Het was donker en het regende zacht. Een vieze miezerige regen, die uit Amsterdam niet meer leek weg te denken. Omdat de ruiten van de nieuwe Golf waren beslagen, draaide De Cock het raam van het rechterportier open. Over het duistere water van de Amstel dreef in spookachtige slierten een steeds wisselende bundel van grijze nevels.
Aan de oever, bij een serie wanstaltige woonschuiten, wist hij een politiewagen met Appie Keizer en de sterke Fred Prins. De Cock werkte graag men beiden samen en wist dat hij steeds een beroep op hen kon doen.
Verderop, dicht bij de ingang van de begraafplaats Zorgvlied, stond een kleine lichtgrijze Mitsubishi Colt.
Op verzoek van De Cock had Maria van Ledeacker haar wagen met de voorkant naar het hek geparkeerd. Vledder had hun nieuwe Golf andersom geplaatst. Met de voorkant naar de Amstel.
Ondanks de regen had ook Maria van Ledeacker voor een beter uitzicht haar portierraam opengedraaid. Door de afstand kon de oude rechercheur haar gelaatstrekken niet scherp onderscheiden, maar in het licht van een straatlantaarn glansden haar blonde haren.
De Cock keek nog eens om zich heen. Hij had de plek zorgvuldig gekozen. De parkeerplaats bij de oude begraafplaats bood ook bij avond voldoende mogelijkheden voor een goede observatie. Bovendien was de smalle weg langs de Amstel gemakkelijk te blokkeren.
De oude rechercheur hoopte echter dat een blokkade niet nodig zou zijn en dat degene die hij verwachtte, te voet zou komen.
De Cock had de geplande strategie met Maria van Ledeacker ettelijke malen doorgenomen en haar gewezen op de gevaren die zij liep. Hij had geprobeerd om de risico’s zo klein mogelijk te houden, maar geheel beschermen kon hij haar niet.
De grijze speurder verwachtte dat het verhaal dat hij Maria van Ledeacker had ingeprent, voldoende vertrouwen zou inboezemen en alle argwaan tegen haar zou wegnemen.
Helemaal gerust was hij daar niet op.
Met een nerveus gebaar schoof De Cock de mouw van zijn regenjas iets terug en keek op zijn horloge. Het was bijna kwart over elf en dat was, naar zijn stellige overtuiging, steeds het tijdstip waarop de moorden waren gepleegd.
De oude rechercheur voelde hoe de spanning bezit van hem nam. Als zijn plan lukte, dan was ook de bewijsvoering compleet. Anders voorzag hij nog tal van problemen en moeizame verhoren.
Vledder keek hem van terzijde aan.
‘Wat doe je als Maria van Ledeacker de revolver niet krijgt, maar met diezelfde revolver wordt neergeschoten?’
‘Wat doe je somber.’
Vledder maakte een wrevelig gebaartje.
‘Wat doe je?’ herhaalde hij.
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Zover laat ik het niet komen. Ik wacht niet op het moment van overhandigen. Dat is te gevaarlijk. Het gaat mij om die revolver.’
Vledder reageerde verrast.
‘Niet om de dader?’
De Cock veegde met zijn zakdoek de voorruit schoon.
‘Als ik de revolver heb, dan…’
De oude rechercheur stokte. Vanuit de richting van de stad kwam met geringe snelheid een grote donkerblauwe Mercedes met gedimde lichten. Nog voor de wagen hen voorbijreed, herkende De Cock de vrouw aan het stuur. Het schokte hem niet. Hij wachtte tot de Mercedes tegen het hek naast de Mitsubishi Colt stopte, sprong toen uit de Golf en rende erop af.
Vledder gniffelde even. De Cock in draf was een komisch gezicht. De jonge rechercheur startte de politiewagen, reed weg en bracht de Golf met gierende remmen achter de Mercedes tot stilstand. Daarna stapte hij uit, een getrokken pistool in zijn hand.
De Cock rukte het rechterportier van de Mercedes open en schrok toen de vrouw vrijwel onmiddellijk daarna een revolver op hem richtte. In een flits greep de oude rechercheur naar het wapen. Een schot deed zijn trommelvliezen bijkans barsten en een kogel suisde langs zijn hoofd. In een korte wilde krachtsinspanning, waarin hij de richting van de loop van zich af hield, wrong De Cock de revolver uit haar hand. Even keek hij naar het wapen, toen stak hij het met een zucht van opluchting in de zak van zijn regenjas.
Een moment leek het alsof hij geen stem meer had, of er geen geluid meer uit zijn keel kon komen. Toen slikte hij die angstprop weg. ‘Mevrouw Van Hellendoorn,’ sprak hij schor. ‘Ik arresteer u als verdacht van moord op uw man.’
De Cock had zijn jonge collega’s die, zoals hij dat noemde, aan het slotakkoord hadden meegewerkt, uitgenodigd voor een hapje en een drankje bij hem thuis.
Dick Vledder, Fred Prins en Appie Keizer waren al vaker te gast geweest en kenden de huiselijke gezelligheid die mevrouw De Cock wist te scheppen.
De Cock zelf maakte een ontspannen, bijna vrolijke indruk. Nu de zaak was gelopen zoals hij had gehoopt, waren alle emoties bij hem weggeëbd. Hij had voor deze bijzondere gelegenheid een werkelijk verrukkelijke cognac uit zijn voorraadje opgediept en vulde met welgehagen de diepbolle glazen.
Mevrouw De Cock had, zoals gebruikelijk, haar vele culinaire vaardigheden aangewend en serveerde louter lekkernijen. Het was natuurlijk de onstuimige Vledder, die zijn ongeduld niet kon bedwingen. Hij boog zich uit zijn fauteuil. Het diepbolle glas nog onaangesproken in de hand.
‘Waarom kwam Maria van Ledeacker aan jou vertellen dat zij haar man niet wilde vermoorden?’
De Cock gebaarde voor zich uit. ‘Omdat zij zich met hem had verzoend.’
‘Verzoend?’
De Cock knikte. ‘Leonardus van Ledeacker had een intieme relatie met zijn knappe receptioniste. Dat had de woede van zijn vrouw gewekt. Maar toen hij berouw toonde, de relatie met de receptioniste verbrak en naar zijn vrouw terugkeerde… wilde zij hem niet meer doden.’
Vledder grinnikte ongelovig. ‘Bestond er dan een plan om dat te doen?’
De Cock knikte nadrukkelijk. ‘Sybille van Hellendoorn zou Maria van Ledeacker voor dat doel de Nagant-revolver overhandigen… zoals zij dat bij Adèle van Haastricht en Henriette van Wateringen had gedaan.’
Vledder slikte. ‘Van Haastricht en Van Wateringen werden door hun eigen vrouw vermoord?’
De Cock zuchtte. ‘Het was een duivels complot… uitgedacht door Sybille van Hellendoorn.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik begrijp er nog niets van.’
De Cock pakte zijn glas, snoof even en nam een slok van zijn cognac. Omzichtig zette hij het fraaie glas op het tafeltje terug.
‘Zover mijn herinnering reikt,’ begon hij, ‘heb ik in een moordzaak nog nooit zo lang de oplossing in een verkeerde richting gezocht. Ik meende oprecht dat ik de dader in de kring van Brain Trust moest zoeken en dat het voor de hand liggende motief het bezit van de formule van de uitvinding was. Daar komt nog bij dat de moorden zo identiek waren, dat ik in de overtuiging leefde met een en dezelfde moordenaar van doen te hebben. Het opmerkelijke in deze zaak is, dat reeds in het begin de aandacht op Sybille van Hellendoorn werd gevestigd.’
Vledder knikte instemmend. ‘Door dochter Dorethea, die haar moeder zonder meer van moordplannen beschuldigde.’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar. Ik heb dit echt niet zorgeloos terzijde geschoven, maar ik vond geen directe aanwijzingen. Zeker, ze was een verhouding met Mooie Karel begonnen… maar voordien waren er al tal van mannen in haar leven geweest.’
Vledder zwaaide om aandacht. ‘Wanneer ontstond het plan om haar man te vermoorden?’
De Cock schudde zijn hoofd. ‘Het plan behelsde niet alleen de moord op haar man. Het ging veel verder. Ze wist dat alle dames van haar bridgeclubje problemen met hun echtgenoten hadden. Die problemen vormden dikwijls het onderwerp van hun onderlinge gesprekken. Die gesprekken leidden op den duur tot een soort samenzwering. De dames zouden ieder hun man vermoorden onder de dekmantel van een onomstotelijk alibi: het bridgeclubje.’
Vledder hijgde. ‘Dat klopt,’ riep hij enthousiast. ‘Van Hellendoorn werd vermoord toen de dames van de bridgeclub bijeen waren. Van Haastricht werd vermoord toen er een extra bridgeavond werd ingelast om de treurende mevrouw Van Hellendoorn wat op te vrolijken.’
De Cock knikte. ‘De plannen waren al enige tijd in voorbereiding. Sybille bezat een oude Nagant-revolver met veel munitie. Ze nam de dames van het moordzuchtige bridgeclubje mee naar de duinen bij Katwijk en oefende met hen het gebruik van het wapen. Het was ook in haar opdracht dat er viermaal op de borst van hun argeloze, nietsvermoedende slachtoffer moest worden geschoten.’
Mevrouw De Cock schudde verbijsterd haar hoofd. ‘Dat kan toch niet waar zijn?’
De oude rechercheur glimlachte. ‘Vledder en ik hebben de resultaten gezien,’ sprak hij cynisch. De grijze speurder nam nog een slok van zijn cognac. ‘De zaak kwam in een stroomversnelling,’ ging hij verder, ‘toen Sybille van Hellendoorn van haar man hoorde welk een fabelachtig bedrag door een oliemaatschappij aan Van Haastricht was geboden voor de formule van de uitvinding.
Sybille begreep dat ze niet lang moest wachten. Op woensdagavond, terwijl de andere dames van de bridgeclub haar een alibi verschaften, reed ze met haar grote Mercedes naar de Oude Schans. Ze parkeerde daar haar wagen, liep naar de Binnenkant en schoot haar man zittend aan zijn bureau vier kogels in zijn borst. Daarna nam ze uit de open brandkast de formule van de uitvinding. Ze kende die formule. Ze had die zelf voor haar man uitgetypt. Ze wist echter niets van de brief die haar man aan haar dochter Dorethea had geschreven, en was daarom hoogst verbaasd dat wij al van die moord wisten toen zij zich de volgende morgen bij ons meldde.’
Vledder wuifde voor zich uit. ‘Dus zij had die formule? Terwijl wij dachten dat Van Haastricht of Van Wateringen die had gestolen.’
De Cock grijnsde. ‘Sybille begreep heel goed dat wij de moordenaar in de kring van Brain Trust zouden zoeken en wakkerde die gedachte nog aan door Adèle van Haastricht te laten verklaren, dat zij de zekerheid had dat Van Wateringen de dader was.’
Mevrouw De Cock kon zich niet bedwingen. ‘Wat een duivels wijf,’ riep ze geschrokken.
De Cock knikte. ‘Dat zei haar dochter ook. Die noemde haar een egoïstisch dier… een satansgebroed.’
Vledder boog zich weer naar voren. ‘Stond Sybille toe, dat Maria van Ledeacker haar plan niet uitvoerde?’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht. ‘Dat was juist mijn angst. Sybille stond erop dat Maria van Ledeacker… ondanks de verzoening met haar man… toch haar plan zou uitvoeren. Sybille van Hellendoorn dreigde zelfs, dat een eventuele weigering ook voor Maria consequenties zou hebben. Dat was de reden dat ze zich bij mij meldde en zich bereid toonde om aan de ontmaskering mee te werken.
Ik heb Maria gevraagd om zich met Sybille in verbinding te stellen met de mededeling dat zij toch haar moordplan wilde uitvoeren en of Sybille haar daartoe de revolver wilde overhandigen.’
Vledder knikte begrijpend. ‘De ontmoeting bij Zorgvlied.’
‘Precies.’
‘Zonder de hulp van Maria van Ledeacker waren we er nooit uitgekomen.’
De Cock stak afwerend zijn hand op. ‘Ik wist al dat ik de dader onder de vrouwen van de slachtoffers moest zoeken.’
‘Voordat Maria van Ledeacker bij je kwam?’
De Cock knikte. ‘Het verhaal van Henriette van Wateringen klopte niet en dat kon ik bewijzen.’
‘Je bedoelt dat ze Dorethea op de gracht had gezien?’
De Cock knikte. ‘Dat was een leugen door Sybille ingegeven, die wist dat haar dochter, met wie ze in onmin leefde, zo’n jack met een duivelskop had.’
Vledder keek hem verward aan. ‘Hoe dan?’
‘De hond.’
‘Wat voor een hond?’
De Cock glimlachte. ‘De schnautzer… de schnautzer van Van Wateringen. Een lief dier, dat niet alleen kan zijn want dan begint hij hinderlijk te blaffen. De andere flatbewoners aan de Realengracht hadden daar in het verleden al dikwijls over geklaagd. Henriette van Wateringen vertelde dat zij na haar man de flat had verlaten en naar de bridgeclub was gegaan. De hond zou vanaf dat moment alleen moeten zijn geweest. En wat bleek bij mijn onderzoek in de flat… de hond had niet geblaft.’
De ogen van Vledder glinsterden.
‘Henriette van Wateringen was dus niet naar de bridgeclub, maar in haar flat.’
De Cock knikte. ‘De schnautzer had alleen geblaft tussen elf uur en halftwaalf.’
De mond van Vledder viel open. ‘Toen zij weg was om haar man te vermoorden.’
De Cock schonk zich nog eens in en leunde met het glas in zijn hand in zijn fauteuil achterover. De lange uiteenzetting had hem wat vermoeid.
Fred Prins vroeg zijn aandacht. ‘Waar zijn de vrouwen nu?’
‘Alle vier in het cellenhuis aan het hoofdbureau.’
Mevrouw De Cock keek haar man verschrikt aan.
‘Alle vier? Ook die Maria… Maria van Ledeacker?’
De Cock knikte. ‘Ze heeft zich schuldig gemaakt aan een omissiedelict. Maria van Ledeacker droeg al geruime tijd kennis van de moorden… op een tijdstip, zoals de wet zegt, dat ze nog hadden kunnen worden voorkomen… en liet toen na ons of het slachtoffer in te lichten. Dat is een strafbaar feit. Maar de rechter zal uiteraard rekening houden met het feit dat zij aan de oplossing van de zaak heeft meegewerkt.’
Fred Prins keek hem onderzoekend aan. ‘En die uitvinding?’
De Cock trok zijn schouders op. ‘Ik heb de formule nog niet gevonden en Sybille doet haar mond niet open.’
Fred Prins knikte begrijpend en liet het onderwerp rusten.
Langzaam raakten de gruwelijke moorden wat op de achtergrond en werd het gesprek algemener.
Het was al vrij laat toen de gasten het huis verlieten. De Cock deed hen uitgeleide. Toen hij in de huiskamer terugkwam, zat mevrouw De Cock op een poef naast zijn fauteuil. De oude rechercheur kende het beeld en wist dat zijn vrouw nog een paar vragen op de tong brandden.
Hij ging zitten en schonk zich voor de derde maal die avond een glas cognac in. Hij blikte opzij.
‘Niet tevreden?’
Mevrouw De Cock schudde haar hoofd.
‘Hoe kwam Sybille van Hellendoorn aan die fraaie Nagant-revolver?’
‘Van haar grootvader. De familienaam van Sybille is Gorbadovski. Ze is van Russische afkomst. Haar grootvader was officier in het Russische leger. In 1917, na de ineenstorting van het oude Russische rijk, vluchtte hij via Duitsland naar Nederland. Toen de vader van Sybille stierf, erfde zij van haar grootvader die mooie Nagant-revolver en een kist met patronen. Hij leerde haar ook hoe ze ermee om moest gaan.’
Mevrouw De Cock zuchtte.
‘Een vreemde vrouw.’
De Cock knikte.
‘Met een magische uitstraling. De andere vrouwen van de bridgeclub waren volkomen in haar ban.’ De oude rechercheur zweeg. Hij draaide zich iets om en keek zijn vrouw nadenkend aan.
‘Zou jij een revolver op mij kunnen leegschieten?’
De uitdrukking op het gezicht van mevrouw De Cock verstarde.
‘Jurrian,’ riep ze bestraffend, ‘zo’n vraag mag je mij nooit meer stellen.’