16

Het oude politiekevertje raasde na een reeks verkeerslichten bij Diemen de snelweg op en hobbelde een paar kilometer verder onder het blauwe bord richting Amersfoort door. Achterin kreunde de motor onder de martelingen van een verkeerd bespeeld gaspedaal.

De Cock zat aan het stuur. Onwennig. Bij onstentenis van Vledder had hij geen andere keus. Hij hield niet van autorijden. Hij had geen enkel gevoel voor motoren en bij het zoeken naar de juiste versnelling tastte hij voortdurend mis. Het mechanisch-motorisch voortstuwen van een vehikel was voor hem een mysterie, waaraan hij nog nooit een minuut had besteed om het te doorgronden. Zijn interesse voor mobiliteit was bij de diligence en de trekschuit blijven steken. Een paard voor een wagen of een schuit. Dat was te doorgronden en paste bij zijn hang naar een gezapig bestaan. De Cock was in een verkeerde eeuw geboren.

Hij blikte opzij.

'Waarom ben je van gedachten veranderd?'

Handige Henkie keek naar hem op.

'Niet om jou.'

Het klonk bits.

'Niet? Ik dacht op grond van onze oude relaties.'

De ex-inbreker drukte zich wat omhoog.

'Jij bent de rechercheur die mij jaren geleden ertoe heeft gebracht om niet meer op pad te gaan… om mijn inbraak spulletjes in het vet te zetten. Sindsdien ben ik niet meer burgerlijk ongehoorzaam, zoals dat tegenwoordig heet. Dat ben jij wel… als jij mij vraagt om te helpen inbreken.'

De Cock maakte een hulpeloos gebaartje.

'Ik doe het niet voor het gewin. Ik word er geen stuiver wijzer van. Ik doe het voor de gerechtigheid.'

Handige Henkie wond zich wat op.

'Jouw gerechtigheid is de mijne niet. Ik bedoel, het is jouw job. Jij wordt er voor betaald om terwille van wat jij gerechtigheid noemt, bepaalde risico's te nemen. Ik niet.'

De Cock grinnikte.

'Nu weet ik nog niet waarom je van gedachten bent veranderd.'

'Om Mien.'

De Cock keek hem verrast aan.

'Mien van Leeuwen?'

Handige Henkie knikte.

'Toen ik in de krant las dat ze in dat pensionnetje ook haar hadden omgebracht, ben ik naar Smalle Lowietje gestapt om eens te horen hoe het zat. Lowie weet altijd alles. Toen ik van hem begreep, dat het ging om dezelfde zaak als waarmee jij bezig was, besloot ik je toch te helpen.'

'Omwille van Mien.'

Handige Henkie liet zijn hoofd wat zakken.

'Ik ken haar al een eeuwigheid. Toen ik nog bijna dagelijks op pad ging, heeft ze me vaak geholpen. Ze was nooit te beroerd om gejatte spullen voor mij te bewaren of om mij in haar pensionnetje een tijdje op te nemen, als jij mij wat te dicht op mijn hielen zat.'

'Dat heb je mij nooit verteld.'

De ex-inbreker schudde zijn hoofd.

'Waarom? Het was een zaak tussen Mien en mij. Begrijp me goed, ik heb nooit iets met haar gehad… een verhouding of zo. Ze had haar eigen Jan. Maar het was een schat van een vrouw… met een hart op de juiste plaats… een moordwijf.' Hij zuchtte diep. Er kwam een harde trek om zijn mond. 'De schoft die haar strot dichtkneep, mag van mij aan het gas.' Even zweeg hij. 'Nou ja… aan het gas. Ik kan gewoon de gedachte niet verdragen dat hij vrij rondloopt.'

De Cock glimlachte.

'Dus toch mijn gerechtigheid.'

Handige Henkie keek naar de oude rechercheur op. In zijn ogen lag een peinzende blik. Hij zei:

'Barst'. Het klonk niet eens onvriendelijk.

Ze reden over de stille brink. Laren sliep. Ook de politiepost leek in diepe rust. Na een halve kilometer bereikten ze de Zevenenderdrift, een fraaie laan met aan beide zijden een gras strook onder oude bomen. In de aangrenzende tuinen domineerde een weelde aan paarse rododendrons.

Handige Henkie keek om zich heen.

'Is het hier?'

De Cock knikte.

'Een paar huizen verderop rechts.'

Ze stapten uit. Bijna wierp De Cock het portier in het slot, terwijl de autosleutels nog in het contact staken. Hij bedacht zich bijtijds. Zwijgend liepen ze over het gras.

Bij een oprijlaan met twee antieke straatlantaarns bleven ze staan. Handige Henkie duimde naar de villa.

'Is er iemand thuis?'

De Cock schudde zijn hoofd.

'De man die hier woont, heet Willy Haareveld. Hij is impresario. Een orkest dat bij hem onder contract staat, heeft vanavond in Arnhem zijn laatste concert gegeven. Na afloop is er een feestje. Ik verwacht hem niet voor twee uur vannacht.'

Handige Henkie keek op zijn horloge.

'Dan hebben we maar drie kwartier.'

De Cock grinnikte.

'Voor jou genoeg.'

Hun voetstappen knarsten in het grind van de oprijlaan.

'Wat zoek je?'

De Cock trok zijn schouders op.

'Dat weet ik niet… niet precies. Ik zoek naar aanwijzingen… een motief voor de moord op die twee jongens.'

'En Mien?'

'Dat komt dan vanzelf.'

Ze liepen speurend om de villa heen. Aan de achterzijde wees de ex-inbreker naar een raam met een bovenlicht.

'Een fluitje van een cent. Ik ben hier zo binnen. Loop jij maar naar de voordeur, dan maak ik die netjes voor je open.'

De Cock slenterde op zijn gemak weg en snoof. De avondlucht was zwoel en de tuin rondom geurde. Hij voelde zich niet nerveus of gespannen. Integendeel. Een zekere gelatenheid overviel hem en met een grijns op zijn gezicht bedacht hij, dat wanneer het lot niet anders had beschikt, hij samen met Henkie best een geslaagd duo in de misdaad had kunnen vormen. Het idee amuseerde hem kostelijk.

Toen hij met trage tred bij de voordeur kwam, stond de ex-inbreker al in de deuropening en wenkte uitnodigend.

'Ik geloof niet dat je mij nodig hebt. Ik heb nog geen brandkast gezien.'

'Misschien is er ergens een muurkluisje achter een of ander schilderij.'

Handige Henkie wees achter zich.

'Schilderijen… die vent heeft alleen maar kale muren. In wit en paars. Alles is wit en paars. Zelfs het hemelbed in zijn slaapkamer.'

'Was je daar al?'

'Daar kwam ik binnen.'

De Cock liet zijn zaklantaarn door de hal schijnen.

'Hij zal toch wel een werkkamer hebben?'

De ex-inbreker krabde zich achter in zijn nek.

'Dat moet dan aan de voorkant zijn. De woonkamer en de slaapkamer grenzen aan de achtertuin.'

De Cock keek hem onderzoekend aan.

'Heb je braaksporen gemaakt?' vroeg hij bezorgd.

Handige Henkie schudde zijn hoofd.

'Als we er straks via de voordeur uitgaan en we doen die met jouw apparaatje weer keurig op slot, dan ziet niemand dat wij hier binnen zijn geweest.'

'Heb je je voeten geveegd?'

Handige Henkie trok een verongelijkt gezicht.

'Hoe denk je dat ik aan mijn bijnaam ben gekomen?' Hij deed een deur rechts van de hal open en scheen met zijn zaklantaarn naar binnen. Tegen een lichtpaarse wand stond een wit gelakt bureau. De ex-inbreker grijnsde. 'Zie je… paars en wit.'

De Cock liep naar binnen. Er was geen brandkast. Hij voelde aan de laden van het bureau. Ze waren niet afgesloten. Hij trok de bovenste lade rechts open en snuffelde in de papieren. Ineens vond hij een map met het opschrift 'Jean-Paul Stappert'. Hij nam hem uit de lade en legde hem op het bureaublad. Zijn vingers trilden toen hij de map opensloeg.

Handige Henkie keek over zijn schouder mee.

'Heb je wat?'

De Cock ademde zwaar.

'Ruitjespapier.'

'Hoe was het bij Manneke Pis?'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Het wordt tijd,' sprak hij treurig, 'dat je onze zuiderburen wat beter leert kennen. Manneke Pis staat in Brussel en ik was in Antwerpen.'

De Cock spreidde verontschuldigend zijn beide handen.

'Ik dacht, dat je even was doorgereisd om het beroemde Manneke te zien?'

Vledder snoof.

'Ik had van de Officier van Justitie met veel pijn en moeite een reisorder gekregen naar Antwerpen. Verder niet. Bovendien moest ik nog dezelfde dag terug. Zo scheutig zijn ze niet bij Justitie.'

De Cock lachte. Hij wist dat Nederlandse rechercheurs op tournee, wilden zij niet van honger en dorst verkommeren, vaak in eigen beurs moesten tasten of op de liefdadigheid van hun buitenlandse collega's waren aangewezen.

'Hoe was het met Jaap van Santen?'

'Niet zo best. Hij telde zichzelf wel in voor een paar Jannen[1]. Die Belgen zijn niet zo zoetsappig. Bij ons wordt elk crimineel zieltje met liefde en zorg omringd. De Belgen denken daar anders over.'

'Zei hij verder nog wat?'

Vledder trok zijn gezicht in een grijns.

'Aanvankelijk deed hij helemaal zijn mond niet open. Steven Visser, die voor onze narcotica-brigade naar Antwerpen was gereisd, heeft van alles geprobeerd om hem aan het praten te krijgen. Hij hoopte dat Jaap van Santen het klosje was waarmee hij een belangrijke heroïne-lijn kon oprollen.'

'Hij was het klosje niet?'

Vledder grijnsde.

'Hij liet zich in ieder geval niet als zodanig gebruiken. Zelfs toen Steven Visser zich liet ontvallen, dat die lijn weleens in het Gooise Laren kon eindigen, hulde Jaap van Santen zich in een diep stilzwijgen.'

'Had je het idee dat Jaap van Santen begreep wat Steven Visser bedoelde?'

Vledder knikte.

'Jazeker. Hij lachte zo'n beetje met een scheve mond, maar weigerde om verder op het onderwerp Laren in te gaan. Ook over zijn contact-persoon aan boord van het schip, waarmee de drie kilo heroïne was aangevoerd, wilde hij niets zeggen. Toen Steven Visser bleef aandringen, raakte hij zelfs geïrriteerd en riep kwaad: Man, zeur toch niet. Wees blij dat er heroïne is. Zolang de papaver bloeit, heb jij te eten.'

De Cock grinnikte.

'Werd Steef kwaad?'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Daar is hij, volgens mij, de man niet naar. Toen hij begreep dat Jaap van Santen over zijn heroïne-contacten toch niets zou loslaten, maakte hij een eind aan het verhoor. Bij het afscheid drukte Steef Jaap van Santen hartelijk de hand, boog vormelijk en bedankte hem als zijn "broodheer".'

De Cock gniffelde. Hij kende zijn laconieke collega heel goed.

Voor dat Steven Visser naar de Narcotica-brigade werd overgeplaatst, had hij aan het bureau Warmoesstraat jaren met hem samengewerkt.

'Ben jij nog iets wijzer geworden?'

Vledder krabde zich even achter in zijn nek.

'Ik onderging aanvankelijk hetzelfde lot als Steven Visser. Jaap van Santen wilde tegen mij ook niets zeggen. Jan Rouweler kende hij wel… een jongen die hij soms in Utrecht ontmoette… op Hoog Catharijne. Verder had hij geen bemoeiingen. Zeker, hij had hem zijn woning ter beschikking gesteld, maar dat was alleen om die jongen de gelegenheid te geven om wat te friemelen met een vrouwtje, dat de oude moeder van Jan onder geen beding in haar huis duldde.'

'Hoe humaan.'

Vledder negeerde de opmerking.

'Ik kreeg duidelijk wat meer vat op hem toen ik hem vertelde, dat wij zijn vingerafdrukken en die van Jan in de pensionkamer van de vermoorde Erik Baveling hadden gevonden. Hij zal toen hebben begrepen dat hij onmogelijk kon ontkennen dat ze daar samen waren geweest. Uiteraard vroeg ik waarnaar ze zo driftig hadden gezocht.'

'En?'

Vledder antwoordde niet direct. Het leek alsof hij dat moment van het verhoor weer in zijn gedachten terugbracht.

'Jaap van Santen,' ging hij weifelend verder, 'vroeg wat bedenktijd. Hij legde zijn armen voor zich op tafel en liet zijn hoofd daarop rusten. Eerst na een minuut of wat keek hij op. "Ik kan je onmogelijk zeggen," zei hij, "waarnaar we zochten. Dat heb ik beloofd.'"

'Aan wie?'

Vledder glimlachte vermoeid.

'Daar wilde hij geen antwoord op geven. Ik heb hem toen gevraagd of hij uit eigen initiatief in de kamer van Erik Baveling had gezocht… of in opdracht van iemand.'

'Was het in opdracht?'

Vledder knikte traag.

'Toen hij bleef weigeren mij zijn opdrachtgever te noemen, dacht ik plotseling aan jouw suggestie, dat hij mogelijk het slachtoffer was geworden van het verraad van Willy Haareveld, die de narcotica-brigade tipte, zodat Jaap van Santen kon worden gearresteerd.'

'Die suggestie speelde je door?'

'Ja.'

'En?'

'Jaap van Santen was zichtbaar aangeslagen. Hij dacht even na en deed toen een voorstel.'

'Wat voor een voorstel?'

Vledder plukte aan zijn neus en stak zijn wijsvinger op.

'Als wij in gunstige zin iets aan zijn strafmaat wilden doen of ervoor konden zorgen dat hij niet in België, maar in Nederland werd berecht, dan…'

'Wat dan?' onderbrak De Cock.

Vledder grijnsde.

'Dan leverde hij ons de moordenaar van Jean-Paul Stappert en Erik Baveling.'

Загрузка...