen… Mareille Lorraine. Ze is beeldschoon en Michel raakt tot over zijn oren verliefd. Hij krijgt toestemming om haar mee naar Nederland te nemen om haar als zijn toekomstige bruid aan zijn ouders voor te stellen.

‘Maar Mareille Lorraine is katholiek en de protestantse ouders van Michel willen niet in een huwelijk toestemmen. Vooral zijn moeder is er sterk tegen. Michel de Coligny is echter niet van plan om zijn Mareille op te geven. Hij huurt voor haar een woning in Amsterdam en begint met haar een buitenechtelijke verhouding… een verhouding, die niet zonder gevolgen bleef. In betrekkelijk korte tijd schonk Mareille hem twee prachtige kinderen.’ Vledder onderbrak hem.

‘Paul en Louise. Wij hebben ze in het bevolkingsregister van Amsterdam gevonden. Ze kregen de naam van hun moeder: Lorraine.’

De Cock knikte.

‘Zoals bij kinderen van ongehuwde moeders gebruikelijk.’ Hij nam nog een slok van zijn cognac.

‘Intussen deed Michel er alles aan om zijn ouders tot andere gedachten te brengen. Hij was inmiddels dertig jaar geworden en had zonder toestemming van zijn ouders kunnen trouwen, maar dat wilde Michel niet.

‘Op een dag reisde hij met zijn twee jonge kinderen naar Enkhuizen, in de hoop dat de kleintjes zijn ouders zouden vertederen. Om zijn Mareille, die slechts gebrekkig Nederlands sprak, wat uit haar isolement te halen, had hij haar intussen in Enkhuizen bij een paar bevriende families geïntroduceerd. Zo had zij Richard Bernard, Jean de Tournes en Antoine la Croix leren kennen. ‘Tijdens een bijeenkomst van hugenoten in Amsterdam treffen Michel en Mareille de drie jongemannen en er wordt besloten dat Mareille met hen mee zal reizen naar Enkhuizen om bij de ouders van Michel haar kinderen terug te halen.

‘Wat er tijdens die treinreis naar Enkhuizen precies is gebeurd, zal wel nooit helemaal duidelijk worden, maar de volgende morgen wordt het ontzielde lichaam van Mareille Lorraine in een eersteklascoupé gevonden. Ze is gewurgd en verkracht.’ Vledder knikte begrijpend.

‘De basis voor de latere wraakacties.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Die basis,’ reageerde hij fel, ‘lag een stadium verder. En juist dit benauwt mij persoonlijk heel erg. De drie jongemannen werden vrij snel door de politie opgespoord. Ze bekenden alle drie de verkrachting. Wie uiteindelijk de wurgende handen om de keel van Mareille Lorraine sloot, bleef onduidelijk. Maar de schuld van alle drie stond onomstotelijk vast.

‘De gefortuneerde families van de drie jongemannen kochten de kostbare diensten van een berucht strafpleiter uit die dagen en na een reeks van juridische blunders liepen de drie daders in korte tijd weer als vrij man door Enkhuizen.’

De Cock zweeg even. Om zijn lippen zweefde een droevige grijns. ‘Hier ligt de basis. Michel de Coligny vond dat aan zijn geliefde Mareille geen recht was gedaan. Meer nog dan de daad zelf maakte dit hem tot een verbitterd en op wraak belust man.’ De grijze speurder zweeg opnieuw, pakte zijn glas op en nipte aan zijn cognac.

Jan Westerneng boog zich naar hem toe.

‘Wat gebeurde er met de kinderen?’

De Cock zette zijn glas neer.

‘Na de dood van Mareille accepteren de ouders van Michel haar beide kinderen wel. Ze dragen voortaan de naam De Coligny en krijgen een strenge godsdienstige opvoeding. Michel de Coligny laat het lichaam van Mareille Lorraine naar Amsterdam overbrengen en bezorgt haar een graf op Zorgvlied. De tekst: Aan Mij komt de wrake, spreekt de Heer is van hem. Richard Bernard, Jean de Tournes en Antoine la Croix worden na de moord in Enkhuizen met de vinger nagewezen. Om hun toekomst veilig te stellen, verlaten de drie families het oude stadje aan het IJsselmeer en vestigen zich in Amsterdam. ‘Dan gebeurt er jaren niets. Richard Bernard, Jean de Tournes en Antoine la Croix trouwen na hun vestiging in Amsterdam vrij snel en veroveren zich maatschappelijk gezien topposities. Iedereen vergeet de moord op Mareille Lorraine, behalve… Michel de Coligny. De haat jegens de moordenaars van zijn geliefde brengt hij op zijn kinderen over. Steeds opnieuw vertelt hij hen hoe mooi en lief hun moeder was en hoe zij door de drie mannen in een treincoupé werd vernederd en wreed vermoord. Vooral Paul is gevoelig voor wraak. Meer nog dan Louise mist hij de warmte en de liefde van een eigen moeder. Zijn strenge, afstandelijke en kille grootmoeder is niet in staat om dat gemis te vergoeden.’

De Cock nam een pauze en zakte wat onderuit. De uitleg had hem vermoeid.

Vledder gebaarde nerveus in zijn richting.

‘Wanneer begon het werkelijk?’

De Cock zuchtte.

Ruim tweeënhalf jaar geleden stierf een door haat verteerde Michel de Coligny. Op zijn sterfbed liet hij zijn beide kinderen zweren dat aan hun vermoorde moeder alsnog gerechtigheid zou worden gedaan. De intelligente Paul deed zijn stervende vader een belofte en ging aan het werk.

‘Hij bespioneerde de families, merkte dat ze nog steeds contact met elkaar onderhielden en ontdekte dat Cynthe de Lamotte, de vrouw van Jean de Tournes, er de onvrouwelijke gewoonte op na hield zich steeds eender te kleden.’

Vledder lachte.

‘In een donkerbruin mantelpakje van grove tweed.’ De Cock knikte.

‘Hij maakte heimelijk foto’s van haar en imiteerde haar houding en gedrag. Om zijn toekomstige slachtoffers weerloos te maken, alvorens hen te wurgen, plantte hij in zijn tuin vingerhoedskruid en maakte van de bladeren extracten, die het zeer giftige digitaline opleverden. Dat gif injecteerde hij in bonbons en capsules van gelatine. Toen hij zijn plannen klaar had, kocht hij drie stenen urnen en plaatste die op het graf van zijn moeder.’ Fred Prins keek hem verwonderd aan.

‘Waarom?’

De Cock wuifde de vraag weg.

‘Paul ontdekte dat Stella Bernard in Enkhuizen een jacht had en een vriendje en dat zij voor haar reizen naar Enkhuizen meestal gebruik maakte van het spoor. Zijn op wraak beluste ziel jubelde. Op dezelfde plek waar zijn moeder stierf, zou ook Stella Bernard sterven. Paul de Coligny verkleedde zich als Cynthe de Lamotte. Tegen het einde van de treinreis zocht hij in een eersteklascoupé het gezelschap van Stella Bernard. Zijn zuster Louise had er inmiddels al voor gezorgd dat de conducteur in Zaandam was uitgeschakeld. Paul liet Stella een vergiftigde bonbon proeven. Toen ze weerloos was, wurgde hij haar met zijn sterke handen en trok haar kleren uit. Die deed hij in een valiesje dat hij bij zich had en hij verliet in Enkhuizen onopgemerkt de trein. Thuisgekomen verbrandde hij de kleren van Stella, verzamelde daarvan wat roet en as en deed dat de volgende dag, als een symbool van wraak en eerbetoon aan zijn moeder, in de eerste urn op haar graf.’

Jan Westerneng kwam met een ruk naar voren.

‘Die vent was gek.’

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

‘Paul de Coligny was bezete, werd gedreven door een obsessie. Aan zijn moeder zou alsnog gerechtigheid worden gedaan. ‘Na de moord op Stella Bernard hield hij zich geruime tijd rustig en bereidde zijn tweede moord voor… de moord op Lucienne la Croix.’

Jan Westerneng keek hem verwonderd aan.

‘Dat was toch Suzette de Tournes?’

De Cock knikte.

‘Dat was toeval. Ik heb dat vanmorgen al aan Vledder uitgelegd. De opzet was Lucienne la Croix. Het werd Suzette de Tournes, die, zoals wij vanmorgen hebben bemerkt, ook op zijn lijstje stond.’ Jan Westerneng boog zich weer naar voren.

‘Hoe reageerden die vaders… die moeders… je laat je kinderen toch niet zomaar afmaken?’

De Cock haalde diep adem.

‘Al bij de moord op Stella begrepen Richard Bernard, Jean de Tournes en Antoine la Croix, dat de daad een wraakactie was… een wraakactie, verband houdend met de moord op Mareille Lorraine. Ze zochten de moordenaar ook in de juiste hoek, bij Paul en Louise de Coligny. Maar ze waren alle drie bang voor hun reputatie. Voor alles wilden zij voorkomen dat die oude moord, waar zij bij betrokken waren, zou worden opgerakeld. Dus zwegen ze.’

‘Stom.’

De Cock knikte.

‘Een stomheid, waarop chantage welig bloeit. Alleen Jean de Tournes raakte van de kook. Toen hij van de moord op zijn dochter hoorde, reed hij in radeloze woede naar Utrecht. Hij kende het adres van Louise de Coligny en probeerde haar met zijn Mercedes dood te rijden. In tegenstelling tot hetgeen Louise mij destijds vertelde, had zij wel de man herkend, die haar naar het leven stond. Ze zweeg en loog, zoals alle lieden met wie wij met betrekking tot deze zaak in contact kwamen, logen en de ware toedracht verzwegen. Juist dat maakte het onderzoek in deze zaak zo moeilijk.

De aanslag op haar leven bracht Louise wel tot bezinning. Ze probeerde haar broer ertoe te brengen om van verdere wraakacties af te zien. Maar het besluit van Paul de Coligny stond vast: hij zou zijn wraakactie voltooien.

Louise was ten einde raad. Ze wilde niet langer meewerken en was bang voor de gevolgen. Ze verliet het ziekenhuis waar ze zich kwetsbaar voelde. Om mij op het juiste spoor te brengen, schreef ze een briefje met een verwijzing naar het graf van Mareille Lorraine. Ze deed dat briefje in een enveloppe met mijn naam erop en reisde naar Amsterdam. Ze bracht eerst een bezoek aan het revalidatiecentrum waar ze als fysiotherapeute werkte, en zegde haar betrekking op. Daarna reed ze met de tram naar de binnenstad, gaf aan een jochie een tientje met het verzoek om het briefje bij het politiebureau aan de Warmoesstraat af te geven. Inmiddels had die enveloppe uren in haar handtasje gelegen en was de geur van haar parfum aan het papier gaan hechten. Ik heb iets van een hond… ik ben gevoelig voor geur. Ik herkende haar parfum onmiddellijk. Nadat Vledder en ik op Zorgvlied de drie urnen op het graf van Mareille Lorraine hadden opgemerkt en wij hadden ontdekt dat twee van die urnen met as en roet waren gevuld, begon er iets bij mij te dagen. Ik moet toegeven… laat, veel te laat. Ik reed naar Utrecht, vond in de woning van Louise de oude schrijfmachine waarop het bewuste briefje was getypt, en wachtte op haar komst.

De halve nacht heb ik met haar zitten praten. Ze wilde niet tegen haar broer getuigen en dat begreep ik best. Ze kon zich ook op het verschoningsrecht beroepen. Ze wilde ook geen getuigenis afleggen tegen Jean de Tournes, die een aanslag op haar leven had gedaan. Ze vond dat de man door de dood van zijn dochter al voldoende was gestraft.

Ik begreep dat ik zonder de getuigenis van Louise vrijwel niets tegen Paul de Coligny kon ondernemen. Hij was altijd zeer zorgvuldig te werk gegaan. Hij had er altijd voor gewaakt vooral geen vingerafdrukken achter te laten. Ik achtte het vrijwel onmogelijk om tot een sluitende bewijsvoering tegen hem te komen. Ik had als een soort dwangmiddel Louise als medeplichtige kunnen arresteren. Maar daar voelde ik niets voor. Juist zij had mij de sleutel tot de oplossing aangedragen. Bovendien bleek mij uit het gehele onderhoud met Louise, dat Paul, hoe oud hij ook zou worden, nooit van de voltooiing van zijn wraakactie zou zijn af te brengen.

Louise en ik sloten een compromis. Ik schreef Paul een briefje dat ik alles wist en dat hij zich bij mij als dader zou moeten melden. Deed hij dat niet, dan zou hij vandaag door mij worden gearresteerd.’

Vledder knikte begrijpend.

‘Jij rekende erop dat Paul de Coligny alsnog zijn laatste wraakoefening zou uitvoeren.’

De Cock spreidde zijn beide handen.

‘De moordaanslag op Lucienne la Croix.’

De grijze speurder zweeg. Hij schonk nog eens in en keek rond of er nog vragen waren.

Vledder likte aan zijn droge lippen.

‘Wie deed die dreigtelefoontjes?’

‘Louise. Ze gebruikte daarvoor een bandrecorder, die ze vertraagd liet aflopen, waardoor haar stem anders klonk.’ ‘Waar is ze nu?’

De oude rechercheur aarzelde even.

‘Ik heb haar vanmiddag naar Schiphol gebracht. Ze gaat naar Soedan.’

‘Soedan?’

De Cock knikte.

‘In Kassala is een orthopedisch centrum. Ze kunnen daar een fysiotherapeute goed gebruiken.’

‘Heb je haar verteld dat Paul dood is?’

‘Ja.’

‘En?’

‘Hoe vreemd het ook klinkt, ik had het idee dat ze er blij om was. Paul, zei ze, was al jaren zichzelf niet meer. Het is beter zo.’ Fred Prins keek hem aan.

‘Wat had je gedaan als Paul de Coligny vanmorgen geen kans had gezien om uit de trein te springen?’

‘Hem gearresteerd voor twee moorden en poging tot een derde moord.’

‘En Louise?’

De Cock wreef langzaam met zijn pink over de rug van zijn neus. ‘Ik vrees,’ sprak hij bedachtzaam, ‘dat ik je daarop het antwoord schuldig moet blijven.’

De gesprekken werden algemener. De Cock was er blij om. Hij had het trieste gevoel, dat hij snel een paar cognacjes moest nemen, maar bedwong zich.

Pas laat in de avond namen Dick Vledder, Fred Prins, Appie Keizer en Jan Westerneng afscheid.

Toen ze vertrokken waren, trok zijn vrouw een poef bij en ging naast hem zitten. De Cock keek haar aan. Hij wist dat ze altijd nog een vraag in petto had, iets waaraan de anderen niet hadden gedacht. Ze hield haar hoofd iets schuin.

‘Waarom die kinderen? Ik bedoel, waarom Stella, Suzette en Lucienne? Het waren toch hun vaders die Mareille Lorraine hadden vermoord?’

De Cock tastte naar de zijzak van zijn colbert en wurmde daaruit een beduimeld boek in het formaat van een grote pocket. ‘Dit gaf Louise mij vanmiddag. Het is een oude bijbel… de bijbel van Paul.’

De grijze speurder bladerde, zocht en vond Exodus 20 vers 5. Hardop las hij: ‘Want Ik, de Heere, uw God, ben een naijverig God, die de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen. Paul heeft deze woorden in zijn bijbel onderstreept.’ De Cock wreef vermoeid achter in zijn nek.

‘Gerechtigheid hier op aarde is het werk van mensen. Hemelse gerechtigheid is een zaak van God. Aan Mareille Lorraine, zijn moeder, was geen gerechtigheid bedreven. Wat restte was een hemelse gerechtigheid. Paul de Coligny vergat dat hij een mens was.’

Загрузка...