De Cock plofte op de stoel achter zijn bureau. Hij zag er vermoeid uit. Het bericht dat Pieter van Buuren ruim vier maanden geleden was gestorven, had hem geschokt, verbijsterd. Het gehele beeld, dat hij zich van de afschuwelijke moorden had gevormd, stortte ineen.
Hij wreef met zijn vlakke hand over zijn breed gezicht. Tussen zijn gespreide vingers door keek hij naar Vledder aan het bureau tegenover hem.
Ook de jonge rechercheur zat er verslagen bij. Nog geen halfuur geleden werden beiden beheerst door het blijde gevoel dat zij de oplossing van het raadsel dicht waren genaderd, dat de arrestatie van de moordenaar nog slechts een kwestie was van tijd. Nu leek het alsof ze nog even ver van de ontknoping waren verwijderd als op die zonnige zondagochtend in de Westerkerk.
De grijze speurder stond van zijn stoel op en begon door de recherchekamer te stappen. Hij diende zijn chaotische gedachten opnieuw te ordenen.
Pieter van Buuren, zo overwoog hij, moest in het geheel een belangrijke rol spelen. Dat was niet puur rationeel gedacht, maar hij wist dat zijn gevoel hem daarin niet bedroog. Pieter van Buuren was in die gehele affaire een sleutelfiguur.
Waarom openbaarde die man al zeven jaar geleden dat hij Vanderbruggen en Devoordere naar het leven stond? Als mevrouw Van Kolfsschoten gelijk had — en hij had redenen om haar te geloven — waarom vervalste Vanderbruggen bewijsmateriaal om Pieter van Buuren naar de gevangenis te sturen? Wat zat daar achter? Had Schaaps, als officier van justitie, die vervalsingen doorzien? Zo ja, waarom werkte hij in zijn positie toch mee aan de veroordeling? Kende Jimmy de Munnick via Carla van Heeteren de achtergronden van het duistere spel? Had hij wellicht in zijn oude brandkast in Zandvoort een ordner met het opschrift Pieter van Buuren?
De Cock drukte zijn handpalmen tegen zijn oren. De vragen dreunden door zijn hoofd. Eén vraag kwam steeds hamerend terug: Als Pieter van Buuren de moorden niet pleegde… wie deed het dan wel?
Bij het bureau van Vledder bleef hij staan.
‘Hoeveel gevangenisstraf heeft Pieter van Buuren voor die zogenaamde oplichting gekregen?’
‘Tweeënhalf jaar.’
De Cock floot tussen zijn tanden.
‘Een forse poeier voor een oplichting.’
‘Zeker.’
De Cock keek hem verbaasd aan.
‘En hij stierf in het penitentiaire ziekenhuis in Scheveningen?’ Vledder knikte nadrukkelijk.
‘Pieter van Buuren had de gevangenisstraf, die hem was opgelegd, nog niet geheel ondergaan. Toen hij stierf had hij er ruim twee jaar en drie maanden opzitten.’
De Cock trok zijn wenkbrauwen samen.
‘Wanneer werd die veroordeling uitgesproken?’
‘Ongeveer zeven jaar geleden. Zo omstreeks de tijd dat hij zijn bedreigingen uitsprak. Het was overigens een veroordeling bij verstek. Pieter van Buuren was een dag voor de terechtzitting naar het buitenland gevlucht… naar Frankrijk.’
‘Verzoeken tot uitlevering?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Zijn niet gedaan. Ongeveer drie jaar geleden kwam hij uit eigen beweging naar Nederland terug. Hij heeft toen nog enige tijd als vrij man rondgelopen, maar werd uiteindelijk gearresteerd om alsnog zijn straf uit te zitten.’
De Cock knikte begrijpend. Hij trok met duim en wijsvinger peinzend aan zijn onderlip. Een moment leek hij besluiteloos, toen slenterde hij met grote passen naar de kapstok en greep zijn oude regenjas.
Vledder kwam hem na.
‘Waar ga je heen?’
De grijze speurder wurmde zich in een mouw.
‘Naar de Prinsengracht… naar het Paleis van Justitie. Ik wil het officiële dossier van de zaak Pieter van Buuren… compleet met het verslag van de griffier.’
Hij trok zijn gezicht tot een stalen masker. ‘En ik maak een geweldige heibel als iemand het onverhoopt uit het archief heeft laten verdwijnen.’
De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder keek de grijze speurder aan.
‘Zal ik hem nog opnemen?’
De Cock knikte bedaard.
‘Je weet nooit wie het is. Misschien wel de moordenaar, die zich komt melden.’
De jonge rechercheur liep lachend terug en nam de hoorn op. Van een afstandje keek De Cock toe, zijn oude hoedje nonchalant ver achter op zijn hoofd. Hij zag het gezicht van Vledder verstarren. Langzaam slenterde hij naderbij.
De jonge rechercheur legde de hoorn op het toestel terug.
‘Het was meester Schaaps.’
‘Onze officier?’
Vledder knikte.
‘Hij heeft dreigbrieven ontvangen. Vanavond om acht uur wordt hij in de flat van Carla van Heeteren verwacht.’
De scherpe blik van De Cock gleed door het vertrek. Hij nam alles nauwkeurig in zich op… het imponerende bankstel van roomwitte velours… de met zachtroze tapijt beklede wanden… de stijlvolle hoekkast met een droeve Pierrot in wit keramiek.
Hij wreef zich achter in zijn nek. Hij worstelde met een vreemd gevoel van verwarring. Hoewel hij de innerlijke overtuiging had dat zijn zienswijze juist was, bekroop hem toch een gevoel van onzekerheid. Hij zuchtte diep en drukte de angst voor een mislukking uit zijn gedachten weg.
De grijze speurder keek naar Vledder en naar de jonge Frans Raap, die hij voor deze bijzondere operatie had gecharterd. Met hun armen gevouwen voor de borst, leunden ze tegen de wand. Hun gezichten stonden somber; doordrongen van de ernst van het moment.
‘We moeten alles nog eens zorgvuldig doornemen,’ begon De Cock. Hij schoof de mouw van zijn colbert iets op en keek op zijn horloge. ‘We hebben nog ruim een uur voor de moordenaar komt. De moeilijkheid is dat wij Schaaps maar weinig bescherming kunnen bieden. Als de moordenaar niet de overtuiging heeft dat zijn slachtoffer alleen is, zal hij vermoedelijk niet toeslaan. Wij moeten dus voor hem onzichtbaar blijven… totdat hij zich voldoende heeft blootgegeven om tot een sluitende bewijsvoering te komen.’ Hij wendde zich tot meester Schaaps. ‘U behoeft niet bevreesd te zijn dat de moordenaar onmiddellijk op u zal schieten. Hij zal zich de tijd gunnen. Hij zal u eerst vertellen waarom hij tot uw dood heeft besloten. Zolang u rechtop blijft staan, loopt u geen gevaar. Dat gevaar treedt pas in op het moment dat u door uw knieën gaat.’
Schaaps likte aan zijn dunne lippen.
‘Hoe… eh, hoe bedoelt u dat?’
De Cock keek hem strak aan.
‘Precies zoals ik het zeg. De moordenaar zal u eerst willen vernederen. Hij zal van u verlangen, dat u hem zittend op uw knieën om genade smeekt.’
Schaaps kuchte indrukwekkend.
‘Hoe komt u aan die wijsheid?’
Het had een scherpe toon.
De Cock grijnsde.
‘Als u de processen-verbaal, die wij van de moorden hebben opgemaakt en aan u hebben toegezonden, nauwkeurig had doorgelezen… en uw intelligentie was toereikend geweest… dan bezat u dezelfde wijsheid. De vermoorde Vanderbruggen en Devoordere hadden op hun pantalon, tot aan de hoogte van de knie, grijze wollen pluisjes van het berbertapijt. Die konden daar alleen gekomen zijn als ze op hun knieën over het tapijt waren gekropen. Begrijpt u, meester Schaaps, beide mannen gingen smekende de dood in.’ Hij strekte zijn rechterhand naar de officier van justitie uit. ‘Eenzelfde dood heeft de moordenaar ook u toegedacht.’
Meester Schaaps zag plotseling bleek. Zijn mond hing halfopen en zijn handen trilden. Van zijn hautaine houding was niets meer te bespeuren.
‘Wanneer komt u tussenbeide?’ vroeg hij angstig.
De Cock glimlachte fijntjes. ‘Zoals ik al zei, wanneer ik meen dat het bewijs voldoende is. U weet toch uit eigen ervaring hoe zorgvuldig onze vaderlandse rechtbanken te werk gaan voor zij het schuldig uitspreken.’
Het klonk sarcastisch en De Cock wist dat. Hij keek de man voor hem onderzoekend aan. Er blonk angst in zijn ogen. Zweetdruppeltjes parelden op zijn bovenlip. Plotseling over-spoelde hem een golf van medelijden. Hij boog zich iets naar hem toe.
‘U… eh, u kunt zich nog terugtrekken.’
Schaaps aarzelde. Secondenlang. Toen schudde hij zijn hoofd. ‘Nee, De Cock,’ sprak hij met trillende stem, ‘ik trek mij niet meer terug. Nu niet meer.’
De grijze speurder legde vertrouwelijk een hand op zijn schouder. Op zijn gezicht lag een milde trek.
‘Dan wens ik u sterkte.’
De Cock keek weer op zijn horloge. Het was bijna zeven minuten voor achten. Ze hadden nu al meer dan een kwartier hun min of meer strategische posities ingenomen. De moordenaar diende bij verrassing te worden overmeesterd. En als het mogelijk was in een onweerlegbaar duidelijke situatie. Er mochten geen twijfels, geen vraagpunten overblijven. De Cock wilde geen enkele advocaat, hoe sluw ook, de kans geven om de gerechtigheid te doorkruisen. Vanaf de plek waar de grijze speurder zat, had hij een redelijk goed overzicht over de kamer… het roomwitte bankstel en de roze schemerlamp. Hij had aan de bestaande situatie onder geen beding iets willen veranderen. De moordenaar, zo realiseerde hij zich, kende het interieur. Een afwijking zou hem onmiddellijk opvallen en mogelijk zijn plannen doen wijzigen. Door de matglazen figuren van de scheidingswand kon hij het silhouet van de officier van justitie duidelijk onderscheiden. De kleine, toch wat tengere man, liep met nerveuze pasjes door de kamer heen en weer.
De Cock bedacht dat hij niet onder de witte Pierrot had gekeken of het briefje met de intrigerende bijbeltekst er lag. Hij hoopte vurig dat de moordenaar het met zich mee zou voeren. Het kon mede als bewijs voor de moorden dienen.
Verderop, dicht bij de deur van de slaapkamer, hoorde hij de ademhaling van Vledder. Het geluid was hem vertrouwd. Met enige vertedering dacht hij aan hun gezamenlijke strijd tegen de misdaad… aan de vele vergelijkbare, spannende situaties uit het verleden. Hij kende het temperament van zijn jonge collega en had hem extra op het hart gebonden zich niet door zijn emoties te laten leiden, maar het moment van ingrijpen juist te kiezen.
Hij keek nog eens op zijn horloge. De tijd vergleed langzaam. Het was al enkele minuten over acht.
Plotseling hoorde hij het klikken van het slot van de buitendeur. Hij voelde hoe de spieren van zijn lichaam zich extra spanden. De buitendeur klapte dicht. Er klonken voetstappen in de hal. En dan was er het tweede silhouet. In trage bewegingen gleed het op Schaaps toe. Er klonken stemmen… vage geluiden… woorden, die niet te onderkennen waren.
De Cock zag de beide schaduwbeelden tegenover elkaar staan. De nietige gestalte van Schaaps drukte de expressie van verbazing en trillende angst uit. Er was een dialoog… kalm, zonder stemverheffing.
En ineens was er dat beslissende moment. De figuur van Schaaps kromp ineen. Zijn handen staken vooruit, gevouwen tot een bede.
De Cock gilde en plotseling was er rumoer… het stampen van voetstappen en het korte droge knallen van schoten uit een revolver. Toen de grijze speurder in de woonkamer kwam, lag Schaaps bloedend op de vloer. Vledder en Frans Raap stonden gebogen over een man. Toen hij ontwapend omhoog kroop, keek De Cock hem aan.
Achter hem hijgde Vledder.
‘Henri la Croix.’