19 Verrassingen

Het was gebruikelijk dat de Amyrlin op de hoogte werd gesteld als de Zaal bijeenkwam voor een zitting, maar er stond nergens geschreven dat de zitting pas mocht beginnen als zij er bij was. Er was dus misschien weinig tijd. Egwene wilde het liefst meteen opstaan en naar het grote paviljoen marcheren voordat Moria en de twee anderen met hun verrassing kwamen. Verrassingen in de Zaal waren zelden goed. Nog erger waren de verrassingen waar je achteraf over te horen kreeg. Toch waren er bepaalde protocollen, door wetten en niet door gebruiken voorgeschreven, omtrent de betreding van de Zaal door de Amyrlin. Dus bleef ze waar ze was en stuurde ze Siuan om Sheriam te halen, zodat ze zoals het hoorde aangekondigd kon worden door de Hoedster van de Kroniekent Siuan had haar verteld dat dat was om de Gezetenen van haar aanwezigheid op de hoogte te stellen. Er waren altijd wel zaken die ze wilden bespreken zonder dat de Amyrlin ervan wist. Het had niet helemaal als een grap geklonken toen Siuan het zei. Het had geen nut om naar de Zaal te gaan zolang ze niet naar binnen mocht. Ze probeerde geduldig te blijven door haar slapen te masseren en wat verslagen van de Ajahs te lezen. Ondanks, of misschien wel dankzij, de smerige ‘thee’ zorgde haar hoofdpijn ervoor dat de woorden op het vel onduidelijk werden als ze met haar ogen knipperde. Anaiya en de andere twee hadden ook niet echt een positieve uitwerking.

Siuan was nog niet weg of Anaiya gooide haar mantel open en ging op de vrijgekomen kruk zitten. Ondanks de ongelijke poten bleef de kruk gewoon op zijn plek staan. Anaiya begon meteen te speculeren over wat Moria en de anderen wilden. Gezien de omstandigheden hield ze zich nog aardig in, maar dat maakte wat ze zei niet minder verontrustend.

‘Als mensen bang zijn, doen ze rare dingen, Moeder. Zelfs Aes Sedai,’ zei ze zachtjes terwijl ze haar handen op haar knieën legde. ‘Maar u kunt er zeker van zijn dat Moria wat Elaida betreft standvastig zal zijn. Ze houdt Elaida verantwoordelijk voor de dood van elke zuster sinds het afzetten van Siuan. Moria wil dat Elaida voor elke dood zweepslagen krijgt voordat ze naar de beul gaat. Ze is een harde vrouw, harder dan Lelaine in sommige opzichten. Ze heeft geen problemen met dingen waar Lelaine voor zou terugdeinzen. Ik vrees dat ze gaat voorstellen om de stad zo snel mogelijk te bestormen. Als de Verzakers zo openlijk en op deze schaal actief zijn, kunnen we beter een gewonde maar herenigde Toren hebben dan een Toren die verdeeld is. Ik vrees dat Moria er zo over denkt. We willen zo’n bestorming het liefst voorkomen, maar het zou niet de eerste keer zijn dat zusters elkaar vermoorden. De Toren bestaat al heel lang en is van vele wonden genezen. We kunnen ook van deze wond genezen.’

Anaiya’s warme, geduldige en geruststellende stem paste bij haar gezicht, maar wat ze zei, klonk even erg als nagels die over leisteen krasten. Licht, Anaiya zei dat ze vreesde dat Mória er zo over dacht, maar zij leek het op veel punten met haar eens te zijn. Ze was bedachtzaam, onverstoorbaar en dacht altijd na over wat ze zei. Als zij al voor een bestorming was, zouden veel anderen er waarschijnlijk ook zo over denken.

Zoals gewoonlijk nam Mijrelle geen blad voor de mond. Kwiek en onstuimig waren de beste woorden om haar te omschrijven. Geduld was voor haar een volkomen onbekend begrip. Ze ijsbeerde van de ene kant van de tent naar de andere en schopte bij het omdraaien hier en daar tegen een van de fel gekleurde kussens die tegen de tentwand lagen. ‘Als Moria bang genoeg is om een bestorming voor te stellen, dan is ze zo bang dat ze niet meer kan nadenken. Een verzwakte Toren kan zich niet tegen de Verzakers of wie dan ook verweren. Als ik u was, zou ik me meer zorgen over Malind maken. Zij wijst er voortdurend op dat Tarmon Gai’don elk ogenblik kan beginnen. Ik heb haar horen zeggen dat dat wat we laatst voelden het startsein van de Laatste Slag kon zijn. Én dat het de volgende keer hier kan gebeuren. Welk doelwit is voor de Schaduw geschikter dan Tar Valon? Malind is nooit bang geweest om moeilijk keuzes te maken of om zich terug te trekken als ze dat nodig achtte. Ze zou Tar Valon én de Toren meteen in de steek laten als ze dacht dat een paar van ons dan in leven zouden blijven voor Tarmon Gai’don. Zij gaat voorstellen de belegering te staken en ons te verstoppen voor de Verzakers tot we terug kunnen slaan. Als ze dit voorstel in de Zaal op de juiste manier formuleert, krijgt ze misschien nog een meerderheid achter zich ook.’ Alleen al de gedachte daaraan maakte het Egwene nog moeilijker de woorden op het papier te lezen. Morvrin stond onverbiddelijk met haar vuisten op haar brede heupen en had voor elke suggestie een bondig antwoord. ‘We weten nog niet genoeg om er zeker van te zijn dat het de Verzakers waren,’ en ‘Dat weet je pas zeker als ze het gezegd heeft.’

‘Misschien wel, misschien niet,’ en ‘Een vermoeden is nog geen bewijs.’ Morvrin zou pas geloven dat het ochtend was als ze de zon met eigen ogen zag. Ze liet duidelijk merken dat ze geen onzin of te snel getrokken conclusies duldde. Niet echt verzachtend voor een hoofdpijn. Ze sprak de suggesties niet tegen, maar probeerde er onbevooroordeeld tegenaan te kijken. Dan kon je namelijk nog alle kanten op als het erop aankwam.

Egwene klapte de versierde map met een harde knal dicht. Met die vieze smaak in haar mond en de knallende hoofdpijn – om nog maar te zwijgen van dat voortdurende gebabbel – kon ze zich toch niet concentreren. De drie zusters keken haar verbaasd aan. Ze had al lang geleden duidelijk gemaakt dat ze de leiding had, maar ze probeerde geen woede te tonen. Als een jonge vrouw liet zien dat ze boos was, zei men al snel dat ze nukkig was. Dat maakte haar alleen maar bozer, wat haar hoofdpijn weer versterkte en dat... ik heb lang genoeg gewacht,’ zei ze terwijl ze probeerde kalm te klinken. Door haar hoofdpijn klonk ze toch een tikkeltje vinnig. Misschien stond Sheriam wel bij de Zaal op haar te wachten. Ze gooide haar mantel om haar schouders terwijl ze de tent uit liep. Morvrin en de andere twee aarzelden even, maar liepen toen achter haar aan. Als ze zo samen bij de Zaal zouden aankomen, zou het misschien overkomen alsof ze bij elkaar hoorden. Aan de andere kant móésten ze haar natuurlijk wel in de gaten houden. Bovendien was zelfs Morvrin wel nieuwsgierig naar wat Akarrin voor nieuws had en wat Moria en de rest daarmee zouden doen. Egwene hoopte dat het zou meevallen en dat Anaiya en Mijrelle overdreven hadden. Indien nodig kon ze de Wet van de Oorlog toepassen, maar zelfs als dat lukte, waren er nadelen aan een alleenheerschappij verbonden. Als mensen je móésten gehoorzamen, vonden ze altijd een manier om eronderuit te komen. Hoe meer je ze dwong te gehoorzamen, hoe meer ze tegenstribbelden. Het was een natuurlijk evenwicht waar je niet aan kon ontkomen. Daar kwam bij dat ze nu wist hoe verslavend het was om mensen bevelen te geven. Na verloop van tijd vond je dat de normaalste zaak van de wereld, maar als je dan opeens niet meer gehoorzaamd werd, stond je op het verkeerde been. Met die barstende hoofdpijn was ze echter in staat om iedereen af te blaffen die haar verkeerd aankeek. Mensen moesten het wel slikken, al zouden ze het niet op prijs stellen. De zon stond op haar hoogste punt, een gouden bal in een blauwe hemel met hier en daar een witte wolk. Maar in plaats van warmte af te geven veroorzaakte de zon alleen fletse schaduwen en een glinstering op de sneeuw die nog onbetreden was. De lucht voelde net zou koud aan als bij de rivier. Egwene negeerde de kou, weigerde erdoor geraakt te worden, maar alleen een dode zou er niets van merken. Het middageten werd nu geserveerd, maar het was onmogelijk om alle Novices tegelijk te laten eten. Egwene en haar geleide liepen dus door een menigte in het wit geklede vrouwen die opzij sprongen en op straat kniksen maakten. Ze liepen zo snel dat ze al voorbijgelopen waren voordat de Novices hun rok konden spreiden. De Zaal was niet ver weg en ze hoefden slechts vier keer de modderige straat over te steken. Er was even sprake geweest van houten loopbruggen waar je onderdoor kon rijden, maar bruggen zouden de suggestie wekken dat het kamp nog wel een tijd zou blijven bestaan, en dat wilde niemand. Zelfs de zusters die erover waren begonnen, drukten het voorstel niet door. En dus moest je door de smurrie waden en goed je rok en mantel omhooghouden als je niet tot aan je knieën vies wilde worden. Gelukkig werd het minder druk naarmate ze de Zaal naderden. Daar was bijna nooit iemand. Nisao en Carlinya stonden al voor het grote paviljoen te wachten. De kleine Gele zuster beet op haar onderlip en keek Egwene bezorgd aan. Carlinya stond rustig met haar handen in haar zij en was het toonbeeld van kalmte. Ware het niet dat ze haar mantel vergeten was, dat er modder op de geborduurde zoom van haar witte rok zat en dat er nodig een borstel door haar donkere krullen gehaald moest worden. Nadat ze gebogen hadden, liepen ze samen met Anaiya en de andere twee een stukje achter Egwene aan. Ze fluisterden met elkaar en de flarden die Egwene opving, gingen over onschuldige zaken als het weer en hoelang ze zouden moeten wachten. Dit was niet de plek om de indruk te wekken dat ze bij elkaar hoorden.

Beonin rende hijgend over de loopplank en kwam glijdend tot stilstand. Ze staarde even naar Egwene en liep vervolgens met de anderen mee. De spanning rond haar blauw-grijze ogen was nog duidelijker dan eerst. Misschien dacht ze dat dit invloed zou hebben op de onderhandelingen. Ze wist toch dat die onderhandelingen een voorwendsel waren om tijd te rekken? Egwene ademde regelmatig en deed Novice-oefeningen, maar haar hoofdpijn werd er niet minder door. Dat werd het nooit.

Sheriam was nog nergens te bekennen, maar ze waren niet de enigen op de loopplank voor het paviljoen. Akarrin en de vijf andere zusters die met haar mee waren gegaan, één van elke Ajah, stonden aan de andere kant van de ingang te wachten. Ze maakten bijna allemaal een kniks voor Egwene, maar kwamen niet dichterbij. Misschien mochten ze tegen niemand iets zeggen totdat ze verslag in de Zaal uitgebracht hadden. Egwene had natuurlijk kunnen eisen dat ze haar daar ter plekke verslag uitbrachten. Dat hadden ze misschien nog wel gedaan ook aangezien ze de Amyrlin was. Hoogstwaarschijnlijk wel. Maar aan de andere kant was de verhouding tussen de Amyrlin en de Ajahs altijd zeer delicaat, zelfs met de Ajah waar ze eerder toe behoord had. Bijna even delicaat als haar verhouding met de Zaal. Egwene dwong zichzelf te glimlachen en beleefd met haar hoofd te buigen. Ze zat zich dan wel te verbijten achter die glimlach, maar dat zorgde er tenminste voor dat ze haar mond hield. Niet alle zusters leken haar aanwezigheid opgemerkt te hebben. Akarrin, die eenvoudige bruine wollen kleding en een mantel vol groene borduursels droeg, stond wat voor zich uit te staren en knikte af en toe met haar hoofd. Ze oefende kennelijk wat ze binnen zou gaan zeggen. Akarrin was geen sterke geleidster, een tikkeltje sterker dan Siuan, maar van de andere zes kwam alleen de slanke Therva, gekleed in een rijgewaad met gele strepen en een mantel met gele rand, bij haar in de buurt. Het was verontrustend geweest om te zien hoe bang de zusters waren door die uitbarsting van saidar. De sterksten hadden zich vrijwillig moeten aanmelden, maar met uitzondering van Akarrin had niemand echt veel aandrang gevoeld. Haar metgezellen oogden nog steeds lusteloos. Shana zag er door haar grote ogen altijd geschrokken uit, maar het leek nu alsof haar ogen van bezorgdheid uit haar hoofd zouden vallen. Ze tuurde naar de ingang van de Zaal, waar zware gordijnen voor hingen, en met haar handen frunnikte ze aan haar mantel alsof ze ze niet stil kon houden. Reiko, een stevige Blauwe zuster uit Arafel, keek naar de grond, maar het zachte gerinkel van de belletjes in haar lange, donkere haar gaven de indruk dat ze in haar kap met haar hoofd schudde. Alleen Therva’s lange gezicht zag er sereen en volledig onverstoorbaar uit. Dat was echter een slecht teken, want de Gele zuster was altijd erg druk. Wat hadden ze gezien? Wat waren Moria en de andere twee Gezetenen van plan?

Egwene probeerde geduldig te blijven; de zitting was duidelijk nog niet begonnen. Een aantal Gezetenen liep langs haar het grote paviljoen in, maar niemand haastte zich. Salita twijfelde even of ze iets moest zeggen, maar maakte alleen een kleine kniks en gooide haar geelgerande stola over haar schouders terwijl ze naar binnen liep. Kwamesa staarde Egwene aan terwijl ze een kniks maakte. Ze staarde Anaiya en de anderen ook even bestuderend aan, maar dat deed de magere Grijze zuster nou eenmaal bij iedereen. Ze was niet lang, maar probeerde dat wel te zijn. Berana, met haar arrogante houding en ijskoude, bruine ogen stopte even om voor Egwene te buigen en fronsend Akarrin op te nemen. Toen ze doorhad dat Akarrin haar niet eens zag, streek ze haar witte rok met zilveren borduursels glad, legde haar stola zodanig dat de witte rand te zien was en liep naar binnen alsof ze toevallig die kant op ging. Dit waren drie van de Gezetenen die volgens Siuan te jong waren. Dat gold ook voor Malind en Escaralde. Moria was echter al honderddertig jaar Aes Sedai. Licht, Siuan zag ook overal samenzweringen in! Egwene begon net te denken dat haar hoofd van frustratie en hoofdpijn uit elkaar zou barsten, toen Sheriam opeens te voorschijn kwam. Ze hield haar rok en haar mantel omhoog terwijl ze zich gehaast een weg door de smurrie op straat baande. ‘Het spijt me verschrikkelijk, Moeder,’ zei ze buiten adem terwijl ze snel geleidde om de modder van haar kleren te verwijderen. Ze schudde het droge poeder van haar rok af. ‘Ik... ik hoorde dat de Zaal bijeen zou komen en ik wist dat u naar me op zoek zou zijn. Ik ben zo snel mogelijk gekomen. Het spijt me heel erg.’ Siuan liep haar dus nog steeds te zoeken. ‘Je bent er en dat is wat telt,’ zei Egwene resoluut. Sheriam was waarschijnlijk echt ontdaan, want anders had ze niet zo openlijk haar verontschuldigingen aangeboden, niet alleen met Anaiya en de anderen erbij, maar vooral ook Akarrin en haar metgezellen. Zelfs tegen beter weten in beoordeelden mensen je op wat ze zagen en dus hoorde de Hoedster zich niet handenwringend te verontschuldigen. Zoals ze ongetwijfeld wist. ‘Kondig me maar aan.’ Sheriam haalde diep adem, deed haar kap naar achteren, legde haar blauwe stola goed en stapte naar binnen. Haar stem was duidelijk hoorbaar terwijl ze de rituele tekst opzei. ‘Zij komt, zij komt...’

Nadat ze geëindigd was met ‘...de Vlam van Tar Valon, de Amyrlin Zetel’, liep Egwene meteen de ring van komforen en staande lampen in die langs de muren van het paviljoen stonden. De staande lampen gaven goed licht en de komforen, die vandaag een lavendelgeur verspreidden, verwarmden het hele vertrek. Het was altijd beter om echte warmte te voelen dan de kou te moeten negeren. Het paviljoen was volgens oude voorschriften ingedeeld. Er waren slechts een paar aanpassingen omdat ze niet in de Witte Toren bijeenkwamen, in het grote ronde vertrek dat de Zaal van de Toren genoemd werd. Aan de andere kant stond een eenvoudige houten bank op een vierkant platform dat bedekt werd met een doek in de zeven kleuren van de Ajahs. Dat doek en de stola om Egwenes hals waren de enige voorwerpen in het kamp waarop de Rode Ajah vertegenwoordigd was. Sommige Blauwen wilden die kleur verwijderd hebben omdat Elaida de troon die de Amyrlin Zetel genoemd werd, had laten overschilderen en een nieuwe stola zonder blauwe streep had laten weven. Maar Egwene had niet toegegeven. Als ze van alle Ajahs en geen Ajah was, dan was ze ook echt van alle Ajahs. Langs de kleden die als grondzeil dienden, stonden twee rijen banken op beklede kisten in de kleuren van de Ajahs, tenminste, van zes van alle Ajahs. Volgens de traditie mochten de Ajahs van de twee oudste Gezetenen het dichtst bij de Amyrlin Zetel gaan zitten. In dit geval waren dat dus de Gele en de Blauwe Ajah. Verder was het een kwestie van wie er het eerst was en waar men wilde zitten. De eerste binnenkomer van een Ajah koos altijd de plek voor haar Ajah uit. Er waren nog maar negen Gezetenen aanwezig, te weinig om de zitting te kunnen openen, maar Egwene viel meteen iets vreemds op in de opstelling. Romanda zat zoals gewoonlijk al op haar plek. Het bankje tussen haar en Salita was nog leeg. Lelaine en Moria bezetten twee banken van de Blauwe Ajah. Romanda, met haar grijze haar in een strakke knot, was de oudste Gezetene en zat bijna altijd als eerste op haar plek als er een zitting was. Lelaine had nog geen grijs haar, maar was toch de één na oudste Gezetene en wilde nergens in onderdoen voor Romanda. De kisten stonden gewoonlijk langs de muren in groepjes van drie opgesteld tot de Zaal bijeenkwam voor een zitting. De mannen die ze verplaatst hadden, waren waarschijnlijk net weg, want Kwamesa was de enige Grijze Gezetene die op haar plaats zat. Berana ging net zitten en was de enige Witte Gezetene. Malind, een Kandoraanse met een rond gezicht en ogen als van een adelaar, was de enige Groene Gezetene. Ze was eerder binnengekomen dan Kwamesa en Berana, maar vreemd genoeg had ze de banken gekozen die het dichtst bij de ingang stonden. Normaal gesproken waren de plekken het dichtst bij de Amyrlin Zetel het beste. Recht tegenover haar stond Escaralde bij de bruin beklede kisten met Takima te fluisteren. Takima was bijna even klein als Nisao en had iets weg van een vogel. Ze was rustig van aard, maar als ze wilde, kon ze zeer doortastend zijn. Met haar vuisten op haar heupen leek ze wel een boze mus die zijn veren uitzette om groter te lijken. Aan de scherpe blikken die ze steeds naar Berana wierp, was af te lezen dat ze niet tevreden over de opstelling was. Het was te laat om nu nog iets te veranderen, maar Escaralde stond dreigend tegenover Takima alsof ze dacht dat ze voor haar keuze moest vechten. Egwene verbaasde zich erover hoe het Escaralde lukte om daarbij groter te lijken. Ze was namelijk nog kleiner dan Nisao. Het was waarschijnlijk pure wilskracht. Escaralde gaf nooit op als ze dacht dat ze gelijk had. En dat dacht ze altijd. Als Moria een onmiddellijke bestorming van Tar Valon wilde, wat wilde Escaralde dan? Siuan had wel gezegd dat Gezetenen gewaarschuwd wilden worden, maar Egwenes binnenkomst veroorzaakte nauwelijks commotie. Wat ook de beweegredenen voor Malind en de anderen waren geweest om de Zaal bijeen te roepen voor Akarrins verslag, ze vonden niet dat het enkel voor de oren van de Gezetenen bestemd was. En dus stonden er kleine groepjes van vier of vijf Aes Sedai achter de banken van de Gezetenen van hun Ajah die kniksen maakten terwijl Egwene over de kleden naar haar eigen zitplaats liep. De Gezetenen keken haar alleen maar aan of knikten even. Lelaine keek haar koeltjes aan en keek toen weer fronsend naar Moria. Moria zag eruit als een gewone vrouw in haar eenvoudige kleding van blauwe wol. Zo gewoon zelfs dat haar leeftijdloze gezicht niet eens meteen opviel. Ze zat in gedachten verzonken voor zich uit te staren. Romanda was een van de vrouwen die even knikten. In de Zaal was de Amyrlin Zetel iets minder Amyrlin Zetel dan erbuiten. In de Zaal lieten de Gezetenen hun macht gelden. Je zou kunnen zeggen dat de Amyrlin Zetel in de Zaal de gelijke van de Gezetenen was. Ze was misschien iets meer dan hun gelijke, maar niet veel meer. Siuan zei dat er evenveel Amyrlins waren geweest die dachten dat ze volledig gelijk aan de Gezetenen waren als Amyrlins die dachten dat het verschil veel groter was dan het in werkelijkheid was. Het was alsof je over een smalle muur rende met aan beide kanten bloedhonden. Je probeerde je evenwicht te bewaren door naar je voeten te kijken, maar je was je altijd bewust van die honden.

Egwene maakte haar mantel los terwijl ze op de gestreepte kist stapte en legde hem gevouwen op de bank voordat ze ging zitten. De banken waren hard en sommige Gezetenen namen kussens mee als ze een lange zitting verwachtten. Egwene deed dat liever niet. Het was verboden toespraken te houden, maar er waren altijd wel één of twee vrouwen die lang aan het woord bleven. Een harde zitplaats hielp dan om wakker te blijven. Sheriam ging links van Egwene op de plaats van de Hoedster staan. Ze konden niets anders doen dan wachten. Misschien had ze tóch een kussen mee moeten nemen. De achterste banken begonnen ook langzaam bezet te raken. Aledrin en Saroiya waren bij Berana gaan zitten. Aledrin was zo mollig dat de andere twee er mager uitzagen. Saroiya zag er natuurlijk al slank uit door de witte verticale strepen op haar rok, terwijl Aledrins wijde mouwen en het witte inzetstuk op de voorkant van haar gewaad het tegenovergestelde effect bereikten. Aan de manier waarop ze hun hoofden schudden en steeds naar de Blauwen, Bruinen en Groenen keken, was duidelijk te zien dat ze geen van allen wisten wat er ging gebeuren. De rossige Varilin had iets weg van een ooievaar en was langer dan de meeste mannen. Ze was net naast Kwamesa gaan zitten en verschoof steeds haar stola terwijl ze vluchtig naar Moria, Escaralde en Malind keek. Magla, met haar geelgerande stola strak om haar schouders gewikkeld, en Faiselle, een stevige Domaanse in een zijden gewaad vol groene borduursels, kwamen net het paviljoen binnen. Ze negeerden elkaar zelfs toen hun rokken langs elkaar schuurden. Magla stond aan Romanda’s kant en Faiselle aan die van Lelaine, en die twee groepen mengden niet met elkaar. Er kwamen ook steeds meer zusters binnen. Nisao en Mijrelle kwamen met nog een paar zusters achter Magla en Faiselle aangelopen. Morvrin stond al tussen de Bruinen achter Takima en Escaralde, en Beonin stond aan de rand van het groepje Grijzen achter Varilin en Kwamesa. Als het zo doorging, zou het paviljoen weldra met de helft van alle Aes Sedai in het kamp gevuld zijn.

Terwijl Magla nog naar de Gele banken liep, ging Romanda staan. ‘We zijn met meer dan elf, dus kunnen we beginnen.’ Haar stem klonk verrassend hoog. Je had kunnen denken dat ze een prachtige zangstem had, als je je tenminste een zingende Romanda kon voorstellen. Van haar gezicht was altijd een berispende, of in ieder geval licht afkeurende blik af te lezen, ik denk niet dat we hier een formele zitting van hoeven te maken,’ zei ze toen Kwamesa opstond, ik zie niet in waarom we hier hoe dan ook een zitting voor moeten houden, dus laten we het maar zo snel mogelijk afhandelen. Sommige mensen zijn met dringender zaken bezig. Onder wie u, Moeder.’

Dat laatste zei ze met een diepe hoofdbuiging, op een toon die iets té eerbiedig was. Natuurlijk niet zo erg dat het sarcastisch klonk. Ze was te intelligent om zichzelf in gevaar te brengen. Dwazen bereikten zelden de positie van Gezetene, en als ze dat wel lukt hielden ze die niet lang vast. Romanda had bijna tachtig jaar een zetel in de Zaal bekleed. Ze was nu voor de tweede keer Gezetene. Egwene maakte zelf ook een kleine hoofdbuiging met een koele blik in haar ogen. Om aan te geven dat ze haar gehoord had en de toon van haar stem opgevangen had. Een heel delicaat evenwicht. Kwamesa keek met open mond om zich heen. Ze wist niet zeker of ze de zinnen uit moest spreken waarmee de jongste Gezetene altijd een formele zitting van de Zaal opende. Romanda’s positie gaf haar behoorlijk veel invloed en in zekere mate ook autoriteit, maar anderen konden haar overstemmen. Een aantal Gezetenen keek afkeurend en ging verzitten, maar niemand zei iets. Lyrelle kwam het paviljoen binnen en liep naar de Blauwe banken. Ze was lang voor een vrouw uit Cairhien, wat dus in de rest van de wereld een gemiddelde lengte zou zijn. Ze bewoog zich vloeiend voort in een sierlijk zijden gewaad met rode en gouden borduursels op het lijfje. Er werd beweerd dat ze danseres was geweest voordat ze naar de Toren kwam. Vergeleken met haar had Samalin, de Groene zuster met het vossengezicht die vlak achter Lyrelle de tent in kwam, een mannelijke manier van lopen. Ze waren allebei verrast dat Kwamesa stond en haastten zich naar hun bank. Varilin trok aan Kwamesa’s mouw totdat de Arafelse eindelijk weer ging zitten. Kwamesa’s gezicht was een en al kalmte, maar ze straalde toch ongenoegen uit. Ze hechtte erg aan ceremonieel.

‘Misschien is er tóch wel een reden voor een formele zitting.’ Lelaines stem klonk zwaar vergeleken met die van Romanda. Ze schikte haar stola alsof ze alle tijd van de wereld had en stond toen met een gracieuze beweging op. Ze keek met opzet niet naar Egwene. De beeldschone Lelaine was de belichaming van waardigheid, ik hoorde dat er toestemming is gegeven voor onderhandelingen met Elaida,’ zei ze koeltjes, ik weet dat we hier volgens de Wet van de Oorlog niet over geraadpleegd hoeven te worden, maar ik vind toch dat het in een formele zitting besproken moet worden. Vooral omdat velen van ons riskeren gesust te worden als Elaida aan de macht blijft.’ Dat woord, ‘gesust’, was niet meer zo angstaanjagend sinds Siuan en Leane geheeld waren, maar toch ontstond er geroezemoes onder de Aes Sedai die achter de banken stonden toe te kijken. Het nieuws over de onderhandelingen had zich dus minder snel verspreid dan Egwene gedacht had. Ze wist niet of de zusters opgetogen of ontzet waren, maar ze waren duidelijk verrast. Dat gold ook voor een paar Gezetenen. Janya, die was binnengekomen terwijl Lelaine aan het woord was, bleef aan de grond genageld staan en werd bijna omvergelopen door een groepje zusters achter haar. Ze gaapte eerst de Blauwe zuster aan en keek vervolgens nog langer naar Egwene. Aan Romanda’s gezicht was duidelijk te zien dat ze hier niet van op de hoogte was geweest. De blikken van de te jonge Gezetenen varieerden van ijskoud bij Berana tot verbijsterd bij Samalin en duidelijk ontzet bij Salita. Sheriam stond trouwens ook even te wankelen. Egwene hoopte dat de Hoedster niet over haar nek ging waar de hele Zaal bij was.

Nog interessanter echter waren de reacties van de Gezetenen van wie Delana gezegd had dat ze over de onderhandelingen begonnen waren. Varilin zat heel stil en leek een glimlach te onderdrukken terwijl ze haar rok bestudeerde. Magla’s tong ging onzeker langs haar lippen en ze keek vanuit haar ooghoeken naar Romanda. Saroiya had haar ogen dicht, en haar lippen bewogen alsof ze bad. Faiselle en Takima staarden Egwene aan met een vrijwel identieke frons. Ze schrokken toen ze elkaar zagen en probeerden er vervolgens zó sereen uit te zien dat het leek alsof ze de spot met elkaar dreven. Het was heel vreemd. Beonin had hen onderhand op de hoogte gebracht moeten hebben van wat Egwene gezegd had, maar met uitzondering van Varilin zagen ze er allemaal ontdaan uit. Ze konden onmogelijk denken dat onderhandelingen een einde aan alles zouden maken. Elke vrouw riskeerde alleen al door haar aanwezigheid in deze Zaal dat ze gesust en terechtgesteld zou worden. Als er ooit een weg terug was geweest, dan was die maanden geleden verdwenen toen deze Zaal gekozen werd. Dat kón niet meer teruggedraaid worden. Lelaine leek tevreden te zijn met het effect van haar woorden, zo tevreden als een kat in een melkbus. Maar voordat ze weer zat, was Moria al opgesprongen. Dat trok alle aandacht en veroorzaakte nog meer gefluister. Hoewel Moria niet bekend stond om haar sierlijkheid, was het niet iemand die zomaar opsprong. ‘Dat moet inderdaad besproken worden,’ zei ze, ‘maar niet nu. De Zaal is bijeengeroepen door drie Gezetenen met dezelfde vraag. Deze vraag moet eerst behandeld worden. Wat hebben Akarrin en haar gezelschap gevonden? Ik vraag dat ze binnengebracht worden om verslag uit te brengen aan de Zaal.’

Lelaine keek boos naar de zuster uit haar Ajah, en met die priemende ogen kon ze bozer kijken dan wie ook. Maar voor de verandering waren de regels van de Toren hier duidelijk over en iedereen kende deze regels ook. Meestal was het tegenovergestelde het geval. Met onvaste stem vroeg Sheriam of Aledrin, de jongste na Kwamesa, Akarrin en de anderen wilde halen. Egwene besloot na deze zitting een hartig woordje met de rossige Hoedster te spreken. Als Sheriam zo doorging, had ze binnenkort niets meer aan haar. Delana stoof temidden van een groep zusters het paviljoen binnen. Ze was de laatste Gezetene en haalde net haar stola uit haar kap toen de mollige Witte Gezetene met zes zusters terugkwam en voor Egwene stilhield. Ze hadden waarschijnlijk hun mantels buiten op de loopplank laten liggen, want ze hadden ze niet om. Delana keek naar hen en fronste onzeker haar wenkbrauwen. Ze leek buiten adem alsof ze gerend had.

Of de zitting formeel was of niet, Aledrin vond duidelijk dat ze door moest gaan met de gebruikelijke formaliteiten. ‘Jullie zijn voor de Zaal van de Toren opgeroepen om te vertellen wat jullie gezien hebben,’ zei ze met een sterk Tarabons accent. De combinatie van donkerblond haar en bruine ogen was niet ongewoon in Tarabon, maar ze droeg haar halflange haar in een wit netje en niet in vlechten met kralen, ik draag jullie op zonder uitvluchten of terughoudendheid over deze zaken te spreken en alle vragen volledig te beantwoorden zonder iets achterwege te laten. Zweer dat je dit zult doen in naam van het Licht en in de hoop herboren en bevrijd te worden, of onderga de gevolgen.’ De oude zusters die deze ceremonie gecreëerd hadden, waren zich ervan bewust hoeveel speelruimte de Drie Geloften boden. Iets verzwijgen of ergens onduidelijk over zijn, maakte van wat je zei meteen iets heel anders. En dat alles zonder te liegen.

Akarrin sprak de belofte luid en wat ongeduldig uit, de andere vijf volgden, de een iets formeler en zelfbewuster dan de ander. Veel zusters werden in hun hele leven nooit opgeroepen om te getuigen voor de Zaal. Aledrin wachtte tot de laatste zuster was uitgesproken voordat ze naar haar bank terugliep.

‘Vertel ons wat je gezien hebt, Akarrin,’ zei Moria zodra de Witte Gezetene zich omgedraaid had. Aledrin verstijfde zichtbaar en toen ze weer zat, was haar gezicht volkomen uitdrukkingsloos, maar haar wangen waren rood aangelopen. Moria had moeten wachten. Ze was vast erg ongeduldig.

Zoals het gebruik voorschreef richtte Akarrin zich tot de Amyrlin Zetel. Er waren veel meer gebruiken dan wetten en het Licht wist dat er meer wetten waren dan bevroed kon worden. Veel van deze wetten waren eeuwenoud en dikwijls spraken ze elkaar tegen. Voor Aes Sedai waren traditie en gebruiken even belangrijk als de Wetten van de Toren, misschien zelfs belangrijker.

‘Wat we gezien hebben, Moeder, was een min of meer rond gat in de grond,’ zei ze en knikte om haar woorden te benadrukken. Ze leek haar woorden zorgvuldig te kiezen om voor iedereen zo duidelijk mogelijk te zijn. ‘Misschien was het oorspronkelijk een cirkel in de vorm van een halve bol, maar op sommige plekken was de rand afgebrokkeld. Het gat is ongeveer drie span breed en anderhalve span diep.’ Toen iemands adem stokte, fronste Akarrin alsof ze geen onderbreking duldde. Maar ze ging gewoon door met praten. ‘We kunnen niet met zekerheid zeggen hoe diep het gat was. De bodem was bedekt met water en ijs. We denken dat het ooit een meer wordt. We konden zonder al te veel moeite onze exacte positie bepalen en we durven te beweren dat het gat op de plek ligt waar zich ooit de stad Shadar Logoth bevond.’ Ze hield op met praten en even was alleen het geluid van ritselende rokken van nerveuze Aes Sedai te horen. Egwene had ook de zenuwen. Licht, een gat zo groot als de helft van Tar Valon! ‘Weet je hoe dit... gat... tot stand is gekomen, Akarrin?’ vroeg ze uiteindelijk. Ze was best trots dat haar stem zo rustig klonk. Sheriam stond gewoon te trillen! Egwene hoopte dat niemand dat zag. Het gedrag van een Hoedster werd altijd op de Amyrlin betrokken. Als de Hoedster liet zien dat ze bang was, zouden veel zusters denken dat Egwene ook bang was. Dat had ze liever niet. ‘We zijn allemaal voor deze taak gekozen omdat we in staat zijn overblijfselen te lezen, Moeder. We zijn er eerlijk gezegd beter in dan de meesten.’ Dus ze waren niét gekozen omdat er verder niemand geïnteresseerd was. Dit was een nuttige les. Wat Aes Sedai deden, was zelden zo simpel als het leek. Egwene wilde dat ze niet steeds dezelfde lessen moest leren die ze al dacht te kennen, insein is er het beste in,’ ging Akarrin verder. ‘Als u het goedvindt, laat ik haar antwoorden, Moeder.’

Insein streek zenuwachtig haar wollen rok glad en schraapte haar keel. De slungelige Grijze zuster met haar stevige kin en blauwe ogen had een aardige naam op het gebied van recht en bemiddeling, maar ze voelde zich duidelijk opgelaten om voor de Zaal te spreken. Ze keek Egwene strak aan alsof ze de Gezetenen niet wilde zien. ‘Gezien de hoeveelheden saidar die er gebruikt zijn, Moeder, was het niet verrassend om overblijfselen zo dik als de sneeuw aan te treffen.’ Ze had een duidelijk Morlands accent en een zangerige stem. ‘Zelfs na zoveel tijd zou ik ongeveer moeten kunnen afleiden wat er geweven is, maar ik heb nog nooit zoiets gezien. Ik kon de weving amper vinden, Moeder, en ik kon er geen touw aan vastknopen. Het zag er zelfs zo vreemd uit dat het leek of...’ Ze schraapte wederom haar keel en slikte. Haar gezicht werd een beetje bleek. ‘Het leek of het niet door een vrouw geweven was. We dachten uiteraard dat de Verzakers erachter zaten en dus testte ik de resonantie. Dat deden we allemaal.’ Ze draaide zich half om, maakte een gebaar richting de rest van het gezelschap en draaide snel weer terug. Ze keek veel liever naar Egwene dan naar de Gezetenen, die allemaal aandachtig luisterden. ‘Behalve die drie span verdwenen aarde weet ik niet wat er gebeurd is en hoe, maar er is zeker saidin bij gebruikt. De resonantie was zo sterk dat we het bijna konden ruiken. Er is veel meer saidin dan saidar gebruikt, alsof je de Drakenberg met een heuvel vergelijkt. Meer kan ik er niet over zeggen, Moeder.’ Door het hele paviljoen was het geluid te horen van zusters die weer begonnen te ademen. Sheriam was het duidelijkst te horen, maar dat kwam misschien omdat ze het dichtst bij stond.

Egwene dwong zichzelf kalm te blijven. De Verzakers en een weving die half Tar Valon kon vernietigen. Zou ze de zusters ervan kunnen overtuigen te blijven als Malind voorstelde om te vluchten? Kon ze Tar Valon aan zijn lot overlaten, en de Toren en het Licht wist hoeveel duizenden mensen? ‘Heeft iemand nog een vraag?’ vroeg ze. ik heb een vraag,’ zei Romanda droogjes. Zij was even kalm als altijd. ‘Maar niet voor deze zusters. Als er geen vragen meer voor ze zijn, zullen ze vast niet meer door de Zaal aangestaard willen worden.’

Het was niet echt aan haar om dat voor te stellen. Het was echter ook niet zo dat het niet mocht, dus besloot Egwene niets te zeggen. Niemand had nog vragen voor Akarrin en haar metgezellen en Romanda bedankte ze verrassend hartelijk voor hun inspanningen. Ook dat was niets voor haar.

‘Wie wilde je iets vragen?’ vroeg Egwene terwijl Akarrin en de andere vijf bij de steeds groter wordende groep zusters tussen de staande lampen en komforen gingen staan. Ze wilden misschien niet meer in de aandacht van de Zaal staan, zoals Romanda het uitdrukte, maar ze wilden wel weten wat de gevolgen van hun onderzoek waren. Het lukte Egwene niet helemaal om vriendelijk te klinken, maar Romanda deed of ze er niets van merkte. Of misschien merkte ze het echt niet.

‘Moria,’ zei ze. ‘Van het begin af aan dachten we al dat de Verzakers hierachter zaten. We wisten al dat het erg krachtig was en dat het ver weg was. Het enige nieuws is dat Shadar Logoth weg is, en dat is wat mij betreft een zeer goede zaak.’ Ze keek de Blauwe Gezetene aan met een blik waar menig Aes Sedai van ineen zou krimpen. ‘Dit is mijn vraag: is er iets voor ons veranderd?’

‘Dat moet wel,’ antwoordde Moria terwijl ze de andere Gezetene strak aankeek. Ze zat misschien niet zo lang als Romanda in de Zaal maar in principe waren Gezetenen gelijk aan elkaar. ‘We zijn al een hele tijd voorbereid op een mogelijke aanval van de Verzakers. Elke zuster weet hoe ze een cirkel moet vormen of hoe ze zich bij een cirkel kan aansluiten totdat een cirkel uit dertien personen bestaat. Iedereen doet mee, zelfs de Novices, zelfs de nieuwelingen.’ Lelaine keek boos naar Moria alsof ze haar graag had willen berispen, maar ze waren van dezelfde Ajah. Ze moesten in ieder geval naar buiten toe één front vormen. Aan Lelaines lippen was echter te zien dat ze moeite had om haar mond te houden.

Romanda hoefde zich niet in te houden. ‘Je hoeft niet uit te leggen wat iedereen hier al weet. Wij zijn degenen die die regels gemaakt hebben. Was je dat misschien vergeten?’ Deze keer was haar toon vlijmscherp. Het was verboden om openlijk boos te zijn in de Zaal, maar je mocht wel laten zien dat je geïrriteerd was. Moria had misschien wel de steek gevoeld, maar liet daar niets van merken. ‘Ik moet het vanaf het begin uitleggen, want anders snapt niemand het. Malind, zijn onze cirkels bestand tegen datgene wat Akarrin en Insein beschreven hebben?’

Ondanks haar felle ogen zag Malind er altijd uit alsof ze op het punt stond te glimlachen. Maar nu zag ze er streng uit en ze keek elke Gezetene aan alsof ze hen van haar woorden wilde doordringen. ‘Dat zijn ze niet, nee. Zelfs als we alles zo regelen dat de sterkste zusters in dezelfde cirkel zitten – wat erop neerkomt dat ze samen moeten leven, eten en slapen als ze op elk ogenblik willen kunnen koppelen – zelfs dan is het alsof muizen een kat aanvallen. Genoeg muizen kunnen een grote, hongerige kat verslaan, maar dat kost wel een hoop muizenlevens. En als er te veel muizen sterven, sterft de Witte Toren.’ Opnieuw ging er een golf van zuchten het paviljoen rond. Het lukte Egwene om haar gezicht rustig te houden, maar ze moest zichzelf dwingen haar rok los te laten en haar handen te ontspannen. Gingen ze voorstellen de stad te bestormen of te vluchten? Licht, hoe kón ze hen tegenhouden?

Dezelfde Ajah of niet, Lelaine kon zich niet meer inhouden. ‘Wat wil je nou zeggen, Moria?’ snauwde ze. ‘Zelfs als we de Toren vandaag nog herenigen, verandert dat niets aan de feiten.’ Moria glimlachte alsof de andere Blauwe zuster precies had gezegd waar ze op gehoopt had. ‘We moeten zorgen dat de feiten veranderen. Nu zijn onze sterkste cirkels te zwak. We hebben geen angrealen en al helemaal geen sa’angrealen, dus hoeven we het daar niet over te hebben. Ik denk trouwens dat er niets in de Toren is wat een groot verschil zou maken. Hoe kunnen we onze cirkels dan wel sterker maken? Sterk genoeg om te voorkomen wat er bij Shadar Logoth gebeurd is? Wat denk jij, Escaralde?’

Egwene was verrast en leunde voorover. Ze werkten inderdaad samen. Maar wat was hun doel?

Ze was niet de enige die doorhad dat de drie Gezetenen die de Zaal bijeen hadden laten komen, allemaal stonden. Moria en Malind gaven door te blijven staan een duidelijk signaal af. Escaralde stond als een koningin, maar de kleine Bruine zuster was zich maar al te bewust van de ogen die steeds van haar naar Malind en Moria gingen, en van de gefronste voorhoofden en de te kalme gezichten. Ze verschoof twee keer haar stola voordat ze sprak. Het leek of ze les aan het geven was. Haar stem was zwak, maar klonk vastberaden. ‘De oude geschriften zijn er vrij duidelijk over, hoewel ik vrees dat ze weinig bestudeerd worden. Er zit steeds meer stof op de boeken. In geschriften uit de begintijd van de Toren staat dat cirkels in de Eeuw der Legenden niet beperkt werden tot dertien personen. De precieze techniek, of beter gezegd, de precieze balans, is niet bekend, maar het moet niet moeilijk zijn om daarachter te komen. Ik zal het uitleggen voor diegenen die niet zoveel tijd in de librije van de Toren hebben doorgebracht. Om een cirkel te kunnen vergroten heb je...’ Ze haperde en moest zichzelf dwingen door te gaan. ‘... heb je mannen nodig die kunnen geleiden.’

Faiselle sprong omhoog. ‘Wat probeer je te zeggen?’ vroeg ze en ging meteen weer zitten zodat niemand zou denken dat ze het voorstel steunde.

‘Ik verzoek de Zaal te laten ontruimen!’ zei Magla terwijl ze opstond. Ze kwam net als Moria uit Illian en haar accent werd versterkt door haar ergernis. ‘Dit kan alleen in een besloten zitting van de Zaal besproken worden.’ Ook zij ging meteen weer zitten nadat ze uitgesproken was. Ze keek boos en zat met gebogen schouders terwijl ze met haar handen steeds haar rok vastpakte.

‘Ik vrees dat het daar te laat voor is,’ zei Moria luid. Ze moest haar stem verheffen om boven het geroezemoes van de zusters achter de banken uit te komen. Het leek wel een gonzende bijenkorf. ‘Wat gezegd is, is gezegd, en het is door te veel zusters gehoord om nog geheim te kunnen houden.’ Haar boezem kwam omhoog terwijl ze diep ademhaalde en ze sprak met nog luidere stem. ik stel de Zaal voor een verdrag te sluiten met de Zwarte Toren, opdat mannen zich indien nodig bij onze cirkels kunnen aansluiten.’ Het was niet vreemd dat haar stem op het einde van de zin een tikkeltje geknepen klonk. Slechts een paar Aes Sedai konden die naam zonder emotie, afschuw of haat uitspreken. Het had effect op het gegons en drie hartslagen lang was het volkomen stil.

‘Dit is waanzin!’ Sheriams gil doorbrak niet alleen de stilte. Een Hoedster nam geen deel aan de debatten in de Zaal. Ze mocht de Zaal niet eens in zonder de Amyrlin. Sheriams gezicht werd vuurrood. Ze rechtte haar rug tegen de onvermijdelijke berisping, of misschien wel om zichzelf te verdedigen. De Zaal had echter wel wat anders te doen dan haar te berispen.

Gezetenen sprongen op van hun bank om meteen weer te gaan zitten zodra ze klaar waren met schreeuwen.

‘Waanzin is nog zacht uitgedrukt!’ schreeuwde Faiselle. Tegelijkertijd gilde Varilin: ‘Hoe kunnen we een verbond sluiten met mannen die kunnen geleiden?’

‘Die zogenaamde Asha’man zijn besmet!’ riep Saroiya zonder zich te bekommeren om de onverstoorbaarheid waar de Witte Ajah altijd zo mee liep te pochen. Ze had haar stola zo stevig vast dat de witte rand zichtbaar trilde. ‘Aangeraakt door de Duistere!’

‘Het voorstel alleen al gaat tegen alles in waar de Toren voor staat,’ zei Takima onbehouwen. ‘We zouden geminacht worden door elke vrouw die zich Aes Sedai noemt, door Aes Sedai die al lang in hun graf liggen!’

Magla stond met haar vuist te zwaaien zonder haar woede te verbergen. ‘Alleen een Duistervriend kan zoiets voorstellen! Alleen een Duistervriend!’ Moria trok wit weg door deze beschuldiging en werd vervolgens vuurrood van woede.

Egwene wist niet wat ze ervan moest denken. De Zwarte Toren was Rhands creatie en was misschien wel onmisbaar als ze de Laatste Slag wilden winnen. Maar de Asha’man waren mannen die konden geleiden en zulke mannen werden al drieduizend jaar gevreesd. Ze geleidden saidin dat door de Schaduw was besmet. Rhand was zelf een man die kon geleiden, maar zonder hem zou de Schaduw Tarmon Gai’don winnen. Mocht het Licht haar bijstaan dat ze het zo nuchter bekeek, maar het was de keiharde waarheid. Het deed er nu echter niet toe wat haar mening was, want de boel was volledig uit de hand aan het lopen. Escaralde en Faiselle beledigden elkaar luidkeels. Openlijke beledigingen! In de Zaal! Saroiya had het laatste beetje Witte kalmte van zich afgeworpen en stond tegen Malind te schreeuwen, die op haar beurt terugschreeuwde. Ze konden elkaar onmogelijk verstaan en dat was misschien maar beter ook. Verrassend genoeg hadden Romanda en Lelaine nog altijd niets gezegd. Ze staarden elkaar aan met strakke blikken. Waarschijnlijk probeerden ze te zien wat het standpunt van de ander was zodat ze een tegenovergesteld standpunt in konden nemen. Magla stapte van haar kist en liep op Moria af met de blik van iemand die op de vuist wilde gaan. Niet praten, maar vechten. Magla’s handen waren tot vuisten gebald. Ze had niet door dat haar stola van haar schouders gleed. Egwene stond op en omhelsde de Bron. Met uitzondering van speciaal voorgeschreven plechtigheden mocht er in de Zaal niet geleid worden. Ook dit was een gebruik dat afkomstig was uit een donkere periode in de geschiedenis van de Zaal. Ze maakte slechts een simpele weving van Lucht en Vuur. ‘De Zaal moet beslissen over een voorstel,’ zei ze en liet saidar los. Loslaten was niet meer zo moeilijk als vroeger. Het was ook niet makkelijk, integendeel, maar wel minder moeilijk. Een herinnering aan het zoete gevoel van de Kracht bleef achter. Daar redde ze het wel mee tot de volgende keer. Haar woorden werden versterkt door de weving en dreunden door het paviljoen. De Aes Sedai doken ineen en bedekten hun oren. Er heerste opeens een volkomen stilte. Magla staarde haar verbijsterd aan en merkte toen dat ze halverwege de Blauwe banken was. Ze liet snel haar vuisten zakken, pakte haar stola op en haastte zich terug naar haar zitplaats. Sheriam stond openlijk te huilen. Zó hard kon het toch niet geweest zijn?

‘De Zaal moet beslissen over een voorstel,’ herhaalde Egwene toen het stil was. Haar oren suisden nog van die door de Kracht versterkte woorden. Misschien was het tóch harder geweest dan ze dacht. Het was niet de bedoeling dat die weving binnen gebruikt werd, ook niet tussen in elkaar geflanste tentwanden. ‘Hoe sta jij tegenover een verbond met de Zwarte Toren, Moria?’ Nadat ze uitgesproken was, ging ze zitten. Hoe stond ze er zélf tegenover? Wat voor problemen zou dit voor haar opleveren? Hoe kon ze hier haar voordeel mee doen? Mocht het Licht haar inderdaad bijstaan. Dat waren de eerste twee dingen die in haar opkwamen. Ze hoopte dat Sheriam snel haar tranen zou drogen en wat ruggengraat toonde. De Amyrlin Zetel had een Hoedster nodig, geen huilebalk.

Het duurde even voordat de orde hersteld was. De Gezetenen gaven zich een houding door hun kleding te fatsoeneren en hun rokken glad te strijken. Ze vermeden oogcontact met elkaar en keken al helemaal niet naar de zusters die achter de banken samendromden. Sommige Gezetenen waren rood aangelopen, maar niet omdat ze boos waren Gezetenen schreeuwden niet tegen elkaar als boerenknechten tijdens het scheren van de schapen. Zéker niet als er andere zusters bij waren.

‘We hebben met een paar ogenschijnlijk onoverkomelijke problemen te maken,’ zei Moria uiteindelijk. Haar stem klonk weer bedaard en koel, maar haar wangen hadden nog altijd wat kleur. ‘De Verzakers hebben dit wapen sinds kort ontdekt of gevonden, want anders hadden ze het wel eerder gebruikt. We kunnen niet tegen dit wapen op, al mag het Licht weten waarom we dat zouden willen. Belangrijker nog: het is een wapen dat we niet kunnen overleven of tegenhouden. Tegelijkertijd zijn de... Asha’man... enorm in aantal toegenomen. Volgens betrouwbare informanten zijn het er bijna evenveel als alle Aes Sedai bij elkaar. Zelfs als die schatting niet klopt, mogen we er niet van uitgaan dat het zwaar overdreven is. Er komen elke dag meer mannen bij. De ogen-en-oren zijn het daar allemaal over eens. We hadden ze natuurlijk allemaal moeten stillen, maar we hebben ze genegeerd vanwege de Herrezen Draak. We dachten dat we later wel met hen konden afrekenen, maar het is de bittere waarheid dat we daar nu te laat mee zijn. Er zijn er nu te veel. Misschien was het al te laat toen we hoorden waar ze mee bezig waren. Als we deze mannen niet kunnen stillen, moeten we ze in bedwang zien te houden. Door een zorgvuldig geformuleerd verdrag met de Zwarte Toren te sluiten, verbond klinkt te sterk, kunnen we de eerste stap zetten die nodig is om de wereld tegen hen te beschermen. We kunnen ze ook in onze cirkels toelaten.’ Moria stak een waarschuwende vinger omhoog en keek rond, maar haar stem bleef koel en bedaard. En vastberaden. ‘We moeten duidelijk maken dat een zuster altijd de stromen met elkaar mengt; een man mag absoluut niet aan het hoofd van een cirkel staan! Maar met een man erbij kunnen we de cirkel uitbreiden. Met de zegen van het Licht kunnen we wellicht de cirkels groot genoeg maken om dit wapen van de Verzakers tegen te gaan. We doden twee hazen met één steen. Maar deze hazen zijn leeuwen, en als we die steen niet gooien, zal een van de twee ons zeker doden. Zo simpel is het.’

Iedereen was stil. Behalve Sheriam. Ze stond ineengedoken naast Egwene met haar schouders te schudden. Ze was nog altijd niet opgehouden met huilen.

Toen slaakte Romanda een diepe zucht. ‘Misschien kunnen we de cirkels groot genoeg maken om de Verzakers tegen te gaan,’ zei ze met een zachte stem. Het gaf haar woorden meer gewicht dan als ze geschreeuwd had. ‘Misschien kunnen we de Asha’man in bedwang houden. Het wordt in beide gevallen erg lastig.’

‘Als je aan het verdrinken bent,’ antwoordde Moria even zacht, ‘pak je de eerste de beste tak waar je bij kunt. Ook als je niet zeker weet of die tak je gewicht wel aankan. We zijn nog niet kopje-onder gegaan, Romanda, maar we zijn wel aan het verdrinken. Dat is één ding dat zeker is.’

Wederom was iedereen stil, behalve de sniffende Sheriam. Was ze al haar zelfbeheersing kwijt? Geen van de Gezetenen zag er echt vrolijk uit, zelfs Moria, Malind en Escaralde niet. Het was geen prettig vooruitzicht. Delana zag groen van misselijkheid. Ze zag eruit of ze nog eerder dan Sheriam zou gaan overgeven.

Egwene ging weer even staan om de vereiste vraag te stellen. Zelfs als het ondenkbare werd voorgesteld, moesten de rituelen nageleefd worden. Nu misschien wel meer dan ooit. ‘Wie is er tegen dit voorstel?’

Meerdere Gezetenen wilden het woord nemen, maar iedereen was voldoende gekalmeerd om de voorschriften te volgen. Een paar Gezetenen bewogen tegelijkertijd, maar Magla was als eerste opgestaan. De anderen gingen weer zitten en probeerden niet ongeduldig over te komen. Faiselle sprak na Magla en Varilin sprak na Faiselle. Daarna kwam Saroiya, en Takima sprak als laatste. Ze namen allemaal hun tijd; Varilin en Saroiya maakten zich bijna schuldig aan het houden van toespraken en probeerden zo welbespraakt mogelijk te zijn. Je werd geen Gezetene als je niet welbespraakt kon zijn wanneer het nodig was. Het werd desondanks al snel duidelijk dat ze zichzelf en elkaar herhaalden; ze formuleerden het alleen anders. Over de Verzakers en hun wapen werd met geen woord gerept. De Zwarte Toren was waar de Gezetenen het over hadden. De Zwarte Toren en de Asha’man. De Zwarte Toren was iets verderfelijks, een even grote bedreiging voor de wereld als de Laatste Slag. De naam alleen al suggereerde een band met de Schaduw en was een klap in het gezicht van de Witte Toren. Iedereen had het over de ‘zogenaamde’Asha’man en sprak de naam spottend uit. In de Oude Spraak betekende het ‘bewaker’, maar ze waren allesbehalve bewakers. De zogenaamde Asha’man waren mannen die konden geléiden! Mannen die gedoemd waren krankzinnig te worden als ze niet eerst omkwamen door de mannelijke helft van de Kracht. Krankzinnige mannen die de Ene Kracht gebruikten. Van Magla tot Takima, allemaal zeiden ze dit met zoveel mogelijk afschuw. Drieduizend jaar lang hadden ze de wereld ellende bezorgd en daarvóór waren ze verantwoordelijk voor het Breken van de Wereld. Mannen als deze hadden de wereld en de Eeuw der Legenden vernietigd en hadden het aanzicht van de wereld in een woestenij veranderd. Ze werden gevraagd met deze mannen een verbond te sluiten. Als ze dat deden, zouden ze nergens meer welkom zijn, en terecht. Ze zouden door elke Aes Sedai geminacht worden, en terecht. Het kon gewoon niet. Het mócht niet.

Toen Takima weer zat, legde ze haar stola voorzichtig langs haar armen met een kleine, doch tevreden glimlach op haar gezicht. Het was ze samen gelukt om de Asha’man nog afschrikwekkender en gevaarlijker te maken dan de Verzakers en de Laatste Slag bij elkaar. Misschien wel zo afschrikwekkend en gevaarlijk als de Duistere. Aangezien Egwene begonnen was met de rituele vragen, moest ze ze ook afmaken. Ze ging lang genoeg staan om te zeggen: ‘Wie is er voor een verdrag met de Zwarte Toren?’ Het was zo mogelijk nog stiller in het paviljoen geworden. Sheriam was eindelijk opgehouden met huilen, maar een paar tranen glinsterden nog op haar wangen. In de stilte die op de laatste vraag volgde, kon je een speld horen vallen.

Takima’s glimlach verflauwde toen Janya meteen na Egwenes vraag ging staan. ‘Zelfs een dunne tak is beter dan geen tak als je aan het verdrinken bent,’ zei Janya. ‘Liever dat dan dat ik moet wachten tot ik kopje-onder ga.’ Ze had de gewoonte om te praten als dat niet de bedoeling was.

Samalin ging samen met Malind staan en toen ging het opeens heel snel. Salita, Berana en Aledrin stonden tegelijk op, vlak daarna gevolgd door Kwamesa. Er stonden zeven Gezetenen en dat bleef enkele ogenblikken zo. Egwene besefte opeens dat ze op haar onderlip beet en hield daar meteen mee op in de hoop dat niemand het gezien had. Ze voelde nog steeds de afdruk van haar tanden, en ze hoopte dat het niet bloedde. Niet dat iemand naar haar keek. Het leek wel alsof iedereen zijn adem inhield.

Romanda keek fronsend naar Salita, die op haar beurt recht voor zich uit staarde met een grauw gezicht en trillende lippen. De Tyreense zuster kon misschien haar angst niet verbergen, maar ze was vastberaden. Romanda knikte langzaam en stond toen tot ieders verrassing op. Ook zij besloot om de gebruiken te negeren. ‘Soms,’ zei ze terwijl ze Lelaine recht aankeek, ‘moeten we dingen doen die we liever niet willen.’

Lelaine keek de grijsharige Gele zuster strak aan. Haar gezicht leek wel van steen. Haar kin ging langzaam omhoog. En plotseling stond ze op en keek ongeduldig naar Lyrelle, die haar even aangaapte voordat ze overeind kwam.

Iedereen staarde. Niemand maakte een geluid. Het was gebeurd. Bijna gebeurd dan. Egwene schraapte haar keel om Sheriams aandacht te trekken. Het volgende deel was voor de Hoedster, maar Sheriam was nog bezig haar tranen weg te vegen. Ze ging met haar ogen langs de banken alsof ze aan het tellen was hoeveel Gezetenen er stonden en hoopte dat ze verkeerd geteld had. Egwene schraapte haar keel nog wat harder, waarop de groenogige Hoedster schrok en haar aanstaarde. Het duurde een eeuwigheid voor ze verder ging met haar taak.

‘De kleinere consensus staat,’ verkondigde ze op onzekere toon, ‘er zal getracht worden een verdrag te sluiten... met de Zwarte Toren.’ Ze haalde diep adem, maakte zich zo lang mogelijk en liet haar stem luider klinken. Ze was weer op bekend terrein, in het belang van eensgezindheid vraag ik om een grotere consensus.’ Dat was een krachtige oproep. Zelfs bij kwesties die met een kleinere consensus besloten konden worden, probeerde men tot een eensgezind besluit te komen. Daar konden uren of zelfs dagen van discussiëren in gaan zitten, maar men hield pas op als elke Gezetene toegestemd had of als overduidelijk was dat er geen overeenstemming bereikt zou worden. Het was een krachtige oproep waar elke zuster zich door aangesproken voelde. Delana stond op alsof ze ertoe gedwongen werd en keek onzeker om zich heen. ik ga hier niet voor staan,’ zei Takima tegen alle gedragsregels in. ‘Maakt niet uit wat er gezegd wordt, maakt niet uit hoelang we hier zitten, ik kan het niet en ik doe het niet. Ik – doe – het – niét!’ Er ging verder niemand anders staan. Faiselle ging verzitten, gaf de indruk dat ze ging staan, verschoof haar stola en maakte weer een beweging alsof ze wilde gaan staan. En zo waren er nog een paar. Saroiya beet met een doodsbange blik op haar vingers en Varilin zag eruit alsof ze met een hamer geslagen was. Magla hield zich op haar plaats door haar bank stevig vast te houden en staarde met een bleek gezicht naar de kleden voor haar voeten. Ze was zich duidelijk bewust van Romanda’s afkeurende blik, maar het enige dat ze deed, was haar schouders laten zakken.

Takima’s uitbarsting maakte overal een einde aan. Het had geen zin om te proberen een grotere consensus te bewerkstelligen als iemand zo duidelijk maakte dat ze niet wilde gaan staan. Egwene besloot echter zelf ook de gedragsregels en gebruiken aan haar laars te lappen. is er iemand die vindt dat ze door deze kwestie haar zetel moet afstaan?’ vroeg ze met een luide, duidelijke stem. In het hele paviljoen was te horen hoe iedereen naar adem hapte, maar Egwene hield juist haar adem in. Dit kon de Zaal uiteenrijten, maar het was beter om het nu meteen de wereld uit te helpen. Het zou toch vroeg of laat hierop uitlopen. Saroiya keek haar met een verwilderde blik aan, maar niemand bewoog. ‘We gaan er dus mee door,’ zei ze. ‘Maar voorzichtig. Het zal tijd kosten om te bepalen wie de Zwarte Toren gaan benaderen en wat ze moeten zeggen.’ In die tijd kon ze hopelijk wat voorzorgsmaatregelen treffen. Licht, ze zou haar uiterste best moeten doen om dit allemaal in de hand te houden. ‘Goed, zijn er suggesties voor ons... gezantschap?’

Загрузка...