11

Rechercheur De Cock had een hekel aan 'posten'. Het was een facet van zijn beroep, maar hij kon er zelden het geduld voor opbrengen. Urenlang een bepaald huis in de gaten houden, was hem een gruwel. Als hij even de kans kreeg, liet hij het anderen doen.

Hij schoof de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn polshorloge. Het was bijna half vier. Ze zaten nu al meer dan anderhalf uur in de benauwde Volkswagen onafgebroken naar de deur van de Jan Overdijkstraat 379 te turen. En er gebeurde niets.

Met een zucht keek hij opzij naar Vledder, die meer rust toonde dan hij van hem gewend was.

'Ik krijg een blikken kont van al dat zitten. Wie weet hoe laat die Jaap van Santen thuiskomt. Dat kan best heel laat worden.'

Vledder trok zijn schouders op.

'Ik ben toch wel verrekt nieuwsgierig welke relaties hij met Willy Haareveld onderhoudt.' Hij zweeg even. 'Nul-eenentwintig-drieen vijftig is toch het kengetal van Laren?'

De Cock knikte.

'Voor ik de woning van Jaap van Santen weer netjes afsloot, heb ik het even in het telefoonboek nagekeken.'

Vledder klemde zijn lippen op elkaar. Daarna klapte hij met zijn vlakke hand op het stuurwiel voor hem.

'Het is mij allemaal te toevallig.'

'Wat?'

Vledder draaide zich half om.

'Laten we het hele geval nu eens op een rijtje zetten,' begon hij vurig. 'Jean-Paul Stappert komt via Smalle Lowietje in contact met Willy Haareveld… we mogen zeggen een uiterst louche impresario… en biedt hem een fortuin aan melodieën. Onmiddellijk nadat Jean-Paul Stappert is vermoord, komen Jaap van Santen en zijn maat naar het pension aan de Prins Hendrikkade en doorzoeken de kamer van Erik Baveling.'

'Grondig.'

Vledder knikte instemmend.

'Inderdaad… uiterst grondig.' Hij stak zijn wijsvinger omhoog.

'Nog diezelfde avond… het was al bijna nacht… meldt Willy Haareveld zich aan de Warmoesstraat om luid zijn onschuld aan de moord te betuigen.' Vledder grinnikte droog. 'En wat vinden wij hier in de klapper van die Jaap van Santen… de naam en het telefoonnummer van Willy Haareveld.'

De Cock glimlachte.

'En wat zegt dat?'

Vledder keek hem vol onbegrip aan.

'Wat zegt dat?' herhaalde hij. 'Dat… eh, dat er een relatie bestaat tussen Jaap van Santen en Willy Haareveld.' Hij aarzelde even voor hij verder ging. 'En dat er mogelijk een verband ligt tussen Willy Haareveld en het zo grondig doorzoeken van de pensionkamer van Erik Baveling.'

De Cock keek zijn jonge collega bewonderend aan.

'Heel goed, Dick, heel goed. De vraag die dan onmiddellijk opdoemt is… wat dacht Willy Haareveld in de kamer van Erik van Bavelingen te vinden… c.q. te laten vinden?'

De mond van Vledder viel open.

'Een fortuin aan melodieën?'

De Cock schudde zijn hoofd. Op zijn gezicht lag een verdrietige trek.

'Nee, nee,' riep hij wat wrevelig. 'Dat klopt niet. Dat is niet goed. Zie je, een fortuin aan melodieën lag niet in de kamer van Erik Baveling, maar zweefde in het hoofd van een levende Jean-Paul Stappert. Begrijp je, een dode Jean-Paul Stappert had voor…' Plotseling stokte hij en wees met gestrekte arm naar de voorruit.

'Jan… Jan Rouweler.'

Vledder stond wijdbeens middenin de kamer. Hij stond te wippen op de ballen van zijn voeten. Vanuit de hoogte keek hij naar de jongeman op de bank. De Cock had gelijk, vond hij, Jan Rouweler had een nietszeggend gezicht. Vledder boog zich iets naar voren.

'Waar is Jaap van Santen?'

Jan Rouweler trok zijn schouders op.

'Hij ging een paar dagen weg, zei hij. Naar het buitenland. Ik heb de sleutel van zijn woning gekregen. Ik heb zelf geen onderkomen en ik wil niet altijd bij mijn moeder zijn. Dat mens zeurt altijd zo… over werken en dat soort dingen.'

Vledder knikte begrijpend.

'Wanneer komt Jaap terug?'

Jan Rouweler stak zijn beide handen verontschuldigend naar voren.

'Dat weet ik niet. Echt niet. Jaap is een eigenheimer. Hij zegt nooit veel. Ik zie wel wanneer hij terugkomt.'

'Ken je Willy Haareveld?'

De jongeman trok een dom gezicht.

'Nooit van gehoord.' Hij blikte omhoog naar Vledder. 'Moet ik hem kennen?'

De jonge rechercheur keek hem doordringend aan.

'Ja,' zei hij strak, overtuigend.

Jan Rouweler maakte een grimas.

'Hebt u een foto?'

'Van wie?'

'Van die man, die ik moet kennen.'

De Cock kwam tussenbeide.

'Wat heeft Jaap van Santen jou gegeven voor dat karweitje in Amsterdam?'

'Welk karweitje?'

'Het doorzoeken van die kamer in het pension aan de Prins Hendrikkade.'

'Ben ik niet geweest.'

De Cock grijnsde.

'Waarom denk je dat wij met ons beiden naar Utrecht zijn gekomen? Zomaar… op de bonnefooi?' Hij schudde zijn hoofd. 'Vingertjes… vingertjes van jou en Jaap. Het kamertje zat er vol mee. Bovendien kan de pensionhoudster jullie herkennen.'

Jan Rouweler liet zijn hoofd zakken.

'Twee geeltjes.'

Het klonk mat.

De Cock ging naast hem op de bank zitten.

'Meer niet?' vroeg hij verbaasd.

'Het was een klussie van niks.'

De Cock snoof verachtelijk.

'Jaap van Santen zal er aanmerkelijk meer voor hebben gekregen.'

Jan Rouweler maakte een schouderbeweging.

'Daar heb ik geen moer mee te maken. Dat is zijn pakkie an. Ik ben al blij als Jaap mij af en toe wat laat verdienen.'

De Cock schudde afkeurend zijn hoofd.

'Je laat je belazeren, jongen,' sprak hij gemoedelijk. 'Zo wordt je nooit groot. Vijf tientjes… jouw deel om in de kamer van een vermoorde jongen te snuffelen. Ik denk, dat Jaap van Santen nu van zijn deel een aardig snoepreisje maakt. Wat dacht je… hoever zal hij komen met twee geeltjes?'

De jongeman werd duidelijk onrustig.

'Het was een klussie van niks,' riep hij opstandig. 'Dat zei ik toch. Jaap had het gemakkelijk alleen kunnen doen. Hij vroeg of ik mee ging naar Amsterdam. Voor de gezelligheid. Dat ik ook nog twee geeltjes kreeg, was gewoon meegenomen.' Hij blikte opzij naar De Cock. 'Bovendien… wat heb ik gedaan? Ik heb alleen gekeken terwijl Jaap zocht.'

'Waarnaar?'

Jan Rouweler liet zijn hoofd weer zakken en zweeg.

De Cock boog zich iets naar hem toe.

'Waar zocht Jaap naar?'

Jan Rouweier slikte.

'Dat… eh,dat weet ik niet.'

De Cock klemde zijn lippen op elkaar.

'Waar zocht Jaap naar?' herhaalde hij dwingender.

Jan Rouweler schudde wild zijn hoofd.

'Dat weet ik niet.' Hij schreeuwde. 'Dat weet ik niet!' Met zijn hoofd diep in zijn schouders sprong hij plotseling schuin naar voren. Hij trof Vledder, die nog voor hem stond, midden in zijn maag. Vledder tuimelde achterover en klapte op de glazen plaat van de ronde tafel. Het dikke glas brak. Het gaf een harde droge knal, als een pistoolschot.

Voordat de oude rechercheur kon ingrijpen, rende Jan Rouweler tussen de beide fauteuils door naar de keuken.

De Cock rende hem in draf na. Toen hij de keuken had bereikt, hoorde hij beneden de buitendeur al dichtslaan. Hij draaide zich om. Hijgend holde hij terug naar de kamer.

Met een bleek gezicht krabbelde Vledder overeind.

De beide rechercheurs keken stug voor zich uit. Hun missie naar Utrecht was niet bijster succesvol geweest. In een droeve mineurstemming reden ze terug naar Amsterdam. De zon en de fraaie cumulus wolken in het blauw waren verdwenen. Het regende weer. Bij stromen. De ruitewissers van de oude Volkswagen zwiepten monotoon heen en weer. 'Ze konden het vele water nauwelijks verwerken.

De Cock drukte zich wat omhoog. Hij had moeite om wakker te blijven. Bezorgd keek hij naar Vledder.

'Hoe gaat het?'

Dick Vledder bromde. Zijn gezicht had nog weinig kleur.

'Als ik het niet meer red, zet ik de wagen wel aan de kant van de weg. Dan mag jij verder rijden.'

'Heb je pijn?'

Vledder kneep zijn beide ogen stijf dicht en kermde.

'Ik voel mijn maag. Zo af en toe heb ik een misselijk gevoel. Die snuiter had een verrekt harde kop.' Hij schudde zijn hoofd. 'Het was stom. Ik had het moeten zien aankomen. Hij werd zo onrustig.'

De Cock knikte met een ernstig gezicht.

'Je mag nog van geluk spreken dat je met je achterwerk op dat ronde tafelblad terechtkwam en niet met je rug. Het was ook een mazzel dat het dikke glas maar één keer brak. Je had je anders aan de glasscherven lelijk kunnen bezeren.'

Vledder zuchtte diep.

'Ik heb alleen een winkelhaak in mijn jas.'

De Cock grinnikte.

'Een uitgebreid rapport in drievoud. Misschien krijg je het vergoed.'

Op Vledders wangen kwam wat kleur.

'Ik moet een nieuwe jas.'

'Dat zou ik maar vergeten. Zo scheutig zijn ze niet bij de politie. Je mag blij zijn als je het onzichtbaar mag laten stoppen.'

Vledder trok zijn gezicht strak.

'Ik moet een nieuwe jas,' herhaalde hij nukkig. 'Geen stoppages.'

De Cock lachte bevrijd. Hij was blij dat zijn jonge collega weer iets van zijn strijdvaardigheid terug kreeg.

'Je kunt natuurlijk proberen om tegen die Jan Rouweler een civiele vordering in te stellen. Maar ik ben bang dat het niets uithaalt. Je kunt geen veren plukken van een kikker.'

Vledder reageerde niet direct. Een tijdlang staarde hij nadenkend door de voorruit.

'Zou… eh, zou die Rouweler echt niet weten waarnaar Jaap van Santen zocht?'

De Cock plooide de grillige accolades rond zijn mond tot een grijns.

'Jan Rouweler liegt. Hij wist en weet verdomd goed waarnaar Jaap van Santen zocht. Hij zocht toch zelf ijverig mee. Zijn vingerafdrukken staan in de kamer op alle kasten.'

Vledder keek opzij naar De Cock, die weer iets onderuit was gezakt.

'Zullen we per telex van die twee de opsporing, aanhouding en voorgeleiding verzoeken?'

De Cock schudde zijn hoofd.

'We weten niet of ze wat uit de kamer van Erik Bavelingen hebben weggenomen. Ik mis niets. We kunnen ook niet bewijzen dat ze van plan waren dat te doen. Wat overblijft is de vernieling van bedden en kussens en daarvoor kunnen we hen buiten heterdaad niet arresteren.' Hij maakte een mistroostig gebaartje. 'We kunnen hoogstens uiterst vriendelijk de opsporing van hun verblijfplaats verzoeken. Maar dat is dan ook alles.'

Vledder voelde met een verwrongen gezicht aan zijn maag.

'Wat dacht je van mishandeling?'

De Cock lachte wat zuur.

'Zelfs dat gaat niet op. Jan Rouweler had niet de opzet om jou pijn of letsel toe te brengen. Hij had in Utrecht opeens genoeg van ons gezelschap en toen hij wilde opstappen, stond jij hem in de weg.

Vledder onderdrukte een gevoel van misselijkheid.

'Je had advocaat moeten worden,' meesmuilde hij.

De Cock glimlachte triest.

'Zo droevig zit onze wet in elkaar.'

Na de Utrechtsebrug sloegen ze linksaf en reden langs het RAI-gebouw naar de binnenstad. Het was opmerkelijk rustig. De avondspits… de dagelijkse exodus uit Amsterdam… was weggeëbd. Zelfs op het brede trottoir van het Damrak liep maar een enkele voetganger.

Vledder parkeerde de Volkswagen op de steiger. Wat verkreukeld stapten ze uit en slenterden via de Oudebrugsteeg naar de Warmoesstraat.

Toen ze de hal van het politiebureau binnenkwamen, wenkte de wachtcommandant van achter de balie met een kromme vinger. Hij deed angstig, wat geheimzinnig.

De beide rechercheurs liepen om hem toe.

'Is er wat?' vroeg De Cock.

'Het kwartet is boven.'

De Cock keek hem niet begrijpend aan.

Brigadier Kusters stak vier vingers omhoog.

'De Officier van Justitie, onze commissaris, ene heer Baveling en een dikke, dure advocaat.'

De Cock kneep zijn ogen half dicht.

'Waarom?'

Jan Kusters boog zich naar hem toe.

'Ramón Baveling is verdwenen.'

Загрузка...