47 Kijken naar de kronkelende stroming

Aviendha lag op de helling van de vallei van Thakan’dar en probeerde het schild van Geest te ontwijken dat Graendal over haar heen wilde leggen. Een weving, fijn als kant, weerstond haar pogingen om naar de Ene Kracht te reiken. Haar voeten waren verbrijzeld en ze kon niet staan. Ze lag hijgend van pijn op de grond en kon zich amper bewegen.

Ze hield de weving van zich af, maar het scheelde niet veel.

De Verzaker leunde tegen de stenen van de richel, zoals ze al een tijdje deed, en mompelde in zichzelf. Uit haar zij liep helrood bloed. Beneden in de vallei ging de strijd door. Een zilverwitte mist rolde over de doden en sommige levenden.

Aviendha probeerde naar haar Poort te kruipen. Die stond nog steeds open, en aan de andere kant zag ze de bodem van de vallei. Om de een of andere reden waren Cadsuane en de anderen daar niet meer, of Aviendha had haar Poort op de verkeerde plek gemaakt.

De gloed van saidar omhulde Graendal weer. Ze gebruikte de Ware Kracht niet. Die scheen ze alleen in wanhopige tijden te gebruiken. Aviendha doorbrak haar wevingen, maar dat vertraagde haar kruip-gang naar de Poort.

Graendal kreunde en duwde zichzelf overeind. Ze wankelde naar Aviendha toe, hoewel ze verdoofd oogde van het bloedverlies.

Aviendha kon weinig doen om zichzelf te verdedigen, verzwakt als ze was door haar verwondingen. Ze was hulpeloos.

Behalve...

De weving voor haar Poort, die ze had afgebonden. Hij hing daar nog en hield de Poort open. Linten van kant.

Voorzichtig, aarzelend maar wanhopig, reikte Aviendha er met haar geest naar en trok een van de draadjes in de Poort los. Ze kon dit. De stroom trilde en verdween.

Dit was iets wat de Aiel wel vaker deden, maar wat de Aes Sedai ontzettend gevaarlijk vonden. De gevolgen konden onvoorspelbaar zijn. Een ontploffing, een regen van vonken... Aviendha kon er zelfs door gesust worden. Of misschien gebeurde er helemaal niets. Toen Elayne het had geprobeerd, had het een verschrikkelijke ontploffing veroorzaakt.

Dat zou Aviendha niet erg vinden. Als ze een Verzaker met zich mee sleurde, zou het een prachtige dood zijn.

Ze moest het proberen.

Graendal bleef bij Aviendha staan en mompelde in zichzelf, met haar ogen dicht. Toen opende de vrouw haar ogen en begon een volgende weving te maken. Dwang.

Aviendha werkte sneller, peuterde twee, drie, zes draden los uit de Poort. Bijna, bijna...

‘Wat ben je aan het dóén?’ wilde Graendal weten.

Aviendha werkte sneller en peuterde in haar haast aan de verkeerde draad. Ze verstijfde, zag de stroming kronkelen, de andere eromheen in beweging komen.

Graendal siste en liet de weving van Dwang over Aviendha heen zakken.

De Poort ontplofte in een uitbarsting van licht en hitte.


Shaisams mist ging dwars door de wolven heen, en door mensen die dachten hem de weg naar Altor te kunnen versperren.

Ja, Altor. Degene die hij zou doden, vernietigen, verslinden. Ja, Altor!

Er trilde iets aan het randje van zijn zintuigen. Shaisam aarzelde en fronste in zichzelf. Wat was daar mis? Een stukje van hem... een stukje van hem voelde niets meer.

Wat was dit? Hij rende in zijn fysieke gedaante door de mist. Bloed droop van zijn vingers, opengehaald aan de dolk die hij meedroeg, het prachtige zaad, het laatste stukje van zijn oude zelf.

Hij kwam bij een lijk aan, iemand die was gedood door zijn mist. Shaisam keek fronsend omlaag. Dat lichaam kwam hem bekend voor...

De hand van het lijk schoot omhoog en greep Shaisam bij de keel. Hij hijgde en verzette zich toen het lijk zijn oog opende.

‘Ik heb een keer iets vreemds gehoord over ziekten, Fajin,’ fluisterde Martrim Cauton. ‘Als je eenmaal een ziekte hebt gehad en overleefd, krijg je hem niet nog een keer.’

Shaisam kronkelde in paniek. Nee. Nee, zo hoorde een ontmoeting met een oude vriend niet te gaan! Hij klauwde naar de hand die hem vasthield en besefte vol afgrijzen dat hij de dolk had laten vallen.

Cauton trok hem omlaag en beukte hem tegen de grond. Shaisam riep om zijn slaven. Te laat! Te traag!

‘Ik ben hier om je je geschenk terug te geven, Mordeth,’ fluisterde Cauton. ‘Nu beschouw ik onze schuld als volledig afbetaald.’ Cauton ramde de dolk tussen de ribben door in Shaisams hart. Gebonden aan die deerniswekkende sterfelijke vorm schreeuwde Mordeth. Padan Fajin jankte en voelde dat zijn vlees van zijn botten begon te smelten. De mist trilde, begon te wervelen en beven. Samen stierven ze.


Perijn verplaatste zich naar de wolfsdroom en vond Gaul door de geur van bloed te volgen. Hij had het vreselijk gevonden om Mart bij Mashadar achter te laten, maar had er vertrouwen in – door een blik die Mart hem had toegeworpen nadat hij zich had laten vallen – dat zijn vriend de mist kon overleven en wist wat hij deed.

Gaul had zich goed verstopt en zat achter in een kloof in de rotsen vlak buiten de Doemkrocht. Gaul had nog altijd één speer en hij had zijn kleding donker gemaakt zodat het dezelfde kleur had als de rotsen om hem heen.

Hij zat te dommelen toen Perijn hem vond. Gaul was niet alleen gewond, maar hij was al veel te lang in de wolfsdroom. Als Perijn al een pijnlijke uitputting voelde, moest het voor Gaul nog erger zijn. ‘Kom, Gaul,’ zei Perijn, die hem de spleet uit hielp.

Gaul oogde versuft. ‘Niemand is langs me heen gekomen,’ mompelde hij. ‘Ik heb opgelet, Perijn Aybara. De Car’a’carn is veilig.’ ‘Goed gedaan, vriend,’ antwoordde Perijn. ‘Je hebt alle verwachtingen overtroffen. Je hebt veel eer.’

Gaul glimlachte terwijl hij op Perijns schouder steunde. ‘Ik was ongerust... toen de wolven verdwenen was ik ongerust.’

‘Ze vechten nog, in de wakende wereld.’ Perijn voelde de behoefte om hier terug te keren nog steeds. Gaul zoeken was er een deel van geweest, maar er was nog iets anders, een drang die hij niet kon verklaren.

‘Hou je vast,’ zei Perijn terwijl hij Gaul om zijn middel pakte. Hij verplaatste hen naar de Akker van Merrilor, verplaatste hen vervolgens de wolfsdroom uit en verscheen in het midden van het Tweewaterse kamp.

Mensen draaiden zich onmiddellijk naar Perijn om en begonnen te roepen. ‘Licht, Perijn!’ riep een man. Gradi rende naar hen toe, met dikke wallen onder zijn ogen. ‘Ik had je bijna tot as verbrand, Guldenoog. Hoe kon je ineens zo opduiken?’

Perijn schudde zijn hoofd en zette Gaul neer. Gradi keek naar de wond in zijn zij en riep een van de Aes Sedai om hem te Helen. Ze draafden om hem heen, en enkele mannen uit Tweewater riepen uit dat heer Guldenoog was teruggekeerd.

Faile. Faile was hier in Merrilor geweest met de Hoorn.

Ik moet haar vinden.

Rhand was alleen, onbewaakt in de wolfsdroom.

Verdomme, dat maakt niet uit, dacht Perijn. Als ik Faile verlies...

Als Rhand stierf, zou hij Faile zeker verliezen. En al het andere. Er waren nog steeds Verzakers op vrije voeten. Perijn aarzelde. Hij moest toch naar haar gaan zoeken? Was dat niet zijn plicht, als haar man? Kon iemand anders zich niet om Rhand bekommeren?

Maar... als hij het niet deed, wie dan wel?

Hoewel het hem verscheurde, zocht Perijn nog een laatste keer de wolfsdroom op.


Moridin schepte Callandor van de vloer. Het zwaard begon te gloeien van de Ene Kracht.

Rhand strompelde weg en drukte zijn pijnlijke hand tegen zijn borst. Moridin lachte en tilde het wapen hoog op. ‘Je bent van mij, Lews Therin. Je bent eindelijk van mij! Ik...’ Hij liet zijn stem wegsterven en keek omhoog naar het zwaard, misschien in ontzag. ‘Dit zwaard kan de Ware Kracht versterken. Een sa’angreaal van de Ware Kracht? Hoe? Waarom?’ Hij lachte luider.

Een maalstroom wervelde om hen heen.

‘De Ware Kracht geleiden is hier de dood, Elan!’ riep Rhand. ‘Het zal je tot een sintel verbranden!’

‘Het is vergetelheid!’ riep Moridin terug. ‘Ik wil die bevrijding, Lews Therin. En ik neem jou mee.’

De gloed van het zwaard kreeg een felle scharlakenrode kleur. Rhand voelde de kracht van Moridin uitstralen terwijl hij de Ware Kracht putte.

Dit was het gevaarlijkste deel van de strategie die Min had bedacht.

Callandor had gebreken, zulke onvoorstelbare gebreken. Het zwaard was gemaakt zodat een man die het gebruikte vrouwen nodig had om hem te beheersen. Het was zodanig gemaakt dat als Rhand het gebruikte, anderen hém ermee konden beheersen...

Waarom zou Rhand een wapen nodig hebben met zulke gebreken? Waarom werd het zo nadrukkelijk genoemd in de voorspellingen? Een sa’angreaal voor de Ware Kracht. Waarom zou hij ooit zoiets nodig hebben?

Het antwoord was zo eenvoudig.

‘Nu!’ riep Rhand.

Nynaeve en Moiraine geleidden allebei samen, om gebruik te maken van het gebrek in Callandor terwijl Moridin probeerde het tegen Rhand te gebruiken. Wind gierde door de tunnel. De grond beefde. Moridin schreeuwde en zijn ogen werden groot.

Ze namen de macht over hem over. Callandor was gebrekkig. Elke man die het zwaard gebruikte, kon worden gedwongen een koppeling te leggen met vrouwen, en dan was hij in hun macht. Een valstrik... en Rhand had Moridin erin laten lopen.

‘Koppeling!’ beval Rhand.

Ze voedden hem met kracht.

Saidar van de vrouwen.

De Ware Kracht van Moridin.

Saidin uit Rhands eigen toegang tot de Ware Bron.

Dat Moridin hier de Ware Kracht geleidde, dreigde hen allemaal te vernietigen, maar ze vormden een buffer van saidin en saidar en richtten ze toen alle drie tegen de Duistere.

Rhand beukte door de duisternis en maakte een doorvoer van licht én duisternis, waardoor het wezen van de Duistere zich tegen hem zelf keerde.

Rhand voelde de Duistere daarachter, zijn immense om vang. Ruimte, grootte, tijd... Rhand begreep nu hoe die dingen onbeduidend konden zijn.

Met een brul – drie krachten stroomden door hem heen, het bloed stroomde omlaag langs zijn zij – hief de Herrezen Draak een hand vol kracht en greep de Duistere dwars door de Bres heen, als een man die onder water graaide om een schat op de bodem van de rivier te pakken.

De Duistere probeerde achteruit te deinzen, maar Rhands klauw werd omhuld door de Ware Kracht. De vijand kon saidin niet nogmaals besmetten. De Duistere probeerde de Ware Kracht terug te trekken uit Moridin, maar de stroom was te heftig, te krachtig om nu nog af te sluiten. Zelfs voor Shaitan.

En zo gebruikte Rhand het wezen van de Duistere zelf, op volle kracht geleid. Hij hield de Duistere stevig vast, als een duif in de greep van een havik.

En het licht barstte rondom hem uit.

Загрузка...