9

Een goed uur later zaten ze allen in de kamer van de commissaris bijeen. Hij had koffie laten aanrukken en deelde kwistig sigaretjes uit. Ans had zich weer verkleed. Haar eigen, eenvoudige japonnetje stond haar beter dan de opzichtige kledij van Baps. Er heerste een opgewekte stemming.

‘Tobias heeft mij in een kort verhoor bekend de beide wurgmoorden te hebben gepleegd,’ zei de commissaris op plechtige toon. ‘We kunnen op een bijzonder geslaagde avond terugzien.’ Hij zweeg even. ‘Al was er bijna iets misgegaan.’

Ze keken allen om naar De Cock, die in een hoek van de kamer rustig aan zijn koffie stond te lurken.

‘Ja,’ zei Vledder verbaasd, ‘er was bijna iets misgegaan.’

De tongen kwamen los. Men begon door elkaar heen te praten. De commissaris gebaarde. ‘Ik ken De Cock al jaren,’ zei hij. ‘Ik weet dat hij soms langs vreemde wegen tot een oplossing komt. Toen hij gisteren mijn toestemming vroeg voor deze operatie, heb ik hem niet naar het hoe en waarom gevraagd. Maar ik meen dat hij mij nu toch wel een verklaring schuldig is.’

‘Ja,’ viel Vledder bij, ‘de commissaris heeft gelijk. Je bent ons eigenlijk allen een verklaring schuldig. In feite heb je ons, jongeren, een beetje voor schut gezet. Het is niet meer dan je plicht dat je ons nu alles vertelt. Tenslotte willen wij best van jouw ervaring leren.’

De anderen knikten instemmend.

De Cock zette zijn kop neer en glimlachte. ‘Kruip in de huid van je tegenstander,’ zei hij, ‘en tracht te denken zoals hij doet. Het is een haast onmogelijke opgave, maar soms lukt het.’

Hij pakte zijn kop weer op en dronk verder.

‘En is dat alles?’ vroeg Bierens.

De Cock knikte.

De commissaris kwam tussenbeide. ‘Nee, De Cock, zo kom je er niet vanaf. Vertel ze alles van de zaak. Ze hebben er recht op.’

De Cock zuchtte. ‘Goed dan,’ zei hij. ‘Ik zal het proberen. Als ik soms niet duidelijk genoeg ben, vraag maar.’ Hij ging in het midden van de kamer staan, met zijn rug tegen het bureau van de commissaris.

‘Wat mij in deze zaak hinderde,’ zo begon hij, ‘was dat er zo weinig verband tussen de beide moorden bestond, hoewel ik van het begin af het gevoel had dat ze door één en dezelfde dader waren gepleegd. Gezien de bezigheden van de beide slachtoffers dacht ik aanvankelijk dat de moorden een seksuele achtergrond hadden, maar dat klopte niet helemaal met de omstandigheden. De slachtoffers leken in geen enkel opzicht op elkaar. Bij seksuele moorden, door een en dezelfde man gepleegd, hebben de slachtoffers in de regel wel enige overeenkomst in bouw en gestalte, omdat een seksuele maniak meestal een voorkeur heeft voor bepaalde typen, jong of oud, mager of dik, blond of zwart. Een dergelijke overeenkomst was er niet.

Het enige verband dat ik zag, was het feit dat de beide vrouwen in de nacht van zaterdag op zondag, na twaalf uur, dus op een zondag, waren vermoord. Die moorden op zondag intrigeerden mij.

Tijdens een bezoek dat ik bracht aan het cafeetje van Smalle Lowietje kwam daar Vader Mattias plotseling binnenstappen. Ik had hem persoonlijk nog nooit ontmoet. Ik kende hem alleen uit de verhalen van de meisjes en wist dat hij in de buurt evangelisch werk deed. Er was voor mij nog nooit aanleiding geweest eens nader kennis met hem te maken. Maar in dat cafeetje, kort na de tweede moord, stak Vader Mattias een preek af. Hij sprak van Gods toorn en van Sodom en Gomorra, twee steden die omwille van hun zedelijk verderf werden verwoest. Als in een flits zag ik een verband. De moorden op zondag, Gods toorn, Sodom en Gomorra en zedelijk verderf. Het verband lag zuiver in de godsdienstige sfeer. Ik begreep dat Vader Mattias dat verband bewust had gelegd en het feit van de beide moorden had aangegrepen als onderwerp van zijn preek. Ik ben zelf godsdienstig opgevoed en ik weet dat predikers graag het verband leggen tussen actuele gebeurtenissen en Gods Woord. Maar ik bleef erover nadenken en ineens viel mij een bijzondere eigenaardigheid op.

De vermoorde prostituees werden respectievelijk Sonja en Gonny genoemd; in deze volgorde. Wanneer men de beide eerste letters van hun namen beziet, valt het op dat ze een treffende overeenkomst hebben met Sodom en Gomorra. Let maar op: So van Sonja voor Sodom en Go van Gonny voor Gomorra.’

‘Waarachtig,’ riep Vledder enthousiast.

‘Het kon,’ zo ging De Cock verder, ‘natuurlijk puur toeval zijn. Maar het was mij te opvallend en ik voelde dat ik in die richting moest blijven doordenken. Ten slotte raakte ik ervan overtuigd dat ik op het goede spoor was gekomen.

Ik moest dus zoeken naar een man met een godsdienstige overtuiging. En dan geen normale man, maar een man met een verziekt brein, een fanaticus, die steunend op voorbeelden uit de bijbel, als een soort executeur van Gods toorn, de hoererij wilde uitroeien. Ik heb in dit verband nog even aan Vader Mattias gedacht. Maar Vader Mattias was geen fanaticus. Hij bleek een eerlijk mens, die gestuwd door christelijke naastenliefde probeerde de vrouwtjes uit de klauwen van de prostitutie te redden. Hij was niet het type dat ik zocht.’

De Cock zuchtte diep. ‘Maar Vader Mattias had een zoon. En zijn naam was Tobias.’ De Cock streek met zijn hand langs zijn gezicht. ‘Toen ik die avond, na de preek, de oude vanuit het cafeetje volgde, zag ik dat hij bij zijn huis aan de Westermarkt werd opgewacht door een wat plomp gebouwde jongeman. De afstand waarop ik hen gadesloeg, was te groot om een juist oordeel over de jongeman te krijgen. Maar de wat gorilla-achtige houding en de manier waarop hij zijn voeten plaatste, gaven mij direct al het gevoel dat er met de jongen iets niet in orde was. Toen ik de volgende dag navraag deed, bleek mij dat mijn gevoelens juist waren geweest. Tobias was niet geheel normaal. Door de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens was hij in de gedachtesfeer van een dertienjarige blijven steken. Ik vernam dat Tobias geheel onder de invloed stond van zijn zeer godsdienstige vader en dat de bijbel het enige boek was dat de oude hem toestond te lezen.’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik ben geen evangelist,’ zei hij ernstig. ‘Ik mis daarvoor de gave en de overtuiging. Ik weet alleen dat de bijbel een moeilijk boek is. Zelfs voor mensen met een gezond verstand. Vader Mattias maakte in zijn eenvoud een verkeerde veronderstelling. Hij meende dat zijn zoon uit Gods Woord dezelfde troost, vreugde en blijdschap zou putten als hij. Dat was een misvatting.

Vader Mattias had in het verleden een paar maal moeilijkheden gehad met zijn zoon, die zo sterk was als een beer. Er waren gevallen geweest van mishandeling. Daarom hield hij de jongen wat op de achtergrond. Tobias kwam weinig buitenshuis. Hij werkte niet en kreeg ook nooit geld in handen.’

De Cock keek naar de ernstige gezichten van zijn toehoorders. ‘Hoewel ik,’ ging hij verder, ‘in Tobias in feite de man had gevonden die beantwoordde aan de gedachten die ik omtrent de moordenaar had, stond ik toch nog voor een grote moeilijkheid.

Ik werk al jaren in deze buurt en ken de gedragingen van de hoertjes. Zoals jullie weten werden Sonja en Gonny naakt of bijna naakt gevonden. Uit de wijze waarop de kledingstukken waren weggelegd, kon men opmaken dat zij zich vrijwillig hadden ontkleed. Wanneer vrouwtjes uit de buurt zich voor een klant ontkleden, dan is dit een extra gunst, die ook extra gehonoreerd moet worden. Ik weet iets van de prijzen. Bovendien moet een klant bij iedere prostituee vooruit betalen. Hieruit volgt dat de dader over geld moest hebben beschikt. En Tobias had geen geld. Hij kreeg nooit geld in handen.

Ik peinsde mij suf hoe Tobias de beide vrouwtjes voor het ontkleden had kunnen betalen. De enige mogelijkheid was dat Tobias het geld had gestolen. Maar waar en hoe?’ Hij keek naar Vledder. ‘Toen Vader Mattias op het bureau verscheen, begreep ik dat hij aangifte kwam doen van diefstal van geld. Het kon niet anders.’

Vledder knikte. ‘Tot zover is het mij allemaal wel duidelijk, zei hij. ‘Maar nu vanavond. Hoe wist je dat Tobias opnieuw een aanslag zou plegen?’

De Cock zuchtte. ‘Ik wist het niet zeker,’ zei hij, ‘maar het lag voor de hand. Kijk maar eens op de kalender. Het is zondag. En dan nog iets. Voor een nieuwe moord, op dezelfde wijze gepleegd, zou Tobias opnieuw geld nodig hebben. Ik had Vader Mattias op het hart gedrukt zijn geld elke dag te tellen en mij onmiddellijk te waarschuwen, wanneer er weer geld was verdwenen. Nou, vanavond kreeg ik het telefoontje.’

Vledder knikte peinzend. ‘Toch ben ik er nog niet,’ zei hij. ‘Die vertoning met Baps en daarna die ren naar Barbara… hoe… zit het daar dan mee?’

De Cock glimlachte. ‘Denk nu eens goed door,’ zei hij. ‘De beide vorige slachtoffers waren Sonja en Gonny, dus Sodom en Gomorra. Mij verplaatsend in de gedachtesfeer van Tobias, vroeg ik mij af of er in de bijbel nog meer steden voorkwamen die Gods toorn hadden opgewekt en vanwege hun zedelijk verderf werden verwoest. Je weet dat ik jou met dezelfde vraag naar een dominee of priester heb gestuurd. Ik had ook zelf dagenlang in de bijbel gesnuffeld. De enige stad die volgens mij in aanmerking kwam, was Babel of Babylon. Zoals je je zult herinneren bracht ik die bepaalde tekst in een gesprek met Vader Mattias nog even naar voren. Vader Mattias kende die tekst; zelfs zo goed, dat hij precies wist waar die passage in de bijbel was te vinden. Ik kon gevoeglijk aannemen, dat Vader Mattias met zijn zoon wel eens over Babylon, die grote stad, had gesproken.

Uitgaande van Babylon zou het volgende slachtoffer dus een vrouwtje moeten zijn, een hoer, van wie de naam met Ba begon. Ik kende er twee, namelijk Barbara en Baps. Die beide namen stonden ook in de klapper van Vader Mattias, de bron waaruit Tobias putte. Hij kende de klapper uit zijn hoofd.

Om mijn aandacht niet te versnipperen bracht ik Barbara, hoewel onder hevig protest, naar haar ouders terug. Ik hield dus Baps over.’

‘En daarom concentreerde jij je aandacht op Baps,’ vulde Vledder aan. ‘Zij was de enige Ba van Babylon.’

De Cock knikte. ‘Ja,’ zuchtte hij, ‘tot Barbara onverwachts terugkwam. Ik had eraan moeten denken, maar ik dacht dat ze nog veilig bij haar ouders was. Ik had niet gedacht dat ze zo snel zou terugkomen. Zie je, ik had haar min of meer beledigd en ons afscheid was nogal stormachtig. Ik vermoedde dat ze wel een poosje uit mijn buurt zou blijven.’ Hij grinnikte zachtjes. ‘In ons beroep is de vrouw de meest onzekere factor.’

Ans keek hem onderzoekend aan. ‘Ze kwam dus terug,’ zei ze. De klank in haar stem deed De Cock opkijken.

‘Ja,’ zei hij toonloos. ‘Pas toen de moordenaar niet bij Baps verscheen, dacht ik aan Barbara.’ Om zijn lippen speelde een droeve grijns. ‘Ik was bijna te laat gekomen.’ Hij bleef in gedachten, strekte daarna zijn arm uit en bekeek de beschadigde knokkels van zijn hand. ‘Jammer dat ik die jongen zo’n klap heb moeten geven.’

De commissaris legde een hand op zijn schouder. ‘Je hebt fantastisch werk geleverd,’ zei hij. ‘Je hebt weer eens een prachtig staaltje van je kunnen gegeven. Er is echter nog één vraag, waarop ik graag het antwoord had. Hoe kon onze pseudo-Baps, ik bedoel, onze Ans weten wanneer de moordenaar voor haar stond. Ik heb haar in het kamertje alleen maar ‘nee’ zien schudden. De gordijntjes bleven open. Wanneer waren ze nu dichtgegaan?’

De Cock grijnsde. ‘Wanneer de moordenaar binnen was.’

De commissaris maakte een ongeduldig gebaar. ‘Dat begrijp ik,’ zei hij, ‘maar…’

De Cock knipoogde naar zijn vrouwelijke collega. ‘Ik had haar natuurlijk,’ zei hij, ‘een vrij nauwkeurige persoonsbeschrijving gegeven. Maar dat was niet het enige. Ze had ook nog een ander identificatiemiddel. Toen Vledder en ik bij Vader Mattias waren om de diefstal van het geld te bespreken, heb ik al zijn bankbiljetten gemerkt. Ik prikte met een speld, het speldje van mijn sportinsigne, in de vier hoeken van de bankbiljetten een aantal gaatjes. Als Tobias over het geld beschikte, dan kon dat alleen maar geld zijn dat hij van zijn vader had gestolen. Ans behoefde dus slechts aan de bankbiljetten, die zoals bij prostituees gebruikelijk, door de mannen ter betaling vooraf worden gegeven, te voelen en ze wist of ze Tobias voor zich had.’

Vledder schudde mistroostig het hoofd. ‘Goede mensen,’ zei hij bewonderend. ‘Ik moet inderdaad nog veel leren.’

De Cock knikte. ‘Je leert het wel,’ zei hij bemoedigend. ‘Nog een paar moorden en…’

Hij maakte zijn zin niet af. In zijn typische, wat waggelende gang slenterde hij naar de deur. ‘Het spijt me dat ik niet langer kan blijven,’ zei hij verontschuldigend, ‘maar ik moet nu nodig weg.’

De commissaris knikte toestemmend.

De Cock wuifde, draaide zich langzaam om en verliet de kamer. Nog even stond Vledder besluiteloos, toen rende hij hem na. Op de gang haalde hij hem in. ‘Mag ik mee?’ vroeg hij hoopvol.

De Cock schonk hem een matte glimlach. ‘Natuurlijk, m’n jong.’ Het gezicht van Vledder straalde van verwachting. ‘En waar gaan we heen?’

De Cock keek hem ernstig aan. ‘Zet een ander gezicht,’ zei hij streng. ‘Er wacht ons nog een droeve plicht.’

‘Plicht?’

‘Ja,’ zuchtte hij gelaten, ‘er is nog ergens een oude vader, die moet weten dat zijn zoon voorlopig niet thuiskomt. Denk eraan, m’n jong, zulke dingen mag je nooit vergeten.’

Загрузка...