11. ALLEENSPRAKEN IN MISHNORY

Mishnory. Streth Susmy. Ik heb weinig hoop, hoewel alle gebeurtenissen toch reden tot hoop geven. Obsle sjachert en kibbelt met zijn collega Kommensaals, Yegey gebruikt vleierij, Slose bekeert, en hun volgelingen nemen in aantal toe. Het zijn slimme kerels en ze hebben hun partij goed in de hand. Slechts zeven van de Drieëndertig zijn betrouwbare Vrijhandelaars; Obsle denkt dat hij er van de rest tien met zekerheid aan zijn kant kan krijgen, wat een zeer krappe meerderheid oplevert. Een van hen schijnt echt belang te stellen in de Gezant: Ksl. Ithepen van het District Eynyen, die al nieuwsgierig was naar de Boodschap van de Vreemdeling toen hij, in dienst van de Sarf, belast was met het censureren van de radio-uitzendingen uit Erhenrang, Het gewicht van die achtergehouden informatie schijnt hem zwaar op zijn geweten te drukken. Hij stelde voor aan Obsle dat de Drieëndertig hun uitnodiging aan het Sterrenschip niet alleen aan hun landgenoten bekend maken, maar tegelijk aan Karhide, met een verzoek aan Argaven Karhides stem bij de uitnodiging te voegen. Een edel plan, en het zal niet worden uitgevoerd. Ze zullen nooit Karhide vragen in wat dan ook met hen mee te doen.

De Sarfmensen onder de Drieëndertig zijn natuurlijk tegen de aanwezigheid en de opdracht van de Gezant. En wat betreft de halfzachte, ongebonden personen die Obsle hoopt over te halen, ik denk dat ze bang zijn van de Gezant, net als Argaven en het grootste deel van de Hovelingen; met dit verschil dat Argaven dacht dat hij gek was, net als hijzelf, terwijl zij denken dat hij een leugenaar is, net als zijzelf. Zij zijn bang in het openbaar aan een enorme grap mee te werken, een grap die al door Karhide is geweigerd, ja, misschien zelfs wel door Karhide is bedacht. Zij doen hun uitnodiging, zij doen die in het openbaar; maar waar blijft dan hun shifgrethor als het Sterrenschip niet komt opdagen?

Genly Ai verlangt wel een buitensporig vertrouwen van ons.

Voor hem is dat kennelijk niet buitensporig.

En Obsle en Yegey denken dat ze de meerderheid van de Drieëndertig kunnen overhalen hem te geloven. Ik weet niet waarom ik minder hoopvol ben dan zij; misschien wil ik eigenlijk wel niet dat Orgoreyn meer verlicht blijkt dan Karhide, dat zij het risico nemen en de prijs betalen en Karhide in de schaduw stellen.

Als deze afgunst vaderlandsliefde is, komt hij te laat; zodra ik inzag dat Tibe mij weldra zou verdringen, deed ik alles wat ik kon om me ervan te verzekeren dat de Gezant naar Orgoreyn zou gaan en hier in mijn ballingschap heb ik gedaan wat ik kon om hen voor hem te winnen.

Dankzij het geld dat hij meebracht van Ashe, woon ik nu weer op mezelf, als ‘eenling’ en niet als ‘ondergeschikte’. Ik ga niet meer naar banketten, vertoon me niet in het openhaar met Obsle of andere mensen die de Gezant steunen, en heb de Gezant zelf al meer dan een halve maand niet gezien, na zijn tweede dag in Mishnory.

Hij gaf me het geld van Ashe zoals iemand een gehuurde moordenaar zijn loon zou geven. Ik ben niet vaak zo kwaad geweest en ik heb hem opzettelijk beledigd. Hij wist dat ik kwaad was maar ik ben er niet zeker van dat hij begreep dat hij werd beledigd. Hij scheen mijn advies te accepteren ondanks de manier waarop het werd gegeven; en toen mijn boosheid zakte besefte ik dat en maakte ik me ongerust. Is het mogelijk dat hij in Erhenrang aldoor al mijn advies zocht, zonder te weten hoe hij mij dat duidelijk moest maken? Als dat zo is, moet hij de helft van wat ik hem die avond na de Plechtigheid van de Sluitsteen naast liet vuur in het Paleis heb verteld, verkeerd hebben begrepen en de rest helemaal niet. Zijn shifgrethor moet een heel ander beginsel, samenstelling en opbouw hebben dan die van ons; en toen ik dacht dat ik uiterst oprecht en vrij tegen hem was, moet hij me zeer subtiel en troebel hebben gevonden.

Zijn botheid komt voort uit onwetendheid. Zijn arrogantie komt voort uit onwetendheid. Hij weet niets van ons; en wij niet van hem. Hij is oneindig vreemd aan ons, en ik ben een idioot dat ik mijn schaduw laat vallen over het licht van de hoop die hij ons brengt. Ik onderdruk mijn menselijke ijdelheid. Ik blijf hem uit de weg; want dat wil hij kennelijk. Hij heeft gelijk. Een verbannen Karhidische verrader doet zijn zaak geen goed.

Ingevolge de Ogota wet dat iedere ‘eenheid’ werken moet, werk ik van Acht Uur tot ‘s middags in een Plasticfabriek. Makkelijk werk: ik bedien een machine die stukken plastic aan elkaar past en smelt tot kleine, doorzichtige doosjes. Ik weet niet waarvoor die doosjes zijn. ‘s Middags als ik me verveel oefen ik de oude disciplines die ik in Roherer heb geleerd. Ik ben blij te zien dat ik mijn vermogen de dothe-kracht op te roepen, of in on-trance te treden, nog niet heb verloren; maar de on-trance doet me weinig goed, en wat het vermogen tot onbeweeglijkheid en vasten betreft, die zou ik net zo goed nooit geleerd kunnen hebben en ik moet weer helemaal opnieuw beginnen, als een kind. Ik heb nu een dag gevast en mijn maag schreeuwt. Een week! Een maand!

Tegenwoordig vriest het ‘s nachts; vanavond blaast een harde wind bevroren regen aan. Ik denk de hele avond al aan Estre en het geluid van de wind lijkt op het geluid van de wind die daar waait. Vanavond heb ik aan mijn zoon geschreven, een lange brief. Terwijl ik die schreef, kreeg ik telkens weer de indruk dat Arek achter me stond, alsof ik hem zou zien als ik me omdraaide. Waarom houd ik eigenlijk aantekeningen bij? Om mijn zoon te laten lezen? Dat zou hem weinig opleveren. Ik schrijf misschien wel om eens iets in mijn eigen taal te schrijven.

Harhahad Susmy. De Gezant is nog steeds niet op de radio genoemd, met geen woord. Ik vraag me af of Genly Ai inziet dat in Orgoreyn, ondanks het enorme, zichtbare regeringsapparaat, niets openlijk wordt gedaan, niets hardop wordt gezegd. De machine houdt zijn eigen handelingen verborgen.

Tibe wil Karhide leren hoe het moet liegen. Hij is weer in de leer bij Orgoreyn: een goede school. Maar ik denk dat we het moeilijk zullen vinden te leren liegen, omdat we al zolang de kunst beoefenen om de waarheid heen te draaien zonder er ooit over te liegen, en zonder hem ooit te benaderen ook.

Gisteren was er een grote Orgota strooptocht over de Ey; ze hebben de graanpakhuizen van Tekember in brand gestoken. Maar waar houdt het op?

Slose, die zijn Yomesh mystiek op de uitlatingen van de Gezant heeft losgelaten, verklaart de komst van de Oecumene op aarde als de komst van het Rijk van Meshe onder de mensen, en verliest ons doel uit het oog. ‘We moeten dat geschil met Karhide beëindigen voor de komst van de Nieuwe Mens,’ zegt hij. ‘We moeten onze ziel reinigen voor hun komst. We moeten afzien van shifgrethor, alle wraakhandelingen verbieden en ons zonder afgunst verenigen als broeders van een Haard.’ Maar hoe doen we dat, tot hun komst? Hoe doorbreken we de cirkel?

Guyrny Susmy. Slose is hoofd van een commissie die voorstelt de obscene toneelstukken die hier in de openbare kemmerhuizen worden opgevoerd te verbieden; waarschijnlijk net zoiets als de Karhidische huhuth. Slose is ertegen omdat ze vulgair zijn, triviaal en lasterlijk.

Ergens op tegen zijn betekent het te handhaven.

Ze zeggen hier: ‘Alle wegen leiden naar Mishnory.’ En inderdaad als je Mishnory de rug toekeert, en ervan wegloopt, bevind je je nog steeds op de weg naar Mishnory. Het verbieden van vulgariteiten is onvermijdelijk vulgair. Je moet ergens anders heengaan; je moet een ander doel hebben; dan bewandel je een andere weg.

Yegey vandaag in de Hal van de Drieëndertig: ‘Ik ben onverbiddelijk tegen deze blokkade van graanexporten naar Karhide en de geest van wedijver die hiertoe heeft geleid,’ Gelijk heeft hij, maar op die manier raakt hij niet van de weg naar Mishnory af. Hij moet een alternatief bieden. Orgoreyn en Karhide moeten allebei de weg die ze volgen verlaten; ze moeten ergens anders heengaan en de cirkel doorbreken. Ik vind dat Yegey over de Gezant moet spreken en over niets anders.

Een atheïst houdt God in leven. Zijn bestaan of niet-bestaan komt op het vlak van bewijzen op hetzelfde neer. Daarom is bewijs een woord dat weinig wordt gebruikt door de Handdarata, die hebben verkozen God niet als een feit te behandelen, ondergeschikt aan bewijs of geloof: en zij hebben de cirkel doorbroken en ze zijn vrij.

Het te weten komen op welke vragen geen antwoord is, en ze niet te beantwoorden, deze kundigheid is uiterst noodzakelijk in duistere, spannende tijden.

Tormenbod Susmy. Mijn onrust neemt toe: nog steeds is er over de Radio van het Centrale Bureau met geen woord over de Gezant gesproken. Niets van het nieuws dat we in Erhenrang over hem uitzonden is hier ooit vrijgegeven, en geruchten die afkomstig zijn van illegale luisteraars aan de grens, en verhalen van reizigers en handelaren schijnen nooit Ver te komen. De Sarf heeft vollediger controle over de communicatie dan ik wist, of voor mogelijk hield. De mogelijkheden zijn ontzagwekkend. In Karhide hebben Koning en kyorremy heel wat te zeggen over wat de mensen doen, maar erg weinig over wat ze horen en niets over wat ze zeggen. Hier kan de regering niet alleen handeling, maar ook gedachte controleren. Mensen behoren toch niet zo’n macht over anderen te hebben.

Shusgis en anderen nemen Genly Ai openlijk mee door de stad. Ik vraag me af of hij inziet dat deze openlijkheid het feit dat hij verborgen wordt gehouden, verbergt. Niemand weet dat hij hier is. Ik vraag mijn collega’s op het werk in de fabriek ernaar, zij weten niets en denken dat ik het over een of andere krankzinnige van een Yomesh sekte heb. Geen informatie, geen belangstelling, niets dat Ai’s zaak kan bevorderen, of zijn leven kan beschermen.

Het is jammer dat hij zo op ons lijkt. In Erhenrang wezen de mensen hem vaak na op straat, want zij wisten iets over hem en ze wisten dat hij bestond. Hier, waar zijn aanwezigheid geheim wordt gehouden, wordt hij niet opgemerkt. Ze zien hem ongetwijfeld, net als ik hem voor het eerst zag: een ongewoon lange, potige, donkere jongeling die net in kemmer gaat. Vorig jaar heb ik de doktersrapporten over hem, gelezen. Hij verschilt behoorlijk van ons. De verschillen zijn niet oppervlakkig. Maar je moet hem kennen om te weten dat hij een vreemdeling is. Waarom verbergen ze hem dan? Waarom drijft een van de Kommensaals de zaak niet door en praat hij niet over hem in een openbare redevoering? Of voor de radio? Waarom zwijgt zelfs Obsle? Uit angst?

Mijn koning was bang voor de Gezant; deze kerels zijn bang voor elkaar.

Ik denk dat ik, een buitenlander, de enige persoon ben die door Obsle wordt vertrouwd. Hij schept een zeker behagen in mijn gezelschap (zoals ik in het zijne) en heeft al herhaaldelijk shifgrethor opgeheven om mij openlijk om raad te vragen. Maar als ik erop aandring dat hij zijn mond opendoet, dat hij de publieke belangstelling moet opwekken als bescherming tegen intrigeren door de partijen, hoort hij me niet.

‘Als de hele Kommensaliteit de ogen op de Gezant heeft gericht, durft de Sarf niet aan hem te komen,’ zeg ik, ‘of aan jou, Obsle.’

Obsle zucht. ‘Ja, ja, maar dat kunnen we niet doen, Estraven. Radio, gedrukte nieuwsbladen, wetenschappelijke tijdschriften, het is allemaal in handen van de Sarf. Wat moet ik doen, op straathoeken gaan staan preken als een of andere fanatieke priester?’

‘Nou, je kan met de mensen praten, geruchten verspreiden; vorig jaar heb ik in Erhenrang iets dergelijks moeten doen. Probeer de mensen ertoe te krijgen dat ze vragen gaan stellen, waarop jij het antwoord hebt, dat wil zeggen de Gezant in eigen persoon.’

‘Als hij dat verdomde schip van hem nou maar omlaagbracht, zodat we de mensen iets konden laten zien! Maar zoals het nu ligt-’

‘Hij haalt zijn schip niet omlaag tot hij weet dat jullie te goeder trouw handelen.’

‘Doe ik dat dan niet?’ schreeuwt Obsle, en hij zwelt op als een grote stekelbaars — ‘Heb ik niet de afgelopen maand ieder uur aan deze zaak besteed? Goede trouw! Hij verwacht dat wij alles wat hij vertelt geloven, maar hij vertrouwt ons niet!’

‘Zou hij dat dan moeten doen?’

Obsle snuift en zwijgt.

Hij is de minst oneerlijke Orgota regeringsambtenaar die ik ken.

Odgetheny Susmy. Om een belangrijke post in de Sarf te verkrijgen moet je, naar het schijnt, een ingewikkeld soort stomheid bezitten. Gaum is daar een voorbeeld van. Hij beschouwt mij als een Karhidisch agent die Orgoreyn tot een ontzettend prestigeverlies probeert te brengen door het Over te halen in de bedriegerij van de Gezant van de Oecumene te geloven; hij denkt dat ik de tijd dat ik Eerste Minister was heb gebruikt om deze bedriegerij voor te bereiden. Mijn God, ik heb wel wat beters te doen dan shifgrethor spelen met uitschot. Maar tot een dergelijke eenvoudige gedachte is hij niet in staat. Nu Yegey me kennelijk heeft verstoten denkt Gaum dat ik te koop ben en dus bereidde hij zich erop voor mij op zijn eigen vreemde manier om te kopen. Hij had me genoeg in de gaten gehouden, of laten houden om te weten dat op Posthe of Tormenbod mijn kemmerperiode zou beginnen; dus verscheen hij gisteravond volledig in kemmer, ongetwijfeld opgewekt met hormonen, helemaal klaar om mij te verleiden. Een toevallige ontmoeting op de Pyenefenstraat. ‘Harth! Ik heb je al een halve maand niet gezien, waar heb je je al die tijd verstopt? Kom mee, dan krijg je een kroes bier van me.’

Hij koos een café naast een van de Kommensale Openbare Kemmerhuizen. Hij bestelde geen bier maar levenswater. Hij wilde kennelijk geen tijd verliezen. Na één glas legde hij zijn hand op de mijne, duwde zijn gezicht tot vlak voor me en fluisterde: ‘Dit is geen toevallige ontmoeting, ik heb op je gewacht: ik wil jou vannacht als mijn kemmering,’ en hij noemde me bij mijn roepnaam. Ik sneed hem zijn tong niet uit omdat ik na mijn vertrek uit Estre geen mes meer draag. Ik vertelde hem dat ik me wilde onthouden in mijn ballingschap. Hij vleide en mompelde en hield allebei mijn handen vast Hij veranderde zeer snel tot het volledig vrouwelijke stadium. Gaum is erg mooi als hij in kemmer is, en hij rekende op zijn schoonheid en zijn seksuele overtuigingskracht, vermoedelijk in de wetenschap dat ik als lid van de Handdara waarschijnlijk wel geen kemmeronderdrukkende middelen zou gebruiken en dat ik me niet tegen het lot in aan mijn onthouding zou vastklampen. Hij vergat dat afkeer net zo goed is als welk middel dan ook. Ik trok me los uit zijn greep, die natuurlijk wel enige uitwerking op me had, en verliet hem met de suggestie dat hij het openbare kemmerhuis naast de deur maar moest proberen. Toen keek hij me aan met een blik vol meelijwekkende haat: want hij was, hoe vals zijn doel ook mocht zijn, echt in kemmer en in diepe vervoering.

Dacht hij nou werkelijk dat ik me zou verkopen voor zijn wisselgeld? Hij moet wel denken dat ik erg ongerust ben; wat me inderdaad erg ongerust maakt.

Dat de duivel ze hale, deze onreine mensen. Er is onder hen niet één rein mens.

Odsordny Susmy. Vanmiddag sprak Genly Ai in de Hal van de Drieëndertig. Er werd geen publiek toegelaten en er werd geen radio-uitzending van gemaakt, maar Obsle haalde me later naar zijn huis en speelde zijn eigen bandopname van de zitting voor me af. De Gezant sprak goed, met ontroerende oprechtheid en dringendheid. Hij heeft een onschuld die ik alleen maar dwaas en vreemd kan vinden; maar toch openbaart die onschuld op andere momenten een enorme kennis en een zo groots doel dat ik ervan onder de indruk raak. Via hem spreekt een schrander en grootmoedig volk, een volk dat een oude, diepe, verschrikkelijke en onvoorstelbaar gevarieerde levenservaring heeft verweven tot één wijsheid Maar hijzelf is jong: ongeduldig, onervaren. Hij staat hoger dan wij en ziet dus verder, maar zelf is hij niet groter dan een gewoon mens.

Hij spreekt nu beter dan in Erhenrang, eenvoudiger en subtieler; hij heeft het geleerd door het te doen, net als wij allemaal.

Zijn rede werd vaak onderbroken door leden van de Dominatiepartij die eisten dat de Voorzitter deze krankzinnige de mond zou snoeren, hem eruit zou zetten en verder zou gaan met de orde van de dag. Ksl. Yemenbey was zeer luidruchtig, en misschien zelfs wel spontaan. ‘Je slikt die gi-chy-michy toch niet?’ bleef hij maar tegen Obsle brullen. Voorbereide onderbrekingen, die een deel van de band moeilijk te volgen maakten werden, volgens Obsle, gedirigeerd door Kaharosile.

— Van wat ik me herinner:

Alshel (voorzitter): Meneer de Gezant, wij vinden deze informatie en de voorstellen van de heren Obsle, Slose, Ithepen, Yegey en anderen, zeer belangwekkend zeer stimulerend. Maar we hebben toch wel wat meer nodig om op af te gaan. (Gelach) Aangezien de Koning van Karhide uw… het voertuig waarin u arriveerde in zijn bezit heeft, achter slot en grendel waar wij het niet kunnen zien, zou het dan voor u misschien mogelijk zijn, zoals voorgesteld, uw… Sterrenschip omlaag te roepen. Hoe noemt u het?

Ai: Sterrenschip is een uitstekende naam, meneer.

Alshel: O? Hoe noemt u het?

Ai: Tja, technisch gesproken is het een bemand interstellair snelschip-20 van Cetiaans ontwerp.

Stem: Weet u zeker dat het niet de slee van Sint Pethethe is? (Gelach)

Alshel: Alstublieft. Ja, Nou, als u dit schip omlaag kunt krijgen op de grond hier — vaste grond zou je kunnen zeggen — zodat wij, als het ware, iets tastbaars zouden hebben —

Stem: Tastbaar, me neus!

Ai: Ik zou dat schip erg graag omlaag roepen, meneer Alshel, als bewijs en getuigenis van ons wederzijds goed vertrouwen. Ik wacht slechts op uw voorbereidende openbare aankondiging van die gebeurtenis.

Kaharosile: Kommensaals, zien jullie niet wat dit allemaal betekent? Het is niet zomaar een stomme grap. De bedoeling ervan is onze goedgelovigheid in het openbaar belachelijk te maken, onze blindheid en onze domheid — met ongelooflijke onbeschaamdheid opgezet door deze persoon die hier vandaag voor ons staat. Jullie weten dat hij uit Karhide komt. Jullie weten dat hij een Karhidische spion is. Jullie kunnen zien dat hij een seksuele afwijking heeft van het soort dat in Karhide, onder invloed van de Cultus van de Duisternis, niet wordt genezen, en soms zelfs kunstmatig wordt opgewekt voor de orgieën van de Voorspellers. En toch doen sommigen van jullie gewoon je ogen dicht, schakelen jullie je verstand uit, en geloven jullie hem als hij zegt: ‘Ik kom uit de ruimte’! Ik had zoiets niet voor mogelijk gehouden, enz., enz.

Als ik op de band kan afgaan, vind ik dat Ai spot en aanvallen geduldig heeft doorstaan. Obsle zegt dat hij zich goed hield, Ik hing rond bij de uitgang van de Hal om ze naar buiten te zien komen na de zitting van de Drieëndertig. Ai keek grimmig en ernstig. En dat was niet voor niks. Mijn hulpeloosheid is ondraaglijk. Ik was degene die deze nachtmerrie in beweging zette en nu kan ik hem niet meer in bedwang houden. Ik sluip rond door de straten met mijn muts diep over mijn ogen om een glimp op te vangen van de Gezant. Voor dit nutteloze, stiekeme leven heb ik alles vergooid; mijn macht, mijn geld en mijn vrienden. Wat ben je toch een dwaas, Therem.

Waarom kan ik niet tevreden zijn met een haalbaar doel?

Odeps Susmy. Het zendapparaat dat Genly Ai nu aan de Drieëndertig heeft afgestaan onder verantwoordelijkheid van Obsle, zal ze niet van gedachten doen veranderen. Zonder twijfel doet het wat Ai zegt dat het doet, maar als de Koninklijke Mathematicus Shorst er alleen maar van kon zeggen: ‘Ik begrijp de beginselen niet,’ dan zullen de Orgota mathematici of werktuigkundigen het niet veel beter doen en wordt er niets bewezen. Een geweldig resultaat als deze wereld een Sterkte van de Handdara was, maar helaas moeten we de verse sneeuw bezoedelen met onze voetstappen als we vooruit willen komen, moeten we dingen bewijzen en moeten we vragen en antwoorden.

Ik drong er nogmaals bij Obsle op aan dat het nuttig zou zijn Ai zijn Sterrenschip te laten oproepen, de mensen aan boord te wekken en hun vragen via de radio met de Kommensaals te spreken in de Hal van de Drieëndertig. Dit keer had Obsle een reden waarom hij dat niet wilde. ‘Luister Estraven, mijn beste, je weet nu zo langzamerhand wel dat de Sarf de radio in handen heeft. Zelfs ik heb er geen flauw idee van welke mensen op de Afdeling Communicatie Sarf-agenten zijn; ongetwijfeld bijna allemaal, want ik weet absoluut zeker dat ze de zenders en de ontvangers helemaal in handen hebben tot en met de technici en de onderhoudsmonteurs, Zij zouden elk bericht dat wij ontvingen kunnen tegenhouden — of vervalsen — en dat zouden ze doen ook, als we al bericht zouden ontvangen! Kan je je dat tafereel voorstellen in de Hal? Wij de ‘Ruimtevaarders’, slachtoffers van onze eigen bedriegerij, die met ingehouden adem naar een hele hoop statisch geruis luisteren — en niets anders — geen antwoord, geen Bericht.’

‘En jullie hebben geen geld genoeg om een eerlijke technicus te huren of er een paar van hen om te kopen?’ vroeg ik; maar het had geen zin. Hij is bang voor zijn eigen prestige. Zijn gedrag tegenover mij is ook al veranderd. Als hij vanavond zijn receptie voor de Gezant aflast, staat het er slecht voor.

Odarhad Susmy. Hij heeft de receptie afgelast. Vanmorgen heb ik de Gezant bezocht, zoals het hoort in Orgoreyn. Niet openlijk in het huis van Shusgis, waar het personeel natuurlijk krioelt van de Sarfagenten — Shusgis is er zelf ook een — maar op straat, toevallig, net als Gaum, sluipend en stiekem. ‘Meneer Ai, mag ik u iets zeggen?’

Hij keek verbaasd om en herkende mij verschrikt. Na een ogenblik viel hij uit: ‘Wat heeft het voor zin, meneer Harth? U weet dat ik u niet meer kan vertrouwen — na Erhenrang —’

Dat was niet fijngevoelig, maar wel oprecht; toch was het ook weer wel fijngevoelig: hij wist dat ik hem raad wilde geven en niet iets wilde vragen en hij sprak om mijn trots te redden.

Ik zei: ‘Dit is Mishnory, niet Erhenrang, maar het gevaar waarin u verkeert is hetzelfde. Als u Obsle of Yegey niet kan overhalen u over de radio contact te laten opnemen met uw schip, zodat de mensen aan boord veilig en wel uw verklaringen zouden kunnen bekrachtigen, geloof ik dat u uw eigen apparaat, de weerwort moet gebruiken om het schip onmiddellijk omlaag te roepen. Het risico dat het loopt is kleiner dan het risico dat u op het ogenblik in uw eentje loopt’

‘De debatten van de Kommensaais over mijn missie zijn geheim, Hoe weet u iets over mijn verklaringen, meneer Harth?’

‘Omdat ik daar mijn levenswerk van heb gemaakt —’

‘Maar dat zijn hier uw zaken niet, meneer. Nu hangt het af van de Kommensaals van Orgoreyn.’

‘Ik zeg dat u zich in levensgevaar bevindt, meneer Ai,’ zei ik; daar had hij mets op te zeggen, en ik verliet hem.

Ik had al dagen geleden met hem moeten praten. Het is te laat. Weer is het de angst die zijn missie en mijn hoop teniet doet. Geen angst voor het vreemde, het onaardse, niet hier. Deze Orgota missen het verstand en de grootheid van geest om datgene wat waarlijk en oneindig vreemd is te vrezen. Ze zien het zelfs niet. Ze kijken naar een mens van een andere wereld en wat zien ze? een spion uit Karhide, een verdorvene, een agent, een zielige, kleine politieke Eenheid, zoals zijzelf.

Als hij niet onmiddellijk zijn schip waarschuwt is het te laat; het kan zelfs nu al te laat zijn.

Het is mijn schuld. Ik heb niets goed gedaan.

Загрузка...