Negen In den beginne was het woord

Voor Burris was ’t zoiets als opnieuw geboren worden. Hij had zijn kamer in zoveel tijd niet verlaten dat ’t een permanente schuilplaats was gaan lijken.

Maar Aoudad maakte de verlossing heel attent toch maar zo pijnloos mogelijk voor hem. Ze gingen weg in ’t holst van de nacht, toen de stad sliep. Burris had een mantel aan en een hoed op. Dat gaf hem zo’n samenzweerdersuiterlijk dat hij om het effect moest lachen; maar toch zag hij het als noodzakelijk. De hoed verborg hem goed, en zolang hij zijn hoofd gebogen hield was hij veilig voor de blikken van een toevallige voorbijganger. Toen ze ’t gebouw verlieten, bleef Burris in de verste hoek van de lift staan, biddend en smekend dat niemand anders op dat moment de lift wilde nemen. Niemand deed dat ook. Maar bij de uitgang werd hij een ogenblik lang door een bundel licht beschenen, en net op dat moment kwam er een man voorbij op weg naar huis. De man bleef stilstaan, starend naar wat er achter de hoed zat. Burris veranderde de uitdrukking op zijn gezicht niet. De man knipperde bij het zien van het onverwachte. Burris’ bittere, verwrongen gelaat keek hem koel aan, en de man liep door. Zijn slaap zou die nacht getekend worden door nachtmerries. Maar dat was beter, dacht Burris, dan dat de nachtmerrie in je leven zelf was geslopen, zoals bij hem gebeurd was.

Er stond een auto klaar, precies achter het gebouw.

‘Chalk houdt op dit uur gewoonlijk geen besprekingen,’ babbelde Aoudad. ‘Maar dit is iets bijzonders, zie je. Hij wil je alle aandacht schenken.’

‘Schitterend,’ bromde Burris.

Ze stapten in de auto. Het was alsof hij de ene schoot ruilde voor een andere, minder ruim maar uitnodigender.

Burris nestelde zich op een fauteuil waarop een paar mensen tegelijk konden zitten, maar kennelijk ontworpen om één stel enorme billen te bevatten. Aoudad zat naast hem op een zitplaats van normalere afmetingen. De auto startte en gleed soepel weg met brommende turbines. De apparatuur pikte de trillingen van de dichtstbijzijnde hoofdweg op, en al spoedig lieten ze de straten van de stad achter zich en snorden ze langs een route met beperkte toegang.

De vensters van het voertuig waren weldadig ondoorzichtig. Burris deed zijn hoed af. Hij wende zich er in korte stadia aan om zich aan andere mensen te vertonen. Aoudad, die zich naar ’t scheen niet druk maakte om zijn verminkingen, was een goede persoon op wie hij zich kon oefenen.

‘Drinken?’ vroeg Aoudad. ‘Roken? Een stimulans?’

‘Nee, dank je.’

‘Kun je die dingen hebben — zoals je bent?’

Burris glimlachte grimmig. ‘Mijn metabolisme is in wezen hetzelfde als dat van jou, zelfs nu. Het zit alleen anders in elkaar. Ik eet wat jij eet. Ik drink wat jij drinkt. Maar nu op dit moment even niet.’

‘Ik vroeg het me af. Vergeef me mijn nieuwsgierigheid.’

‘Natuurlijk.’

‘En de lichaamsfuncties —’

‘Ze hebben de uitscheiding verbeterd. Ik weet niet wat ze met de voortplanting hebben gedaan. De organen zitten er nog wel, maar of ze functioneren? Ik heb nog geen zin gehad om die proef te nemen.’

De spieren van Aoudad’s linkerwang vertrokken zich als in een kramp. Die reactie ontging Burris niet. Waarom stelt hij zo’n belang in mijn seksleven? Normale nieuwsgierigheid? Zat er iets meer achter?’

‘Je wilt me mijn nieuwsgierigheid toch vergeven,’ zei Aoudad opnieuw.

‘Dat heb ik al gedaan.’ Burris leunde achterover en voelde dat zijn zetel vreemde dingen met hem uithaalde. Een massage misschien. Hij was ongetwijfeld gespannen en de arme stoel wilde daar iets aan doen. Maar de stoel was geprogrammeerd voor een omvangrijker iemand. Hij leek te gonzen alsof de spanning te hoog was. Werd hij in de war gebracht, alleen maar door die andere omvang, vroeg Burris zich af. Of veroorzaakten de veranderde contouren van zijn anatomie die verwarring?

Hij zei iets over de stoel tegen Aoudad, die hem uitschakelde. Met een glimlach complimenteerde Burris zich met zijn toestand van milde ontspannenheid. Hij had nog geen bitter woord gesproken sinds de komst van Aoudad. Hij was kalm, zonder woede, hing boven het dode punt. Goed. Goed. Hij had te lang alleen gezeten en zich door zijn ellende laten ondergraven. Die dwaas van een Aoudad was een engel van genade die hem uit zichzelf tilde. Ik ben dankbaar, zei Burris met voldoening tot zichzelf.

‘Hier is ‘t. Hier is Chalk’s kantoor.’

Het gebouw was betrekkelijk laag, niet meer dan drie of vier verdiepingen, maar het was goed afgescheiden van de torens die er omheen stonden. De grote oppervlakte die het besloeg compenseerde het gebrek aan hoogte. Stompe hoeken strekten zich naar links en naar rechts uit; Burris, die nuttig gebruik maakte van zijn toegenomen blikveld, keek zover als hij kon om de zijden van het gebouw en rekende uit dat het waarschijnlijk achthoekig was. De buitenmuur bestond uit een dof bruin metaal, mooi gepolijst, met een deukpatroon als versiering. Er was binnen geen licht te zien, maar er waren dan ook geen ramen.

Eén muur gaapte plotseling voor hen open toen een verborgen toegangssleuf onhoorbaar vaneen ging. Het voertuig schoot naar binnen en kwam tot stilstand in het binnenste van het gebouw. Het portier sprong open. Burris werd zich bewust dat een kleine man met lichte ogen naar hem in de auto stond te kijken.

Hij ervoer een moment van schrik toen hij zich zo onverwacht bekeken voelde worden door een vreemde. Toen herstelde hij zich en staarde terug, keerde de stroomrichting om. De kleine man was ook waard om naar te kijken. Zelfs zonder de bemoeienissen van kwaadwillige chirurgen was hij opvallend lelijk. Praktisch nekloos; dik verward haar dat tot in zijn kraag afhing; grote flaporen; een smalle neus; ongelooflijk lange, dunne lippen die nu weerzinwekkend getuit waren. Geen schoonheid.

Aoudad zei: ‘Minner Burris. Leontes d’Amore. Van de Chalk-staf.’

‘Chalk is wakker. Hij wacht,’ zei d’Amore. Zelfs zijn stem was lelijk.

Toch beweegt hij zich elke dag gewoon in de wereld, overpeinsde Burris.

Weer met zijn hoed op liet hij zich meevoeren door een netwerk van pneumatische liften tot hij zich voelde glijden in een immense grotachtige ruimte die gestoffeerd was met verscheidene soorten centra van activiteit. Op dit moment was er weinig activiteit; de bureaus waren leeg, de schermen zwegen. Een zachte gloed van lichtgevende zwammen verlichtte de ruimte. Zich langzaam omdraaiend liet Burris zijn blik door de ruimte dwalen, omhoog langs een reeks kristallen treden, tot zijn blik viel op een net onder het plafond bij de verste muur, als op een troon gezeten, omvangrijk individu.

Chalk. Natuurlijk.

Burris werd een moment in beslag genomen door die aanblik, en hij vergat even de miljoenvoudige stekende pijn die zijn constante metgezel was. Zo groot? Zo dik? De man had een heel legioen vee verorberd om die omvang te krijgen. Naast hem drong Aoudad hem zacht naar voren, zonder Burris’ elleboog te durven aanraken.

‘Laat me je bekijken,’ zei Chalk. Zijn stem was zacht, innemend. ‘Hierheen. Kom naar mij, Burris.’

Een ogenblik langer. Aangezicht tot aangezicht. Burris deed zijn hoed af en daarna zijn mantel. Laat hem maar kijken. Voor deze berg vlees hoef ik me niet te schamen.

Chalk’s kalme uitdrukking veranderde niet.

Hij bestudeerde Burris nauwkeurig, met grote interesse en geen spoor van weerzin. Op een wenk van zijn dikke hand verdwenen Aoudad en d’Amore. Burris en Chalk bleven alleen achter in de reusachtige, donkere kamer.

‘Ze hebben je goed te pakken gehad,’ merkte Chalk op. ‘Heb je enig idee waarom ze het gedaan hebben?’

‘Louter nieuwsgierigheid. Ook de wens om te verbeteren. Op hun onmenselijke manier zijn ze heel menselijk.’

‘Hoe zien ze eruit?’

‘Pokdalig. Lederachtig. Ik praat er liever niet over.’

‘Okee.’ Chalk was niet opgestaan. Burris stond voor hem, zijn handen gevouwen, de kleine buitenste tentakels ineengestrengeld en dan weer van elkaar. Hij voelde een stoel achter zich en ging ongenood zitten.

‘Je hebt een aardige toestand hier,’ zei hij.

Chalk glimlachte. Hij zei: ‘Doet het pijn?’

‘Wat?’

‘Je veranderingen.’

‘Ik heb heel wat ongemak te verduren. Aardse pijnstillende middelen helpen niet veel. Ze hebben iets gedaan met de zenuwkanalen en niemand hier weet eigenlijk waar ze moeten zijn om de pijn tegen te gaan. Maar het is te verdragen. Ze zeggen dat de ledematen van iemand die een amputatie heeft ondergaan nog jaren nadat ze zijn verwijderd kloppen. Dezelfde gewaarwording, denk ik.’

‘Zijn er ledematen van je verwijderd?’

‘Allemaal,’ zei Burris. ‘En weer op een andere manier aangezet. De medici die me onderzochten waren heel vergenoegd met mijn gewrichten. Ook over mijn pezen en gewrichtsbanden. Dit zijn mijn eigen handen, een beetje veranderd. Mijn voeten. Ik ben er niet echt zeker van hoeveel aan mij van mij is en hoeveel van hun.’

‘En van binnen?’

‘Allemaal anders. Chaos. Er wordt een rapport voorbereid. Ik ben nog niet lang op aarde terug. Ze hebben me even een tijdje bestudeerd, en toen kwam ik in opstand.’

‘Waarom?’

‘Ik werd een ding. Niet alleen voor hen, maar ook voor mezelf. Ik ben geen ding. Ik ben een menselijk wezen dat een andere vorm heeft gekregen. Van binnen ben ik nog steeds menselijk. Prik me en ik bloed. Wat kun je voor me doen, Chalk?’

Een vlezige hand maakte een gebaar. ‘Geduld. Geduld. Ik wil meer over je weten. Je was ruimte-officier, niet?’

‘Ja.’


‘Met universiteit en alles?’

‘Natuurlijk.’

‘Je moet goed aangeschreven hebben gestaan. Ze gaven je een behoorlijk moeilijke opdracht. De eerste landing op een wereld met intelligente wezens — nooit een akkefietje. Hoeveel in je team?’

‘Drie. We zijn allemaal onder het mes gegaan. Prolisse stierf ’t eerst, daarna Malcondotto. Geluksvogels.’

‘Je vindt je lichaam in deze vorm niet zo leuk?’

‘Het heeft zijn voordelen. De doktoren zeggen dat ik misschien wel vijfhonderd jaar leef. Maar ’t is pijnlijk, en ’t is ook vervelend. Ik was nooit geknipt voor monster.’

‘Je bent niet zo lelijk als je misschien denkt,’ merkte Chalk op. ‘O ja, kinderen rennen gillend voor je weg en zo. Maar kinderen zijn conservatief. Ze vinden iets wat nieuw is nooit leuk. Ik vind dat gezicht van je heel aantrekkelijk op een bepaalde manier. Ik durf te zeggen dat een heleboel vrouwen zich aan je voeten zouden willen werpen.’

‘Ik weet ’t niet. Ik heb ’t nooit geprobeerd.’

‘Het groteske heeft zijn aantrekkingskracht, Burris. Ik woog bij mijn geboorte meer dan twintig pond. Mijn gewicht heeft me nooit gehinderd. Ik zie het als een waardevol bezit.’

‘Jij hebt een heel leven gehad om te kunnen wennen aan je omvang,’ zei Burris. ‘Je past jezelf aan op duizend verschillende manieren. En bovendien verkoos je het om zo te zijn. Ik was het slachtoffer van een onbegrijpelijke gril. Het is verkrachting. Ik ben verkracht, Chalk.’

‘Je wilt dat ’t allemaal weer ongedaan gemaakt wordt?’

‘Wat denk je?’

Chalk knikte. Zijn oogleden gleden naar beneden, en het zag er uit alsof hij op datzelfde moment in slaap gevallen was. Burris wachtte, verbijsterd, en er ging meer dan een minuut voorbij. Zonder zich te verroeren zei Chalk: ‘Er zijn chirurgen hier op aarde die met succes hersens kunnen transplanteren van het ene lichaam in het andere.’

Burris voelde een schok, aangegrepen door een grand mal van koortsachtige opwinding. Een nieuw orgaan in zijn lichaam injecteerde krachtige stralen van het een of andere onbekende hormoon in de kom van vreemdheid naast zijn hart. Hij werd duizelig. Hij spartelde in de troebele branding, steeds opnieuw teruggeslagen op het schurende zand door de meedogenloze golven.

Chalk vervolgde kalm: ‘Stel je belang in de technische kant van de zaak?’

De tentakels van Burris’ handen wriemelden oncontroleerbaar.

Een woordenstroom: ‘De hersenen moeten binnen de schedel chirurgisch worden geïsoleerd door het afsnijden van alle aanliggende weefsels. De schedel zelf wordt bewaard voor ondersteuning en bescherming. Natuurlijk moet er een absolute hemostase worden gehandhaafd tijdens de lange periode van anti-coagulatie, en er bestaan technieken om de schedelbasis af te sluiten om bloedverlies te voorkomen. De hersenfuncties worden gecontroleerd met elektroden en thermosondes. De circulatie wordt gehandhaafd door de bovenkaaksbeen- en halsslagaders te koppelen. Lussen, begrijp je. Ik bespaar je de details waarmee het lichaam wordt weggeschaafd totdat uiteindelijk alleen de levende hersenen overblijven. Op ’t laatst wordt het ruggenmerg doorgesneden en zijn de hersenen totaal geïsoleerd, gevoed door hun eigen vaatsysteem. Ondertussen is de ontvanger klaargemaakt. De halsslagader en de halsader worden weggesneden en de voornaamste draagspieren in het halsgebied worden losgesneden. De hersentransplantatie wordt verricht na onderdompeling in een antibiotische oplossing. De slagaders van de geïsoleerde hersenen worden door een siliconencanule verbonden met de overeenkomende slagader van de ontvanger. Een tweede canule wordt in de halsader van de ontvanger vastgezet. Dat alles wordt verricht bij enkele graden onder nul om beschadigingen te voorkomen. Als eenmaal de bloedvoorziening van de ingeplante hersenen is verbonden met die van de ontvanger, brengen we de temperatuur terug tot normaal en beginnen met de standaard postoperatieve technieken. Een lange periode van revalidatie is nodig voordat de getransplanteerde hersenen hun controle over het lichaam van de ontvanger hebben verkregen.’

‘Opmerkelijk.’

‘Niet zo’n erg grote prestatie vergeleken met wat ze bij jou gedaan hebben,’ gaf Chalk toe. ‘Maar die operatie is met succes verricht op hogere zoogdieren. Zelfs met mensapen.’

‘Met mensen?’

‘Nee.’

‘Dan —’

‘Er zijn stervende patiënten gebruikt. Hersenen overgeplant in pas gestorvenen. De kans op succes is hierbij echter nog niet groot. Maar er waren gevallen bij wie het bijna lukte. Nog drie jaar, Burris, en menselijke wezens ruilen net zo gemakkelijk van hersens als nu van armen en benen.’

Burris vond het gevoel van intense verwachting dat door hem heen joeg niet erg prettig. De temperatuur van zijn huid was onaangenaam hoog. Het hart klopte hem in de keel.

Chalk zei: ‘We bouwen een plaatsvervanger voor jou, in zoveel mogelijk opzichten gelijk aan je vroegere uiterlijk. We stellen een golem samen, zie je, uit de bank voor losse onderdelen, maar we maken er geen hersens in. We transplanteren je hersens in die montage. Er zullen vanzelfsprekend verschillen blijven, maar je zult in wezen weer een geheel zijn. Geïnteresseerd?’

‘Martel me niet, Chalk.’

‘Ik geef je mijn woord dat ik ’t meen. Twee technische problemen staan ons nog in de weg. We moeten de techniek nog meester worden om een totale assemblage te maken van een ontvanger, en we moeten die in leven houden totdat we met succes de transplantatie kunnen verrichten. Ik heb al gezegd dat ’t drie jaar duurt voordat we het eerste kunnen bereiken. Zeg nog twee meer om de golem te bouwen. Vijf jaar, Burris, en je zult weer een volledig mens zijn.’

‘Wat zal dat kosten?’

‘Misschien honderd miljoen. Misschien meer.’

Burris lachte schril. Zijn tong — hoeveel leek die nu op die van een slang! — werd zichtbaar.

Chalk: ‘Ik ben bereid om de totale kosten van je herstel voor mijn rekening te nemen.’

‘Nu zit je te fantaseren.’

‘Ik verzoek je vertrouwen te hebben in mijn middelen. Ben je bereid om van je huidige lichaam te scheiden als ik iets kan verschaffen dat dichter bij de menselijke norm ligt?’

Dat was een vraag waarvan Burris nooit verwacht had dat iemand die aan hem zou stellen. Hij was verbijsterd dat hij aarzelde. Hij verachtte zijn lichaam en ging diep gebogen onder het gewicht van wat hem was aangedaan. Maar begon hij ondanks alles van zijn vreemdheid te houden?

Na een kort stilzwijgen zei hij: ‘Hoe vlugger ik dit ding kwijt kan raken, hoe beter.’

‘Goed. Nu is er het probleem van die vijf jaar of zo die ’t in beslag zal nemen. Ik stel voor dat we proberen om tenminste je gezicht een beetje te veranderen zodat je in staat zult zijn om je in de maatschappij te bewegen tot we de overschakeling kunnen maken. Heb je daar belangstelling voor?’

‘Dat gaat niet. Ik heb die gedachte al naar voren gebracht bij de doktoren die me na mijn terugkeer onderzocht hebben. Ik ben een hutspot van vreemde antistoffen, en ik stoot elke transplantatie af.’

‘Ben je van mening dat dit waar is? Of vertelden ze je alleen maar een gemakkelijk leugentje?’

‘Ik denk dat ’t waar is.’

‘Laat me je naar een ziekenhuis sturen,’ stelde Chalk voor. ‘We zullen een paar proeven doen om die uitspraak te verifiëren. Als ’t waar is, dan is er niets aan te doen. Als ’t niet zo is, dan kunnen we ’t leven een beetje gemakkelijker voor je maken. Akkoord?’

‘Waarom doe je dit, Chalk? Wat is het quid pro quo?’

De dikke man draaide zich om zijn as en leunde zwaar naar voren totdat zijn ogen nog maar centimeters van het gezicht van Burris verwijderd waren. Burris keek naar de vreemd delicate lippen, de fijne neus, de immense wangen en gezwollen oogleden. Heel zacht mompelde Chalk: ‘De prijs is buitensporig hoog. Je zult er doodziek van worden. Je slaat de hele zaak af.’

‘Waar gaat ’t om?’

‘Ik ben leverancier van amusement aan de mensen. Ik krijg mijn investeringen in jou er zelfs niet bij benadering uit, maar ik wil terug hebben wat ik kan.’

‘De prijs?’

‘De volledige rechten van de commerciële exploitatie van je verhaal,’ zei Chalk. ‘Te beginnen met je gevangenschap door de vreemden, via je terugkeer naar de aarde en je moeilijke aanpassing aan je veranderde toestand, verder gaand met je toekomstige heraanpassingsperiode. De wereld weet al dat drie mannen een planeet genaamd Manipool hebben betreden, dat er twee gedood werden en dat een derde is teruggekomen als slachtoffer van chirurgische experimenten. Zoveel werd er bericht, en daarna verdween je uit het gezicht. Ik wil je weer voor het voetlicht terug. Ik wil je laten zien terwijl je je menselijkheid terugkrijgt, weer met andere mensen omgaat, omhoogklautert uit de hel, uiteindelijk triomfeert over je katastrofale ervaring en er gelouterd uitkomt. Het zal betekenen dat er veelvuldig inbreuk wordt gemaakt op je privacy, en ik ben er op voorbereid je te horen weigeren. Tenslotte zou je verwachten —’

‘Dit is een nieuwe vorm van marteling, niet?’

‘Iets van een beproeving wellicht,’ gaf Chalk toe. Zijn brede voorhoofd was met zweetdruppels bedekt. Hij zag er rood en opgewonden uit, alsof hij de een of andere innerlijke emotionele climax naderde.

‘Gelouterd,’ fluisterde Burris. ‘Je biedt me een vagevuur aan.’

‘Noem het dat.’

‘Ik verberg me wekenlang. Dan sta ik vijf jaar naakt voor het universum, hè?’

‘Kosten vergoed.’

‘Kosten vergoed,’ zei Burris. ‘Ja. Ja. Ik aanvaard de marteling. Ik ben je speelbal, Chalk. Alleen een menselijk wezen zou het aanbod afslaan. Maar ik neem ’t aan. Ik neem ’t aan!’

Загрузка...