Acht Stabat mater dolorosa

In het donker was het voor Lona gemakkelijk om zich voor te stellen dat ze dood was. Ze rouwde vaak aan haar eigen graf. Ze zag zichzelf op een heuvel, op een met gras begroeide hoop aarde met een klein gedenkplaatje dat bij haar voeten in de grond gestoken was. HIER LIGT.

SLACHTOFFER.

VERMOORD DOOR GELEERDEN.

Ze trok de dekens over haar magere lichaam. Haar ogen, die ze stevig gesloten hield, hielden haar tranen tegen.

RUST ZACHT. HOOP OP VERLOSSING. Wat deden ze tegenwoordig met dode lichamen? Ze in de oven schuiven! Een hete lichtende flits. Licht, zoals de zon. En dan as. Stof tot stof. Een lange slaap.

Eens was ik bijna dood, bracht Lona zich weer voor de geest. Maar ze hielden me tegen. Ze brachten me weer terug.

Een half jaar geleden, toen het zomer was. Een goed seizoen om dood te gaan, dacht Lona. Haar baby’s waren geboren. Op de manier zoals zij het deden had ’t geen negen maanden in beslag genomen. Ze brachten ze groot in flessen. Eerder zes maanden. Het experiment had precies een jaar geleden plaatsgevonden. Zes maanden om de baby’s uit te broeden. Toen de onverdraaglijke publiciteit — en het gevecht met de zelfgekozen dood.

Waarom hadden ze haar uitgekozen?

Omdat ze er was. Omdat ze beschikbaar was. Omdat ze geen tegenwerpingen kon maken. Omdat ze een buik vol vruchtbare eitjes droeg die ze waarschijnlijk nooit nodig zou hebben.

‘De eileiders van een vrouw bevatten enkele honderdduizenden ova, juffrouw Kelvin. In je normale leven zullen er daarvan ongeveer vierhonderd rijpen. De rest is overbodig. Dat zijn degene die wij willen gebruiken. We hebben er maar een paar honderd nodig…’

‘In naam van de wetenschap…’

‘Een uiterst belangrijk experiment…’

‘De ova zijn overbodig. Je kunt ’t zonder ze stellen en je voelt niet dat je ze kwijt bent…’

‘Medische historie… je naam… eeuwig…’

‘Geen effect op je vruchtbaarheid in de toekomst. Je kunt trouwen en een dozijn normale kinderen krijgen…’

Het was een gecompliceerd experiment met vele facetten. Ze hadden een eeuw nodig gehad om de techniek te perfectioneren, en nu voegden ze alles samen in éen project. Natuurlijke oögenese gekoppeld aan synthetische rijping van de ova. Embryo-inductie. Externe bevruchting. Extra-maternale incubatie na inplanting van bevruchte ova. Woorden. Geluiden. Synthetische ontwikkeling. Ex utero foetusontwikkeling. Gelijkheid van genetisch materiaal. Mijn baby’s! Mijn baby; s!

Lona wist niet wie de ‘vader’ was, alleen maar dat één donor al het sperma zou leveren, net zoals één donor alle ova zou geven. Zoveel begreep ze ervan. De doktoren waren er zeer goed in om het project aan haar uit te leggen, stap voor stap, en ze praatten tegen haar zoals tegen een kind. Het meeste ervan kon ze volgen. Ze waren minzaam tegen haar omdat ze geen noemenswaardige ontwikkeling bezat en omdat ze bang was om moeilijke ideeën in zich op te nemen, maar de ruwe intelligentie was er wel.

Haar aandeel in het project was eenvoudig en eindigde na de eerste fase. Ze maakten enkele honderden vruchtbare, maar onrijpe eitjes los uit haar eileiders. Voor zover ’t hun betrof kon Lona daarna de woestijn in. Maar ze moest alles weten. Ze volgde de daaropvolgende stappen.

De eitjes werden verzorgd in kunstmatige eileiders totdat ze rijp waren. Een vrouw kon slechts twee of drie ova tegelijk laten rijpen in de verborgen broeikas van haar middel; de machines konden er honderden aan. Het kardinale, maar in wezen niet nieuwe proces van de mikro-injectie van de eitjes om ze sterker te maken kwam vervolgens aan de beurt. En daarna de bevruchting. De zwemmende spermatozoïden kronkelden naar hun doel. Eén donor, één explosieve uitbarsting in oogsttijd. Vele ova waren in de voorafgaande stadia verloren gegaan. Vele waren niet vruchtbaar of niet bevrucht. Maar bij honderd was dat wel ’t geval. De nietige wriemelaar bereikte zijn haven.

Nu de implantatie van de bevruchte ova. Er was sprake van dat men honderd andere vrouwen zou zoeken om de honderd ontluikende zygoten te dragen. Koekoeksfoetussen, die de verkeerde buiken lieten zwellen. Uiteindelijk werd dit echter buitensporig bevonden. Een tiental vrouwen droeg vrijwillig de last tot deze rijp was, de rest van de bevruchte ova werd in de kunstmatige schoot geplant. Een tiental bleke buiken naakt onder de helle lampen. Een tiental paar dijen openden zich niet voor een minnaar, maar voor alledaags grijze aluminium kokers. Een zachte duw, het binnen dringen van de vloeistof, de voltooiing van de implantatie. Sommige pogingen mislukten. Acht van de gladde buiken zweiden spoedig daarna op.

‘Laat mij ook vrijwilligster zijn,’ had Lona gezegd. Met haar hand op haar platte buik: ‘Laat mij een van de baby’s dragen.’

‘Nee.’

Ze waren vriendelijker dan dat. Ze legden uit dat ’t binnen het kader van het experiment voor haar niet nodig was om die vervelende zwangerschap door te maken. Lang geleden was al aangetoond dat een ovum uit het lichaam van een vrouw genomen kon worden, elders bevrucht, en weer bij haar kon worden ingeplant voor de normale verzorgingstijd. Waarom dat weer herhalen? Dat was geverifieerd, bevestigd. Haar kon die moeite bespaard worden. Ze wilden weten of een menselijke moeder een vreemd embryo bevredigend kon dragen, en daarvoor hadden ze Lona niet nodig.

Had iemand Lona nu nog nodig?

Niemand had Lona nu nog nodig.

Niemand. Lona hield in de gaten wat er gebeurde.

De acht vrijwillige moeders deden het goed. De zwangerschap werd in hun lichaam kunstmatig versneld. Hun lichaam accepteerde de indringers, voedde hen met bloed, omwikkelde ze warm in placenta’s. Een medisch wonder, jawel. Maar veel en veel opwindender was dat het moederschap helemaal afgeschaft kon worden!

Een rij glanzende kastjes. In elk daarvan een zich delende zygote. De snelheid van de celdeling was adembenemend, ’t Duizelde Lona. Groei werd op gang gebracht in het corticale cytoplasma van de zygoten terwijl deze zich splitsten, daarna in de voornaamste axiale organen. ‘Terwijl de gastrulatie voortschrijdt breidt de mesodermale mantel zich vanaf de blastopore naar voren uit en zijn voorste rand komt juist achter het toekomstige lensectoderm te liggen. Deze rand is het toekomstige hart, en tevens een inductor voor de lens. In de open-neurale-plaat-fase van ontwikkeling zijn de toekomstige lenscellen gesitueerd in twee gebieden van de epidermis die precies aan de zijkanten liggen van de voorste hersenplaat. Terwijl de neurale plaat zich buisvormig oprolt, evagineren de toekomstige retinale cellen uit de aanstaande hersenen als deel van het optisch blaasje.’

In zes maanden honderd levende baby’s.

Een woord dat nooit eerder in menselijke context werd gebruikt nu op ieders lippen: honderdling.

Waarom niet?

Eén moeder, éen vader! De rest was toevallig. De draagsters, de metalen schoten — ze hadden warmte en steun gegeven, maar ze waren geen moeder voor de kinderen.

Wie was de moeder?

De vader deed er niet toe. Kunstmatige inseminatie was oudbakken. Statistisch beschouwd kan één man alle vrouwen ter wereld in twee middagen bevruchten. Als het sperma van een man honderd baby’s tegelijk had verwekt, wat dan nog?

Maar de moeder

Haar naam zou niet vrijgegeven worden. ‘Anonieme donor’ — dat was haar plaats in de medische geschiedenis. Maar het verhaal was te goed. Vooral omdat ze nog geen zeventien was. Vooral omdat ze nog geen man had. Vooral omdat ze (zo bezworen de dokters) technisch gesproken maagd was.

Twee dagen na de baring van de honderdling, was Lona’s naam en bijdrage bij het publiek bekend. Ze stond tenger en angstig voor de flitslampen.

‘Ga je de baby’s zelf een naam geven?’

‘Hoe voelde het toen de eitjes uit je gehaald werden?’

‘Hoe voelt het om de moeder van het grootste gezin uit de menselijke historie te zijn?’

‘Wil je met me trouwen?’

‘Kom bij me wonen en wees mijn geliefde.’

‘Een half miljoen voor de exclusieve rechten voor het verhaal!’

Nooit een man?’

‘Wat was je reactie toen ze je vertelden wat het experiment zou worden?’

‘Heb je de vader ontmoet?’

Dat een maand lang. Blonde huid rood door de gloed van camera’s. Ogen wijd opengesperd, oververmoeid, bloeddoorlopen. Vragen. Dokters naast haar om haar antwoorden te leiden. Haar moment van roem, duizelig makend, verbijsterend. De dokters haatten het bijna evenzeer als zij. Ze zouden haar naam nooit hebben vrijgegeven; op één na, die het voor een fiks bedrag had gedaan en de sluizen hadden zich geopend. Nu trachtten ze meer blunders te voorkomen door haar behulpzaam te zijn bij wat ze moest zeggen. Lona zei eigenlijk heel weinig. Deels kwam haar zwijgzaamheid voort uit angst, deels uit onwetendheid. Wat kon ze de wereld vertellen? Wat wilde de wereld van haar?

Korte tijd was ze een wereldwonder. Ze zongen over haar met de songmachines. Diep dreunende akkoorden; een droevige klaagzang over de moeder van een honderdling. Het werd overal gespeeld. Ze kon ’t niet verdragen om ernaar te luisteren. Kom een baby met me maken, hartje. Laten we er nog honderd maken. Haar vriendinnen, om te beginnen al niet veel, voelden dat ’t haar verlegen maakte als Het ter sprake kwam, dus ze spraken bewust over andere dingen, over wat dan ook, en hielden uiteindelijk gewoon met praten op. Ze keerde zich in zichzelf. Vreemden wilden weten hoe het voelde met al die baby’s. Wat kon ze zeggen? Ze wist ’t zelf nauwelijks! Waarom hadden ze een song over haar gemaakt? Waarom roddelden en loerden ze? Wat wilden ze?

Voor sommigen was het allemaal blasfemie. Het donderde vanaf de preekstoelen. Lona rook de scherpe geur van zwavel. De baby’s huilden en rekten zich uit en brabbelden. Ze bezocht ze eenmaal, en huilde, en pakte er een op om het te knuffelen. Het kind werd haar afgenomen en in zijn antiseptische ruimte teruggelegd. Ze mocht ze geen tweede keer bezoeken.

Een honderdling. Honderd zuigelingen die dezelfde groep codons gemeen hadden. Hoe zouden ze worden? Hoe zouden ze opgroeien? Kon iemand leven in een wereld met vijftig broers en vijftig zusjes? Dat vormde een onderdeel van het experiment. Het experiment duurde een heel leven. De psychologen hadden hun entree gemaakt. Veel wist men af van vijflingen: zeslingen waren een beetje bestudeerd en dertig jaar geleden waren er korte tijd enkele zevenlingen geweest. Maar honderdlingen? Een onbegrensd terrein van onderzoek!

Zonder Lona. Haar aandeel was op de eerste dag geëindigd. Iets kouds en tintelends, door een glimlachende verpleegster over haar dijen gewreven. Daarna mannen, die zonder belangstelling naar haar lichaam stonden te kijken. Een verdovend middel. Een waas waarin ze wegzonk, maar waardoorheen ze zich van de penetratie bewust was. Geen andere gevoelens. Het einde. ‘Dank u, juffrouw Kelvin. U kunt gaan.’ Koel linnen tegen haar lichaam. Ergens anders begonnen ze dingen te doen met de geleende ova.

Mijn baby’s. Mijn baby’s.

Licht in mijn ogen!

Toen het moment aanbrak om zichzelf te doden, slaagde Lona daar niet geheel in. Doktoren die leven konden schenken aan een stofdeeltje konden ook het leven behouden in de bron van dat deeltje. Ze knapten haar weer op en daarna vergaten ze haar weer.

Een wonder dat negen dagen duurt, wordt op de tiende dag obscuriteit verleend.

Obscuriteit, maar geen rust. Rust werd nooit verleend; die moest verworven worden, op de moeilijke manier, van binnenuit. Weer teruggezakt in de duisternis kon Lona toch nooit meer dezelfde zijn, want op een andere plaats waren honderd baby’s die voorspoedig opgroeiden. Ze waren niet alleen maar aan haar eileiders gekomen om deze baby’s voort te brengen maar aan haar leven zelf, en de schok echode nog in haar na.

Ze huiverde in de duisternis.

Heel gauw, beloofde ze zichzelf, zal ik ’t weer proberen. En ditmaal zal niemand ’t merken. Deze keer zullen ze me laten gaan. Ik zal heel lang slapen.

Загрузка...