Terwijl een zeer klein aantal mensen opwindend en angstaanjagend direct contact met de Zwerver en zijn bewoners maakte, en terwijl een groter aantal hem bestudeerde met de vergrotende en berekenende ogen van de wetenschap, maakte het merendeel van de mensheid alleen kennis met de Zwerver door middel van het blote oog en de verwoestingen die de nieuwe planeet aanrichtte. De eerste aflevering van de verwoesting was vulkanisch en tektonisch. De getijden, of getijdenspanningen, die in de harde korst van de aarde werden opgewekt wierpen eerder resultaat af dan die, die in de hydrosfeer ontstonden.
Binnen zes uur na de verschijning van de Zwerver werd er aktiviteit gemeld van over de gehele lengte van de grote aardbevingsgordels, die de Stille Oceaan omringden en via de noordelijke oever van de Middellandse Zee doorliepen tot in het hart van Azië. Het land werd uiteengespleten; steden werden geschud en vielen in stukken uiteen. Vulkanen gloeiden op, barstten open, en stortten hun rode inhoud uit. Een paar explodeerden. Schokken ontstonden in wijd verbreide plaatsen zoals Alaska en Antarctica, vele waren onderzees. Grote tsunami’s doorkruisten de oceanen, monsterlijk lange golven die in reusachtige, waterige vuisten veranderden als ze de ondiepten bereikten. Honderdduizenden stierven.
Niettemin waren er vele gebieden, zelfs in de nabijheid van de zee, waar al dit breken en razen alleen een gerucht of een krantenkop was, of misschien een stem op de radio tijdens die uren van stilte voor de Zwerver over de horizon loerde en de radiohemel vergiftigde.
Richard Hillary had een heel graafschap lang liggen slapen, en pas toen de bus de Thames even na Maidenhead overstak begon hij langzaam te ontwaken. Hij maakte zichzelf wijs dat het niet zozeer het lopen van de vorige avond was geweest dat hem had vermoeid, want hij was een enthousiast wandelaar, maar het literaire gedaas van Dai Davies.
Nu liep het tegen de middag, en de bus naderde het donkere, smoezelig opdoemende Londen. Eindelijk trok Richard het gordijn omhoog, en hij begon melancholiek maar niet onaangenaam te peinzen over de vloek van industrialisme, overbevolking, en overconstructie.
‘Je hebt het allemaal gemist, maat,’ zei een gedrongen mannetje met een bolhoed, die de zitplaats naast hem had ingenomen.
Na een beleefde maar lauwe vraag van Richard vatte hij het met genoegen samen. Tijdens het laatste kwart van de dag was er over de hele wereld een aanzienlijke hoeveelheid aardbevingen geweest — blijkbaar had een seismoloog het aantal krabbels op een trommel geteld en verordend: ‘Absoluut zonder precedenten!’ — en als gevolg waren vloedgolven, zelfs langs de Engelse kusten, mogelijk: kleine vaartuigen werden gewaarschuwd en een paar laaggelegen kustgebieden werden geëvacueerd. Verscheidene geleerden, waarschijnlijk belust op het verspreiden van sensationele berichten, hadden verklaringen afgelegd over ‘reusachtige getijden’ die in het vooruitzicht lagen, maar de verantwoordelijke gezagsdragers hadden dergelijke overdrijvingen streng van de hand gewezen. Mensen met de instelling van corrector wezen er vergenoegd op dat het een oude en algemene misvatting was om tsunami’s te verwarren met vloedgolven. In ieder geval had het gezever over aardbevingen de grote Amerikaanse vliegende schotel uit het nieuws verdreven. Maar, om dat winstpunt te compenseren, protesteerde Rusland rammelend met zijn bommen tegen een geheimzinnige aanval op haar kostbare maanbasis, die met succes was afgeslagen.
Niet voor de eerste maal bepeinsde Richard dat de veelgeroemde communicatie-industrie van deze eeuw mensen en naties voornamelijk van een middel had voorzien om zichzelf en anderen tegelijkertijd doodsangst aan te jagen en elkaar dodelijk te vervelen.
Hij lichtte zijn bankgenoot niet in over dit inzicht, maar keek in plaats daarvan uit het raam terwijl de bus langzamer ging rijden in Brentford. Hij bezag die stad met zijn schrijversogen, en werd vrijwel meteen beloond met een menselijk verschijnsel dat te omschrijven valt als ‘de bedrijvigheid van het loodgietersvolkje’: hij telde drie autootjes met de kentekenen van dat gilde en vijf mannen met gereedschapskisten of grote schroefsleutels, die zich naar hun bestemmingen haastten. Hij glimlachte bij de gedachte dat overconstructie onveranderlijk ingewandsstoornissen meebrengt.
De bus stopte niet ver van de markt en de samenloop van Brent en Thames. Er klommen twee vrouwen naar binnen, waarvan de een luid tegen de ander zei: ‘Ja, ik heb net met Moeder in Kew gebeld en ze is vreselijk in de war. Ze zegt dat het gazon onder water staat.’
Het gebeurde toen heel plotseling: het bruine water uit de straatputten kolkte naar boven, en uit de ingangen van verscheidene gebouwen stroomden beekjes even vuil water. Deze gebeurtenis vervulde Richard met een eigenaardige ontzetting want, op een niveau dat onder dat van het bewust denken lag, zag hij het als zieke, volgevroten huizen die, geheel onafhankelijk van de erbij betrokken mensen, het product van hun ziekte uitscheidden. Architectonische diarree. Hij dacht er helemaal niet aan dat het eerste teken van een overstroming vaak het leeglopen van de riolen is.
En toen vluchtte er een groep mensen langs, en aan hun hielen lekte een straatbrede golf van schoner water, misschien vijftien centimeter diep, die het vuile water wegspoelde.
Het moest wel uit de Thames zijn gekomen. De schone Thames, de ‘Sweete Themmes’ van Spencer.
De tweede, grotere aflevering van de verwoesting bezorgde de Zwerver door middel van de zeeën die bijna driekwart van het aardoppervlak bedekken. Kosmisch gezien mag deze dunne laag water nietig lijken, maar het is voor de aardbewoners altijd een soort van oneindigheid geweest van afstand en van diepte en van macht. En het heeft altijd zijn goden gehad: Dagon, Nun, Nodens, Ran, Rigi, Neptunus, Poseidon. En de getijden zijn de muziek van de zeeën.
De harp van de zeeën, waarop Diana de maangodin met bezielde plechtstatigheid tokkelt, is bespannen met stroken zout water die kilometers dik, honderden kilometers breed, en duizenden kilometers lang zijn.
Over de grote uitgestrektheid van de Stille en de Indische Oceaan reiken de bassnaren: van de Filippijnen tot Chili, van Alaska tot Columbia, Antarctica tot Californië, Arabië tot Australië, Basutoland tot Tasmanië. Hier worden de diepere tonen aangeslagen en sommige trillingen duren een volle dag.
De Atlantische Oceaan verschaft de middelste stem, cantabile. Hier is het tempo sneller en regelmatiger, en de maat een halve dag: de vertrouwde, half dagelijkse getijden van de westerse geschiedenis. De voornaamste trillende banden verbinden Newfoundland met Brazilië, Groenland met Spanje, Zuid Afrika met Antarctica.
Waar de snaren elkaar kruisen heffen ze elkaar soms op, zoals in de getijdeknopen bij Noorwegen en de Bovenwindse Eilanden en Tahiti, waar alleen de zon de zwakke getijden beheerst — de verre Apollo tokkelt minder heftig dan Diana, veroorzaakt telkens hoog water om twaalf uur ’s middags en middernacht, en laagwater bij het aanbreken van de dag en het vallen van de avond.
De sopraan van de oceaanharp wordt geleverd door de echo’s en nieuwe echo’s van de getijden in baaien, riviermonden, straten en zeeën die gedeeltelijk door land worden omsloten. Deze korte snaren zijn vaak het luidst en het heftigst, zoals een viool een basvedel overstemt: de hoogrijzende getijden van Fundy en de mond van de Severn, van Noord Frankrijk en de Straat van Magellaan, van de Arabische en Ierse Zee.
Beroerd door de zachte vingers van de maan trillen de watergordels zachtmoedig — een centimeter of vijftig op en neer, anderhalve meter, drie meter, zelden zes meter, en uiterst zelden meer.
Maar nu was de harp van de zeeën aan de handen van Diana en Apollo onttrokken en werd hij getokkeld door tachtig maal sterkere vingers. Tijdens de eerste dag na het verschijnen van de Zwerver rezen en daalden de getijden vijf tot vijftien maal hoger en lager dan normaal, en tien tot vijfentwintig keer tijdens de tweede dag, naarmate het water beter luisterde naar het wilde harpspel van de Zwerver. Een vloed van twee meter werd twintig meter; van twintig meter tweehonderd — en meer.
Deze reuzengetijden volgden in het algemeen de oude patronen — een andere harpspeler, maar dezelfde harp. Tahiti was slechts een van de vele gebieden op aarde — die overigens niet allemaal diep in het binnenland lagen — die de aanwezigheid van de Zwerver geheel onbewogen liet, die zich nauwelijks van hem bewust waren, alleen als een opzichtig astronomisch schouwspel.
De kusten roepen een halt toe aan de zeeën, met muren die de getijden zelf helpen oprichten. Slechts in een paar plaatsen staan de zeeën tegenover lange stukken vlak land waar het tij elke dag zevenmijls stappen kan nemen in de richting van het land en terug: Holland en Noord Duitsland, nog een paar andere stranden en brakke moerassen, Noordwest Afrika.
Maar er zijn vele vlakke kusten die maar enkele meters boven de oceaan liggen. Daar bewogen de vermenigvuldigde getijden die de Zwerver opriep zich twintig, vijftig, honderd en meer kilometers over het binnenland. Met grote koppen water achter zich en versmallende valleien voor zich bewogen sommige zich snel en vernietigend, beladen met wrakstukken, gevuld met zand en aarde, en voortrollend op kletterende stenen en rotsblokken. Op andere plaatsen geschiedde de invasie van het tij zwijgend als de dood. Bij plaatsen met hoge vloed en hoge, maar niet erg hoge kustwallen — Fundy, het kanaal van Bristol, de monden van de Seine en de Thames en de Fuchun — spoelde het water over: grote paddestoelen van water die zich in alle richtingen over het land haastten.
Ondiepe continentale platten werden schoongeveegd door de zuigkracht van de eb, en het zand stortte in afgronden in de oceaan. Diepgelegen riffen en eilanden kwamen bloot te liggen; andere werden even diep begraven. Ondiepe zeeën en golven, zoals die van Perzië, werden een of twee maal daags geleegd. Straten werden dieper uitgesneden. Zeewater stroomde over lage schiereilanden. Hele provincies en landen van vruchtbare velden werden met zout vergiftigd. Kudden werden weggespoeld. Huizen en steden werden plat geschuurd. Grote havens verdronken.
Ondanks de vloed van rampen en het onverwachte van de astronomische aanval werden er wonderlijke reddingen verricht: duizend Duinkerkens, honderdduizend dappere improvisaties. Op rampen ingestelde organisaties zoals de kustwacht en het Rode Kruis functioneerden zeer verdienstelijk; en sommige van de voorbereidingen tegen atoom- en andere rampen bewezen hun nut.
Toch stierven er miljoenen.
Sommigen zagen het ongeluk aankomen en waren in staat te vluchten en deden dat. Anderen, zelfs in gebieden die het zwaar te verduren hadden, deden dat niet.
Dai Davies schreed over de smerige en met afval bezaaide bodem van de mond van de Severn, door de optrekkende lichte mist, met de razende energie en concentratie van een dronkenlap op het toppunt van zijn alcoholische krachten. Zijn kleren en handen waren vuil geworden toen hij twee maal was gevallen, maar beide keren was hij overeind gekrabbeld en verder gegaan zonder zich op te laten houden, bijna zonder uit de pas te raken. Af en toe keek hij achterom en corrigeerde zijn koers als hij zag dat zijn voetstappen afweken. En van tijd tot tijd nam hij een flinke slok uit een platte fles, eveneens zonder de pas in te houden.
De kust van Somerset was al veel eerder uit het gezicht verdwenen, op een zeer zwakke aanduiding na, door het restant van de mist heen, van maritieme industriegebouwen, stroomopwaarts in de richting van Avonmouth. Geruime tijd eerder waren de onoprechte toejuichingen en vermaningen weggestorven — ‘Kom terug, jij dwaze Welshman, je zult verdrinken!’ — die afkomstig waren van de onverschillige drinkgenoten die hij die ochtend had ontmoet.
Met tussenpozen zong hij: ‘Vijf maal naar Wales over het lege zand, van twaalf tot twee met eb is er niets aan de hand,’ dat hij af en toe afwisselde met vloeken als ‘Naaiende liefdeloze Somersets!–ik zal ze te schande maken!’ en ‘Verdomde manenjattende Yanks!’ en wat fragmenten uit zijn half voltooide Afscheidsode aan Mona zoals: ‘Kille Mona in je meteorenboot… meisjesgloeiend, oud als Fomalhaut… Sleurt witte vingers door mijn vijvers… Drijft mijn wateren her en der…’
Voor hem uit klonk een zwak gebrul. Een schimmige helikopter waarde voorbij, maar het brullen ging door. Dai stak een bijzonder glibberige geul over waarin zijn schoenen wegzonken, zodat hij ze er met ploppende geluiden uit moest trekken. Hij nam aan dat dat het kanaal van Severn was en dat hij nu de grote zanderige vlakte beklom die bekend stond als de Welsh Grounds.
Maar het brullen zwol aan; het gaan werd makkelijker doordat de zandbodem weer omlaag glooide; een laatste mistsluier trok op; en opeens werd hem de pas afgesneden door een snelstromende, drabbige rivier die meer dan honderd meter breed was, voortrolde in schuimkoppende golven en hebzuchtig de zandoevers aan beide zijden aanvrat. Stomverbaasd bleef hij staan. Het was gewoon nooit bij hem opgekomen dat ongeacht hoe laag de eb werd, de Severn een rivier was en zou blijven stromen. En nu wist hij ook dat hij nog niet een kwart van de weg over het kanaal had afgelegd.
Stroomopwaarts kon hij een nijdige witte warboel zien waar de Avon de grotere rivier binnendrong.
Ver stroomafwaarts rees het gekantelde achterschip van een aan de grond gelopen stoomboot op. De helikopter zweefde erboven. Er klonk een zwak getoeter.
Hij sprong achteruit toen een lang stuk oever bijna tot aan zijn voeten afkalfde. Niettemin trok hij dapper zijn jas uit, aangezien er gezwommen scheen te moeten worden, maar staakte deze arbeid halverwege om de fles te pakken. Door het nabije water werd een versplinterde zwarte balk met erop gespijkerde planken gesleurd. Hij zette de fles aan zijn lippen. Hij was leeg.
Hij huiverde en rilde. Plotseling zag hij zichzelf als een mier met de ambities van een Napoleon. Angst besloop hem. Hij keek achter zich. Zijn voetstappen waren vereffend tot nauwelijks zichtbare kuilen en bobbels. De zandvlakte glinsterde van het water, wat eerst niet zo was geweest. Het tij was gekeerd.
Hij gooide de fles weg en begon te rennen langs zijn voetafdrukken voor ze helemaal verdwenen. Zijn voeten zonken dieper dan op de heenweg.
Jake Lesher speelde met de lichtknop, hoewel was bewezen dat er geen elektriciteit was. In de schemer van de woonkamer bestudeerde hij de lift. De kooi was in de laatste beving vijftien centimeter gezakt en hing nu enigszins scheef. In de schaduwen zag het aluminium er gerimpeld uit. Hij dacht zwarte rook eruit te zien kringelen, en hij trok zich terug in de smoezelige zonneschijn op de patio.
‘Er komt nu meer rook uit, en ik zie een paar vlammen,’ riep Sally Harris hem toe vanwaar ze over de balustrade hing te turen. ‘De vlammen komen door het gebouw omhoog, en de mensen kijken ernaar vanuit de ramen aan de overkant, maar het water stijgt sneller — geloof ik. Het is een wedstrijd. Jee, Jake, dit is zo’n zondvloed als in de bijbel, en Hugo’s dakhuis is onze ark van Noach. Dat is het idee waar we ons toneelstuk omheen gaan bouwen. En de brand gebruiken we ook.’
Hij pakte haar beet en schudde haar heen en weer. ‘Dit is allemaal echt, kleine imbeciel! En wij zitten in de brand, snap je!’
‘Maar Jake,’ protesteerde ze, ‘je moet altijd een echte situatie hebben om een toneelstuk te maken. Dat heb ik ergens gelezen.’
Over de hele aarde waren er zeer veel mensen die hun geest en zintuigen voor de verandering in de getijden afsloten. Degenen die dieper in het binnenland zaten waren geneigd hetgeen ze niet met eigen ogen konden zien te betwijfelen of het minder ernstig op te vatten, en vele van hun hadden nooit een oceaan gezien. De mensen op zee, uit het gezicht van het land, kunnen de hogere massa water onder zich niet waarnemen, en dus konden ze niet zien of de waterstand centimeters of meters hoger was dan hij zou moeten zijn, of, in het geval van een waterval, hoeveel die lager was dan normaal.
De oproerlingen die de Prince Charles hadden gekaapt hadden de handen zo vol aan het laten varen van het grote atoomschip, het te woord staan van de passagiers, en het verijdelen van pogingen van de bemanning om de rollen om te draaien, dat ze het nodig vonden om uit hun midden vier kapiteins te benoemen, ieder met even grote macht. Het duurde uren voor deze revolutionaire raad van commissarissen de koers van het schip naar Kaap St. Roque had verlegd, waar hun leiders de vorige nacht de regering hoorden te hebben omvergeworpen — iets dat niet kon worden bevestigd vanwege de onbruikbaarheid van de radio. De dringende smeekbede van de gevangen gezette Kapitein Sithwise dat ze moesten opstomen naar het getijdenknooppunt bij de Bovenwindse Eilanden werd spottend van de hand gewezen als een doorzichtige list om ze dichter bij schepen van de Britse Marine te brengen.
Wolf Loner keek toe hoe de grote wolkbank de Volharding insloot tot de kleine vlet bijna door een mistbank voer. In die kleine, vaag witte, waterige kosmos met het scheepje in het midden, doemden de bekende voorstellingen op dat de rest van de wereld was verdwenen op dit plekje na, of dat er nu misschien een atoomoorlog aan de gang was, en dat de steden verdwenen als kastanjes die in een vuur openspatten, of dat een epidemie van kwaadaardige, kunstmatige ziektekiemen over alle continenten raasde en dat hij de enige levende mens zou zijn als hij in Boston aan wal stapte. Hij glimlachte zorgeloos. ‘Zet je schrap tegen je atomen,’ zei hij. Maar ook vele geesten waren gesloten voor de feiten die luidkeels bij hun aan de deur klopten. In het Getijdeninstituut in Hamburg verklaarde Fritz Scher tot zijn eigen volledige tevredenheid, en bijna tot die van Hans Opfel, elke schrikwekkend afwijkende getijdenopgave die binnenkwam. Hetzij er was een precedent voor de nieuwe opgave — zo’n getij was op die plek veertig of vierhonderd jaar geleden ook al eens voorgekomen — hetzij dat de wateren werden opgestuwd door een storm die de kortzichtige weermensen over het hoofd hadden gezien; of iemand die bekend stond om zijn onverschilligheid had de instrumenten fout afgelezen; of iemand die bekend stond om zijn communistische sympathieën had gelogen.
‘Wacht maar af,’ vertelde Fritz glimlachend tegen Hans Opfel toen de laatste de groeiende stapel berichten over de Zwerver en de verwoesting van de maan aanduidde. ‘Wacht maar af. Als de nacht valt zal die goeie ouwe maan daar helemaal in zijn eentje hangen — en je uitlachen!’ Hij leunde licht op de gladde kast van de getijdenvoorspellende machine en klopte er liefdevol op, knuffelde haar bijna. ‘Jij weet wat voor dwazen het zijn, nietwaar?’ murmelde hij verblind door liefde.
En er waren geesten die de situatie aanvaardden.
Barbara Katz veegde de laatste resten ei met worst van haar bord met een karnemelkpannenkoek die gedrenkt was in honderd procent ahornstroop, schoof haar koffiekop over de grote keukentafel naar Hester, en zuchtte van waardering en dankbaarheid. Buiten kweelden de vogels in het zonlicht. De grote oude slingerklok aan de muur wees half negen aan met Romeinse cijfers. Een grote kalender met een afbeelding van de Everglades hing onder de klok.
Hester grijnsde breed tegen Barbara terwijl ze nog eens heerlijke sterke koffie inschonk, en zei: ‘Lijkt me nu natuurlijker en gezonder, weet je wel, nu ouwe KKK een echt mooi meisje heeft in plaats van die pop.’
Helen, de jongere negerin, giechelde en wendde toen ondeugend en verlegen het hoofd af, maar Barbara liet zich niet van de wijs brengen.
‘Ik geloof dat die Barbiepoppen heten,’ merkte ze op. ‘Nou, mijn naam is toevallig ook Barbara — Barbara Katz.’
Hester moest daar hartelijk om lachen, en Helen smoorde nieuwe giechels.
‘Waarom noem je hem ouwe KKK?’ vroeg Barbara.
‘Zijn tweede voornaam is Kelsey,’ legde Hester uit. ‘Knolls Kelsey Kettering III. Jij Katz bent de vierde K.’ En ze begon weer te lachen.
Er klonk een zacht gekraak. ‘Doe de deur dicht, Benjy,’ zei Hester scherp, maar de lange neger verroerde zich niet. Hij stond net binnen de deur in zijn witte overhemd en zijn zilvergrijze broek met donkergrijze biezen. Bovenin de gazen deur hing een grote bal katoen — een modern, blank fetish tegen vliegen.
‘Het getij is zo laag als we het nog nooit hebben gehad,’ lichtte hij ze ernstig in. ‘De mensen lopen gewoon de zeebodem op alsof ze helemaal naar Grand Bahama kunnen gaan zonder natte voeten te krijgen. En ze rapen mandenvol verse vis op, sommige van ze!’
Barbara ging rechtop zitten, zette haar kopje neer en knipte met haar vingers.
‘De teevees van de andere mensen doen het ook niet — evenmin als de radio,’ voegde Benjy eraan toe terwijl hij haar aankeek, evenals Hester en Helen.
‘Weet je wanneer het precies eb is?’ vroeg Barbara gespannen.
‘Ongeveer half acht,’ antwoordde Benjy zonder aarzelen. ‘Een uur geleden. Ik heb het allemaal achterop de kalender staan.’
‘Scheur de bovenste af,’ zei ze hem. ‘Wat voor auto heeft Mr. K?’
‘Alleen de twee Rollsen,’ zei hij. ‘Een limousine en een sedan.’
‘Maak de sedan klaar voor een lange tocht,’ zei ze scherp tegen hem. ‘Alle extra benzine die erin kan — haal maar uit de andere auto! We hebben ook dekens nodig, en alle medicijnen van Mr. K en een heleboel eten en een lading van deze koffie in thermosflessen… en een paar van de flessen tafelwater die daar in de hoek staan!’
Ze staarden haar gefascineerd aan. Haar opwinding was besmettelijk, maar ze waren verbaasd. ‘Waarom dan, meisje?’ wilde Hester weten. Helen begon weer te giechelen. Barbara keek ze indrukwekkend aan, en zei toen: ‘Omdat de vloed komt! Even hoog als deze laag is — en nog hoger!’ ‘Is dat vanwege de — Zwerver?’ vroeg Benjy. Hij reikte haar het vel papier aan waarom ze had gevraagd.
Ze knikte vastberaden terwijl ze las. Ze zei: Mr. K heeft nog een kleinere teleskoop. Waar kan die zijn?’
‘Teleskoop?’ vroeg Hester met een ongelovige grijns. ‘Nou, waarom zou je — o, ja, astronomie, dat hebben Mr. K en jij gemeen. Nou, ik denk dat hij die — dat is het ding waarmee hij naar de meisjes loert — in de wapenkamer heeft gezet.’
‘Wapenkamer?’ vroeg Barbara met glinsterende blik. ‘En hoe staat het met contant geld?’
‘Dat zal in een van de muursafes zitten,’ zei Hester, die haar ietwat fronsend aankeek.