15

In het kleine verhoorkamertje, diep over de tafel gebogen, het blonde hoofd rustend op beide armen, snikte Ronald van Stuchteren zijn woede en verdriet weg. Soms gierend met lange uithalen. De Cock stond erbij. Onbewogen. Vanuit de hoogte keek hij naar de schokkende rug van de jongeman, naar het paarse jack, en hij vroeg zich af of Ronald van Stuchteren tot een moord in staat was, geestelijk en fysiek.

Het was een hypothetische vraag. De Cock wist het. Hij had in zijn lange loopbaan bij de recherche een hele reeks van moordenaars voor zich gezien. Van koele, kille wurgers tot hypernerveuze schutters. Hij had er nooit een lijn in kunnen ontdekken. Hij had mannen gekend die omwille van een paar kwartjes een medemens van het leven hadden beroofd; sluw, gewetenloos, zonder wroeging. En hij had er gekend die menselijk aanvaardbaar uit nood hadden gedood en hun verdere leven gekweld werden door een zo intens gevoel van schuld, dat het hen uiteindelijk vernietigde. Wilde leeuwen bleken soms makke lammeren en makke lammeren bloeddorstige rovers. Men wist het nooit. Langzaam, door de jaren heen, was in hem het geloof gerijpt, dat ieder mens tot een moord in staat was, ongeacht wie. Het was gewoon een kansspel, een kansspel van feiten, omstandigheden en emoties. Wanneer het noodlot de feiten had bijeengebracht, de juiste omstandigheden geschapen, de emoties hoog had opgeladen, dan kon moord volgen. Dan deed het er in feite niet veel meer toe wie de medespelenden waren. Dat was dan nog slechts een kwestie van nuances.

De Cock klemde zijn lippen op elkaar. Wat waren de moordfactoren voor Ronald van Stuchteren? In gedachten ging hij ze na. Enige zoon van welgestelde ouders, de vroege dood van de moeder, waardoor hij praktisch alle houvast in het leven verloor, de wat gezwollen vitaliteit van de vader, die op gevorderde leeftijd nog een tweede huwelijk wilde aangaan, de haat jegens die vader, reeds gegroeid in het verleden, de jeugd van Nanette, het naakt op de sofa, de nog sterk emotionele binding aan de moeder. De Cock wreef met zijn hand over zijn brede gezicht. Het was er allemaal… Hij legde zijn hand op de kruin van de jongeman.

‘Kom,’ zei hij, niet onvriendelijk maar dwingend, ‘laten we er samen nog eens over gaan praten. Ernstig. Moord is een discussie waard.’

Van Stuchteren richtte zijn hoofd langzaam op.

De Cock keek in een betraand gezicht. Hij voelde vreemd genoeg geen medelijden, geen medeleven. Het verdriet van de jongeman raakte hem niet. Hij hield niet van huilende mannen. Ze maakten hem kriegel. Hij pakte een schone witte zakdoek uit zijn broekzak en wierp hem die toe. ‘Hier,’ zei hij wat ruw, ‘veeg je gezicht schoon.’ Hij keek even hoe de jongeman de tranen uit zijn ogen wreef. Daarna verliet hij het verhoorkamertje en kwam na een paar minuten terug met twee koppen dampende koffie. Hij schoof Van Stuchteren een kop toe en ging zelf behaaglijk zitten slurpen. De jongeman kwam langzaam tot zichzelf. Hij werd rustiger. De Cock zag het.

‘Toch begrijp ik het niet helemaal,’ zei hij. ‘Waarom heb je niet bij je vader geprotesteerd vóórdat het doek werd geschilderd?’ Van Stuchteren nam een slok van zijn koffie. ‘Ik wist het niet.’ ‘Wat niet?’

‘Ik wist niet hoe het schilderij zou worden. Op zekere dag kwam Pierre Popko de sofa halen…’

‘Wie is Pierre Popko?’ onderbrak De Cock.

‘De kunstschilder die het schilderij heeft gemaakt.’

‘Juist. En…?’

‘Ik zei: “Pierre, wat moet je met moeders sofa?” Hij zei dat het voor een schilderij was, in opdracht van mijn vader. Meer heeft hij niet gezegd en ik heb niet meer gevraagd. Ziet u, ik wist niet dat Pierre de sofa zou gebruiken als zitplaats voor Nanette, een naakte Nanette.’

‘Kende je Nanette toen al?’

‘Ja zeker, ze was toen al een paar maal bij ons thuis geweest. Het was ongeveer een maand nadat Pierre haar aan ons had voorgesteld.’

De Cock keek hem verbaasd aan.

‘Werd Nanette door Pierre Popko aan jullie voorgesteld?’ Ronald knikte.

‘Buiten al zijn andere activiteiten,’ zei hij met een duidelijke minachting in zijn stem, ‘is vader ook nog een soort mecenas, een beschermer van kunst en kunstenaars. Pierre Popko is een van zijn protégés. Hij geeft hem opdrachten en introduceert hem bij vrienden. Pierre komt veel bij ons over de vloer. Ook al toen moeder nog leefde. Wel… op een avond nam hij Nanette mee.’ ‘Ik dacht,’ zei De Cock, ‘dat je vader de kennismaking zelf tot stand had gebracht door middel van zijn… eh, zijn botanische interesse.’

‘U hebt zeker een roosje in zijn revers gezien?’

‘Ja, dat bedoel ik.’

De jongeman schudde het hoofd.

‘U kent vader niet,’ zei hij breed grijnzend. ‘Als hij vandaag een jonge vrouw ontmoet die tegen hem zegt dat ze tegen het gebruik van alcohol is, dan draagt hij morgen in zijn revers een blauwe knoop. Ik bedoel maar, vader ging pas roosjes dragen, nadat hij wist dat Nanette de Bougaerde in een bloemenzaak werkte.’ De Cock lachte. ‘Toch schijnt Nanette nogal indruk op je vader te hebben gemaakt. Zijn plannen om met haar te trouwen leken mij ernstig gemeend.’

‘Vader was bijzonder van haar gecharmeerd. Zeker. Hij leefde gewoon in een soort roes. Het feit dat een knap jong meisje interesse in hem toonde, streelde zijn ijdelheid. Wat dacht u?’ De jonge Van Stuchteren pauzeerde even, schudde daarna zijn hoofd en zuchtte. ‘Pierre Popko moedigde het sterk aan. Hij liet hem schetsen zien die hij van haar in zijn atelier had gemaakt. Hij hemelde haar op, noemde Nanette een godin, een tot leven gekomen Venus. En vader, de ouwe bok, keek en luisterde met rooie oortjes.’

‘Wat waren het voor schetsen?’

Ronald haalde wat nonchalant de schouders op.

‘Schetsen, gewone houtskoolschetsen. Naaktstudies, waarvoor Nanette model had gestaan.’

‘Waren ze mooi? Ik bedoel, figuratief, realistisch?’

‘Ze waren zo realistisch,’ zei hij grijnzend, ‘dat vader ze allemaal heeft opgekocht. Toen hij eenmaal besloten had met Nanette te trouwen, wilde hij niet dat Pierre nog studies van haar in zijn bezit had. Ook verbood hij Nanette nog langer voor Pierre model te staan.’

‘En hield Nanette zich daaraan?’

‘Hoe weet ik dat. Ik controleerde haar niet.’

De Cock keek verrast op. Hij had in de stem van de jongeman iets beluisterd, een klemtoon, een kleine intonatie.

‘Jij niet,’ zei hij scherp, ‘wie wel?’

Van Stuchteren antwoordde niet. Hij verschoof wat onrustig op zijn stoel. De jongeman was kennelijk verlegen met de vraag. ‘Nou…’ drong De Cock aan, ‘wie controleerde haar?’ Ronald slikte. ‘Vader, hij… eh, hij vertrouwde Pierre niet.’

De Cock zat achter zijn bureau en staarde somber voor zich uit. Hij kwam niet verder. Het ging te traag. Er zat geen schot in de zaak. De mensen die hij tot nu toe in de affaire-Nanette had ontmoet, waren zo moeilijk en vaak leugenachtig of vertelden slechts halve waarheden. Waarna? Bijvoorbeeld Christel van Daele: zij moest toch iets geweten hebben van het voorgenomen huwelijk van Nanette? Waarom zei ze dan niets? En dan Ter Wielingen… Hij was zonder twijfel de man die hem over dat schilderij bij de antiquair had getipt. Hoe wist hij van dat schilderij? Wat wist hij? Ongetwijfeld veel meer dan hij had verteld. De Cock wreef met zijn hand nadenkend langs zijn kin. Voor hem op het bureau lag nog het blad papier met bovenaan de enkele zin: DOOR WIE OF WAT VERDWEEN NANETTE? Dat had hij gisteren geschreven. Eigenlijk mocht hij niet ontevreden zijn. Nu, een dag later, kon hij al een gedeelte van de vraag beantwoorden. Nanette verdween omdat ze was vermoord, vermoord door iemand die het om een of andere reden nodig had gevonden het lichaam gruwelijk te verminken. Vooral dat laatste leek hem belangrijk toe. Wat was het doel daarvan geweest? Vledder kwam de recherchekamer binnenstappen. Hij leek gehaast en opgewonden. Hij hing zijn natte regenjas aan de kapstok, schoof daarna een stoel bij en ging tegenover De Cock zitten. Zijn gezicht glunderde. ‘Weet je,’ zei hij met glinsterende ogen, ‘dat Nanette verpleegster is geweest?’

De Cock knikte traag. ‘Ik vermoedde het,’ zei hij gelaten. ‘Het is zo. Toen ik voor jou in Aalsmeer navraag deed, hebben ze het mij gezegd. Ik herinnerde het mij plotseling toen jij Ronald van Stuchteren in verhoor had. Nanette was verpleegster of leerling-verpleegster voordat ze met Christel van Daele in De Drie Rooskens stapte. Ik had het je nog niet verteld.. Zie je, ik vond het eerst ook niet zo belangrijk.’

De Cock keek hem lachend aan.

‘En toen dacht je aan broeder Laurens.’

‘Ja,’ riep hij enthousiast. ‘Broeder Laurens. Begrijp je, de morfine. Onze Nanette heeft die broeder natuurlijk in de tijd waarin ze verpleegster was, leren kennen. Dat is heel aannemelijk. In die tijd heeft ze op een of andere manier vat op hem gekregen en hem toen geprest morfine te leveren. Zo is het gegaan. Geloof je niet?’

‘Het kan,’ zei de rechercheur voorzichtig.

Het gezicht van Vledder betrok.

‘Wat nou?’ riep hij kriegel. ‘Het kan! Zo is het gegaan. Absoluut. Het ligt eenvoudig voor de hand. En als we die broeder Laurens te pakken hebben, dan zul je zien dat ik gelijk heb.’ ‘En hoe denk je broeder Laurens te vinden?’

Vledder maakte een nonchalant gebaar.

‘Simpel. Als we de loopbaan van Nanette als verpleegster volgen, moeten we die broeder Laurens onherroepelijk tegenkomen. Ik ben al op pad geweest.’

‘Zo…’

‘Ja, ik kom nu net van De Drie Rooskens. Christel van Daele had zelfs nog een foto van Nanette in het uniform van verpleegster.’ De Cock keek geschrokken op. ‘Heb je het verteld?’ ‘Wat?’

‘Van Nanette, dat we haar hebben gevonden?’

‘Nee… ik… eh, ik heb niets gezegd.’

‘Vroeg ze niets?’

‘Nee, ze vroeg niets. We hebben alleen over Nanettes tijd als verpleegster gesproken. Meer niet.’

De rechercheur schudde vertwijfeld het hoofd.

‘En vroeg ze niets?’ In zijn stem klonk ongeloof.

‘Nee, dat zei ik toch, ze vroeg niets. Ze vertelde mij alles over Nanette, hoe ze verpleegster was geworden, hoe ze interesse had in de chirurgie… Christel van Daele was reuze aardig. Vriendelijk. Ik moest je nog de groeten van haar doen.’ De Cock snoof. ‘Verdomde sympathiek.’

Vledder keek hem verbaasd aan, verrast door de toon. ‘Is… eh, is er iets?’

De Cock boog zijn hoofd iets voorover en wreef met duim en wijsvinger langs zijn neus in de hoeken van zijn ogen. ‘Nee, niets,’ zei hij vermoeid. ‘Niets. Het is al goed. Doe het maar. Volg het verpleegstersspoor van Nanette naar broeder Laurens.’

Hij stak waarschuwend een vinger op.

‘Maar niet verder. Ik bedoel, als je weet waar we hem eventueel kunnen vinden, is het mij voorlopig wel genoeg.’

‘Geen arrestatie?’

‘Nog niet, jongen, nog niet. Daarvoor weten we veel te weinig van zijn activiteiten. Hij is nog zo’n vage figuur. Zelfs het vermoeden dat hij iets met Nanette en de morfine uitstaande heeft, berust slechts op veronderstellingen. Bedenk dat goed.’ Hij pauzeerde even en kauwde nadenkend op zijn onderlip. ‘Er is één ding,’ zei hij peinzend, ‘dat mij hevig intrigeert…’ ‘Wat?’

De Cock keek strak voor zich uit.

‘Had ook broeder Laurens een meer dan gewone belangstelling voor chirurgie?’

Op dat moment rinkelde de telefoon.

Vledder nam de hoorn op en luisterde. ‘Het is voor jou.’ De Cock nam de hoorn over. ‘Ja, met De Cock.’

‘U hebt hem laten gaan,’ zei een stem die hij onmiddellijk herkende.

‘U hebt hem laten gaan!’

In de stem klonk verbijstering en wanhoop.

‘De Cock, waarom? U had hem, u had hem veilig en wel op het bureau.’

‘Wie?’

‘De jonge Van Stuchteren.’

‘Nou en?’

‘Hij is de moordenaar, hij vermoordde Nanette de Bougaerde.’ De Cock veerde op. ‘Wat!?’

‘Ja, Ronald. Op de dag van Nanettes verdwijning had hij nog een afspraak met haar.’

Загрузка...