Jaime

De Koning is dood, vertelden ze hem, zonder er enig vermoeden van te hebben dat Joffry zowel zijn kind als zijn koning was.

‘De Kobold heeft hem met een dolk de keel afgesneden,’ verklaarde een straatventer in de herberg langs de weg waar ze de nacht doorbrachten. ‘Hij heeft zijn bloed gedronken uit een grote gouden kelk.’ De man herkende de eenhandige ridder met de baard en de grote vleermuis op zijn schild net zomin als enig ander, dus zei hij dingen die hij voor zich gehouden zou hebben als hij geweten had wie zijn toehoorder was.

‘Het was vergif,’ hield de waard vol. ‘Het gezicht van de jongen werd zo blauw als een pruim.’

‘Moge de Vader rechtvaardig over hem oordelen,’ mompelde een septon.

‘De vrouw van de dwerg was medeplichtig,’ zwoer een boogschutter in de livrei van heer Rowin. ‘Na afloop verdween ze in een wolk van zwavel uit de zaal, en later hebben ze het spook van een schrikwolf door de Rode Burcht zien sluipen, met zijn kaken druipend van het bloed.’

Jaime zat er al die tijd zwijgend bij en liet de woorden over zich heen spoelen, een hoorn bier vergeten in zijn goede hand. Joffry. Mijn vlees en bloed. Mijn eerstgeborene. Mijn zoon. Hij probeerde zich het gezicht van de jongen voor de geest te halen, maar zijn gelaatstrekken bleven steeds maar in die van Cersei veranderen. Zij zal in de rouw zijn, met verward haar, roodbehuilde ogen, en een mond die trilt als ze iets wil zeggen. Zodra ze mij ziet gaat ze weer huilen, al zal ze tegen haar tranen vechten. Zijn zuster huilde zelden, alleen als ze bij hem was. Ze kon de gedachte dat anderen haar zwak zouden vinden niet verdragen. Alleen aan haar tweelingbroer liet ze merken dat ze gewond was. Bij mij zal ze troost en wraak zoeken.

De volgende dag reden ze op Jaimes aandringen stevig door. Zijn zoon was dood, en zijn zuster had hem nodig.

Toen hij de stad voor zich zag liggen, de wachttorens donkere silhouetten tegen de invallende duisternis, reed Jaime Lannister op een sukkeldraf j e naar Staalpoot Walten, die achter Nees met de vredesbanier reed.

‘Wat is dat voor smerige stank?’ klaagde de noorderling. De dood, dacht Jaime, maar hij zei: ‘Rook, zweet en stront. Kortom, Koningslanding. Als je een goeie neus hebt, kun je ook het verraad ruiken. Had je nog nooit een stad geroken?’

‘Ja, Withaven, maar dat stonk lang niet zo erg.’

‘Withaven staat tot Koningslanding als mijn broer Tyrion tot Gregor Clegane.’

Nees leidde hen een lage heuvel op. De vredesbanier met de zeven wimpels bolde en kronkelde in de wind, en de gepolijste, zevenpuntige ster schitterde op de stok. Weldra zou hij Cersei zien, en Tyrion, en hun vader. Zou het echt waar zijn dat mijn broer de jongen heeft gedood? Het kostte Jaime moeite om dat te geloven. Hij was eigenaardig kalm. Mannen werden geacht krankzinnig te worden van verdriet als hun kinderen stierven, wist hij. Ze werden geacht zich de haren uit het hoofd te rukken, de goden te vervloeken en bloedige wraak te zweren. Dus waarom voelde hij zo weinig? Die jongen leefde en stierf in de overtuiging dat Robert Baratheon zijn verwekker was.

Jaime had hem geboren zien worden, dat was waar, al was dat meer omwille van Cersei dan van het kind geweest. Maar hij had hem nooit vastgehouden. ‘Wat voor indruk zou dat maken?’ had zijn zuster waarschuwend gezegd toen de vrouwen hen eindelijk alleen lieten. ‘Het is al erg genoeg dat Joff op jou lijkt, dus je moet niet ook nog eens met hem gaan tutten.’ Jaime had zich zonder veel verzet gewonnen gegeven. De jongen was een krijsend roze geval geweest dat veel te veel van Cerseis tijd, Cerseis liefde en Cerseis borsten opeiste. Robert mocht hem houden. En nu is hij dood. Hij stelde zich voor hoe Joff er roerloos en koud bij lag, zijn gezicht blauw van het gif, en nog steeds voelde hij niets. Wie weet was hij inderdaad zo’n monster als ze beweerden. Als de Vader in den Hoge zou neerdalen om hem of zijn zoon, of zijn hand aan te bieden, dan wist Jaime wel wat hij zou kiezen. Hij had per slot van rekening nog een zoon, en zaad voor nog veel meer. Als Cersei nog een kind wil, dan kan ze er een krijgen… en deze keer hou ik hem zelf, en de Anderen mogen iedereen halen die daartegen is. Robert lag in zijn graf te rotten, en Jaime was het liegen zat.

Hij wendde abrupt zijn paard en galoppeerde terug, op zoek naar Briënne. De goden weten waarom ik de moeite neem. Ze is w el de allerslechtste reisgenoot die ik ooit de pech heb gehad, om tegen te komen. De deerne reed een eind naar achteren en enkele passen opzij van de rest, als om duidelijk te maken dat ze er niet bij hoorde. Ze hadden onderweg mannenkleren voor haar opgeduikeld: een tuniek hier, een overkleed daar, een stel hozen en een mantel met een kap, en zelfs een oud ijzeren borstkuras. In mannenkleren leek ze meer op haar gemak, maar niets zou haar ooit mooi maken. Of gelukkig. Toen ze Harrenhal eenmaal uit waren, had ze al snel haar oude, koppige eigenzinnigheid herkregen. ‘Ik wil mijn wapens en mijn harnas terug,’ had ze hardnekkig volgehouden. ‘Ja, laten we je maar weer in het staal steken,’ had Jaime geantwoord. ‘Te beginnen met een helm. We zullen hier allemaal gelukkiger zijn als jij je kop dicht en je vizier neergeslagen houdt.’

Daartoe was Briënne wel in staat, maar haar norse stiltes begonnen al snel evenzeer aan zijn humeur te vreten als Qyborns eindeloze pogingen om bij hem in het gevlij te komen. Ik had nooit gedacht dat ik het gezelschap van Cleos Frey nog eens zou missen, goden sta me bij. Hij begon te wensen dat hij haar toch aan de beer had overgelaten.

‘Koningslanding,’ kondigde Jaime aan toen hij haar gevonden had. ‘Onze reis is ten einde, jonkvrouwe. U hebt uw gelofte gestand gedaan en mij in Koningslanding afgeleverd. Helemaal, op een paar vingers en een hand na.’

Briënnes blik was lusteloos. ‘Dat was maar de helft van mijn gelofte. Ik had tegen vrouwe Catelyn gezegd dat ik haar dochters mee terug zou brengen. Of op zijn minst Sansa. En nu…’

Ze heeft Robb Stark zelfs nooit gezien, en toch heeft zij meer verdriet om hem dan ik om Joff. Of misschien gold haar rouw vrouwe Catelyn. Ze waren in Vlekhout geweest toen ze dat nieuws vernamen, van een bolle ridder met een rood hoofd die Bertram Bijenburg heette en wiens wapens drie bijenkorven op een zwartwit gestreept veld waren. Een troep mannen van heer Pijper was de vorige dag nog door Vlekhout gekomen, vertelde Bijenburg hen, in allerijl op weg naar Koningslanding met hun eigen vredesbanier.

‘Nu de Jonge Wolf dood is zag Pijper het nut er niet van in om door te vechten. Zijn zoon zit gevangen in de Tweeling.’ Briënne stond hem aan te gapen als een koe die op het punt staat in haar herkauwsel te stikken, dus moest Jaime het verhaal van de Rode Bruiloft uit hem zien te krijgen.

‘ledere hoge heer heeft roerige baandermannen die hem zijn positie benijden,’ zei hij naderhand tegen haar. ‘Mijn vader had de Reyns en de Teerbeeks, de Tyrels hebben de Florensen, Hoster Tulling had Walder Frey. Die kun je alleen met machtsvertoon hun plaats wijzen. Zodra ze er lucht van krijgen dat je zwak bent… in het Heldentijdperk plachten de Bollens de Starks te villen en hun huid als mantel te dragen.’ Ze zag er zo ellendig uit dat Jaime zich bijna op de wens betrapte haar te willen troosten.

Sinds die dag leek Briënne wel halfdood. Hij kon haar zelfs niet provoceren door haar ‘deerne’ te noemen. De kracht is uit haar gevloeid. Die vrouw had een rotsblok op Robin Reyger gesmeten, met een toernooizwaard tegen een beer gestreden, Vargo Hoat een oor afgebeten en met Jaime gevochten tot hij uitgeput was… maar nu was ze gebroken en kapot. ‘Ik zal met mijn vader overleggen of je naar Tarth terug mag, als je dat graag wilt,’ zei hij tegen haar.

‘Of als je liever hier blijft, kan ik je misschien een plaats aan het hof bezorgen.’

‘Als hofdame van de koningin?’ zei ze dof.

Jaime herinnerde zich hoe ze eruit had gezien in die japon van roze satijn, en deed zijn best om zich niet af te vragen wat zijn zuster van zo’n gezelschapsdame zou vinden. ‘Misschien een plaats bij de Stadswacht…’

‘Ik weiger met eedbrekers en moordenaars te dienen.’

‘Waarom heb je dan ooit de moeite genomen een zwaard te omgorden?’’ had hij kunnen zeggen, maar die woorden slikte hij in.

‘Zoals je wilt, Briënne.’ Met een hand wendde hij zijn paard en verliet haar.

Toen ze de Godenpoort bereikten stond die open, maar langs de weg stond een rij van ettelijke tientallen wagens, beladen met tonnen cider, vaatjes appels, balen hooi en een stel van de grootste pompoenen die Jaime ooit had gezien. Bijna iedere kar had eigen bewakers: krijgsknechten met het insigne van kleine jonkertjes, huurlingen in maliën en verhard leer, soms alleen een roodwangige boerenzoon die een zelfgemaakte speer met een in het vuur geharde punt omklemde. Jaime glimlachte hen toe toen hij langsdraafde. Bij de poort namen de goudmantels van iedere voerman geld in ontvangst voor ze zijn wagen doorwuifden. ‘Wat is dat nou?’ wilde Staalpoot weten.

‘Ze moeten betalen voor het recht om in de stad hun waar te verkopen. Op bevel van de Hand des Konings en de muntmeester.’

Jaime keek naar de lange rij wagens, karren en pakpaarden. ‘En toch staan ze in de rij om te betalen?’

‘Er valt hier goed geld te verdienen nu de strijd voorbij is,’ zei de molenaar in de dichtstbijzijnde wagen opgewekt. ‘De stad is nu in handen van de Lannisters, de ouwe heer Tywin van de Rots. Ze zeggen dat-ie zilver schijt.’

‘Goud,’ verbeterde Jaime hem droogjes. ‘En Pinkje slaat munten van guldenroede.’

‘De Kobold is inmiddels muntmeester,’ zei de kapitein van de poortwacht. ‘Of dat was-ie, tot ze ’m arresteerden voor de moord op de koning.’ De man bezag de noorderlingen wantrouwig. ‘Wat zijn jullie voor een stelletje?’

‘Mannen van heer Bolten, om de Hand des Konings te spreken.’

De kapitein gluurde naar Nees met zijn vredesbanier. ‘Om de knie te buigen, zul je bedoelen. Jullie zijn de eersten niet. Ga rechtstreeks naar het kasteel en zorg dat je geen rotzooi trapt.’ Hij wuifde hen door en keerde zich weer naar de wagens toe. Zelf zou Jaime nooit gemerkt hebben dat Koningslanding om haar jonge koning rouwde. In de Zaadstraat bad een bedelbroeder in tot op de draad versleten gewaden luidkeels voor Joffry’s ziel, maar de voorbijgangers sloegen niet meer acht op hem dan ze gedaan zouden hebben op een luik dat klapperde in de wind. Elders krioelden de gebruikelijke mensenmassa’s: goudmantels in hun zwarte maliën, bakkersjongens die taartjes, broden en warme pasteien verkochten, hoeren die met halfopen keursjes uit ramen hingen, goten vol met het vuil van nachtspiegels. Ze passeerden vijf mannen die probeerden een dood paard uit de uitgang van een steegje te slepen, en verderop een jongleur die messen door de lucht liet vliegen om een drom dronken Tyrel-soldaten en kleine kinderen te vermaken. Terwijl hij zo met tweehonderd noorderlingen, een ketenloze maester en een uitzonderlijk lelijke vrouw door de welbekende straten reed, merkte Jaime dat vrijwel niemand twee keer naar hem keek. Hij wist niet of hij geamuseerd of geërgerd moest zijn. ‘Ze herkennen me niet,’ zei hij tegen Staalpoot toen ze door de Schoenmakersstraat reden.

‘U hebt een ander gezicht en een ander blazoen,’ zei de noorderling, ‘en ze hebben nu een nieuwe Koningsmoordenaar.’

De poorten naar de Rode Burcht waren open, maar een tiental goudmantels versperde hun met pieken de weg. Ze lieten de punten zakken toen Staalpoot kwam aandraven, maar Jaime herkende de witte ridder die het bevel over hen voerde. ‘Ser Meryn.’

Ser Meryn Trants lodderogen werden groot. ‘Ser Jaime?’

‘Wat fijn dat u mij nog kent. Laat die mannen eens opzijgaan.’

Het was lang geleden dat iemand zo snel voor hem in de houding was gesprongen. Jaime was vergeten hoe heerlijk hij dat vond. Op het buitenhof troffen ze nog twee koningsgardisten aan; twee die nog geen witte mantels hadden gedragen toen Jaime hier voor het laatst had gediend. Net iets voor Cersei om me tot bevelhebber te benoemen en dan zonder mij te raadplegen mijn collega’s te kiezen. ‘Iemand heeft mij twee nieuwe broeders bezorgd, zie ik,’ zei hij, terwijl hij afsteeg.

‘Wij hebben die eer, ja, heer Jaime.’ De Bloemenridder blonk zo fraai en puur in zijn witte zijde en schubbenpantser dat Jaime zich bij hem vergeleken haveloos en smakeloos gekleed voelde. Hij wendde zich tot Meryn Trant. ‘Ser, u bent in gebreke gebleven toen u uw nieuwe broeders van hun plichten op de hoogte bracht.’

‘Welke plichten?’ Meryn Trant zette zijn stekels op.

‘Het in leven houden van de koning. Hoeveel koningen bent u kwijtgeraakt sinds ik uit de stad vertrokken ben? Twee, is het niet?’

Toen zag ser Balon de stomp. ‘Uw hand…’

Jaime dwong zichzelf te glimlachen. ‘Ik vecht nu met links. Dat is een grotere uitdaging. Waar vind ik mijn heer vader?’

‘In de bovenzaal met heer Tyrel en prins Oberyn.’

Hamer Tyrel en de Rode Adder die samen het brood breken?

Het wordt steeds gekker. ‘Is de koningin daar ook bij?’

‘Nee, heer,’ antwoordde ser Balon. ‘U kunt haar in de sept vinden, waar ze bij koning Joff…’

De laatste noorderling was afgestegen, zag Jaime, en nu had Loras Tyrel Briënne gezien.

‘Ser Loras.’ Ze bleef stompzinnig staan, haar breidel in de hand. Loras Tyrel beende op haar af. ‘Waarom?’ zei hij. ‘Zeg me waarom. Hij behandelde je goed, hij had je een regenboogmantel gegeven. Waarom heb je hem gedood?’

‘Dat heb ik niet gedaan. Ik zou voor hem gestorven zijn.’

‘Dat zul je ook.’ Ser Loras trok zijn zwaard.

‘Ik heb het niet gedaan.’

‘Emmon Caay zwoer van wel, met zijn laatste adem.’

‘Hij stond buiten de tent, hij heeft niet eens gezien…’

‘Jij en vrouwe Stark waren als enigen in de tent. Wil je beweren dat die oude vrouw door hard staal heen gehouwen heeft?’

‘Er was een schaduw. Ik weet hoe krankzinnig het klinkt, maar… ik hielp Renling zijn wapenrusting aantrekken, en de kaarsen waaiden uit, en overal was bloed. Het was Stannis, zei vrouwe Catelyn. Zijn… zijn schaduw. Ik had er part noch deel aan, op mijn eer…’

‘Je hebt geen eer. Trek je zwaard. Ze zullen niet kunnen zeggen dat ik je heb gedood terwijl je met lege handen stond.’

Jaime kwam tussenbeide. ‘Doe dat zwaard weg, ser.’

Ser Loras schoof om hem heen. ‘Dus je bent niet alleen een moordenares, maar nog laf ook, Briënne? Ben je er daarom vandoor gegaan met zijn bloed aan je handen? Trek je zwaard, mens!’

‘Hoop maar liever dat ze dat niet doet.’ Opnieuw versperde Jaime hem de weg. ‘Of het zit erin dat we straks jouw lijk naar buiten dragen. Die deerne is net zo sterk als Gregor Clegane, al is ze minder knap om te zien.’

‘Dit gaat u niet aan.’ Ser Loras duwde hem opzij.

Jaime greep de jongen met zijn goede hand en draaide hem met een ruk naar zich toe. ‘Ik ben de bevelhebber van de Koningsgarde, arrogante welp. Hier je zwaard, verdomme, of ik pak het je af en steek het in een gat dat zelfs Renling nooit heeft gevonden.’

De jongen aarzelde een halve hartslag lang, waaraan Balon Swaan genoeg had om te zeggen: ‘Doe wat de bevelhebber zegt, Loras.’ Op dat ogenblik ontblootten een paar goudmantels hun klingen. De mannen uit Fort Gruw volgden. Geweldig, dacht Jaime, ik ben nog niet goed en wel afgestegen of er vindt een bloedbad plaats op de binnenplaats.

Ser Loras Tyrel ramde zijn zwaard weer in de schede.

‘En was dat nou zo moeilijk?’

‘Ik wil dat ze gearresteerd wordt.’ Ser Loras wees. ‘Jonkvrouwe Briënne, ik klaag u aan voor de moord op heer Renling Baratheon.’

‘Voor wat het waard is,’ zei Jaime, ‘deze deerne bezit eer. Meer dan ik van jou heb gezien. En het is zelfs mogelijk dat ze de waarheid spreekt. Ik moet toegeven dat ze niet wat je noemt slim is, maar zelfs mijn paard kan een betere leugen verzinnen, als het haar bedoeling was geweest om te liegen. Maar omdat je zo aandringt… ser Balon, begeleidt u jonkvrouw Briënne naar een torencel en plaats haar daar onder bewaking. En zoek een passend onderkomen voor Staalpoot en zijn mannen, totdat mijn vader hen kan ontvangen.’

‘Ja, heer.’

Briënnes grote blauwe ogen keken diep gekwetst toen ze door Balon Swaan en een tiental goudmantels werd weggeleid. Werp me liever een kushandje toe, deerne, had hij graag tegen haar gezegd. Waarom begrepen ze alles wat hij deed verdomme verkeerd? Aerys. Het komt allemaal door Aerys. Jaime keerde de deerne de rug toe en beende de binnenplaats over.

De deuren van de koninklijke sept werden bewaakt door weer een andere ridder in een witte wapenrusting, een lange man met een zwarte baard, brede schouders en een kromme neus. Toen hij Jaime zag, glimlachte hij zuur en zei: ‘En waar dacht jij dat je naartoe ging?’

‘Naar de sept.’ Jaime hief zijn stomp op en wees. ‘Die daar. Ik wil de koningin spreken.’

‘Hare genade is in de rouw. En waarom zou zij iemand als jij willen ontvangen?’

Omdat ik haar minnaar ben, en de vader van haar vermoorde zoon, zou hij graag gezegd hebben. ‘Wie ben jij, bij de zevende hel?’

‘Een ridder van de Koningsgarde, en leer jij maar eens een beetje respect, met je verminkte poot, of je andere hand gaat er ook af, kun je voortaan ’s morgens je havermout opslobberen.’

‘Ik ben de broer van de koningin, ser.’

Dat scheen de witte ridder grappig te vinden. ‘Ontsnapt, zeker?

En een beetje gegroeid ook, heer?’

‘Haar andere broer, ezel. En de bevelhebber van de Koningsgarde. Opzij nu, of je zult nog spijt krijgen.’

Ditmaal keek de ezel langdurig. ‘Is het… ser Jaime?’ Hij rechtte zijn rug. ‘Verschoning, heer. Ik herkende u niet. Ik heb de eer, ser Osmond Ketelzwart te zijn.’

Wat schuilt daar voor eer in? ‘Ik wil een poosje met mijn zuster alleen zijn. Zorg dat niemand anders de sept binnen gaat, ser. Als we gestoord worden kost dat u uw vervloekte kop.’

‘Jawel ser. Tot uw orders.’ Ser Osmond opende de deur. Cersei knielde voor het altaar van de Moeder. Joffry’s baar was voor de Vreemdeling geplaatst, die de pasgestorvenen naar de andere wereld leidde. In de lucht hing een zware wierooklucht en er brandden tientallen kaarsen, als evenzovele gebeden. En die zal Joff waarschijnlijk allemaal nodig hebben.

Zijn zuster keek over haar schouder. ‘Wie?’ zei ze, en toen: ‘Jaime?’ Ze stond op, haar ogen vol tranen. ‘Ben je het echt?’ Maar ze kwam niet naar hem toe. Zij is nooit naar mij toe gekomen, dacht hij. Ze heeft altijd gewacht tot ik naar haar toe kwam. Zij geeft, maar ik moet vragen. ‘Je had eerder moeten komen,’ mompelde ze toen hij haar in zijn armen nam. ‘Waarom kon je niet eerder komen, om hem te beschermen? Mijn jongen…’

Onze jongen. ‘Ik ben zo snel mogelijk gekomen.’ Hij maakte zich uit hun omhelzing los en deed een stapje naar achteren. ‘Daarbuiten is het oorlog, zuster.’

‘Je ziet er zo mager uit. En je haar, je gouden haar.’

‘Dat groeit wel weer aan.’ Jaime hief zijn stomp. Ze moet het zien. ‘Dit niet.’

Haar ogen werden groot. ‘De Starks…’

‘Nee. Dit was het werk van Vargo Hoat.’

Die naam zei haar niets. ‘Wie?’

‘De Geit van Harrenhal. Een tijdlang, althans.’

Cersei draaide zich om en staarde naar Joffry’s baar. Ze hadden de dode koning in een vergulde wapenrusting gehuld die griezelig veel op die van Jaime zelf leek. Het helmvizier was gesloten, maar de kaarsen werden flauw door het goud weerkaatst, zodat de jongen in de dood fel en dapper glansde. Het kaarslicht deed ook vonken opgloeien in de robijnen die het keurslijf van Cerseis rouwjapon tooiden. Haar haar viel onverzorgd en ongekamd over haar schouders. ‘Hij heeft hem vermoord, Jaime. Precies zoals hij gewaarschuwd had. Op een dag, als ik me veilig en gelukkig zou wanen, zou hij mijn vreugde in mijn mond tot as doen verkeren, zei hij.’

‘Heeft Tyrion dat gezegd?’ Jaime had het liever niet geloofd. Verwantenmoord was erger dan vorstenmoord in de ogen van goden en mensen. Hij wist dat de jongen van mij was. Ik hield van Tyrion. Ik ben goed voor hem geweest. Nou ja, op die ene keer na… maar daar wist de Kobold het fijne niet van. Ofwel? ‘Waarom zou hij Joff gedood hebben?’

‘Om een hoer.’ Ze omklemde zijn goede hand en hield die stevig in de hare. Hij heeft gezegd dat hij het zou doen. Joff wist het. Toen hij stervende was, wees hij zijn moordenaar aan. Ons verknipte kleine monster van een broer.’ Ze kuste Jaimes vingers. ‘Jij zult hem voor me doden, hè? Je zult onze zoon wreken.’

Jaime trok zich los. ‘Hij blijft mijn broer.’ Hij hield zijn stomp voor haar gezicht, voor het geval ze die niet zag. ‘En ik ben niet in staat om wie dan ook te doden.’

‘Je hebt toch zeker nog een hand? Ik vraag je niet om de Jachthond in een gevecht te verslaan. Tyrion is een dwerg, opgesloten in een cel. Jou laten de wachters wel door.’

Zijn maag keerde zich om bij de gedachte. ‘Ik moet hier meer over weten. Hoe het gebeurd is.’

‘Dat zul je ook,’ beloofde Cersei hem, ‘er komt een proces. Als je alles hebt gehoord wat hij gedaan heeft zul je hem even hard dood wensen als ik.’ Ze raakte zijn gezicht aan. ‘Ik was nergens meer zonder jou, Jaime. Ik was bang dat de Starks me je hoofd zouden sturen. Dat had ik niet kunnen verdragen.’ Ze kuste hem. Een vluchtige kus. Haar lippen streken maar heel even over de zijne, maar hij voelde haar sidderen toen hij zijn armen om haar heen sloeg. ‘Zonder jou ben ik niet compleet.’

In de kus waarmee hij de hare beantwoordde school geen tederheid, alleen honger. Haar mond opende zich voor zijn tong.

‘Nee,’ zei ze zwakjes toen zijn lippen langs haar hals omlaag gleden, ‘niet hier. De septons…’

‘Naar de Anderen met de septons.’ Hij kuste haar nog eens, kuste haar zwijgend, kuste haar tot ze kreunde. Toen veegde hij de kaarsen opzij en tilde haar op het altaar van de Moeder, hij schoof haar rokken omhoog, en het zijden hemd eronder. Zij sloeg hem met zwakke vuisten op zijn borst en mompelde iets over het risico, het gevaar, over hun vader, over de septons, over de toorn der goden. Hij hoorde het niet eens. Hij trok zijn hozen los, klom naar boven en duwde haar naakte witte benen uiteen. Een hand gleed langs haar dij omhoog tot onder haar kleingoed. Toen hij dat wegrukte, zag hij haar maanbloed, maar dat maakte niet uit.

‘Schiet op,’ fluisterde ze nu, ‘snel, snel, nu, doe het nu, neem me nu. Jaime, Jaime, Jaime.’ Haar handen geleidden hem. ‘Ja,’ zei Cersei toen hij stootte, ‘mijn broer, lieve broer, ja zo, ja, je bent in me, je bent nu thuis, je bent thuis, je bent thuis.’ Ze kuste zijn oor en streelde zijn korte stoppelhaar. Jaime verloor zich in haar. Hij bespeurde hoe Cerseis hart in hetzelfde ritme klopte als het zijne, en hij voelde het vocht van bloed en zaad, daar waar ze verenigd waren. Maar ze waren nog niet klaargekomen of de koningin zei: ‘Laat me opstaan. Als ze ons zo ontdekken…’

Met tegenzin rolde hij weg en hielp haar het altaar af. Het lichte marmer was met bloed besmeurd. Jaime veegde het met zijn mouw af en bukte zich om de kaarsen op te rapen die hij had omgegooid. Gelukkig waren ze allemaal gedoofd toen ze vielen. Als de sept in brand was gevlogen had ik het misschien niet eens gemerkt.

‘Dit was waanzin.’ Cersei trok haar japon recht. ‘Nu vader in het kasteel is… Jaime, we moeten voorzichtig zijn.’

Ik ben het zat om voorzichtig te zijn. Bij de Targaryens trouwden broers en zusters met elkaar, waarom zouden wij dat niet ook doen. Trouw met me, Cersei. Zeg dat je mij wilt, ten overstaan van het rijk. Dan vieren we onze eigen bruiloft en maken nog een zoon om Joffry te vervangen.’

Ze week terug. ‘Dat is niet grappig.’

‘Hoor je mij soms grinniken?’

‘Heb je je hersens in Stroomvliet achtergelaten?’ Haar stem had iets scherps gekregen. ‘Tommen dankt zijn troon aan Robert, dat weet je.’

‘Hij krijgt de Rots van Casterling, is dat dan niet genoeg? Laat vader maar op de troon zitten. Jij bent alles wat ik wil.’ Hij wilde haar wang aanraken. Oude gewoonten roesten niet, en de arm die hij optilde was zijn rechter.

Cersei deinsde achteruit voor zijn stomp. ‘Niet… niet zo praten, je maakt me bang, Jaime. Doe niet zo dom. Een verkeerd woord van jou kan ons alles kosten. Wat hebben ze je aangedaan?’

‘Ze hebben me mijn hand afgehakt.’

‘Nee, dat is niet alles, je bent veranderd.’ Ze deed een stap naar achteren. ‘We praten later nog wel. Morgenochtend. Ik heb de dienstmaagden van Sansa Stark in een torencel gestopt, ik moet ze ondervragen… ga jij nou maar naar vader.’

‘Ik heb duizenden mijlen overbrugd om naar jou toe te gaan en onderweg het beste wat ik bezat verloren. Vertel me niet dat ik weg moet.’

‘Ga,’ herhaalde ze, en ze keerde zich af.

Jaime reeg zijn broek dicht en deed wat ze gezegd had. Hoe vermoeid hij ook was, hij kon nog niet naar bed. Zijn vader zou nu inmiddels wel weten dat hij weer in de stad was.

De Toren van de Hand werd bewaakt door huiswachters van de Lannisters, die hem meteen herkenden. ‘De goden zijn goed, dat ze u aan ons teruggegeven hebben, ser,’ zei een van hen terwijl hij de deur openhield.

‘De goden hebben er niets mee te maken. Catelyn Stark heeft me teruggegeven. Zij en de heer van Fort Gruw.’

Hij beklom de trap en duwde onaangekondigd de deur van de bovenzaal open. Daar trof hij zijn vader bij het vuur aan. Heer Tywin was alleen, en daar was Jaime blij om. Hij voelde er niets voor op dit moment zijn verminkte arm aan Hamer Tyrel of de Rode Adder te laten zien, laat staan aan allebei tegelijk.

‘Jaime,’ zei heer Tywin, alsof ze elkaar bij het ontbijt voor het laatst gezien hadden. ‘Volgens heer Bolten kon ik je al eerder verwachten. Ik had gehoopt dat je met de bruiloft hier zou zijn.’

‘Ik werd opgehouden.’ Zachtjes sloot Jaime de deur. ‘Mijn zuster heeft zichzelf overtroffen, hoor ik. ‘Zevenenzeventig gangen en een koningsmoord, zo’n bruiloft is nog nooit vertoond. Hoe lang wist u al dat ik vrij was?’

‘De eunuch vertelde het me enkele dagen na je ontsnapping. Ik heb mannen naar het rivierengebied gestuurd om je te zoeken. Gregor Clegane, Samwel Kruyder, de gebroeders Pruym. Varys heeft het nieuws ook verspreid, maar stilletjes. We waren het erover eens dat hoe minder mensen wisten dat je vrij was, hoe minder jacht er op je gemaakt zou worden.’

‘Heeft Varys hier ook melding van gemaakt?’ Hij schoof dichter naar het vuur toe om het zijn vader te laten zien. Heer Tywin duwde zich uit zijn stoel overeind en liet sissend zijn adem ontsnappen. ‘Wie heeft dat gedaan? Als vrouwe Catelyn denkt…’

‘Vrouwe Catelyn heeft me een zwaard op de keel gezet en me laten zweren dat ik haar dochters zou terugsturen. Dit was het werk van uw geit. Vargo Hoat, de heer van Harrenhal.’

Heer Tywin keek vol afkeer de andere kant op. ‘Niet meer. Ser Gregor heeft het kasteel ingenomen. De huurlingen hebben hun voormalige aanvoerder bijna tot op de laatste man in de steek gelaten en een paar vroegere bedienden van vrouwe Whent hebben een achterpoortje opengemaakt. Clegane trof Hoat alleen in de Zaal van de Honderd Haarden aan, half krankzinnig van de pijn en de koorts, veroorzaakt door een etterende wond. Zijn oor, heb ik gehoord.’

Jaime moest lachen. Heerlijk! Zijn oor! Hij kon haast niet wachten om dat aan Briënne te vertellen, al zou de deerne het niet half zo grappig vinden als hij. ‘Is hij al dood?’

‘Bijna. Ze hebben hem zijn handen en voeten afgehakt, maar Clegane schijnt zijn geslis vermakelijk te vinden.’

Jaimes glimlach verzuurde. ‘En zijn Dappere Gezellen?’

‘Die paar die in Harrenhal waren gebleven, zijn dood. De rest is verstrooid geraakt. Ik wed dat ze naar een havenstad gaan, of dat althans proberen en in de bossen verdwalen.’ Zijn ogen gingen weer naar Jaimes stomp, en zijn mond werd strak van woede. ‘Dat zal hun de kop kosten. Stuk voor stuk. Kun je met je linkerhand een zwaard hanteren?’

Ik kan me ’s ochtends nauwelijks aankleden. Jaime stak de betreffende hand ter inspectie op. ‘Vier vingers, een duim, lijkt sprekend op de andere. Waarom zou deze niet ook werken?’

‘Goed.’ Zijn vader ging zitten. ‘Goed zo. Ik heb een cadeau voor je. Omdat je terug bent. Toen Varys me had verteld…’

‘Tenzij het een nieuwe hand is, kan het wachten.’ Jaime nam de stoel tegenover zijn vader. ‘Hoe is Joffry gestorven?’

‘Vergif. Het had erop moeten lijken dat hij in een hap eten stikte, maar ik heb zijn keel open laten snijden, en de maesters konden geen obstructie vinden.’

‘Cersei beweert dat Tyrion het heeft gedaan.’

‘Je broer heeft de koning de vergiftigde wijn geserveerd, gadegeslagen door duizend mensen.’

‘Dat was nogal dom van hem.’

‘Ik heb Tyrions schildknaap in hechtenis genomen. En de dienstmeiden van zijn vrouw ook. We zullen zien of zij ons iets te melden hebben. Ser Addams goudmantels zoeken naar het meisje Stark, en Varys heeft een beloning uitgeloofd. De gerechtigheid des konings zal betracht worden.’

De gerechtigheid des konings. ‘U wilt uw eigen zoon terechtstellen?’

‘Hij wordt beschuldigd van vorstenmoord en verwantenmoord. Als hij onschuldig is, heeft hij niets te vrezen. Eerst moeten we de bewijzen voor en tegen hem bezien.’

Bewijzen. Jaime wist wat voor bewijzen er in deze stad vol leugenaars gevonden zouden worden. ‘Renling is ook op een vreemde manier aan zijn eind gekomen toen Stannis dat nodig had.’

‘Heer Renling is door een van zijn eigen lijfwachten vermoord, een of andere vrouw uit Tarth.’

‘Die vrouw uit Tarth is de reden dat ik hier ben. Ik heb haar in een cel gegooid om ser Loras tot bedaren te brengen, maar ik geloof nog eerder in Renlings geest dan dat zij hem enig kwaad heeft gedaan. Maar Stannis…’

‘Joffry is door vergif gestorven, niet door toverij.’ Heer Tywin gluurde nogmaals naar Jaimes stomp. ‘Zonder zwaardhand kun je niet in de Koningsgarde dienen…’

‘Dat kan wel,’ onderbrak hij zijn vader. ‘En ik zal het doen ook. Er is een precedent. Ik zoek het wel op in het Witte Boek, als u wilt. Verminkt of heel, een ridder van de Koningsgarde dient voor het leven.’

‘Daar heeft Cersei verandering in gebracht toen ze ser Barristan om ouderdomsredenen verving. Een passend geschenk aan het Geloof zal de Hoge Septon er wel toe overhalen, je van je geloften te ontslaan. Toegegeven, het was dwaasheid van je zuster om Selmy weg te sturen, maar nu ze de poort open heeft gezet…’

‘… is het nodig dat iemand die weer sluit.’ Jaime stond op. ‘Ik ben het zat dat hooggeboren vrouwen emmers stront over me heen schoppen, vader. Niemand heeft me ooit gevraagd of ik bevelhebber van de Koningsgarde wilde worden, maar het ziet ernaar uit dat ik dat ben. Ik ben verplicht…’

‘Zeker.’ Ook heer Tywin stond op. ‘Verplicht aan het huis Lannister. Jij bent de erfgenaam van de Rots van Casterling. Dat is waar je thuishoort. Tommen moet met je mee, als je pupil en schildknaap. De Rots is de juiste plaats om hem een Lannister te leren zijn, en ik wil hem bij zijn moeder vandaan houden. Ik ben voornemens, een nieuwe echtgenoot voor Cersei te zoeken. Oberyn Martel misschien, zodra ik heer Tyrel ervan heb overtuigd dat zo’n verbintenis geen bedreiging voor Hooggaarde vormt. En het is hoog tijd dat je trouwt. De Tyrels dringen er nu op aan dat Marjolij aan Tommen wordt uitgehuwelijkt, maar als ik hun in plaats daarvan jou aanbood…’

‘NEE!’ Jaime wist genoeg. Nee, te veel, meer dan hij kon verdragen. Hij werd er zo ziek van, het gelieg, het gekonkel, zijn vader, zijn zuster, de hele ellendige zooi. ‘Nee, nee en nog eens nee. Hoe vaak moet ik nee zeggen voor het tot u doordringt? Oberyn Martel? Een laaghartig sujet, en niet alleen omdat hij zijn zwaard vergiftigd heeft. Hij heeft meer bastaards dan Robert had en haalt ook knapen in zijn bed. En als u ook maar één ongenadig ogenblik denkt dat ik ooit met Joffry’s weduwe trouw…’

‘Heer Tyrel zweert dat het meisje nog maagd is.’

‘Voor mijn part sterft ze als maagd. Ik wil haar niet, en uw Rots wil ik ook niet!’

‘Je bent mijn zoon…’

‘Ik ben een ridder van de Koningsgarde. De bevelhebber van de Koningsgarde. En dat is het enige wat ik ooit wil zijn!’

Een gouden vuurgloed blonk in de stijve bakkebaarden die heer Tywins gezicht omlijstten. In zijn nek klopte een ader, maar hij zei niets. En hij zei niets. En zei niets.

De gespannen stilte duurde voort totdat Jaime er niet meer tegen kon. ‘Vader…,’ begon hij.

‘U bent mijn zoon niet.’ Heer Tywin wendde zijn gezicht af. ‘U zegt dat u de bevelhebber van de Koningsgarde bent, en meer niet. Uitstekend, ser. Ga dan, en doe uw plicht.’

Загрузка...