12 Een akkoord

Een bad was niet moeilijk te vinden, al moest Elayne in de gang wachten terwijl Rasoria en twee gardevrouwen het vertrek inspecteerden. Ze keek fronsend naar de met leeuwen besneden deuren van haar vertrekken. De staande spiegellampen flikkerden in de tocht. Zodra ze er zeker van waren dat er geen moordenaars op de loer lagen en er wachten waren geplaatst in de gang en de voorkamer, mocht Elayne naar binnen. De oude Essande was in de slaapkamer met Naris en Sefanie, de twee jonge diensters die ze aan het opleiden was. Essande was slank, met Elaynes Gouden Lelie op haar linkerborstzak geborduurd. Ze bezat een grote waardigheid die werd benadrukt door haar precieze bewegingen, al weigerde ze toe te geven dat die net als haar witte haar te wijten waren aan haar leeftijd en de pijn in haar gewrichten. Naris en Sefanie waren zusters met frisse gezichten, een stevige bouw en verlegen ogen. Ze waren trots op hun livrei en gelukkig dat ze voor dit werk waren uitgekozen in plaats van voor het schrobben van de gangen, maar beiden hadden bijna evenveel ontzag voor Essande als voor Elayne. Er waren meer ervaren diensters beschikbaar, vrouwen die al jaren in het paleis werkten, maar helaas was het veiliger om meisjes aan te nemen die naar willekeurig wat voor soort werk hadden gezocht. Op de roze vloertegels stonden twee koperen badkuipen op dikke lagen handdoeken. Een van de kleden was opgerold, wat bewees dat het nieuws van Elaynes aankomst haar was vooruitgesneld. Bedien: den hadden de gave om te weten wat er gebeurde, iets waar de ogen-en-oren van de Toren jaloers op zouden zijn. Er brandde een vuur in de haard en de vensters waren dichtgestopt, waardoor het in de kamer aanzienlijk warmer was dan in de gang. Essande wachtte tot Elayne in de kamer was voor ze Sefanie op een drafje wegstuurde om de mannen met het warme water te halen. Het water zou worden gebracht in dubbelwandige emmers met deksels, zodat het niet koud zou worden onderweg vanuit de keukens, al kon er wat oponthoud ontstaan wanneer de gardevrouwen nagingen of er geen messen in het water verstopt waren.

Aviendha bekeek de tweede badkuip met bijna evenveel twijfel als waarmee Essande naar Birgitte keek. Birgitte vroeg zich af of ze wel in bad wilde, terwijl Essande nog steeds niet aanvaardde dat er meerdere mensen aanwezig moesten zijn bij het baden. Maar de oude vrouw verknoeide geen tijd en wenkte Elayne en Aviendha naar de kleedkamer, waar een vuur was aangelegd in een brede marmeren haard. Elayne was opgelucht toen Essande haar uit haar reiskleding hielp. Het was fijn te weten dat er meer in het verschiet lag dan een haastige wasbeurt. Dat ze de schijn niet hoefde op te houden terwijl ze zich eigenlijk druk maakte over hoe snel ze verder kon naar haar volgende bestemming. Ze moest wel vaker de schijn ophouden, het Licht helpe haar, en ze had nog meer zorgen, maar ze was thuis en dat maakte een hoop goed. Ze kon bijna dat baken in het westen vergeten. Bijna. Nou ja, eigenlijk helemaal niet, maar het lukte haar er niet over te piekeren zolang ze er niet te lang bij stil bleef staan. Ze kleedden zich uit – Aviendha sloeg Naris’ handen weg en ontdeed zichzelf van haar juwelen en kleding – en werden in geborduurde zijden baddoeken gewikkeld met hun haar in witte handdoeken. Aviendha had zelf geprobeerd de handdoek rond haar haren te wikkelen, en pas nadat het geheel voor de derde keer van haar hoofd was gegleden had ze het Naris laten doen. Onderwijl mompelde ze dat ze te zacht werd en dat ze binnenkort iemand nodig zou hebben om haar laarzen dicht te knopen. Elayne begon te lachen en Aviendha deed mee, waarbij ze haar hoofd in haar nek gooide zodat Naris weer opnieuw kon beginnen. Tegen de tijd dat dit alles gedaan was en ze terug waren in de slaapkamer, waren de badkuipen vol en kwam de geur van de rozenolie in het water hun tegemoet. De mannen die het water hadden gebracht waren natuurlijk alweer vertrokken, en Sefanie wachtte hen op met opgerolde mouwen voor het geval ze een van hen de rug moest wassen. Birgitte zat op de met turkoois ingelegde kist aan de voet van het bed, haar ellebogen op haar knieën.

Essande hielp Elayne uit haar lichtgroene, met zwaluwen bewerkte badmantel, waarna Elayne zich onmiddellijk tot haar hals in het nét niet te hete water liet zakken. Haar knieën staken boven water uit maar het grootste deel van haar lichaam werd omringd door warmte en ze voelde de vermoeidheid van zich afglijden en de loomte opkomen. Warm water was misschien wel de grootste gave van de beschaving.

Aviendha staarde naar de andere badkuip en schrok toen Naris probeerde haar lavendelkleurige, met bloemetjes geborduurde badmantel af te nemen. Ze liet het uiteindelijk grimassend toe en stapte voorzichtig in het water, maar ze greep de ronde zeep uit Sefanies hand en begon zichzelf energiek te wassen. Energiek, maar heel voorzichtig zodat er nog geen druppel water over de rand van de badkuip zou spatten. Ook de Aiel gebruikten water om zich te wassen en in de zweettenten, vooral om de shampoo uit te spoelen die ze maakten van vette bladeren die in de Woestenij groeiden, maar het vuile water werd bewaard en gebruikt om de gewassen te besproeien. Elayne had haar twee van de grote cisternen onder Caemlin laten zien die werden gevoed door een stel ondergrondse rivieren. Ze waren zo groot dat de andere oever verscholen ging in een bos van pilaren en schaduwen, maar de droge Woestenij zat in Aviendha’s beenderen. Birgitte negeerde Essandes nadrukkelijke blikken – zij sprak zelden twee woorden meer dan noodzakelijk en vond dat er tijdens het baden helemaal niets gezegd hoefde te worden – en praatte met Elayne, al paste ze op haar woorden in het bijzijn van Naris en Sefanie. Het was niet waarschijnlijk dat ze werden betaald door een ander Huis, maar dienstmeiden roddelden bijna evenveel als mannen – het leek wel een traditie. Sommige geruchten waren het echter waard om gekoesterd te worden. Birgitte praatte het meest over de twee grote handelskaravanen die gisteren uit Tyr waren aangekomen, de wagens zwaarbeladen met graan en gezouten vlees, en een andere uit Illian, met olie, zout en gerookte vis. Het was altijd de moeite waard om de mensen eraan te herinneren dat er nog steeds voedsel de stad in bleef komen. Slechts weinig handelslieden waagden zich in de winter op de straten van Andor, zeker niet met zulke goedkope lading als voedsel. Maar dankzij de Poorten kon Arymilla geen kooplieden onderscheppen, en haar leger zou allang van de honger gestorven zijn voordat de voorraden van Caemlin zouden opraken. De windvindsters, die veel gebruik maakten van de Poorten, meldden dat hoogheer Darlin – die in Tyr aanspraak maakte op de titel van stedehouder voor de Herrezen Draak! – in de Steen van Tyr was bestormd. Hij was aangevallen door edelen die de Herrezen Draak uit Tyr wilden verdrijven. Maar zelfs zij zouden geen profijtelijke graanhandel tegenhouden, vooral omdat ze geloofden dat de Kinne die met de windvindsters meekwamen Aes Sedai waren. Er werd niet echt een poging tot bedrog gedaan, maar er waren Grote Serpent- ringen gemaakt voor Kinsvrouwen die hun proeven voor Aanvaarding hadden doorstaan voordat ze uit de Toren waren gezet, en als iemand de verkeerde conclusie trok dan was dat niet vanwege een werkelijke leugen.

Het water zou afkoelen als ze nog langer wachtte, daarom pakte Elayne een stuk zeep met rozengeur van Sefanie aan en liet ze Naris haar rug schrobben met een borstel. Als er nieuws van Gawein of Galad was geweest, zou Birgitte dat meteen hebben gezegd. Ze keek er evenzeer naar uit als Elayne. Gaweins terugkeer was een gerucht waarvan ze zéker wilden dat het de straten zou bereiken. Birgitte voerde haar taken als kapitein-generaal goed uit en Elayne wilde haar die positie laten behouden als ze haar kon overtuigen, maar als Gawein er was, zouden beide vrouwen zich een beetje kunnen ontspannen. De meeste soldaten in de stad waren huurlingen en er waren er net genoeg om de stadspoorten te bemannen en het juiste beeld te geven langs de mijlenlange muren rond de Nieuwe Stad. Maar die troepen bestonden nog steeds uit meer dan dertig compagnieën, elk met een eigen kapitein die onvermijdelijk trots was, geobsedeerd door zijn eigen verlangens en altijd bereid om te vechten vanwege een ingebeelde belediging van een andere kapitein. Gawein was zijn hele leven voorbereid op het aanvoeren van legers. Hij kon de vechters wel aan zodat zij haar handen vrij zou hebben om de troon veilig te stellen.

Bovendien wilde ze hem gewoon weg hebben bij de Witte Toren. Ze bad dat een van zijn boodschappers had kunnen ontkomen en dat hij al ver langs de rivier was gevorderd. Egwene en haar leger waren nu al meer dan een week bezig met de belegering van Tar Valon. Het zou een wrede wending van het lot zijn als Gawein zich gevangen zou voelen tussen zijn eed om de Toren te beschermen en zijn liefde voor Egwene. Erger nog, hij had die eed al eens gebroken, of tenminste ruim opgevat, uit liefde voor zijn zuster en misschien voor Egwene. Als Elaida ooit zou vermoeden dat Gawein had geholpen bij de ontsnapping van Siuan, dan zou het krediet dat hij had opgebouwd door Siuan als Amyrlin te vervangen als een dauwdruppel verdampen. En als hij dan nog binnen Elaida’s bereik was, zou hij in een cel worden gegooid en geluk hebben als hij aan de beul kon ontkomen. Elayne nam hem zijn keuze om Elaida te helpen niet kwalijk; hij wist in die tijd niet beter. Een groot aantal zusters was ook verward geweest over wat er gaande was. Veel van hen leken dat nog steeds te zijn. Hoe kon ze van Gawein verlangen dat hij zag wat de Aes Sedai niet eens konden zien?

En wat Galad betreft... Ze had hem nooit gemogen. Dus zou hij haar ook wel niet aardig vinden, en Gawein nog wel het minst. Galad had vast gedacht dat hij ooit de Eerste Prins van het Zwaard zou worden, tot Gawein werd geboren. Haar vroegste herinneringen aan hem waren van toen hij een jongen was, een jongeman die zich gedroeg als een vader of oom in plaats van een broer, en die Gawein zijn eerste zwaardlessen gaf. Ze wist nog dat ze bang was dat hij Gaweins hoofd zou opensplijten met het oefenzwaard. Maar hij had hem alleen wat blauwe plekken bezorgd, wat te verwachten viel als je als jongeling met het zwaard oefende. Galad wist wat juist was en was ook bereid dat te doen, wat de prijs ook was voor anderen of hemzelf. Licht, hij was een oorlog begonnen om haar en Nynaeve te helpen ontsnappen uit Samara, en hij had waarschijnlijk van het begin af aan geweten hoeveel hij riskeerde! Galad was een tijdje verliefd op Nynaeve geweest – het was moeilijk te geloven dat hij dat nog steeds was, nu hij een Witmantel was, en het Licht mocht weten waar hij uithing en wat hij deed – maar de waarheid was dat hij die oorlog was begonnen om zijn zuster te redden. Ze kon niet goedkeuren dat hij een Kind van het Licht was, ze kon hem niet aardig vinden, maar ze hoopte dat hij veilig en gezond was. Ze hoopte ook dat hij zijn weg terug naar Caemlin zou vinden. Nieuws over hem zou bijna even welkom zijn als nieuws over Gawein. Dat verraste haar, maar het was waar.

‘Er zijn nog twee zusters gekomen terwijl je weg was. Ze zijn in de Zilveren Zwaan.’ Birgitte liet het klinken alsof ze alleen maar in de herberg overnachtten omdat alle bedden in het paleis bezet waren. ‘Een Groene met twee zwaardhanden en een Grijze met eentje. Ze kwamen afzonderlijk. Een Gele en een Bruine zijn diezelfde dag vertrokken, dus zijn er nog steeds in totaal tien. De Gele is naar het zuiden gegaan, naar Far Madding. De Bruine ging naar het oosten.’ Sefanie wachtte geduldig naast de badkuip van Aviendha met niets om handen, keek haar zuster aan over Elaynes hoofd en grijnsde. Net als vele anderen in de stad wisten ze dat de aanwezigheid van Aes Sedai in de Zilveren Zwaan betekende dat de Witte Toren Elayne en Huis Trakand steunde. Essande hield de twee meisjes als een havik in de gaten en knikte; zij wist het ook. Elke straatveger en voddenverzamelaar wist dat de Toren verdeeld was, maar ondanks dat had de naam gewicht en bezat een nimmer aflatende kracht. Iedereen wist dat de Witte Toren elke rechtmatige Koningin van Andor had gesteund. De waarheid moest gezegd, de meeste zusters verheugden zich op een zittende vorst die ook Aes Sedai was; de eerste in duizend jaar en de eerste die sinds het Breken van de Wereld openlijk als Aes Sedai bekendstond. Het zou Elayne echter niet verbazen als er een zuster in Arymilla’s kamp zat die discreet onopgemerkt bleef. De Witte Toren had nooit alles op één paard gezet totdat de wedstrijd gereden was.

‘Dat is genoeg zo met die borstel,’ zei ze, terwijl ze geïrriteerd wegdraaide. Het meisje was goed opgeleid en legde de borstel op een kruk. Ze gaf Elayne een grote Illiaanse spons waarmee ze de zeep begon af te spoelen. Wist zij maar wat de aanwezigheid van die zusters betekende. Ze waren als een zandkorrel in haar muiltje, zo klein dat ze zich bijna niet kon voorstellen dat het ongemak veroorzaakte, maar hoe langer het bleef zitten, hoe groter het leek te worden. De zusters in de Zilveren Zwaan werden intussen een aanzienlijke steen, alleen al door hun aanwezigheid.

Al voor ze in Caemlin was aangekomen, was het aantal Aes Sedai in de herberg steeds gewijzigd. Elke week gingen er een paar zusters weg en kwamen er weer andere in hun plaats. Het beleg had niets veranderd; de soldaten rond Caemlin zouden even snel een Aes Sedai tegenhouden als de opstandige edelen in Tyr. Er waren ook een tijdje Rode zusters in de stad geweest. Ze hadden gevraagd naar mannen die onderweg waren naar de Zwarte Toren, maar hoe meer ze ontdekten, hoe meer ze hun misnoegen lieten blijken. Het laatste stel Roden had de stad verlaten op de dag nadat Arymilla voor de muren was verschenen. Elke Aes Sedai die de stad binnenkwam werd zorgvuldig in de gaten gehouden, en geen van de Roden was in de buurt van de Zilveren Zwaan gekomen, dus leek het onwaarschijnlijk dat de zusters door Elaida waren gestuurd om haar te ontvoeren. Ze stelde zich voor dat er overal, van de Verwording tot aan de Zee der Stormen, groepjes Aes Sedai verspreid waren, en dat er doorlopend zusters heen en weer reisden, gegevens verzamelden en deelden. Een typische gedachte. De zusters gebruikten hun ogen-en-oren om de wereld in de gaten te houden en deelden maar zelden wat ze ontdekten, behalve wanneer het om een bedreiging voor de Toren zelf ging. Waarschijnlijk behoorden de zusters in de Zwaan tot diegenen die de onrust in de Toren afwachtten. Ze wachtten waarschijnlijk ook af of Egwene of Elaida als Amyrlin Zetel zou eindigen. Dat was verkeerd – een Aes Sedai moest staan voor wat ze juist vond, zonder zich zorgen te maken of ze zich bij de winnende partij geschaard had! – maar deze zusters baarden haar om een andere reden zorgen.

Kortgeleden had een van haar wakers bij de Zwaan een verontrustende naam opgevangen, gemompeld en snel het zwijgen opgelegd, alsof men bang was voor afluisteraars. Cadsuane. Geen gebruikelijke naam. En Cadsuane Melaidhrin had zich in de buurt van Rhand begeven toen hij in Cairhien was. Vandene was niet zo gecharmeerd van de vrouw, ze vond haar eigenwijs en koppig, maar Careane was bijna flauwgevallen van ontzag toen ze die naam hoorde. Het leek wel alsof de verhalen over Cadsuane legenden waren. En de Herrezen Draak op eigen houtje proberen te verslaan was precies het soort actie dat Cadsuane zou kunnen ondernemen. Niet dat Elayne zich zorgen, maakte over Rhand en een Aes Sedai, behalve dat hij haar tot razernij zou kunnen brengen – de man was soms veel te koppig om te zien wat goed voor hem was! – maar waarom zou een zuster in Caemlin haar naam noemen? En waarom had iemand haar gemaand om te zwijgen?

Ondanks het warme badwater huiverde ze. Ze dacht aan alle webben die de Witte Toren door de eeuwen heen had gesponnen, zo fijn dat niemand ze kon zien behalve de zusters die ze gesponnen hadden, zo ingewikkeld dat niemand behalve die zusters ze had kunnen ontrafelen. De Toren spon webben, de Ajahs sponnen webben, zelfs individuele zusters sponnen webben. Soms liepen die plannen in elkaar over alsof ze door een enkele hand werden gestuurd. En soms hadden ze elkaar uiteen gereten. Dat was hoe de wereld gedurende drieduizend jaar vorm had gekregen. Nu had de Toren zich in drie even grote kampen verdeeld: een voor Egwene, een voor Elaida en een dat zich afzijdig hield. Wanneer die laatste twee contact met elkaar hadden, gegevens uitwisselden – plannen maakten? – dan zou dat betekenen...

Er klonk een plotseling tumult van stemmen, gedempt door de gesloten deur en Elayne ging rechtop zitten. Naris en Sefanie gilden en sprongen elkaar in de armen terwijl ze met grote ogen naar de deur staarden.

‘Wat in de naam van...?’ Birgitte sprong grauwend op van de kist en liep de kamer uit, waarbij ze de deur achter zich dichtsloeg. De stemmen werden luider.

Het klonk niet alsof de gardevrouwen aan het vechten waren. Er werd enkel luid geruzied. De binding gaf vooral woede en frustratie door, samen met Birgittes rottige hoofdpijn, maar Elayne klom uit de badkuip en stak haar armen uit zodat Essande haar de badmantel kon aantrekken. De kalmte van de witharige vrouw en misschien die van Elayne, stelde de twee meisjes voldoende gerust zodat ze bloosden toen Essande hen aankeek. Aviendha sprong uit haar badkuip, overal water in het rond spattend, en rende druipend naar de kleedkamer. Elayne dacht dat ze zou terugkeren met haar mes, maar in plaats daarvan kwam ze omringd door de gloed van saidar en met haar schildpad van amber in haar hand de kamer weer binnen. Met haar andere hand gaf ze Elayne de angreaal die in haar beurs had gezeten, een oud ivoren beeldje van een vrouw die enkel door haar haren werd bedekt. Aviendha droeg, behalve de handdoek op haar hoofd, enkel een laagje water en ze wuifde Sefanie boos weg toen de vrouw probeerde haar een badmantel aan te trekken. Ze wilde tijdens een mogelijk gevecht niet belemmerd worden in haar bewegingen.

‘Leg dit terug in de kleedkamer,’ zei Elayne, terwijl ze de ivoren angreaal aan Essande gaf. ‘Aviendha, ik denk echt niet dat we...’ De deur ging een stukje open en Birgittes fronsende gezicht verscheen om de hoek. Naris en Sefanie sprongen op, toch niet zo gerust als ze hadden geleken.

‘Zaide wil je spreken,’ gromde Birgitte naar Elayne. ‘Ik zei haar dat ze moest wachten, maar...’ Met een plotselinge kreet struikelde ze de kamer binnen. Ze hervond haar evenwicht na twee passen en draaide zich woest om naar de vrouw die haar geduwd had. De golfvrouwe van de Catelarclan zag er niet uit alsof ze iemand had geduwd. De uiteinden van haar ingewikkeld geknoopte sjerp bungelden rond haar knieën toen ze kalm de kamer binnenstapte. Ze werd gevolgd door twee windvindsters, en een van hen sloeg de deur voor Rasoria’s boze gezicht dicht. Ze wankelden alledrie tijdens het lopen, net als Birgitte in haar hooggehakte laarzen. Zaide was klein, met strepen grijs in haar krulhaar, maar haar donkere gezicht werd met de jaren mooier. Haar schoonheid leek nog te worden versterkt door de gouden ketting, vol kleine penningen, die een van haar dikke oorringen met haar neusring verbond. Belangrijker nog, ze had een houding van gezag over zich. Niet van hoogmoed, maar van de wetenschap dat ze gehoorzaamd zou worden. De windvindsters loerden naar Aviendha, die nog steeds gloeide met de Kracht, en Chanelles hoekige gezicht verstrakte. Maar behalve een gemompel van Shielyn dat het ‘Aielmeisje’ klaarstond om te weven, bleven ze stil en afwachtend. De acht ringen in het oor van Shielyn bewezen dat ze windvindster was voor een golfvrouwe, en aan de ereketen van Chanelle zaten bijna evenveel gouden penningen als aan die van Zaide. Ze waren beiden vrouwen met gezag, dat was duidelijk te zien aan hun houding en bewegingen, en je hoefde niets te weten van de Atha’an Miere om met één blik te kunnen zien dat Zaide din Parede de hoogste rang had.

‘U bent vast over uw laarzen gestruikeld, kapitein-generaal,’ mompelde ze met een glimlachje om haar volle lippen, terwijl haar donker getatoeëerde hand speelde met het gouden geurdoosje dat op haar borst bungelde. ‘Onhandige dingen, laarzen.’ Zij en de twee windvindsters waren blootsvoets, zoals altijd. De voetzolen van de Atha’an Miere waren hard als schoenzolen en ze hadden geen last van ruwe planken of kille vloertegels. Vreemd genoeg droeg elk van de vrouwen, behalve een bloes en broek van fel gekleurd zijden brokaat, een brede, eenvoudige witte sjerp die tot over hun heupen viel en die bijna hun vele kettingen bedekte.

‘Ik zat in bad,’ zei Elayne met geknepen stem. Alsof ze dat niet konden zien, met haar haren omhoog en haar badmantel die vochtig tegen haar huid plakte. Essande stond bijna te rillen van verontwaardiging, wat betekende dat ze waarschijnlijk razend was. Elayne voelde ook dat ze boos werd. ‘Ik stap weer terug in mijn bad zodra jullie vertrokken zijn. Ik zal jullie spreken als ik klaar ben. Zo het Licht het wil.’ Zo! Als ze haar kamer zomaar binnendrongen konden ze een staaltje ceremonie krijgen!

‘Moge het Licht ook op u schijnen, Elayne Sedai,’ antwoordde Zaide fijntjes. Ze trok een wenkbrauw op naar Aviendha, maar dat was niet vanwege de nog altijd aanwezige gloed van saidar – Zaide kon niet geleiden – en ook niet vanwege haar naaktheid, aangezien het Zeevolk daar vrij laconiek over was wanneer ze uit het zicht waren van landrotten. ‘U hebt mij nog nooit uitgenodigd om met u te baden, maar daar zullen we het maar niet over hebben. Ik heb gehoord dat Nesta din Reas Tweemanen dood is, vermoord door de Seanchanen. We betreuren het verlies.’ Alledrie de vrouwen raakten hun witte sjerpen aan en legden vervolgens hun vingertoppen op hun lippen, maar Zaide leek even weinig geduld te hebben met formaliteiten als Elayne. Zonder haar stem te verheffen of haar woorden te versnellen, ging ze eenvoudig verder, bijna schokkend abrupt en terzake voor iemand van het Zeevolk.

‘De Eerste Twaalf van de Atha’an Miere moeten bijeenkomen om een nieuwe Vrouwe der Schepen te kiezen. De gebeurtenissen in het westen maken duidelijk dat er haast bij is.’ Shielyns mond verstrakte en Chanelle hield haar geurdoos onder haar neus alsof ze een andere geur wilde blokkeren. De kruidige geur was sterk genoeg om de geur van de rozenolie te overstemmen. Hoe ze ook aan Zaide hadden beschreven wat ze voelden, zij vertoonde geen tekenen van onrust of onzekerheid. Haar blik bleef op Elaynes gezicht gericht. ‘We moeten klaar zijn voor wat er komen gaat, en daarvoor hebben we een Vrouwe der Schepen nodig. In de naam van de Witte Toren hebt u mij twintig onderwijzers beloofd. Vandene is in de rouw, en u kan ik ook niet meenemen, maar ik neem de andere drie mee. De rest komt de Witte Toren nog toe, en ik verwacht prompte betaling. Ik heb een bericht aan de zusters in de Zilveren Zwaan gestuurd om te kijken of enkelen van hen bereid zijn de schuld van de Toren in te lossen, maar ik kan niet wachten op hun antwoord. Als dat het Licht behaagt, zal ik vanavond bij de haven van Illian baden met de andere golfvrouwe.’

Elayne deed moeite om haar gezicht onbewogen te houden. De vrouw kondigde gewoon aan dat ze van plan was elke loslopende Aes Sedai in Caemlin bij de kraag te grijpen en mee te nemen? En het klonk bovendien alsof ze geenszins van plan was windvindsters achter te laten. De moed zonk Elayne in de schoenen. Totdat Reanne terugkeerde waren er zeven Kinsvrouwen met voldoende kracht om een Poort te weven, maar twee van hen konden niet eens een Poort maken die groot genoeg was voor een paardenkar. Zonder de windvindsters zou het bevoorraden van Caemlin vanuit Tyr en Illian op zijn minst problematisch worden. De Zilveren Zwaan! Licht, wie Zaide ook gestuurd had, zij zou elk woord van het akkoord dat ze had gesloten bekendmaken! Egwene zou niet blij zijn dat ze de vuile was buiten had gehangen. Ze dacht niet dat ze ooit zoveel problemen tegelijkertijd had gekregen door één korte verklaring. ‘Ik betreur uw verlies, en het verlies van de Atha’an Miere,’ zei ze, terwijl ze razendsnel nadacht. ‘Nesta din Reas was een bewonderenswaardige vrouw.’ Ze was een vrouw geweest met een sterke persoonlijkheid. Elayne was altijd blij geweest als ze na een ontmoeting met haar met haar stola had kunnen weglopen. En over stola’s gesproken, ze had geen tijd om zich aan te kleden. Zaide zou waarschijnlijk niet wachten. Ze snoerde haar badmantel dichter om zich heen. ‘We moeten praten. Laat wijn brengen voor onze gasten, Essande, en thee voor mij. Slappe thee.’ Ze zuchtte bij de waarschuwing die door de binding met Birgitte kwam. ‘In de kleinere zitkamer. Wilt u mij volgen, golfvrouwe?’

Tot haar verrassing knikte Zaide alsof ze dit had verwacht. Dat zette Elayne aan het denken over Zaides kant van hun akkoord. De akkoorden; het waren er eigenlijk twee, en dat was misschien belangrijk.

Niemand had verwacht dat de kleinere zitkamer snel gebruikt zou worden, en het was er koud, zelfs nadat Sefanie aan was komen snellen met een vonkwiel om de grote witte haard aan te steken. De vlammen sprongen op van het vethout en kregen houvast op het houtblok, terwijl de vrouwen plaatsnamen in de stoelen met lage rugleuningen die in een halve cirkel voor de haard stonden. Elayne trok haar badmantel zorgvuldig over haar knieën en wenste dat Zaide een uurtje later was gekomen zodat ze zich fatsoenlijk had kunnen aankleden. De windvindsters wachtten geduldig tot de golfvrouwe was gaan zitten en namen toen aan weerszijden van haar plaats. Birgitte stond voor de schrijftafel met haar handen op haar heupen en haar voeten gespreid. Haar gezicht was een donderwolk. Door de binding was duidelijk te voelen dat ze een van de Atha’an Miere de nek wilde omdraaien. Aviendha leunde ontspannen tegen een van de kasten, en toen Essande haar badmantel bracht en die nadrukkelijk voor haar openhield, trok ze die aan en leunde weer met haar armen over elkaar tegen de kast. Ze had saidar losgelaten maar de schildpad lag nog in haar handpalm, en Elayne vermoedde dat ze elk ogenblik de Kracht weer kon oproepen. Noch de blik in Aviendha’s kille groene ogen, noch de frons op Birgittes gezicht deerde het Zeevolk in het minst. Ze waren wie ze waren en ze wisten wie ze waren.

‘Er zijn de Atha’an Miere twintig onderwijzers beloofd,’ zei Elayne met lichte nadruk. Zaide had gezegd dat ze aan haar waren beloofd en dat zij de betaling zou innen, maar dit akkoord was gesloten met Nesta din Reas. Natuurlijk dacht Zaide waarschijnlijk dat zij de nieuwe Vrouwe der Schepen zou worden. ‘Goede onderwijzers, die worden uitgekozen door de Amyrlin Zetel. Ik weet dat de Atha’an Miere er trots op zijn dat zij hun overeenkomsten volledig naleven en de Toren zal ook voldoen aan haar verplichtingen. Maar u weet dat, toen de zusters ermee instemden te gaan onderwijzen, dit tijdelijk was. En er is een geheel gescheiden akkoord gesloten met de Vrouwe der Schepen. U hebt dat ook toegegeven toen u beloofde dat windvindsters Poorten zouden weven om proviand van Illian en Tyr naar Caemlin te brengen. U zou zich toch ook niet met de zaken der landgebondenen hebben ingelaten om een andere reden dan het afbetalen van een schuld. Maar als u vertrekt helpt u ons niet langer, en hebben wij geen verplichting meer tot onderwijzen. Ik ben bang dat u ook geen onderwijzers bij de Zilveren Zwaan zult vinden. De Atha’an Miere zullen moeten wachten tot de Amyrlin Zetel onderwijzers zendt. Zoals is overeengekomen met de Vrouwe der Schepen.’ Jammer dat ze niet van hen kon eisen dat ze uit de buurt van de herberg bleven, maar misschien was het daarvoor al te laat, en elke reden die ze kon bedenken klonk hol. Een loos argument zou Zaide alleen maar sterker maken. De Atha’an Miere waren felle onderhandelaars. Scrupuleus, maar fel. Ze moest heel langzaam, heel voorzichtig handelen.

‘Mijn zuster heeft u beet, Zaide din Parede,’ gnuifde Aviendha en sloeg op haar dij. ‘U hangt aan uw enkels, zogezegd.’ Dat was een straf van het Zeevolk die ze eindeloos grappig vond. Elayne onderdrukte haar ergernis. Aviendha greep elke kans aan om het Zeevolk bij de neus te nemen – daar was ze mee begonnen toen ze uit Ebo Dar vluchtten en ze was er eigenlijk nooit mee opgehouden – maar dit was niet het juiste tijdstip.

Chanelle verstrakte, haar kalme gezicht stond nu boos. De slanke vrouw was al meer dan eens slachtoffer geweest van het jolijt van Aviendha, waaronder een betreurenswaardige gebeurtenis met oosquai, een zeer sterke drank van de Aiel. Ze werd zowaar omgeven door de gloed van saidar! Zaide kon dit niet zien, maar ze wist van de oosquai en dat Chanelle brakend naar haar bed was gedragen, en ze hief een afwerende hand op naar de windvindster. De gloed nam af, maar Chanelles gezicht stond donker. Misschien bloosde ze, maar ze kon ook woedend zijn.

‘Wat u zegt kan wel waar zijn,’ zei Zaide, wat bijna een belediging was, vooral tegenover een Aes Sedai. ‘In elk geval was Merilille daar geen deelgenoot van. Zij stemde lang voordat ze Caemlin bereikte al toe een van de onderwijzers te zijn en ze gaat met mij mee om haar lessen voort te zetten.’

Elayne haalde diep adem. Ze hoefde niet eens te proberen Zaide om te praten. Een groot deel van de invloed van de Witte Toren was gebaseerd op het feit dat zusters hun woord hielden, evenzeer als het Zeevolk. Dat bekénd was dat ze woord hielden. O, de mensen zeiden wel dat je goed moest luisteren om zeker te weten dat een Aes Sedai ook echt beloofde wat je dacht dat ze beloofde, en dat was vaak wel waar, maar zodra de belofte duidelijk was, was dat zo goed als een eed onder het Licht. Het was niet waarschijnlijk dat de windvindsters Merilille zouden laten ontkomen. Ze hielden haar nu al nauwlettend in het oog. ‘U zult haar misschien terug moeten laten keren als ik haar nodig heb.’ Als Vandene en de twee helpers bewijzen zouden vinden dat ze van de Zwarte Ajah was. ‘Wanneer dat gebeurt, zal ik voor vervanging zorgen.’ Niet dat ze wist wie ze zover zou kunnen krijgen.

‘Ze moet de rest van het jaar nog dienen. Ten minste een jaar, volgens het akkoord.’ Zaide gebaarde alsof ze wat toegaf. ‘Zolang u maar begrijpt dat haar vervangster moet komen voordat zij vertrekt. Ik laat haar niet gaan zonder dat ik een ander in haar plaats heb.’

‘Dat aanvaard ik,’ antwoordde Elayne kalm. Ze zou wel moeten, want ze had geen keus!

Zaide glimlachte flauwtjes en liet de stilte voortduren. Chanelle schoof met haar voeten, meer uit ongeduld dan dat ze van plan was op te staan. De golfvrouwe bewoog zich niet. Ze wilde duidelijk nog iets, misschien nog een akkoord en het was duidelijk dat ze wachtte tot Elayne als eerste weer sprak. Elayne nam zich voor te wachten. Het vuur laaide en knetterde, vonken schoten omhoog naar de schoorsteen en warmte straalde de kamer in, maar haar vochtige badmantel nam de kou in de lucht op en bracht die op haar huid over. Ze kon best een beetje kou negeren, maar hoe negeerde je kou én nattigheid? Ze beantwoordde de blik van Zaide afgemeten en weerspiegelde haar vage glimlach. Essande keerde terug met Naris en Sefanie, die gevlochten dienbladen droegen. Op een ervan stonden een zilveren theepot in de vorm van een leeuw en fijne groene kommen van Zeevolkporselein, op het andere gedreven zilveren kommen en een hoge wijnkan waar de geur van kruiden uit opsteeg. Iedereen nam wijn behalve Elayne, die niet eens de keuze kreeg. Ze keek in haar thee en zuchtte. Ze kon de bodem van haar kom duidelijk zien. Als ze die thee nog slapper maakten, kon ze even goed water drinken!

Even later beende Aviendha door de kamer om haar wijnkom terug te zetten op het dienblad dat op een van de kasten stond en voor zichzelf een kom thee in te schenken. Ze knikte naar Elayne en glimlachte met een mengeling van medelijden. Ze deed alsof ze echt de voorkeur gaf aan waterige thee boven wijn. Ondanks zichzelf lachte Elayne terug. Eerstezusters deelden de goede én de slechte dingen. Birgitte grijnsde over de rand van haar zilveren kom en dronk die vervolgens in één teug halfleeg. Door de binding voelde Elayne dat Birgitte het grappig vond dat ze zo sikkeneurig was. En ze voelde ook haar hoofdpijn, die geenszins minder geworden was. Elayne wreef over haar slapen. Ze had Merilille kunnen vragen Birgitte te helen. Een aantal Kinsvrouwen waren beter in Heling dan Merilille, maar zij was de enige zuster in het paleis die er iets van kon.

‘U hebt zeer veel behoefte aan vrouwen die Poorten kunnen weven,’ zei Zaide plotseling. Haar volle lippen glimlachten niet meer. Ze waardeerde niet dat ze als eerste had moeten spreken. Elayne nipte van het armzalige aftreksel dat men thee noemde en zweeg.

‘Misschien zou het het Licht behagen als ik hier een of twee windvindsters achterlaat,’ ging Zaide door. ‘Voor een bepaalde tijd.’ Elayne keek ingespannen en deed of ze nadacht. Ze had die vrouwen nódig, en meer dan een of twee. ‘Wat zou u in ruil verlangen?’ vroeg ze uiteindelijk.

‘Een vierkante mijl grond langs de rivier de Erinin. Goede grond, let wel. Geen moerasland of zompige bodem. Het moet de Atha’an Miere tot in de eeuwigheid toebehoren. Onder onze wetten, niet die van Andor.’ Dat laatste voegde ze toe alsof het een kleine kanttekening was, nauwelijks de moeite van het noemen waard. Elayne verslikte zich in haar thee. De Atha’an Miere vonden het vreselijk de zee te verlaten, haatten het om geen zicht op de zee te hebben. En Zaide vroeg om een stuk land dat duizend mijl van het dichtstbijzijnde zoute water lag? En dat moest ook nog gewoon onvoorwaardelijk worden overgedragen! Cairhienin en Morlanders en zelfs Altaranen hadden bloed vergoten bij hun pogingen delen van Andor in te nemen, en Andoranen hadden met bloed betaald om hen buiten te houden. Toch was een vierkante mijl niet veel; een kleine prijs om Caemlin bevoorraad te houden. Niet dat ze Zaide dat zou laten merken. En als het Zeevolk meteen in Andor zou gaan handelen, dan zouden Andoraanse goederen in de schepen van het Zeevolk overal met hen mee kunnen gaan. Zaide wist dit vast al, maar het had geen zin om haar te laten merken dat Elayne eraan gedacht had. De binding met haar zwaardhand maande haar tot voorzichtigheid, maar er waren tijden dat je doortastend moest zijn, zoals Birgitte als geen ander zou moeten weten.

‘Soms valt thee verkeerd.’ Geen leugen; slechts een afleiding. ‘Voor een vierkante mijl van Andor verdien ik meer dan twee windvindsters. De Atha’an Miere krijgen twintig onderwijzers om hulp te bieden bij het gebruik van de Windkom, en wanneer zij vertrekken krijgt u twintig vervangers. U hebt eenentwintig windvindsters. Voor een mijl van Andor zou ik ze alle eenentwintig moeten krijgen, en nog eenentwintig in hun plaats wanneer zij vertrekken, zolang als de Aes Sedai het Zeevolk onderwijzen.’ Het was beter om de vrouw niet te laten denken dat dit haar manier was om het aanbod zonder meer van de hand te wijzen. ‘Natuurlijk gelden de gebruikelijke belastingen voor goederen die van dit stukje land naar Andor worden gebracht.’

Zaide hief haar zilveren kom naar haar mond en glimlachte fijntjes. Toch dacht Elayne dat het een glimlach van opluchting was, en niet van overwinning. ‘Goederen die Andor binnenkomen, maar niet de goederen die via de rivier ons stukje land bereiken. Ik kan misschien drie windvindsters achterlaten. Ik laat mijn mensen niet voor u sterven en ik wil ook niet dat andere Andoranen boos op ons zijn omdat het Zeevolk enkelen van hen gedood heeft.’

‘Ze zullen alleen worden ingezet om Poorten te weven,’ zei Elayne, ‘maar ze moeten die weven waar ik het vraag.’ Licht! Alsof ze de Ene Kracht als wapen zou gebruiken! Het Zeevolk deed dit wel, maar zij probeerde uit alle macht om zich te gedragen zoals Egwene eiste, alsof ze de Drie Geloften al had afgelegd. En bovendien, als ze die kampen buiten de muren met saidar zou bestoken, of iemand anders dat zou laten doen, dan zou geen Huis in Andor meer aan haar kant staan. ‘Ze moeten blijven tot de kroon door mij is veilig gesteld, of dat nu een halfjaar duurt of nog langer.’ De kroon zou veel sneller van haar moeten zijn, maar zoals haar verzorgster Lini altijd zei, je telde de pruimen die in de mand lagen, niet die aan de boom hingen. Zodra de kroon echter van haar was, zou ze geen windvindsters meer nodig hebben om de stad te bevoorraden, en eerlijk gezegd zou ze blij zijn als ze van hen af was. ‘Maar drie is bij lange na niet voldoende. U zult Shielyn bij u willen houden, omdat ze uw eigen windvindster is, maar ik wil de rest.’

De penningen aan Zaides ereketting slingerden lichtjes toen de vrouw haar hoofd schudde. ‘Talaan en Metarra zijn nog maar leerlingen. Ze moeten terug naar hun opleiding. De anderen hebben ook verplichtingen. Ik kan er vier missen tot uw kroon is veilig gesteld.’

Van daaraf was het nog slechts een kwestie van sjacheren. Elayne had ook niet verwacht dat ze de leerlingen zou mogen houden, en de windvindsters van de golfvrouwen konden ook niet worden gemist. De meeste golfvrouwen gebruikten hun windvindsters en zwaardmeesters als raadgevers, en zouden even makkelijk afstand van hen doen als zij van Birgitte. Zaide probeerde ook anderen uit te sluiten, zoals windvindsters die dienst deden op grote schepen als klippers en zoevers, maar daarmee zouden de meesten van hen meteen al afvallen, en Elayne weigerde haar eisen bij te stellen als Zaide niet ook haar aanbod bijstelde. Wat de vrouw langzaam deed, elke tegemoetkoming ging moeizaam. Maar niet zo langzaam als Elayne had verwacht. De golfvrouwe had dit akkoord blijkbaar evenzeer nodig als zij vrouwen die Poorten konden weven. ‘Onder het Licht, het is overeengekomen,’ kon ze uiteindelijk zeggen, een kus drukkend op de vingers van haar rechterhand en voorover leunend om haar vingers tegen de lippen van Zaide te drukken. Aviendha grijnsde, duidelijk onder de indruk. Birgitte hield haar gezicht in de plooi, maar Elayne voelde dat ze moeite had te geloven dat het zo goed was gegaan.

‘Het is overeengekomen, onder het Licht,’ mompelde Zaide. Haar vingers op de lippen van Elayne voelden hard en eeltig aan, al had ze vast al vele jaren niet meer zelf aan de touwen gehangen. Ze zag er tevreden uit voor iemand die negen van haar veertien windvindsters had overhandigd. Elayne vroeg zich af hoeveel van die negen vrouwen hun schepen waren kwijtgeraakt door de Seanchanen in Ebo Dar. Het verlies van een schip was een ernstige zaak onder de Atha’an Miere en misschien genoeg reden om nog wat langer van huis weg te blijven. Het maakte niet uit.

Chanelle keek nors, haar getatoeëerde handen grepen de knieën van haar rode brokaten broek. Toch viel het mee als je bedacht dat ze een vrouw van het Zeevolk was die nog langer aan land moest blijven. Zij zou het bevel voeren over de windvindsters die bleven, en ze waardeerde het niet dat Zaide haar onder Elayne en Birgitte had geplaatst. Het Zeevolk zou niet langer door het paleis benen alsof het van hen was en links en rechts eisen kunnen stellen. Maar Elayne vermoedde dat Zaide naar dit onderhoud was gekomen in de wetenschap dat ze een deel van haar mensen zou achterlaten, en dat Chanelle had geweten dat zij ze zou aanvoeren. Dat deed ook niet echt ter zake, en het maakte ook niet uit welk voordeel Zaide dacht te behalen door Vrouwe der Schepen te worden. Ze zag voordelen, dat was zo duidelijk als goed glas. Alles wat ertoe deed was dat Caemlin geen honger zou lijden. Dat en dat... verdómde baken dat nog steeds straalde in het westen. Nee, ze zou koningin worden, en ze kon zich niet aanstellen als een onnozel wicht. Caemlin en Andor waren het enige dat ertoe kón doen.

Загрузка...