16
De ding-dong in de gang klonk nog een beetje na. De Cock deed de deur van zijn woning open. Voor hem op de stoep stond Vledder. Met een brede glimlach om haar mond bungelde aan zijn arm een stralende Adelheid van Buuren. In haar linkerhand hield ze een fraai boeket bloemen. Ze knikte met haar hoofd in de richting van Vledder.
“Dick vertelde mij dat het zijn gewoonte was om voor uw lieve vrouw een bloemetje mee te nemen. Die gewoonte neem ik van hem over.”
De Cock lachte.
“Je zult het merken…Dick heeft tal van goede gewoonten. Ik heb ze leren kennen.”
Hij deed een stap opzij en liet hen binnen.
“Zijn de anderen er al?” vroeg Vledder. De Cock knikte.
“Fred Prins en Appie Keizer hebben het hoogste woord. Ze overstelpen mijn vrouw met bloedstollende verhalen.”
“Gelogen?”
“Beslist.”
Ze stapten de woonkamer in. Mevrouw De Cock kwam onmiddellijk overeind en schudde Adelheid van Buuren en Dick Vledder ter begroeting de hand. Met een gebaar van verrukking nam ze het fraaie boeket bloemen in ontvangst.
“Wat mooi. Veel groen en wit, vermengd met zachtroze. Mijn liefste kleuren.”
Ze wuifde uitnodigend naar een paar diepe fauteuils.
“Ga zitten,” riep ze vrolijk.
“Ken je Fred Prins en Appie Keizer?”
Adelheid knikte.
“Ik heb ze natuurlijk wel ontmoet. Maar ik heb nog nooit met hen samengewerkt.”
De Cock lachte.
“De vraag die twee altijd voor de gevaarlijkste schnabbels.”
Fred Prins boog zich iets naar voren.
“Wat had deze vertoning op de gracht te betekenen. Als de vent in het bezit was geweest van een vuurwapen, dan had hij genoeg tijd gehad om je neer te leggen.”
De Cock glimlachte.
“Ik wist zo ongeveer welke attributen hij bij zich had.”
Vledder knikte.
“Een wurgkoord, een brandijzer en een brander.”
Appie Keizer keek naar De Cock.
“Wat bezielde die man?”
De oude rechercheur stak afwerend zijn hand op.
“Voor ik uitleg geef…eerst traditie.”
Hij pakte de fles cognac Napoleon, die hij speciaal voor dergelijke gelegenheden in voorraad hield, en vulde ruim de bodem van diepbolle, voorverwarmde glazen. Hij reikte die zijn vrienden aan. Daarna hield hij zijn glas omhoog.
“Een toost,” sprak hij ernstig, “een toost, dat wij in ons zwaar beroep nooit door gevoelens van wraak mogen worden verteerd.”
Fred Prins keek hem schattend aan.
“Was het dat? De bedoel dat moorden en brandmerken geschiedde uit wraak?”
De Cock nam een slok van zijn cognac en zette het glas naast zich op een klein tafeltje.
“We gaan vijfentwintig jaar terug,” zo begon hij, “naar een camping in het mooie Drenthe. Op die camping vertoonden vier knapen in de leeftijd van veertien, vijftien en zestien jaar een vervelend klierig gedrag. Ze pleegden kleine vernielingen, plaagden spelende kinderen en lieten tot diep in de nacht keihard hun draagbare radio’s spelen.”
Appie Keizer onderbrak hem.
“Dat waren de drie slachtoffers en de man die Fred en ik in de gang overmeesterden.”
De Cock knikte.
“Peter van Gulpen, Edward van der Poorten, Tinus Ruiten en Rudolf Leeuwenhoek. De feitelijke aanstichters waren Peter van Gulpen en Edward van der Poorten. Tinus Ruiten en Rudolf Leeuwenhoek speelden slechts een geringe rol.”
Vledder schudde zijn hoofd.
“De moordenaars hebben daarin geen verschil gemaakt. Hun doel was om alle vier de mannen om te brengen.”
Appie Keizer grinnikte vreugdeloos.
“Waarom?”
De Cock nam nog een slok van zijn cognac.
“Op diezelfde camping verbleef ook een gezin, bestaande uit man, vrouw, een kleutertje van twee, een meisje van vijf en een jongen van zes jaar.”
Vledder onderbrak zijn mentor even.
“Het gezin Van der Spek.”
De Cock knikte.
“Vader en moeder Van der Spek en de kleuter van twee sliepen in hun caravan. Het kleine meisje, Chrisje, en het jongetje Adriaan mochten buiten de caravan in hun eigen tentje slapen.
Op een dag was vader Van der Spek het klierig gedrag van het viertal beu. Hij riep de jongens ter verantwoording en dreigde de leiding van de camping te vragen om het stel te verwijderen.
Vooral Peter van Gulpen was door die dreiging van vader Van der Spek geraakt. Hij vulde samen met Edward van der Poorten in een nabijgelegen tankstation een plastic tankje met vijf liter benzine. Toen in de nacht iedereen sliep, sloop het viertal naar de caravan van Van der Spek. Terwijl Rudolf Leeuwenhoek luidkeels riep: ‘Niet doen, niet doen!’, liet Peter van Gulpen de inhoud van het tankje onder de caravan leeglopen en stak de benzine in de brand. De gevolgen waren verschrikkelijk. In een mum van tijd veranderde de caravan in een laaiende vuurzee.
Chrisje, die door het geschreeuw van Rudolf Leeuwenhoek wakker was geworden, zag de vier jongens wegvluchten en keek met haar broertje toe hoe hun vader, moeder en hun kleine zusje in de vlammen omkwamen.”
Vledder keek verrast op.
“Het beeld van de helderziende.”
De Cock maakte een grimas.
“Nu blijkt dat het beeld juist was. Ik wist aanvankelijk niet wat ik met het gegeven van die helderziende aan moest. Ik kon het in mijn onderzoek niet plaatsen.”
Adelheid van Buuren zuchtte.
“Zijn de jongens gestraft?”
De Cock schudde zijn hoofd.
“De vaders van Peter van Gulpen en Edward van der Poorten waren vermogend en in staat om dure advocaten in de arm te nemen. De daad van de jongens werd als een vorm van baldadigheid beschouwd…baldadigheid met een ongewild gevolg. De officier van justitie nam die onzin over en seponeerde de zaak tegen de vier.”
Adelheid van Buuren schudde haar hoofd, “Onbegrijpelijk. Weer eens een stommiteit van het Openbaar Ministerie.”
Fred Prins knikte voor zich uit.
“Daar ligt dus de bron. De basis van de wraakgedachte.”
De Cock nam nog een slokje van zijn cognac.
“Toen Chrisje twintig jaar was geworden,” ging hij verder, “kreeg bij haar een sluimerende wraakgedachte wat meer gestalte. Zij en haar broer Adriaan waren na de dood van hun ouders bij pleeggezinnen ondergebracht. Chrisje meende, dat zij en haar broer het recht hadden om wraak te plegen. Zij waren niet alleen van hun vader, moeder en zusje beroofd…hen was ook een gelukkige jeugd ontnomen. Koel en weloverwogen volgden ze de carrière van de vier jongens. Zij beraamden op welke wijze zij hun wraakgevoelens in daden zouden omzetten. Toen kwam Chrisje op het idee van een wurgmoord gevolgd door een brandmerk…als een herinnering aan de brand op de camping. Vijfentwintig jaar na de brand leek hen het juiste tijdstip om tot die wraakhandelingen over te gaan. Chrisje was uitgegroeid tot een zeer bevallige jonge vrouw. Ze veranderde haar naam in Angela Molenpad en presenteerde zich bij haar toekomstige slachtoffers als journaliste, die een reeks artikelen schreef over mannen met een carrière.”
Vledder nam het verhaal over.
“Chrisje vergiftigde de mannen. Als ze weerloos waren geworden, deed ze in de woning alle lichten aan, verliet het pand en liet de buitendeur wijdopen. Dat was het sein dat haar broer Adriaan zijn werk kon doen om…”
De jonge rechercheur stokte.
“Hoc wist jij dat Jasper van Houweningen niet de man was met wie ze had samengeleefd, maar haar broer Adriaan?”
De Cock zuchtte.
“Het was een flits. Ik zag de kromme pink van haar linkerhand…eenzelfde kromme pink als Jasper van Houweningen. Toen hij was overmeesterd, ontdekte ik ook andere gelijkenissen…familietrekken.”
Vledder keek hem verbijsterd aan.
“Hoe kon Adriaan van der Spek bij de burgerlijke stand als overleden zijn opgenomen?”
“Het werk van de intelligente Chrisje van der Spek. Ze werkte in het AMC toen daar een jongeman werd binnengebracht in het laatste stadium van aids…Jasper van Houweningen.”
“Ze veranderde de identiteit,” zei Vledder. De Cock knikte.
“Ze zorgde ervoor dat bij het lijk van Jasper van Houweningen identiteitsbescheiden van haar broer Adriaan werden gevonden…en ze veranderde in alle computers van het AMC Jasper van Houweningen in Adrnian van der Spek.”
“Jasper van Houweningen werd als Adriaan van der Spek begraven.”
“Precies.”
Vledder maakte een grimas.
“Het verhaal waarmee Adriaan van der Spek, alias Jasper van Houweningen, bij ons kwam, klopte van geen kant.”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Er was geen chauffeur met bloemen en een uitnodiging van Peter van Gulpen. Logisch, dat wij die chauffeur en de verkoper of verkoopster van de bloemen nooit hebben kunnen vinden.”
“Het was toch stom om met dat verhaal naar ons toe te komen.”
“Ik…eh, ik heb,” ging De Cock verder na een moment van stilte, “gisteren lange tijd met Chrisje gesproken. Het is nooit hun plan geweest om straffeloos te blijven. Na de moord op Rudolf Leeuwenhoek zouden zij samen tot een besluit komen of zij zich zouden melden of niet.”
“Gek.”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Het verhaal dat Chrisje mij gisteren vertelde, was heel geloofwaardig. Zij voelden zich niet schuldig aan de moorden die zij pleegden. Volgens hen waren het geen moorden. Chrisje omschreef ze als een daad van gerechtigheid, daarop was ook hun verdediging gebaseerd, indien zij zich na de moorden zouden melden.”
De oude rechercheur zuchtte. Hij schonk zichzelf en de anderen nog eens in. De lange uiteenzetting had hem vermoeid. Het gesprek werd algemener. De gruwelijke moorden zakten wat naar de achtergrond.
Mevrouw De Cock ging naar de keuken en kwam terug met schalen vol lekkernijen. Plotseling lachte Vledder uitbundig.
“De Cock!” riep hij luid.
“Je hebt dit keer helemaal geen moeie voeten gehad.”
De oude rechercheur spreidde glimlachend zijn handen.
“De geniepige duiveltjes met hun spelden hebben mijn kuiten met rust gelaten. Ik denk dat ze er nooit aan hebben getwijfeld dat ik de zaak zou klaren.”
Het was al vrij laat toen alle gasten waren vertrokken. Mevrouw De Cock schoof een poef bij en ging voor de fauteuil van haar man zitten.
“Ik ben niet helemaal tevreden,” opende zij, “met jouw uitleg van vanavond.”
“Wat mankeert eraan?”
“Je bent op de opmerking van Vledder, dat het stom van hen was om met zo’n vreemd verhaal naar jou toe te komen, niet ingegaan.”
De Cock glimlachte.
“Ik vond het niet relevant.”
“De wel.”
De Cock boog zich iets voorover.
“Het verhaal…het scenario was van Chrisje, alias Angela Molenpad. Ze wilde na vijfentwintig jaar van gedachten aan wraak, dat hun eerste moord snel openbaar zou worden. Ter voorbereiding op de moorden had ze veel over misdaad gelezen…ook over zaken die in het verleden door Vledder en mij waren behandeld. Ze had grote waardering gekregen voor de wijze waarop ik de zaken aanpakte. Voor haar gevoel was ik een soort idool. Ze besloot als een soort eerbetoon, dat ik die eerste moord van hen mocht ontdekken. Daartoe gaf ze middels haar broer Adriaan, alias Jasper van Houweningen, aanwijzingen genoeg. Vledder en ik ontdekten inderdaad de vermoorde Peter van Gulpen. Chrisje verheugde zich erop om door mij over haar verhaal te worden verhoord, maar in de nacht na die eerste moord werd ze opeens bang.”
Mevrouw De Cock fronste haar wenkbrauwen.
“Bang?”
De Cock knikte.
“Chrisje overdacht dat het…gezien mijn reputatie…niet ondenkbaar was dat ik haar tijdens dat verhoor tot een bekentenis zou leiden…dat ik hun plannen zou doorzien. Dat kon niet, en dat mocht niet, er waren nog drie moorden te gaan.”
Mevrouw De Cock glimlachte.
“Ik begrijp het. Ze ontliep het verhoor en verdween spoorloos.”
“Juist.”
Mevrouw De Cock stak haar vinger op.
“Nog iets.”
“Wat?”
“Ze hebben het vanavond niet gevraagd…maar wat betekenden op het voorhoofd van de slachtoffers die twee ruiten als brandmerk?”
De Cock gebaarde.
“Adriaan van der Spek had zes stukken koper aan elkaar gesoldeerd in de vorm van twee ruiten. Wanneer men die twee ruiten in het midden horizontaal doorsnijdt, dan ontstaan twee letters…de M en de W.”
“En dat betekent.”
De Cock schonk zich nog eens in.
“De gevoelens,” sprak hij somber, “waardoor broer en zus werden verteerd: Moord en Wraak.”
EOF