Negenentwintig Dona nobis pacem

Ze had zich door de golfstroom mee laten voeren en was beland in de Martlet Torens. Daar woonde ze in een eenpersoonskamer, ging zelden uit, deed zelden andere kleren aan, sprak met niemand. Ze wist de waarheid nu, en de waarheid had haar geketend.

…en toen vond hij haar.

Ze stond erbij als een vogel, klaar om op te vliegen. ‘Wie is daar?’

‘Minner.’

‘Wat wil je?’

‘Laat me binnen, Lona. Alsjeblieft.’

‘Hoe heb je me gevonden?’

‘Wat speurwerk. Wat omkoperij. Doe de deur open, Lona.’

Ze deed hem open. Hij was niet veranderd sinds ze hem voor het laatst had gezien. Hij stapte naar binnen, glimlachte niet zijn equivalent van een glimlach, raakte haar niet aan, gaf haar geen zoen. De kamer was bijna duister. Ze maakte aanstalten om het licht aan te steken, maar hij weerhield haar met een bruusk gebaar.

‘Het spijt me dat ’t hier zo slordig is,’ zei ze.

‘Het ziet er goed uit. Het ziet er precies hetzelfde uit als de kamer waar ik heb gewoond. Maar dat was twee flats verder.’

‘Wanneer ben je op aarde teruggekomen, Minner?’

‘Een paar weken geleden. Ik heb erg lopen zoeken.’

‘Heb je Chalk gezien?’

Burris knikte. ‘Ik ben niet veel wijzer uit hem geworden.’

‘Ik ook niet.’ Lona liep naar de voedselpijp. ‘Wil je iets drinken?’

‘Nee dank je.’

Hij ging zitten. Er zat iets zalig vertrouwds in de omstandige manier waarop hij zich in de stoel vouwde en al zijn extra gewrichten zo zorgvuldig bewoog. Dat gezicht alleen al deed haar hart sneller kloppen.

Hij zei: ‘Elise is dood. Ze doodde zichzelf op Titan.’

Lona gaf geen antwoord.

Hij zei: ‘Ik heb haar niet gevraagd om te komen. Ze was erg verward. Nu heeft ze rust.’

‘Ze is beter met zelfmoord dan ik,’ zei Lona.

‘Je hebt toch niet —’

‘Nee. Niet nog een keer. Ik heb rustig en kalm geleefd, Minner. Zal ik je de waarheid bekennen? Ik heb zitten wachten tot je naar me toekwam.’

‘Alles wat je hoefde te doen was iemand zeggen waar je zatl’

‘Zo eenvoudig was ’t niet. Ik kan mezelf niet aanprijzen. Maar ik ben blij dat je er bent. Ik heb je zoveel te vertellen!’

‘Wat bijvoorbeeld?’

‘Chalk is niet van plan me mijn kinderen terug te geven. Ik heb ’t uitgezocht. Ook als hij ’t zou willen zou hij ’t nog niet kunnen, en hij wil ’t niet. Het was gewoon een voor de hand liggend smoesje om me voor hem te laten werken.’

Burris’ ogen flikkerden. ‘Je bedoelt om jou ertoe te brengen om mij gezelschap te houden?’

‘Precies. Ik wil nu niets meer verbergen, Minner. Je weet ’t allemaal al min of meer. Er moest een prijs zijn voordat ik met je mee zou gaan. Die prijs bestond uit de kinderen. Ik hield mijn deel van de afspraak, maar Chalk houdt zich niet aan de zijne.’

‘Ik wist dat je omgekocht was, Lona. Ik werd ook omgekocht. Chalk vond uit voor welke prijs ik uit mijn schuilplaats zou komen voor een interplanetaire romance met een zeker meisje.’

‘Transplantatie in een nieuw lichaam?’

‘Ja,’ zei Burris.

‘Dat zal je niet krijgen, netzomin als ik mijn baby’s krijg,’ zei ze botweg. ‘Ontneem ik je nu je illusies? Chalk heeft jou net zo bedrogen als hij mij bedrogen heeft.’

‘Dat heb ik ontdekt,’ zei Burris, ‘sinds mijn terugkeer. Dat lichaamstransplantatieproject ligt nog minstens twintig jaar voor ons. Geen vijf jaar. Ze kunnen wel een paar problemen oplossen. Ze kunnen hersenen in een ander lichaam zetten en die in leven houden, maar de — wat zal ik zeggen — de ziel verdwijnt. Ze krijgen een levend lijk. Dat wist Chalk allemaal toen hij me zijn voorstel deed.’

‘Hij kreeg zijn romance uit ons. En we hebben niets uit hem gekregen.’ Lona stond op en begon de kamer op en neer te lopen. Ze wreef zachtjes met haar vingertoppen over het stekelige oppervlak van de kleine gepotte cactus die ze eens aan Burris gegeven had. Burris scheen de cactus voor het eerst op te merken. Hij was aangenaam getroffen.

Lona zei: ‘Weet je waarom hij ons bij elkaar bracht, Minner?’

‘Om geld te slaan uit de publiciteit. Hij pikt twee toegetakelde mensen op en brengt ze er op een sluwe manier toe om zich een eindje op de weg terug tot het leven te begeven en verkondigt dat aan de hele wereld en —’

‘Nee. Chalk heeft geld genoeg. Hij gaf geen steek om de winst die hij maakte.’

‘Wat dan?’ vroeg hij.

‘Een idioot vertelde me wat het werkelijk was. Een idioot genaamd Melangio, die een kunstje doet met kalenders. Misschien heb je hem op de vid gezien. Chalk gebruikt hem in sommige shows.’

‘Nee.’

‘Ik heb hem bij Chalk ontmoet. Soms spreekt een gek de waarheid. Hij zei dat Chalk een drinker van emoties is. Hij leeft op pijn, angst, jaloezie, verdriet. Chalk creëert situaties die hij kan uitbuiten. Breng twee mensen bij elkaar die zo stukgeslagen zijn dat ze met geen mogelijkheid toe kunnen laten dat er geluk in hun levens verschijnt, en kijk toe hoe ze lijden. En voed je. En zuig ze leeg.’

Burris was verbijsterd. ‘Zelfs op zo’n grote afstand? Kon hij zich zelfs voeden toen we op Luna Tivoli waren? Of op Titan?’

‘Na elke keer dat we ruzie maakten… voelden we ons zo moe. Alsof we bloed verloren hadden. Alsof we honderden jaren oud waren.’

‘Ja!’

‘Dat was Chalk,’ zei ze. ‘Smullend van ons lijden. Hij wist dat we elkaar zouden gaan haten en dat was ook wat hij wilde. Kan er een vampier van emoties bestaan?’

‘Dus alle beloften waren vals,’ fluisterde hij. ‘We waren marionetten. Als ’t waar is.’

‘Ik weet dat ’t waar is.’

‘Omdat een idioot je dat vertelde?’

‘Een zeer wijze idioot, Minner. Ga ’t trouwens allemaal zelf nog maar eens na. Denk aan alles wat Chalk tegen je heeft gezegd. Denk aan alles wat er gebeurd is. Waarom stond Elise altijd aan de kant te wachten om haar armen om je heen te slaan? Denk je niet dat dit met opzet werd gedaan, als onderdeel van de campagne om mij kwaad te maken? We werden door onze vreemdheid verbonden… door onze haat. En Chalk genoot ervan.’

Burris staarde haar lange tijd zwijgend aan. Toen liep hij zonder een woord te zeggen naar de deur, deed hem open, liep de hal in en besprong iets. Lona kon niet zien wat hij deed totdat hij terugkwam met een spartelende en kermende Aoudad.

‘Ik dacht wel dat je hier ergens rond zou hangen,’ zei Burris. ‘Kom binnen. Kom binnen. We willen even met je praten.’

‘Minner, doe hem geen pijn,’ zei Lona. ‘Hij is louter een stuk gereedschap.’

‘Hij kan een paar vragen beantwoorden. Is ’t niet, Bart?’

Aoudad bevochtigde zijn lippen. Zijn ogen gingen behoedzaam van de een naar de ander.

Burris sloeg hem.

Zijn hand bewoog zich razendsnel. Lona zag hem niet, evenmin als Aoudad, maar het hoofd van de man sloeg achteruit en bonkte met een doffe klap tegen de muur. Burris gaf hem geen kans zich te verdedigen. Aoudad klampte zich jankend aan de muur vast terwijl de klappen vielen. Eindelijk zakte hij onderuit, zijn ogen nog open, zijn gezicht onder het bloed.

‘Praat met ons,’ zei Burris. ‘Praat met ons over Duncan Chalk.’


Later verlieten ze de kamer. Aoudad bleef achter, vredig in slaap. Beneden op straat vonden ze zijn auto, startklaar. Burris startte hem en reed naar het kantoor van Chalk.

‘We maakten een fout,’ zei hij, ‘toen we probeerden onszelf weer te veranderen in degenen die we eens waren. We vormen ons eigen wezen. Ik ben de verminkte ruimteman. Jij bent het meisje met de honderd baby’s. Het is een vergissing om te proberen te vluchten.’

‘Zelfs als we konden vluchten.’

‘Zelfs als we dat konden. Ze zouden me op zekere dag een ander lichaam kunnen geven, zeker, maar wat zou ik daar mee opschieten? Ik zou hebben verloren wat ik nu ben en niets gewonnen hebben. Ik zou mezelf verliezen. En ze zouden jou misschien twee van je baby’s kunnen geven, maar waar blijven dan die andere achtennegentig? Wat er gedaan is, is gedaan. Het feit van jouw wezen heeft je geabsorbeerd. En het mijne mij. Is dat te vaag voor je?’

‘Je wilt zeggen dat we gewoon moeten uitkomen voor wat we zijn, Minner.’

‘Precies. Precies. Geen weglopen meer. Geen gepieker meer. Geen haat meer.’

‘Maar de wereld — de normale mensen —’

‘Het is wij tegen hun. Zij willen ons verslinden. Zij willen ons in een circus zetten. We moeten terugvechten, Lona!’

De auto stopte. Daar lag het lage, raamloze gebouw. Ze gingen naar binnen en ja, Chalk wilde ze ontvangen als ze nog eventjes wachtten in de kamer daarnaast. Ze wachtten. Ze zaten naast elkaar, elkaar nauwelijks aankijkend. Lona hield de gepotte cactus in haar handen. Het was het enige wat ze uit haar kamer had meegenomen. Zij mochten de rest hebben.

Burris zei kalm: ‘Keer de angst naar buiten. Er bestaat geen andere manier voor ons om te vechten.’

Leontes d’Amore verscheen. ‘Chalk ontvangt jullie,’ zei hij.

De kristallen treden op. Naar de immense gestalte op de verheven troon.

‘Lona? Burris? Weer bij elkaar?’ vroeg Chalk. Hij lachte bulderend en sloeg zich daarbij op zijn buik. Hij liet zijn handen met een klap neerkomen op de zuilen van zijn dijen.

‘Je hebt goed van ons gegeten, niet, Chalk?’ vroeg Burris.

Het lachen stierf weg. Ineens zat Chalk rechtop, gespannen, op zijn hoede. Hij leek nu bijna schriel, klaar om er vandoor te gaan.

Lona zei: ‘Het is bijna avond. We hebben een diner voor je gekocht, Duncan.’

Ze stonden hem aan te kijken. Burris sloeg zijn arm om haar tengere middel. Chalks lippen bewogen. Er kwam geen geluid over en zijn hand had de alarmknop op zijn bureau nog niet helemaal bereikt. Zijn pafferige vingers had hij ver uitgespreid. Chalk bekeek ze.

‘Voor jou,’ zei Burris. ‘Met onze complimenten. Onze liefde.’

Gedeelde emotie vloeide in krachtige golven uit hen.

Het was een stortvloed die Chalk niet kon weerstaan. Hij bewoog zich van de ene zijde naar de andere, gebeukt door de woedende stroom; nu eens trok hij de ene kant van zijn mond omhoog en dan weer de andere. Een kwijlspoor verscheen op zijn kin. Zijn hoofd schokte driemaal. Als een robot vouwde en ontvouwde hij zijn dikke armen.

Burris klemde Lona zo hard vast dat haar ribben protesteerden.

Speelden er sissende vlammen over het bureau van Chalk? Werden rivieren van rauwe elektronen zichtbaar die groen voor hem oplichtten? Hij kromp ineen, niet bij machte zich te bewegen, toen ze hem hun ziel gaven met hartstochtelijke intensiteit. Hij voedde zich. Maar hij kon het niet verteren. Hij werd steeds opgeblazener. Zijn gezicht glom van het zweet.

Er was nog geen woord gezegd.

Zink, witte walvis1 Zwiep met je machtige staart en ga onder!

Retro me, Satanas!

Hier is vuur; kom, Faustus, laat het opvlammen.

Blijde tijding van de grote Lucifer.

Chalk bewoog zich nu. Hij draaide in zijn zetel rond, brak uit zijn verlamming en sloeg met zijn vlezige armen keer op keer op het bureau. Hij baadde in het bloed van de Albatros. Hij rilde, schokte, rilde weer. De kreet die van zijn lippen kwam was niet meer dan een ijle, zwakke klacht uit een gapende muil. Nu eens was hij als een veer gespannen, dan weer werd hij heen en weer gesmeten op het ritme van destructie…

En toen kwam de aftakeling.

Zijn oogballen rolden. Zijn lippen zakten omlaag. De massieve schouders hingen omlaag. Zijn wangen vielen in.

Consummatum est; de rekening is vereffend.

De drie gestalten bewogen zich niet: degenen die hun ziel hadden weggeslingerd en degene die ze had ontvangen. Eén van de drie zou zich nooit meer bewegen.

Burris was de eerste die zich herstelde. Het kostte zelfs moeite om adem te halen. Zijn lippen en tong kracht geven was een kolossale taak. Hij draaide zich om, voelde zijn ledematen weer, en legde zijn hand op Lona. Ze was doodsbleek, aan de vloer vastgenageld. Toen hij haar aanraakte, scheen de kracht snel in haar terug te vloeien.

‘We kunnen hier niet meer blijven,’ zei hij vriendelijk.

Ze gingen weg, heel traag alsof ze uiterst oud waren, maar jonger wordend naarmate ze de kristallen treden afdaalden. Hun vitaliteit keerde terug. Het zou vele dagen kosten eer ze zich weer helemaal hadden gevuld, maar er zou tenminste geen zuiging meer zijn.

Niemand bemoeide zich met hen toen ze het gebouw verlieten.

De avond was gevallen. De winter was voorbij en de grijze nevel van een lenteavond bedekte de stad. De sterren waren nauwelijks zichtbaar. Er was nog iets van kilte in de lucht, maar geen van tweeën huiverden ze.

‘Deze wereld heeft geen plaats voor ons,’ zei Burris.

‘Hij zou ons alleen maar proberen op te eten. Zoals hij al probeerde.’

‘We versloegen hem. Maar we kunnen niet een hele wereld verslaan.’

‘Waar zullen we heen gaan?’

Burris keek omhoog. ‘Ga met me mee naar Manipool. We gaan bij de Demonen op de zondagse theevisite.’

‘Meen je het serieus?’

‘Ja. Ga je met me mee?’

‘Ja.’

Ze liepen naar de auto.

‘Hoe voel je je?’ vroeg hij.

‘Erg moe. Zo moe dat ik me nauwelijks kan bewegen. Maar ik voel me leven. Meer leven met elke stap die ik zet. Voor de eerste keer, Minner, voel ik me werkelijk leven.’

‘Net als ik.’

‘Je lichaam — doet het nu pijn?’

‘Ik hou van mijn lichaam,’ zei hij.

‘Ondanks de pijn?’

‘Juist om de pijn,’ zei hij. ‘Die laat zien dat je leeft. Dat ik voel.’ Hij wendde zich tot haar en nam de cactus uit haar handen. De wolken gingen vaneen. De doorns glansden in het licht van de sterren. ‘Te leven — te voelen, zelfs pijn te voelen — wat is dat belangrijk, Lona!’

Hij brak een klein stukje van de plant af en drukte het in het vlees van haar hand. De doornen zonken er diep in weg. Ze vertrok haar gezicht maar heel even. Kleine druppels bloed verschenen. Ze brak nog een stukje van de cactus af en drukte het op hem. Het was moeilijk door die ondoordringbare huid van hem te breken, maar tenslotte gingen de doornen er toch doorheen. Hij glimlachte toen het bloed begon te vloeien. Hij bracht haar gewonde hand naar zijn lippen en zij zijn hand naar de hare.

‘We bloeden,’ zei ze. ‘We voelen. We leven.’

‘Pijn is instructief,’ zei Burris, en ze begonnen sneller te lopen.

Загрузка...