Vledder schoof zijn oude schrijfmachine van zich af en keek De Cock, die tegenover hem zat, verwachtingsvol aan.
'En?'
'Wat?'
'Hoe was het in de hol van de leeuw?'
'Je bedoelt de achterkamer van mevrouw Van Leeuwen?'
Vledder grinnikte.
'Is dat niet hetzelfde?'
Over het gelaat van De Cock, vol diepe groeven, gleed een milde glimlach.
'Ach,' sprak hij vergoelijkend. 'Ze viel best mee.'
Vledder maakte een grimas.
'Je had moeten horen hoe ze tegen mij tekeer ging. Daar lusten de honden geen brood van. Ik heb mij maar teruggetrokken. Als ik in haar keuken was gebleven, had ze mij ter plekke verscheurd.'
De Cock maakte een lichte schouderbeweging.
'Weet je, Mien van Leeuwen is een vrouw die je met het grootste gemak een honkbalknuppel in je nek legt en het volgende ogenblik staat te grienen bij een lieveheersbeestje met een lam vleugeltje.'
'Een lekkere tante.'
De Cock glimlachte.
'Ik ken haar nog uit de tijd dat ze als prostituée op de Wallen zat. Ze noemden haar Zotte Mien, omdat ze op zwoele zomeravonden op het Oudekerksplein voor de ingang van de Oudekerk zonder broekje danste. Als ze dan haar rokken hoog opzwiepte, kon je alles bij haar zien.'
'Een publieke attractie.'
De Cock knikte.
'Dat was het. Inderdaad. Ik heb wel eens stiekem tussen de anderen staan kijken.' De oude man zweeg even; verwijlde met zijn gedachten in herinneringen. 'Ze kreeg een steenhouwer bij haar als klant. Hij heette Jan… Jan van Leeuwen. Hij was bijna twintig jaar ouder dan zij en had een stoflong, waardoor hij niet meer kon werken. Op een dag zei hij tegen haar dat hij van haar hield. Omdat niemand dat nog ooit in alle oprechtheid tegen haar had gezegd, liet Mien de business voor de business en kocht van haar gespaarde centjes dat pension. Ze heeft er keihard in gewerkt, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, maar het is feitelijk nooit iets geworden. Vijf jaar geleden stierf Jan van Leeuwen aan de gevolgen van zijn stoflong. Sindsdien is Mien wat verbitterd.'
Een tijdlang zwegen beiden. Het was Vledder die de stilte verbrak.
'Zei ze nog wat?'
'Hoe bedoel je?'
'Over de moorden?'
De Cock wuifde in zijn richting.
'Ze waren vrienden.'
Vledder keek hem verwonderd aan.
'Jean-Paul Stappert en Erik Baveling?'
De Cock knikte.
'Volgens de pensionhoudster gingen ze heel vriendschappelijk met elkaar om.'
'Hoe vriendschappelijk?'
De Cock maakte een weifelend gebaartje.
'Hun kamers in het pension grensden aan elkaar. Omdat de kamer van Erik Baveling groter was, lichter en ruimer, bracht Jean-Paul Stappert daar de meeste tijd door. Zijn eigen kamer gebruikte hij feitelijk alleen maar om te slapen.'
Vledder boog zich iets naar hem toe.
'Was er sprake van een homofiele relatie?'
De Cock wreef over zijn kin.
'De pensionhoudster heeft er met geen woord over gerept. Ik heb het haar ook niet gevraagd. Maar als ik mevrouw Van Leeuwen goed inschat, dan zou ze mij dat zeker hebben verteld.'
'Als ze homofiel waren.'
'Precies. Van zo'n geheim had ze mij onmiddellijk deelgenoot gemaakt. Ze vond Erik Baveling wel een wat weke, zachte jongen.'
'Was ze erg openhartig?'
De Cock antwoordde niet direct. In gedachten ging hij het gesprek nog eens na.
'Ik heb in mijn leven slechts eenmaal ambtelijk iets met haar van doen gehad,' sprak hij nadenkend. 'Dat was in verband met een vermeende brandstichting kort na de dood van haar man. Ik denk dat ze het toen niet meer zo duidelijk zag zitten en het hele pension aan de vlammen prijs wilde geven. Ik bracht haar dat in herinnering. En dat hielp. Aanvankelijk was ze nog wat stug, maar dat duurde niet lang. Ik ontdekte bij haar ook wel enige bewogenheid met het lot van de beide jongens. Ik vond het alleen vreemd dat ze flauwviel.'
'Wat?'
De Cock trok zijn mondhoeken omhoog.
'Ik vroeg haar of Erik Baveling nog relaties onderhield met lieden uit zijn vroegere drugs-scene. Ze zei… dat voor zover haar bekend… Erik alleen omgang had met Jean-Paul Stappert, die in de kamer naast hem woonde. Toen ik haar vertelde, dat wij diezelfde Jean-Paul Stappert vermoord op de Keizersgracht hadden gevonden, zakte ze bewusteloos uit haar fauteuil.' Hij zweeg even en glimlachte bij de herinnering. 'Het was een zot gezicht.'
'Hoe bedoel je?'
'Ze deed niet de minste moeite om het "bevallig" te doen.'
'Het was dus niet gespeeld?'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Zeker niet. Het duurde ook een minuut of wat voor ze weer tot haar positieven kwam… niet met het klassieke "waar ben ik?", maar met een diepe zucht en een blik van herkenning in haar ogen.'
Vledder trok een dwarse denkrimpel in zijn voorhoofd.
'Toch is het onbegrijpelijk. De moord op Erik Baveling onder haar eigen dak, een moord die ze nota bene zelf ontdekt laat haar onverschillig, althans, dat is de eerste indruk die ze bij ons vestigt, maar als haar wordt verteld dat Jean-Paul Stappert is vermoord, grijpt haar dat zo aan, dat ze het niet kan verwerken en bewusteloos onderuit gaat.'
De Cock knikte instemmend.
'Ik zei je al… ik vond het vreemd. Dat heb ik ook later tegen haar gezegd.'
'En?'
De Cock ademde diep.
'Ze zei, dat het vermoedelijk kwam door alles wat ze die avond te verwerken had gekregen. Ze voelde zich de laatste tijd al niet zo prettig. Het bericht, dat ook Jean-Paul Stappert was vermoord, kon ze niet meer aan. Het was haar net iets te veel.'
Vledder snoof.
'Daar viel weinig tegen in te brengen.'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Ik heb ook niet verder aangedrongen. Dat leek mij niet zinvol. Haar verklaring klonk plausibel, al had ik soms het gevoel dat ze meer wist… dat ze bepaalde dingen voor mij verzweeg. Maar ze zag er zo onttakeld uit, dat ik het verhoor heb gestopt. Ik heb nog aangeboden een dokter voor haar te waarschuwen, maar dat wees ze zonder meer van de hand. Ik had ook niet anders verwacht.'
Vledder keek gespannen naar hem op.
'Zou ze er iets mee te maken hebben?'
De Cock streek met zijn hand over zijn breed gezicht.
'Met beide moorden?'
Er was een ondertoon van twijfel.
'Kan dat niet?'
'Het kan wel.' Het klonk bedachtzaam. 'Als ze de tijd had.'
'Waarvoor?'
Op het markante gezicht van De Cock verscheen een grijns.
'Om van de Keizersgracht naar haar pension aan de Prins Hendrikkade te gaan… of omgekeerd.' Hij tikte met zijn opgestoken wijsvinger tegen zijn neus. 'Er is weinig ruimte tussen de beide moorden… in tijd. Hoewel de tijdstippen van overlijden — denk aan de uitspraken van dr. Den Koninghe — technisch nooit exact zijn vast te stellen, kunnen we er toch wel van uitgaan dat de beide jongemannen zo rond de klok van tien uur 's avonds, kort na elkaar zijn vermoord. Vermoedelijk is het verschil nog geen half uur. Mogelijk nog korter.'
Vledder kneep zijn lippen op elkaar.
'Dat was hard werken voor de moordenaar,' sprak hij spottend. 'In zo'n kort tijdsbestek twee mensen…' Hij maakte zijn zin niet af, keek naar De Cock op. 'Als we aannemen, dat beiden door een en dezelfde man of vrouw werden omgebracht.'
De Cock knikte traag.
'Gezien de modus operandi… de wijze waarop de beide jongemannen zijn vermoord… de vrijwel identieke wurggrepen… is dat een redelijk uitgangspunt.'
Vledder staarde een tijdje in het niets.
'We moeten dus zoeken,' sprak hij nadenkend, 'naar een man of vrouw die een relatie had met beide slachtoffers.'
De Cock keek hem bewonderend aan.
'Heel goed, Dick.'
De lof wond Vledder op.
'Het motief ligt dan niet bij Jean-Paul Stappert of bij Erik Baveling, maar bij die twee als… eh, als een duo, een twee-eenheid.' Hij trok zijn gezicht in een ernstige plooi. 'In dat licht bezien,' ging hij opgewekt verder, 'zou de pensionhoudster, die mevrouw Van Leeuwen, of iemand anders uit het pension, gewoon een ideale verdachte zijn.' Hij zwaaide wat verhit. 'Alle mensen uit het pension hebben een zekere relatie tot die twee… een relatie, waarin wij alleen maar het motief voor de beide wurgmoorden moeten ontdekken.'
De Cock reageerde niet. Er was iets dat hem hinderde. Hij had het stellige gevoel, dat er in de gedachteopbouw hiaten waren geslopen, onvolkomenheden… dat de werkelijkheid toch anders was. Hij wreef met zijn duim en wijsvinger in zijn ooghoeken. Het was laat geworden, te laat om nog van een behoorlijke nachtrust te kunnen genieten. Toen hij eindelijk in zijn bed lag, had hij de slaap niet kunnen vatten. De vraag naar het hoe en waarom van de beide moorden was in zijn gedachten blijven spoken. Het antwoord had hij niet kunnen vinden. Het was alsof over zijn denken een zekere loomheid lag. Na het opstaan had een koude douche die grauwsluier niet kunnen wegspoelen. Ook nu nog viel het hem moeilijk om het raderwerk van zijn denken redelijk op gang te houden. Het liefst zakte hij weg in een zoete sluimer, dromend van een zalige wereld met louter leuke lieve mensen.
Vledder draaide enthousiast door.
'Hebben we de namen van de bewoners van het pension?'
De Cock keek wat lodderig op.
'Wat?'
Vledder gebaarde heftig met zijn armen.
'De namen van de pensiongasten. We kunnen eerst kijken of ze bij ons in de administratie.. ' Hij stokte. Er werd dringend geklopt.
De Cock en Vledder keken naar de deur van de recherchekamer.
Op het geribde glas bewoog het silhouet van een figuur in een wijde cape met capuchon. Vledder riep:
'Binnen.' Het klonk wat benepen.
Het duurde nog geruime tijd voor de deur langzaam openging. In de deuropening verscheen een zwaargebouwde man. In een theatraal gebaar schoof hij zijn capuchon naar achteren en liep op hen toe, traag en met een vage glimlach om zijn lippen.
De Cock bezag zijn slepende tred; het trekken van zijn linkerbeen. Langzaam gleed zijn blik langs de wijde cape omhoog. Hij schatte de man op achter in de veertig. Hij had een bol, vlezig gezicht met roodgeaderde wangen en een volle snor. Lang, grijzend haar golfde tot op zijn schouders.
De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd. Er was iets aan de man dat hem vertrouwd was. Hij kende hem… had hem eens gezien, maar op de rommelige zolderkamer van zijn herinnering kon hij de juiste rubriek niet vinden… nog niet. Koortsachtig zocht hij.
Hij stond op en schoof een stoel bij zijn bureau. Met een hoffelijke buiging liet hij de man daarop plaatsnemen.
'Mijn naam is De Cock,' sprak hij vriendelijk, 'met ceeooceekaa.' Hij maakte een armgebaar naar de jonge rechercheur tegenover hem. 'En dat is Vledder, mijn onvolprezen hulp en hoop voor de toekomst.'
De man glimlachte en haakte zijn cape los.
'Ik ben Alex Waardenburg.' Hij zweeg even voor het effect.
'Misschien kent u mij?'
De Cock hield zijn hoofd iets schuin.
'U komt mij inderdaad wel bekend voor,' sprak hij weifelend. 'Ik heb u, meen ik, wel eens ergens…'
De heer Waardenburg wuifde de rest van de zin weg.
'Ik ben al vele jaren tweede violist bij het Stedelijk Symfonie Orkest.' Hij sprak met een welluidende basstem. 'Maar sinds wij voor de televisie een serie uitvoeringen hebben gegeven… heel succesvol, mag ik wel zeggen… en mijn gezicht een paar maal op het scherm is verschenen, schijnen veel mensen mij te kennen.' Hij voegde er nonchalant aan toe: 'Vandaar mijn vraag, begrijpt u?'
De Cock glimlachte beleefd.
'Waarmee kunnen we u van dienst zijn?'
Alex Waardenburg stak zijn linkerhand in een greep omhoog.
'Het spelen van de tweede viool is niet mijn enige bezigheid. Ik ben ook muziekpedagoog.'
De Cock liet de levendige lijnen rond zijn mond wat dansen.
'U geeft muziekles.'
De heer Waardenburg plooide zijn lippen in een tuitje.
'Muziekles'. Hij proefde het woord op zijn tong. 'Het klinkt wat banaal… wat gewoontjes, maar zo mag u het best noemen. Ik doe het overigens niet voor het gewin… voor de verdiensten. Dat is in mijn situatie ook niet nodig. Ik mag mij gelukkig prijzen financieel onafhankelijk te zijn.' Hij lachte jolig. 'Inspanningen van mijn overgrootvader, die op tijd de juiste aandelen kocht en verkocht.' Hij veranderde van toon. 'Ik begeleid jonge mensen voor mijn genoegen… omdat ik er plezier aan beleef jong talent in de muzikale ontwikkeling te volgen en bij te staan. Ik moet u zeggen… heel boeiend.'
De Cock knikte.
'Dat lijkt mij ook. Talenten zijn schaars'. Men dient ze te koesteren.' Hij zweeg even; blikte naar de heer Waardenburg op. 'Ik neem echter niet aan, dat u alleen naar het bureau Warmoesstraat bent getogen om mij dat te vertellen.'
Het gezicht van de muziekpedagoog versomberde.
'Ik… eh, ik heb vernomen,' sprak hij zacht, 'dat op de Keizersgracht, aan de wallekant tussen de auto's ongeveer ter hoogte van mijn huis, het lijk van een jongeman is gevonden.'
'Dat klopt.'
Alex Waardenburg slikte.
'Ik… eh, ik wilde u vragen of ik hem zou mogen zien. Ik denk dat ik hem kan identificeren.'
De ogen van De Cock vernauwden zich.
'Waarom denkt u dat?'
De heer Waardenburg antwoordde niet direct. Hij streek met de rug van zijn hand langs zijn droge lippen.
'Het is wat verwarrend, misschien kan ik u beter het hele verhaal vertellen.'
De Cock knikte hem instemmend toe.
'Zoals u wilt.'
Alex Waardenburg verschoof iets op zijn stoel.
'Ongeveer een half jaar geleden kwam er een jongeman bij mij aan huis en vroeg of ik hem les wilde geven. Hij zag er heel anders uit dan de jongeren die zich gewoonlijk bij mij presenteren. Hij was veel slechter gekleed, slonziger en veel ouder. Hij was mager. Ik schatte hem wel op vijfentwintig jaar. Ik voelde er weinig voor hem aan te nemen. Ik heb wel een paar oudere leerlingen, maar wil men in de muziek iets bereiken, dan dient men heel jong te beginnen. Bovendien bespeelde de jongeman geen enkel instrument. Hij kende niet eens het notenschrift. Het was voor mij feitelijk een onmogelijke…'
De Cock onderbrak zijn woordenstroom.
'U nam hem toch als leerling aan?'
De muziekpedagoog knikte.
'Ik heb mij er zelf over verwonderd. Het kwam, geloof ik, door zijn enthousiasme… zijn ongebreidelde wil om zich dingen eigen te maken. Dat straalde hij uit. Het was een lust om te zien hoe hij alles wat met muziek te maken had, opzoog… hij was onverzadigbaar… alsof hij de vele jaren van achterstand in enkele maanden wilde inlopen.'
'Maakte hij vorderingen?'
'Zeker. Hij kreeg het muziekschrift al aardig onder de knie.'
'Hoe vaak gaf u hem les?'
'Dagelijks, behalve de weekeinden en wanneer ik met het orkest moest optreden.'
'Welke tijden?'
'Altijd 's avonds van tien tot elf uur. Soms liep het wel eens een half uurtje uit.'
De Cock knikte begrijpend.
'Moest u gisteravond optreden?'
'Nee.'
'Dan had hij dus om tien uur gisteravond bij u moeten zijn.'
'Ja.'
De Cock keek hem doordringend aan.
'En hij kwam niet?'
'Nee.'
'Vond u dat niet vreemd?'
De muziekpedagoog schudde zijn hoofd.
'Het gebeurt wel meer dat leerlingen zonder enige aankondiging verstek laten gaan.'
Het gezicht van De Cock verstarde tot een strak masker. Hij boog zich iets naar de man toe.
'Zo'n leerling was hij niet, heer Waardenburg,' reageerde hij fel. 'Jean-Paul Stappert wilde niets missen. Geen enkel lesuur. Hoe zei u dat ook weer? Oh ja, hij zoog alles wat met muziek te maken had op… hij was onverzadigbaar… alsof hij vele jaren van achterstand in enkele maanden wilde inlopen.'
Alex Waardenburg spreidde zijn beide machtige armen in onschuld.
'Jean-Paul,' riep hij verongelijkt, 'is vijfentwintig jaar. Een volwassen man met een eigen leven. Een man die de mentale kracht had om zich aan een drugsverslaving te ontworstelen. Moet ik het vreemd vinden dat zo'n man niet op tijd op een "muziekles" verschijnt?'
De Cock keek hem onderzoekend aan.
'Hoe intiem was u met hem?'
'Ik weet niet wat u met die vraag bedoelt.'
'Bent u homofiel?'
'Ik heb een vrouw en een zoon van zevenentwintig.'
'Dat is geen antwoord. Had u met Jean-Paul Stappert een homofiele relatie?'
'Nee… ik was zijn muziekleraar… meer niet.'
'Had Jean-Paul wel eens meer een les verzuimd?'
'Nee.'
'En toch vond u het gisteravond niet vreemd dat hij niet kwam opdagen?'
Alex Waardenburg sprong op van zijn stoel.
'Ik vond het niet vreemd.' Hij schreeuwde. 'Ik vond het helemaal niet vreemd.' Hij zweeg even en liet zijn kin op zijn borst zakken.
'Ik was alleen bang.'
'Waarvoor?'
'Dat hem iets was overkomen.'
'Waarom?'
Alex Waardenburg ging weer zitten en bracht beide handen voor zijn gezicht. Hij zei niets.
De Cock bracht zijn gezicht dichtbij hem.
'Waarom was u bang dat hem iets was overkomen?'
De muziekpedagoog nam zijn handen weg van zijn gezicht.
'Jean-Paul,' sprak hij zacht, 'was een bijzondere jongeman. Ik had in mijn leven nog nooit zo'n persoonlijkheid ontmoet. Hij bezat een sterke uitstraling. Ik betrapte mij er soms op, dat ik hem antwoorden gaf op vragen die nog niet over zijn lippen waren gekomen, maar die hij in zijn gedachten al wel had geformuleerd. Het was een wonderlijke ervaring. Ik was vaak zonder woorden al deelgenoot van zijn denken.' Hij zuchtte diep. 'Gisteravond dacht Jean-Paul dat zijn eigen dood naderde.'
De Cock slikte.
'En u deed niets?'
Alex Waardenburg kneep zijn beide ogen dicht. Het was duidelijk dat de vragen van de oude rechercheur hem martelden.
'Wat had ik moeten doen?' Het was een kreet van wanhoop. 'Ik wist het niet. Ik voelde alleen maar dat hij bang was.'
'Voor de dood.'
'Ja.'
'En hij was op weg naar u.'
Alex Waardenburg staarde hem verbijsterd aan.
'Ik… eh, ik was het niet. Ik was het niet. Ik heb met zijn dood niets te maken.'
'Wie zegt dat?'
De muziekpedagoog grinnikte vreemd schaapachtig.
'U zou het kunnen denken… omdat… omdat Jean-Paul aan de waterkant zo dicht bij mijn huis werd gevonden en zijn dood aanvoelde toen hij mijn huis naderde.'
Hij grinnikte opnieuw. Het leek alsof aan zijn gezicht elke uitdrukking van intelligentie werd ontnomen. 'Maar dat zijn coïncidenties… pure toevalligheden. De dood heeft zijn eigen wetten.
'Hij stak zijn beide handen trillend vooruit. 'Jean-Paul had geen enkele reden om voor mij of mijn huis bevreesd te zijn. Integendeel, in mijn hart huisde voor hem slechts genegenheid, vriendschap en bewondering.'
De Cock krabde zich achter in zijn nek. Hij wist met de zweverige, soms wat vreemd acterende muziekpedagoog niet goed raad. Er waren momenten, dat het leek alsof de man zichzelf beschuldigde… de aandacht voor de moord op Jean-Paul Stappert geheel naar zich toetrok. Maar het bleef alles vaag en zonder contouren. Hij zakte wat terug in zijn stoel.
'Wanneer wist u dat Jean-Paul dood was?'
Alex Waardenburg antwoordde niet direct. Hij drukte met zijn handpalmen tegen zijn slapen.
'Na tien uur,' sprak hij nadenkend, 'viel het contact weg. Ik ontving geen signalen meer. Dat maakte mij ongerust… ongeruster dan toen ik nog wel impulsen voelde.'
'Toch bleef u thuis?'
De muziekpedagoog schudde zijn hoofd.
'Toen Jean-Paul er om kwart over tien nog niet was, ben ik de straat op gegaan.'
'Waarheen?'
'Naar zijn pension aan de Prins Hendrikkade.'
De Cock drukte zich met een ruk omhoog van zijn stoel.
'En?'
Alex Waardenburg schudde zijn hoofd. Zijn ogen waren groot en zijn gezicht zag asgrauw.
'Jean-Paul was daar niet. In zijn stoel zat een andere dode jongen.'