Alayne

Toen de opgaande zon door de ramen naar binnen stroomde, ging Alayne rechtop in bed zitten en rekte zich uit. Gretchel hoorde haar bewegen en stond direct op om haar bedgewaad te halen. Gedurende de nacht was het koud geworden in haar vertrekken. Wanneer de winter ons in zijn greep heeft, wordt het nog erger, dacht ze. ’s Winters zal het hier even koud zijn als in een graftombe.

Alayne schoot het gewaad aan en knoopte het vast rond haar middel. ‘Het vuur is bijna uit,’ merkte ze. ‘Leg er nog een houtblok op, wil je?’

‘Zoals u wenst, jonkvrouwe,’ zei de oude vrouw.

Alaynes appartement in de Maagdentoren was groter en weelderiger dan het kleine kamertje waarin ze was ondergebracht toen vrouwe Lysa nog leefde. Ze had nu een eigen kleedkamer, een eigen privaat en een balkon van gebeeldhouwde witte steen dat uitzag over de Vallei. Terwijl Gretchel het vuur opstookte, trippelde Alayne blootsvoets de kamer door en glipte naar buiten. De steen voelde koud aan onder haar voeten en zoals altijd stond hierboven een felle wind, maar het uitzicht deed haar dat een halve hartslag lang vergeten. De Maagd was de oostelijkste van de zeven slanke torens van het Adelaarsnest, dus lag de hele Vallei voor haar. In het ochtendlicht waren de bossen, rivieren en velden allemaal met een waas overdekt. De zon bescheen de bergen op zo’n manier dat ze van zuiver goud leken.

Wát mooi. De besneeuwde top van de Reuzenlans torende hoog boven haar uit, een enorm massief van steen en ijs waarbij vergeleken het kasteel dat op de flank prijkte maar nietig leek. Waar ’s zomers Alyssa’s Tranen vielen, waren twintig voet lange ijspegels over de rand van de afgrond gedrapeerd. Boven de bevroren waterval zweefde een valk, zijn vleugels wijd gespreid tegen de ochtendhemel. Ik wilde wel dat ik ook vleugels had.

Ze liet haar handen op de gebeeldhouwde stenen balustrade rusten en dwong zichzelf over de rand te kijken. Zeshonderd voet lager kon ze Lucht zien liggen, en de stenen treden die in de berg waren uitgehakt, de kronkelende weg die langs Sneeuwen Steen helemaal naar de bodem van de vallei leidde. Ze kon de torens en donjons van de Maanpoort zien, klein als kinderspeelgoed. Rondom de muren kwamen de strijdkrachten van de Proclamatieheren in beweging. Ze doken uit hun tenten op als mieren uit een mierenhoop. Waren het maar mieren, dacht ze, dan konden we op ze trappen en ze verpletteren.

De Jonge Heer Jager had zich twee dagen geleden met zijn lichtingen soldaten bij de overigen gevoegd. Nestor Roys had de poorten voor hen gesloten, maar zijn garnizoen telde minder dan driehonderd man. Elk van de Proclamatieheren had er duizend bij zich, en ze waren met hun zessen.

Alayne kende hun namen net zo goed als haar eigen naam. Benedar Belmer, heer van Sterkzang. Symond Tempelstee, de ridder van Negensterren. Horten Roodfoort, heer van Roodfoort. Anya Wagenholt, vrouwe van IJzereik. Gilwout Jager, door iedereen de Jonge Heer Jager genoemd, heer van Langbooghal. En Yan Roys, de machtigste van allemaal, de geduchte Bronzen Yan, heer van Runensteen, Nestors neef en het hoofd van de oudste tak van het huis Roys. Die zes hadden zich na Lysa Arryns val in Runensteen verzameld en daar een verbond gesloten, waarbij ze de gelofte hadden afgelegd om heer Robert, de Vallei en elkaar te beschermen. Hun proclamatie maakte geen melding van de Beschermheer, maar sprak van ‘wanbestuur’ waar een einde aan moest komen en ook van ‘valse vrienden en kwaadwillende raadgevers’.

Een kille windvlaag woei langs haar benen omhoog. Ze ging naar binnen om een japon voor het ontbijt uit te kiezen. Petyr had haar de garderobe van zijn vrouw zaliger gegeven, een weelde aan zijde, satijn, fluweel en bont die alles wat ze ooit had gedroomd te boven ging, ook al was het haar voor het merendeel veel te groot. Vrouwe Lysa was door haar lange reeks zwangerschappen, doodgeboorten en miskramen erg gezet geworden. Een paar van de oudste japonnen waren echter voor de jonge Lysa Tulling van Stroomvliet vervaardigd en Gretchel was erin geslaagd andere voor Alayne te vermaken; het meisje had op haar dertiende bijna net zulke lange benen als haar tante op haar twintigste had gehad.

Vanmorgen viel haar oog op een mi-parti japon in de Tulling-kleuren rood en blauw; afgezet met hermelijn. Gretchel hielp haar armen in de klokrnouwen en reeg de japon op de rug vast, waarna ze haar haar borstelde en opstak. Alayne had het gisteravond voordat ze naar bed ging weer donker geverfd. De spoeling die ze van haar tante had gekregen, kleurde haar haar van warm koper in glanzend bruin, maar het duurde zelden lang voordat de roodtint bij de wortels weer opdook. En wat moet ik als de verfopraakt? De spoeling kwam uit Tyrosh, aan de overkant van de zee-engte.

Toen ze naar beneden ging om te ontbijten, werd Alayne opnieuw getroffen door de stilte die in het Adelaarsnest heerste. In al de Zeven Koninkrijken was geen rustiger kasteel te vinden. De bedienden hier waren gering in aantal en oud, en ze dempten hun stemmen om de jeugdige heer niet op te winden. Er waren geen paarden op de berg, geen honden die blaften en gromden, geen ridders die oefenden op de binnenplaats. Zelfs de voetstappen van de wachters door de lichte stenen zalen klonken merkwaardig gedempt. Ze kon de wind rond de torens horen steunen en zuchten, maar dat was alles. Toen ze pas in het Adelaarsnest was, had ze ook het gemurmel van Alyssa’s Tranen gehoord, maar inmiddels was de waterval bevroren. Volgens Gretchel zou hij tot het voorjaar stil blijven.

Ze trof heer Robert alleen in de Morgenzaal boven de keukens aan. Hij zat met een houten lepel lusteloos in een grote kom havermout met honing te roeren.

‘Ik vroeg om eieren,’ klaagde hij toen hij haar zag. ‘Ik vroeg om drie zachtgekookte eieren en wat mager spek.’

Eieren hadden ze al evenmin als spek. De graanopslag van het Adelaarsnest bevatte voldoende haver, maïs en gerst om hen een jaar lang in leven te houden, maar voor verse waar waren ze afhankelijk van een bastaardmeisje genaamd Mya Steen; zij bracht het altijd van de bodem van de Vallei naar boven. Nu de Proclamatieheren aan de voet van de berg gelegerd waren, kwam Mya er niet doorheen. Heer Belmer, de eerste van de zes die de Poort had bereikt, had een raaf gezonden om Pinkje te vertellen dat er pas weer voedsel naar het Adelaarsnest zou worden gebracht als hij heer Robert naar beneden zond. Het was niet echt een belegering, nog niet, maar het scheelde niet veel.

‘Je kunt eieren krijgen als Mya komt, zo veel als je wilt,’ beloofde Alayne het kleine heertje. ‘Ze brengt eieren, boter en meloenen mee, allemaal lekkere dingen.’

De jongen was niet tevredengesteld. ‘Ik wou vandaag eieren.’

‘Robinlief, er zijn geen eieren, dat weet je. Eet alsjeblieft je havermout op, die is heel lekker.’ Ze nam een hap van de hare.

Robert schoof zijn lepel door de kom heen en weer maar bracht hem niet naar zijn mond. ‘Ik heb geen honger,’ besloot hij. ‘Ik wil terug naar bed. Vannacht kon ik helemaal niet slapen. Ik hoorde gezang. Maester Colemon heeft me droomwijn gegeven, maar ik kon het nog steeds horen.’

Alayne legde haar lepel neer. ‘Als er gezongen was, zou ik het ook hebben gehoord. Je hebt akelig gedroomd, dat is alles.’

‘Nee, het wás geen droom.’ Er sprongen tranen in zijn ogen. ‘Marillion zong weer. Je vader zegt dat hij dood is, maar dat ís niet zo.’

‘Het is wel zo.’ Dat hij klein en ziekelijk is, is al erg genoeg, maar stel je voor dat hij ook nog eens gek is? ‘Robinlief, hij is dood, heus. Marillion hield te veel van je moeder en kon niet leven met wat hij haar had aangedaan, dus liep hij de lucht in.’ Alayne had het lijk evenmin gezien als Robert, maar dat de zanger dood was, daar twijfelde ze geen moment aan. De Proclamatieheren hebben hem vermoord, met dat stomme verbond van ze. ‘Hij is er echt niet meer.’

‘Maar ik hoor hem iedere nacht. Zelfs als ik de luiken dichtdoe en een kussen op mijn hoofd leg. Je vader had hem zijn tong af moeten snijden. Dat zei ik nog tegen hem, maar hij weigerde.’

Hij had een tong nodig om te bekennen. ‘Wees een brave jongen en eet je havermout op,’ zei Alayne smekend. ‘Alsjeblieft. Voor mij?’

‘Ik wil geen havermout.’ Robert smeet zijn lepel de zaal door. Het ding raakte een wandtapijt en liet een veeg havermout op een witzijden maan achter. ‘De heer wil eieren!’

‘De heer zal havermout eten en dankbaar zijn,’ zei Petyrs stem achter hen.

Alayne keek om en zag hem in de deurboog, geflankeerd door maester Colemon. ‘U moet naar de Beschermheer luisteren, heer,’ zei de maester. ‘Uw baandermannen komen de berg op om u trouw te zweren, dus zult u al uw kracht nodig hebben.’

Robert wreef met een knokkel in zijn linkeroog. ‘Stuur ze weg. Ik wil ze niet. Als ze komen, laat ik ze vliegen.’

‘U brengt mij sterk in de verleiding, heer, maar ik vrees dat ik hun een vrijgeleide heb beloofd,’ zei Petyr. ‘Hoe dan ook, het is nu te laat om ze nog terug te sturen. Ze zijn inmiddels misschien al tot Steen omhoog geklommen.’

‘Waarom laten ze hem niet met rust?’ jammerde Alayne. ‘We hebben ze nooit kwaad gedaan. Wat willen ze toch van ons?’

‘Alleen maar heer Robert. Hem, en de Vallei.’ Petyr glimlachte. ‘Ze komen met z’n achten. Heer Nestor wijst hun de weg naar boven, en ze hebben Lyn Corbree bij zich. Ser Lyn is niet iemand die wegblijft als er bloed in de aanbieding is.’

Zijn woorden droegen er weinig toe bij haar angst te sussen. Lyn Corbree had bijna evenveel mannen in tweegevechten gedood als in de strijd. Hij had zijn sporen verdiend tijdens Roberts opstand, wist ze; eerst had hij voor de poorten van Meeuwstede tegen heer Jan Arryn gevochten en later onder diens banieren aan de Drietand, waar hij prins Lewyn van Dorne had neergehouwen, een witte ridder van de Koningsgarde. Petyr had gezegd dat prins Lewyn al ernstig gewond was geweest toen hij op het tij van de veldslag naar zijn laatste dans met Vrouwe Troosteloos was gevoerd, maar hij had eraan toegevoegd: ‘Dat is iets waar je Corbree beter niet op kunt wijzen. Degenen die dat doen, krijgen al snel de kans om Martel zelf te vragen of dat klopt, beneden in de zalen van de hel.’ Als zelfs maar de helft van wat ze van heer Roberts wachters had gehoord, waar was, dan was Lyn Corbree gevaarlijker dan alle zes Proclamatieheren bij elkaar.

‘Waarom komt hij?’ vroeg ze. ‘Ik dacht dat de Corbrees aan uw kant stonden.’

‘Heer Lyonel Corbree staat welwillend tegenover mijn bewind,’ zei Petyr, ‘maar zijn broer gaat zijn eigen weg. Bij de Drietand, toen hun vader gewond raakte, was Lyn degene die Vrouwe Troosteloos naar zich toe griste en de man doodde die hem had geveld. Terwijl Lyonel de oude man naar de maesters in de achterhoede terugbracht, voerde Lyn de aanval aan tegen de Dorners die Roberts linkerflank bedreigden, doorbrak hun linies volledig en doodde Lewyn Martel. Dus toen de oude heer Corbree stierf, liet hij de Vrouwe aan zijn jongste zoon na. Lyonel kreeg zijn grondgebied, zijn titel, zijn kasteel en al zijn geld, maar hij heeft nog steeds het gevoel dat hem zijn geboorterecht is ontnomen, terwijl ser Lyn… nu ja, hij is evenveel op Lyonel gesteld als op mij. Hij was zelf op Lysa’s hand uit.’

‘Ik vind ser Lyn niet aardig,’ hield Robert vol. ‘Ik wil niet dat hij hier komt. Stuur hem weer naar beneden. Ik heb nooit gezegd dat hij mocht komen. Niet hier. Het Adelaarsnest is onneembaar, zei moeder.’

‘Uw moeder is dood, heer. Tot uw zestiende naamdag heers ik over het Adelaarsnest.’ Petyr wendde zich tot de gekromde dienstbode die zich bij de keukentrap ophield. ‘Mela, haal een nieuwe lepel voor heer Robert. Hij wil zijn havermout opeten.’

‘Helemáál niet! Laat mijn havermout vliegen!’

Ditmaal smeet Robert de kom weg, met havermout, honing en al. Petyr Baelish dook behendig opzij, maar maester Colemon was minder snel. De houten kom trof hem midden op de borst en de inhoud spatte over zijn gezicht en schouders. Hij slaakte een hoogst onmaesterachtig gilletje, terwijl Alayne zich opzij draaide om het jeugdige heertje te kalmeren, maar te laat. De toeval had hem al in de greep. Een melkkan vloog door de lucht, geraakt door zijn maaiende hand. Toen hij probeerde op te staan, trapte hij zijn stoel om en viel er ruggelings bovenop. Met zijn ene voet trof hij Alayne zo hard in haar buik dat het haar de adem benam. ‘O, goeie goden,’ hoorde ze Petyr vol walging zeggen.

Met dikke klodders havermout op zijn gezicht en in zijn haar geplakt, boog maester Colemon zich over zijn pupil heen en mompelde sussende woordjes. Een klodder droop traag over zijn rechterwang omlaag, als een klonterige, grijsbruine traan. Deze aanval is minder erg dan de vorige, dacht Alayne in een poging om optimistisch te blijven.

Tegen de tijd dat de stuipen ophielden, waren er twee wachters in hemelsblauwe mantels en zilveren maliënhemden verschenen, door Petyr ontboden. ‘Breng hem weer naar bed en geef hem een aderlating,’ zei de Beschermheer, en de grootste wachter tilde de jongen in zijn armen op. Ik zou hem ook kunnen dragen, dacht Alayne. Hij is niet zwaarder dan een pop.

Colemon bleef nog even achter voordat hij hen volgde. ‘Heer, deze onderhandelingen kunnen beter tot een andere dag uitgesteld worden. Sinds de dood van vrouwe Lysa zijn de aanvallen erger geworden. Frequenter en heviger. Ik tap het kind al zo vaak bloed af als ik durf en ik meng droomwijn en papavermelk voor hem om hem in slaap te helpen, maar…’

‘Hij slaapt twaalf uur per dag,’ zei Petyr. ‘Het is noodzakelijk voor mij dat hij van tijd tot tijd wakker is.’

De maester haalde een hand door zijn haar terwijl klodders havermout op de grond dropen. ‘Vrouw Lysa gaf heer Robert altijd de borst wanneer hij overspannen raakte. Volgens aartsmaester Ebroos heeft moedermelk vele eigenschappen die bevorderlijk zijn voor de gezondheid.’

‘Is dat wat u aanraadt, maester? Dat we een min zoeken voor de heer van het Adelaarsnest en de Beschermer van de Vallei? Wanneer moeten we hem dan spenen, op zijn trouwdag? Dan kan hij rechtstreeks van de tepels van zijn min op die van zijn vrouw overgaan.’ Heer Petyrs lach maakte duidelijk hoe hij daarover dacht. ‘Nee, het lijkt me van niet. Ik stel voor dat u een andere oplossing zoekt. De jongen is dol op zoetigheid, nietwaar?’

‘Zoetigheid?’ zei Colemon.

‘Zoetigheid. Koeken en pasteien, moes en gelei, honing aan de raat. Misschien een snuifje zoetslaap in zijn melk, hebt u dat al geprobeerd? Een snuifje maar, om hem te kalmeren en een eind te maken aan die ellendige stuipen.’

‘Een snuifje?’ De adamsappel van de maester danste op en neer toen hij slikte. ‘Een klein snuifje… misschien, misschien. Niet te veel en niet te vaak, ja, dat zou ik wel kunnen proberen…’

‘Een snuifje,’ zei heer Petyr, ‘voordat u hem komt brengen om de heren te ontmoeten.’

‘Zoals u beveelt, heer.’ De maester haastte zich weg. Zijn keten rinkelde zachtjes bij iedere stap.

‘Vader,’ vroeg Alayne toen hij weg was, ‘wilt u een kom havermout voor het ontbijt?’

‘Ik heb een hekel aan havermout.’ Hij keek haar aan met Pinkjes ogen. ‘Ik ontbijt liever met een kus.’

Een echte dochter zou haar vader geen kus weigeren, dus liep Alayne naar hem toe en kuste hem, een snel, droog kusje op zijn wang. Ze liep even snel weer bij hem vandaan.

‘Wat… plichtsgetrouw,’ Pinkje lachte met zijn mond, maar niet met zijn ogen. ‘Welnu, het geval wil dat ik andere plichten voor je heb. Zeg tegen de kokkin dat ze wat rode wijn met honing en rozijnen warmt. Tegen de kou en de dorst die de heren na hun lange klim zullen hebben. Als ze er zijn, treed jij ze tegemoet en biedt hun verversingen aan. Wijn, brood en kaas. Wat voor kaas hebben we nog?’

‘De pikante witte en de stinkende blauwe.’

‘De witte. En je kunt je ook maar beter verkleden.’

Alayne keek neer op haar jurk, met het donkere blauwen warme rood van Stroomvliet. ‘Is deze te…’

‘Te veel Tulling. Het zal de Proclamatieheren geen genoegen doen wanneer ze mijn bastaarddochter in de kleren van mijn overleden vrouw zien rondhupsen. Kies iets anders uit. Moet ik je eraan herinneren dat je hemelsblauw en roomwit moet vermijden?’

‘Nee.’ Hemelsblauw en roomwit waren de kleuren van het huis Arryn. ‘Acht, zei u. Is Bronzen Yan erbij?’

‘Hij is de enige die ertoe doet.’

‘Bronzen Yan kent mij,’ bracht ze hem in herinnering. ‘Hij was in Winterfel te gast toen zijn zoon naar het noorden ging om het zwart aan te nemen.’ Ze was smoorverliefd geworden op ser Waymar, stond haar nog vaag voor de geest, maar dat was in een vorig leven, toen ze nog een dom klein meisje was. ‘En dat is niet de enige keer. Heer Roys heeft… hij heeft Sansa Stark nog een keer gezien in Koningslanding, op het toernooi van de Hand.’

Petyr tilde haar kin op met een vinger. ‘Dat Roys een glimp van dit knappe gezichtje heeft opgevangen, daar twijfel ik niet aan, maar het was maar een van de duizend gezichten. Een man die aan een toernooi deelneemt heeft wel meer aan zijn hoofd dan naar een kind in de menigte te kijken. En in Winterfel was Sansa een klein meisje met koperkleurig haar. Mijn dochter is een rijzige, schone maagd en heeft kastanjebruin haar. De mensen zien wat ze verwachten te zien, Alayne.’ Hij kuste haar op haar neus. ‘Laat Maddie vuur maken in de bovenzaal. Daar zal ik onze Proclamatieheren ontvangen.’

‘Niet in de Hoge Zaal?’

‘Nee. Mogen de goden verhoeden dat ik in de buurt van de hoge zetel van de Arryns wordt gesignaleerd. De heren zouden eens kunnen denken dat ik er op wil gaan zitten. Zo’n laaggeboren zitvlak als het mijne mag nooit naar zulke hoogverheven kussens streven.’

‘De bovenzaal.’ Daar had ze het bij moeten laten, maar de woorden tuimelden haar over de lippen. ‘Als u ze Robert gaf…’

‘…en de Vallei?’

‘Die hebben ze al.’

‘O, een groot deel ervan, dat is zo. Maar niet alles. Ik ben heel geliefd in Meeuwstede en ben zelf ook met een paar heren bevriend. Grift, Lynderling, Lyonel Corbree… hoewel je gelijk hebt dat die niet tegen de Proclamatieheren opgewassen zijn. Maar toch, waar wilde je dat we naar toe gingen, Alayne? Terug naar mijn sterke veste op de Vingers?’

Daar had ze over nagedacht. ‘Joffry heeft u Harrenhal gegeven. Daar bent u heer op persoonlijke titel.’

‘In naam. Ik had een belangrijke zetel nodig om met Lysa te trouwen en de Lannisters waren echt niet geneigd om me de Rots van Casterling te geven.’

‘Ja, maar het kasteel is wel van u.’

‘Ah, en wat voor kasteel! Holle zalen en bouwvallige torens, spoken en tocht, niet te verwarmen zo duur, en onmogelijk te bemannen… en dan is er ook nog de bijkomstigheid van die vloek.’

‘Vervloekingen bestaan alleen in liederen en verhalen.’

Dat leek hij vermakelijk te vinden. ‘Is er een lied gemaakt over Gregor Clegane, die stierf aan een stoot met een vergiftigde speer? Of over zijn voorganger, de huurling, wiens ledematen ser Gregor stukje bij beetje verwijderde? Die kerel had het kasteel veroverd op ser Amaury Lars, die het van heer Tywin had gekregen. De eerste werd door een beer gedood, en de tweede door jouw dwerg. En vrouwe Whent is ook dood, heb ik gehoord. Walchsteens, Sterks, Harrewegs… Harrenhal heeft elke hand doen verdorren die het heeft aangeraakt.’

‘Geef het dan aan heer Frey.’

Petyr lachte. ‘Misschien doe ik dat wel. Of nog beter, aan onze lieve Cersei. Al mag ik niet zulke harde woorden over haar spreken, ze stuurt me een paar schitterende wandtapijten. Is dat niet aardig van haar?’ Toen ze de naam van de koningin hoorde, verstijfde ze. ‘Ze is niet aardig. Ze jaagt me angst aan. Als ze erachter komt waar ik ben…’

‘…moet ik haar misschien eerder uit het spel verwijderen dan ik oorspronkelijk van plan was. Althans, als ze voor die tijd zichzelf niet heeft verwijderd.’ Petyr wierp haar een plagerig lachje toe. ‘In het spel der tronen kunnen zelfs de geringste stukken er blijk van geven een eigen wil te bezitten. Soms weigeren ze de zetten te doen die je voor ze hebt uitgedacht. Denk daar goed aan, Alayne. Dat is een les die Cersei Lannister nog steeds niet heeft geleerd. En nu, heb je niet een paar plichten te vervullen?’

Dat had ze inderdaad. Eerst zag ze erop toe dat de wijn werd verwarmd, waarna ze een geschikte pittige witte kaas uitzocht en de kokkin beval genoeg brood voor twintig personen te bakken, voor het geval de Proclamatieheren in groteren getale zouden komen dan verwacht. Zodra ze ons brood en zout hebben gegeten, zijn ze onze gasten en kunnen ze ons niets meer doen. De Freys hadden alle wetten van de gastvrijheid geschonden toen ze in de Tweeling haar moeder en haar broer hadden vermoord, maar ze kon niet geloven dat een zo edele heer als Yan Roys zich ooit tot zoiets zou verlagen.

Daarna kwam de bovenzaal. Op de vloer lag een Myrisch tapijt, dus was het niet nodig die met biezen te bedekken. Alayne vroeg twee bedienden de schragentafel op te zetten en acht van de zware, met leer beklede eikenhouten stoelen naar boven te brengen. Voor een banket zou ze er een aan het hoofd van de tafel hebben geplaatst, een aan de voet, en drie aan elke kant, maar dit was geen banket. Ze liet de mannen zes stoelen aan de ene kant van de tafel zetten en twee aan de andere. De Proclamatieheren waren intussen misschien al tot Sneeuw gevorderd. De klim nam zelfs op een muilezel bijna een hele dag in beslag. Te voet hadden de meeste mensen er meerdere dagen voor nodig.

Het was mogelijk dat de heren tot diep in de nacht zouden praten. Dan zouden ze nieuwe kaarsen nodig hebben. Nadat Maddie het vuur had aangelegd, stuurde ze haar naar beneden om de geurkaarsen van bijenwas te halen die heer Wasselingh aan vrouwe Lysa had gegeven toen hij om haar hand dong. Daarna nam ze weer een kijkje in de keuken om te zorgen dat het goed ging met de wijn en het brood. Alles leek van een leien dakje te gaan, en ze had nog tijd genoeg om een bad te nemen, haar haar te wassen en zich te verkleden.

Er was een japon van purperen zijde die ze even in overweging nam en nog een van donkerblauw fluweel met zilverkleurige splitten waarbij de kleur van haar ogen prachtig zou uitkomen, maar ten slotte bedacht ze dat Alayne uiteindelijk een bastaard was en geen kleren behoorde te dragen die haar status te boven gingen. De jurk die ze uitkoos was van lamswol, donkerbruin en eenvoudig gesneden, en het hele keursje, de mouwen en de zoom waren met wijnranken en bladeren in gouddraad geborduurd. De jurk was bescheiden en stond haar goed, al was hij nauwelijks luxueuzer dan de kleding van een dienstmeid. Petyr had haar ook alle juwelen van vrouwe Lysa gegeven en ze probeerde verscheidene halssnoeren uit, maar ze kwamen haar allemaal te opzichtig voor. Ten slotte koos ze een eenvoudig fluwelen lint in een herfstgouden tint uit. Toen Gretchel Lysa’s verzilverde spiegel voor haar had gehaald, leek de kleur precies te passen bij Alaynes weelderige, donkerbruine jaar. Heer Roys herkent me van zijn leven niet, dacht ze. Sterker nog, ik herken mezelf nauwelijks.

Met het gevoel dat ze bijna even stoutmoedig was als Petyr Baelish, zette Alayne Steen haar glimlach op en daalde af om haar gasten te ontmoeten.

Het Adelaarsnest was het enige kasteel in de Zeven Koninkrijken waar de hoofdingang lager lag dan de kerkers. Een steile stenen trap kroop de bergflank op, voorbij de wegkastelen Steen en Sneeuw; maar hij eindigde bij Lucht. De laatste zeshonderd voet van de klim ging het verticaal omhoog. Bezoekers waren gedwongen van hun muildieren af te stijgen en een keus te maken. Ze konden plaatsnemen in een wiebelende houten kuip die gebruikt werd om voorraden op te takelen, of via een schoorsteen in de rots omhoogklimmen met behulp van handgrepen die in het gesteente waren uitgehakt.

Heer Roodfoort en vrouwe Wagenholt, van alle Proclamatieheren het meest gevorderd in leeftijd, kozen ervoor om opgetakeld te worden, waarna de kuip nogmaals werd neergelaten voor de dikke heer Belmer. De andere heren klommen naar boven. Alayne ontving hen in de Maansikkelkamer bij een warm vuur. Daar heette ze hen namens heer Robert welkom en bood hun brood, kaas en warme kruidenwijn in zilveren bekers aan.

Petyr had haar een wapenboek gegeven om te bestuderen, zodat ze hun deviezen zou herkennen, ook al kende ze hen niet van gezicht. Het rode kasteel was duidelijk Roodfoort, een korte man met een· keurige grijze baard en milde ogen. Vrouwe Anya was de enige vrouw onder de Proclamatieheren; zij droeg een donkergroene mantel met daarop in kralen van git het gebroken rad van de Wagenholts gestikt. Zes zilveren klokken op purper, dat was Belmer, die een peervormige buik en ronde schouders had. Zijn baard was een peenrood-met-grijze verschrikking die aan een veelheid van kinnen ontsproot. In tegenstelling daarmee was die van Symond Tempelstee zwart en puntig. Met zijn kromme neus en ijsblauwe ogen zag de ridder van Negensterren eruit als een elegante roofvogel. Zijn wambuis vertoonde negen zwarte sterren in een gouden schuinkruis. De hermelijnen mantel van de Jonge Heer Jager bracht haar in verwarring, totdat ze de broche in het oog kreeg waarmee hij was vastgespeld: een waaier van vijf zilveren pijlen. Alayne zou hem eerder op vijftig dan op veertig hebben geschat. Zijn vader had Langbooghal bijna zestig jaar bestierd, om vervolgens zo plotseling te overlijden dat sommigen fluisterden dat de nieuwe heer zijn erfopvolging wat had verhaast. Jagers wangen en neus waren als appeltjes zo rood, hetgeen op een zekere voorliefde voor de druif duidde. Ze zorgde ervoor dat ze zijn beker net zo vaak bijvulde als hij hem leegde.

De jongste man van het gezelschap had drie raven op zijn borst die elk een bloedrood hart in hun klauwen klemden. Zijn bruine haar was schouderlang; een ontsnapte lok krulde over zijn voorhoofd. Ser Lyn Corbree, dacht Alayne, met een argwanende blik op zijn harde mond en rusteloze ogen.

Het laatste van allemaal kwamen de heren Roys: Nestor en Bronzen Yan. De heer van Runensteen was even lang als de Jachthond. Hoewel hij grijs haar en rimpels in zijn gezicht had, zag heer Yan er nog altijd uit alsof hij met zijn enorme, knoestige handen de meeste jongere mannen als takjes doormidden kon laten knappen. Zijn doorgroefde, plechtige gezicht deed al haar herinneringen aan zijn bezoek in Winterfel bovenkomen. Ze zag hem weer aan tafel zitten terwijl hij op gedempte toon met haar moeder sprak. Ze hoorde zijn stem tegen de muren weergalmen toen hij terugkwam van een jachtpartij met een bok achter zijn zadel. Ze zag voor zich hoe hij op de binnenplaats haar vader met een oefenzwaard in het stof deed bijten en zich vervolgens naar Ser Rodrik toekeerde en ook hem versloeg. Hij zal me herkennen. Hoe zou het hem kunnen ontgaan? Ze overwoog zich aan zijn voeten te werpen om zijn bescherming af te smeken. Hij heeft nooit voor Robb gestreden, waarom zou hij voor mij strijden? De oorlog is voorbij en Winterfel is gevallen.

‘Heer Roys,’ vroeg ze verlegen, ‘wilt u een beker wijn, om de ergste kou te verdrijven?’

Bronzen Yan had leigrijze ogen, half verborgen onder de borsteligste wenkbrauwen die ze ooit had gezien. Ze knepen zich samen toen hij op haar neerkeek. ‘Ken ik jou, meisje?’

Alayne had een gevoel alsof ze haar tong had ingeslikt, maar heer Nestor redde haar. ‘Alayne is de natuurlijke dochter van de Beschermheer,’ zei hij met barse stem tegen zijn neef.

‘Pinkjes pinkje is druk bezig geweest,’ zei Lyn Corbree met een boosaardig lachje. Belmer lachte en Alayne voelde dat ze een kleur kreeg. ‘Hoe oud ben je, kind?’ vroeg vrouwe Wagenholt.

‘Veer-veertien, vrouwe.’ Even vergat ze hoe oud Alayne hoorde te zijn. ‘En ik ben geen kind, ik ben een ontbloeide maagd.’

‘Maar toch geen ontmaagde bloem, mag ik hopen.’ De mond van de Jonge Heer Jager ging volledig onder zijn borstelige snor schuil.

‘Nog niet,’ zei Lyn Corbree, alsof ze er zelf niet bij was. ‘Maar rijp voor de pluk, zou ik zeggen.’

‘Gaat dat in Hartsheem voor hoofsheid door?’ Anya Wagenholt had grijzend haar en kraaienpootjes bij haar ooghoeken, en de huid onder haar kin was slap, maar ze straalde onmiskenbaar adeldom uit. ‘Het meisje is jong en welopgevoed en heeft genoeg verschrikkingen doorstaan. Let op uw tong, ser.’

‘Mijn tong is mijn zaak,’ kaatste Corbree terug. ‘Let u liever op de uwe, vrouwe. Ik word niet graag op de vingers getikt, zoals nogal wat doden u zouden kunnen bevestigen.’

Vrouwe Wagenholt keerde hem de rug toe. ‘Breng ons maar naar je vader, Alayne. Hoe eerder we dit achter de rug hebben, hoe beter.’

‘De Beschermheer wacht op u in de bovenzaal. Wilt u mij volgen, heren?’

Vanaf de Maansikkelkamer bestegen ze een steile marmeren trap die zowel langs de onderhoeves als de kerkers voerde en onder de pekgaten door liep, hetgeen de Proclamatieheren voorwendden te negeren. Belmer pufte weldra als een blaasbalg en Roodfoorts gezicht werd net zo grijs als zijn haar. Op hun nadering trokken de wachters boven aan de trap het valhek op.

‘Deze kant op, alstublieft.’ Alayne leidde hen de galerij door, langs een twaalftal prachtige wandtapijten. Voor de bovenzaal stond ser Lothor Brune. Hij deed de deur voor hen open en volgde hen naar binnen.

Petyr zat aan de schragentafel met een beker wijn naast zich een omkrullend stuk blank perkament te bekijken. Toen de Proclamatieheren een voor een binnentraden, keek hij op. ‘Weest welkom, mijne heren. En u ook, vrouwe. De klim is vermoeiend, ik weet het. Neemt u alstublieft plaats. Alayne, liefje, meer wijn voor onze edele gasten.’

‘Zoals u wenst, vader.’ De kaarsen waren aangestoken, zag ze tot haar genoegen; de bovenzaal rook naar nootmuskaat en andere kostbare specerijen. Ze ging de flacon halen terwijl de bezoekers naast elkaar gingen zitten… op Nestor Roys na, die aarzelde voordat hij om de tafel heen liep en de lege stoel naast heer Petyr nam, en Lyn Corbree, die bij de haard ging staan om zijn handen te warmen. De hartvormige robijn in zijn zwaardknop straalde een rossige gloed uit. Alayne zag dat hij tegen ser Lothor Brune glimlachte. Ser Lyn is heel knap, voor een oudere man, dacht ze, maar zijn glimlach bevalt me niet.

‘Ik heb die opmerkelijke proclamatie van u gelezen,’ begon Petyr. ‘Prachtig. De maester die de tekst heeft opgesteld, bezit de gave van het woord. Ik wilde alleen dat u mij ook had uitgenodigd om dit te ondertekenen.’

Dat overviel hen. ‘U?’ zei Belmer. ‘Ondertekenen?’

‘Ik kan net zo goed met een ganzenveer omgaan als wie ook, en niemand draagt heer Robert een warmer hart toe dan ik. Wat die valse vrienden en kwaadwillende raadgevers betreft, laten we die vooral uitroeien. Heren, ik sta aan uw kant, met hart en hand. Toon mij waar ik mijn handtekening moet zetten, verzoek ik u.’

Alayne, bezig met inschenken, hoorde Lyn Corbree grinniken. De anderen leken niet te weten hoe ze het hadden, totdat Bronzen Van Roys zijn knokkels liet kraken en zei: ‘We komen niet voor je handtekening. En we zijn ook niet van plan om hier met woorden te schermen, Pinkje.’

‘Wat jammer. Ik ben dol op verbale schermpartijen.’ Petyr legde het perkament opzij. ‘Zoals u wenst. Laten we er geen doekjes om winden. Wat wilt u van mij, heren? Vrouwe?’

‘Wij willen u niet.’ Symond Tempelstee vestigde zijn kille blauwe blik op de Beschermheer. ‘Wij willen u weg hebben.’

‘Weg?’ Petyr deed of hij verrast was. ‘Waar moet ik dan naar toe?’

De kroon heeft u tot heer van Harrenhal benoemd,’ merkte de Jonge Heer Jager op. ‘Daar zou iedereen toch genoeg aan moeten hebben.’

‘Het rivierengebied heeft een heer nodig,’ zei Horten Roodfoort. ‘Stroomvliet is in staat van beleg. Vaaren en Zwartewoud zijn openlijk met elkaar in oorlog, en vogelvrij en zwerven vrijelijk rond langs beide oevers van de Drietand en stelen en moorden naar het hun goeddunkt. Waar je ook komt, overal ligt het landschap bezaaid met onbegraven lijken.’

‘Zoals u het zegt klinkt het geweldig aantrekkelijk, heer Roodfoort,’ antwoordde Petyr, ‘maar het geval wil dat ik hier dringende verplichtingen heb. En laten we ook aan heer Robert denken. Wilt u dat ik een ziekelijk kind naar dat bloedbad meesleep?’

‘Heer Robert blijft in de Vallei,’ verklaarde Van Roys. ‘Ik ben van plan de jongen mee te nemen naar Runensteen en hem daar op te voeden tot een ridder waar Jon Arryn trots op zou zijn geweest.’

‘Waarom Runensteen?’ peinsde Petyr. ‘Waarom niet IJzereik of Roodfoort? Waarom niet Langbooghal?’

‘Die zouden allemaal ook geschikt zijn,’ verklaarde heer Belmer, ‘en heer Robert zal ze te zijner tijd allemaal bezoeken.’

‘Is dat zo?’ Heer Petyrs toon leek enige twijfel te verraden.

Vrouwe Wagenholt zuchtte. ‘Heer Petyr, als u had gedacht ons tegen elkaar op te zetten, kunt u zich de moeite besparen. Wij spreken hier met één stem. Runensteen heeft ons aller goedkeuring. Heer Van heeft zelf drie prachtige zonen grootgebracht, en geen man is geschikter om de jonge heer Robert bij zich op te nemen. Maester Helliwik is heel wat ouder en ervarener dan uw eigen maester Colemon en beter geschikt om heer Roberts kwalen te behandelen. In Runensteen zal de jongen de krijgskunst leren van Sterke Sam Steen. Geen man kan zich een betere wapenmeester wensen. Septon Lucos zal hem onderricht geven in geestelijke aangelegenheden. In Runensteen zal hij tevens andere jongens van zijn leeftijd vinden, geschiktere metgezellen dan de oude vrouwen en de huurlingen waardoor hij op dit moment omringd wordt.’

Petyr Baelish betastte zijn baard. ‘Heer Robert heeft metgezellen nodig, daar ben ik het niet mee oneens. Maar Alayne is bepaald geen oude vrouw; Heer Robert is uitermate op mijn dochter gesteld, dat zal hij u graag zelf vertellen. En het geval wil dat ik heer Grift en heer Lynderling heb gevraagd mij elk een zoon als pupil te zenden. Ze hebben beiden een jongen van Roberts leeftijd.’

Lyn Corbree lachte. ‘Twee puppies van een stel schoothondjes.’

‘Robert zou ook een oudere knaap in zijn omgeving moeten hebben. Laten we zeggen, een veelbelovende jonge schildknaap. Iemand die hij kan bewonderen en aan wie hij zich kan optrekken.’ Petyr wendde zich tot vrouwe Wagenholt. ‘U hebt zo’n knaap op IJzereik, vrouwe. Wellicht stemt u ermee in mij Harrold Hardyng te zenden?’

Anya Wagenholt keek vermaakt. ‘Heer Petyr, ik zou niet graag nóg zo’n vermetele dief als u ontmoeten.’

‘Ik koester niet de wens de jongen te stelen,’ zei Petyr, ‘maar heer Robert zou vriendschap met hem moeten sluiten.’

Bronzen Van Roys boog zich naar voren. ‘Het zou juist en gepast zijn dat heer Robert vriendschap sloot met de jonge Harry, en dat zal ook gebeuren… op Runensteen, onder mijn toezicht, als mijn pupil en schildknaap.’

‘Geef ons de jongen,’ zei heer Belmer, ‘en u kunt ongehinderd uit de Vallei vertrekken om naar uw eigenlijke zetel Harrenhal te gaan.’

Petyr zond hem een licht verwijtende blik toe. ‘Wilt u suggereren dat mij elders iets zou kunnen overkomen, heer? Ik zou niet weten waarom. Mijn echtgenote zaliger scheen te denken dat dit mijn eigenlijke zetel was.’

‘Heer Baelish,’ zei vrouwe Wagenholt, ‘Lysa Tulling was de weduwe van Jon Arryn en de moeder van zijn kind, en zij oefende hier het regentschap uit. u… laten we geen blad voor de mond nemen, u bent geen Arryn, en heer Robert is geen bloedverwant van u. Met welk recht matigt u zich aan over ons te heersen?’

‘Lysa heeft mij tot Beschermheer benoemd, meen ik me te herinneren.’

De Jonge Heer Jager zei: ‘Lysa Tulling heeft nooit echt in de Vallei thuisgehoord, noch had ze het recht over ons te beschikken.’

‘En heer Robert?’ vroeg Petyr. ‘Wilt u ook beweren, heer, dat vrouwe Lysa het recht niet had over haar eigen zoon te beschikken?’

Nestor Roys had al die tijd gezwegen, maar nu zei hij luid: ‘Ik had eens gehoopt zelf met vrouwe Lysa te trouwen. Evenals de vader van heer Jager en de zoon van vrouwe Anya. Corbree is een halfjaar lang nauwelijks van haar zijde geweken. Indien ze een van ons had gekozen, zou niemand hier zijn recht betwisten om Beschermheer te zijn. Het geval wil dat ze heer Petyr heeft uitgekozen en haar zoon aan zijn zorgen heeft toevertrouwd.’

‘Hij was ook Jon Arryns zoon, neef,’ zei Bronzen Yan terwijl hij de Bewaarder met gefronst voorhoofd aankeek. ‘Hij hoort in de Vallei thuis.’

Petyr deed alsof hij verbaasd was. ‘Het Adelaarsnest maakt evenzeer deel uit van de Vallei als Runensteen. Of heeft iemand het soms verplaatst?’

‘Je schertst maar een eind weg, Pinkje,’ barstte heer Belmer uit. ‘De jongen gaat met ons mee.’

‘Het staat mij tegen u teleur te stellen, heer Belmer, maar mijn stiefzoon blijft hier bij mij. Het is geen robuust kind, zoals u allen heel goed weet. De reis zou een ernstige belasting voor hem zijn. Als zijn stiefvader en Beschermheer, kan ik dat niet toestaan.’

Symond Tempelstee schraapte zijn keel en zei: ‘Elk van ons heeft duizend man aan de voet van deze berg, Pinkje.’

‘Daar zitten ze geweldig.’

‘Zo nodig kunnen wij er nog veel meer oproepen.’

‘Dreigt u mij met een oorlog, ser?’ Petyr klonk in het geheel niet bang.

Bronzen Yan zei: ‘Wij zullen heer Robert meenemen.’

Even leek het alsof ze een impasse hadden bereikt, maar toen keerde Lyn Corbree zich van het vuur af. ‘Ik word ziek van al dat gepraat. Als jullie lang genoeg luisteren, kletst Pinkje jullie het kleingoed van het lijf. De enige manier om met zulke figuren tot overeenstemming te komen, is staal.’ Hij trok zijn langzwaard.

Petyr spreidde zijn handen. ‘Ik draag geen zwaard bij me, ser.’

‘Eenvoudig te verhelpen.’ Kaarslicht rimpelde over het rookgrijze staal van Corbrees kling, die zo donker was dat hij Sansa aan IJs deed denken, haar vaders slagzwaard. ‘Je appeleter heeft een zwaard. Zeg hem dat hij dat aan jou geeft, of trek die dolk.’

Ze zag Lathor Brune naar zijn zwaard reiken, maar voordat de klingen elkaar konden raken, kwam Bronzen Yan vertoornd overeind. ‘Steek uw staal op, ser! Bent u een Corbree of een Frey? Wij zijn hier te gast.’

Vrouwe Wagenholt tuitte haar lippen en zei: ‘Dit is ongepast.’

‘Doe je zwaard in de schede, Corbree,’ echode de Jonge Heer Jager. ‘Je maakt ons hier allemaal mee te schande.’

‘Kom, Lyn,’ berispte Roodfoort hem op mildere toon. ‘Dit dient tot niets. Stop Vrouwe Troosteloos in bed.’

‘Mijn vrouwe heeft dorst,’ hield ser Lyn vol. ‘Telkens als ze te voorschijn komt om te dansen, lust ze graag een drupje rood.’

‘Je vrouwe zal dorst moeten lijden.’ Bronzen Yan ging vierkant voor Corbree staan.

‘De Proclamatieheren!’ snoof Lyn Corbree. ‘Jullie hadden jezelf beter de Zes Ouwe Wijven kunnen noemen.’ Hij liet het donkere zwaard weer in de schede glijden en vertrok, waarbij hij Brune opzij schoof alsof hij er niet was. Alayne luisterde naar zijn wegstervende voetstappen.

Anya Wagenholt en Horten Roodfoort wisselden een blik. Jager leegde zijn wijnbeker en stak hem uit om weer volgeschonken te worden. ‘Heer Baelish,’ zei ser Symond, ‘u moet ons die vertoning maar vergeven.’

‘Moet ik dat?’ Pinkjes stem was kil geworden. ‘U hebt hem meegebracht, heren.’

Bronzen Yan zei: ‘Het heeft nooit in onze bedoeling gelegen…’

‘U hebt hem meegebracht. Het zou mijn goed recht zijn, mijn wachters te roepen en u allemaal in hechtenis te laten nemen.’

Jager kwam zo woest zwaaiend overeind dat hij de flacon bijna uit Alaynes handen sloeg. ‘U hebt ons een vrijgeleide gegeven!’

‘Ja. Weest u blij dat ik meer eer bezit dan sommige anderen.’ Ze had Petyr nog nooit zo kwaad meegemaakt. ‘Ik heb uw proclamatie gelezen en uw eisen aangehoord. Hoort u nu de mijne aan. Verwijder uw legers van deze berg. Ga naar huis en laat mijn zoon met rust. Er is sprake geweest van wanbeheer, dat zal ik niet ontkennen, maar dat was Lysa’s werk, niet het mijne. Geef me slechts een jaar, en met heer Nestors hulp beloof ik u dat geen van u enige reden tot klagen zal hebben.’

‘Dat zegt u,’ zei Belmer, ‘maar hoe weten we dat we u kunnen vertrouwen?’

‘U waagt het mij onbetrouwbaar te noemen? Ik ben niet degene die blank staal heeft getoond tijdens onderhandelingen. U schrijft dat u heer Robert wilt beschermen, maar intussen onthoudt u hem voedsel. Daar moet een eind aan komen. Ik ben geen krijgsman, maar als u dit beleg niet opheft, zal ik wel degelijk de strijd met u aanbinden. Er zijn nog andere heren dan u in de Vallei, en Koningslanding zal ook manschappen zenden. Als u op oorlog uit bent, zeg dat dan nu, en de Vallei zal bloeden.’

Alayne kon de twijfel de kop zien opsteken in de ogen van de Proclamatieheren. ‘Een jaar is niet zo lang,’ zei heer Roodfoort onzeker. ‘Wellicht als u… garanties zou stellen…’

‘Niemand van ons wil oorlog,’ erkende vrouwe Wagenholt. ‘De herfst is over zijn hoogtepunt heen en we moeten ons voorbereiden op de winter.’

Belmer schraapte zijn keel. ‘Na afloop van dat jaar…’

‘…indien ik dan de Vallei niet op orde heb gebracht, treed ik vrijwillig af als Beschermheer,’ beloofde Petyr hun.

‘Dat noem ik meer dan billijk,’ merkte heer Nestor Roys op.

‘Er mogen geen represailles genomen worden,’ drong Tempelstee aan. ‘De woorden verraad of rebellie mogen niet vallen. Daar moet u ook een eed op doen.’

‘Volgaarne,’ zei Petyr. ‘Ik wil vrienden, geen vijanden. Ik zal u allen vergiffenis schenken, desgewenst op schrift. Zijn broer is een goed man, het is niet nodig om schande te brengen over een edel geslacht.’

Vrouwe Wagenholt draaide zich om naar haar mede-Proclamatieheren. ‘Mijne heren, wellicht kunnen wij overleggen?’

‘Niet nodig. Het is duidelijk dat hij gewonnen heeft.’ De grijze ogen van Bronzen Yan namen Petyr Baelish op. ‘Het bevalt mij niet, maar het ziet ernaar uit dat u uw jaar gekregen hebt. Gebruik dat maar goed, heer. We hebben ons niet allemaal laten misleiden.’ Hij opende de deur met zoveel kracht dat hij hem bijna van de scharnieren rukte.

Later vond er een wort banket plaats, al moest Petyr zich noodgedwongen voor de bescheiden kost verontschuldigen. Robert werd te voorschijn gehaald in een blauw-met-roomkleurig wambuis en speelde heel elegant voor heertje. Bronzen Yan was daar geen getuige van; hij was al uit het Adelaarsnest vertrokken om aan de lange afdaling te beginnen, en ser Lyn Corbree was hem daarin voorgegaan. De andere heren bleven tot de volgende ochtend.

Hij heeft ze behekst, dacht Alayne toen ze die nacht in bed lag te luisteren naar de wind die langs haar ramen huilde. Ze zou niet weten waar die verdenking vandaan kwam, maar toen hij eenmaal bij haar was opgekomen, kon ze er niet van slapen. Ze lag te woelen en te draaien en knauwde erop als een hond op een oud bot. Ten slotte stond ze op en kleedde zich aan; Gretchel liet ze maar dromen.

Petyr was nog wakker. Hij was bezig een brief te pennen. ‘Alayne,’ zei hij. ‘Liefje. Wat brengt jou zo laat hierheen?’

‘Ik moest het weten. Wat gebeurt er over een jaar?’

Hij legde zijn ganzenveer neer. ‘Roodfoort en Wagenholt zijn oud. Een van hen komt allicht te overlijden, of allebei. Gilwout Jager wordt door zijn broers vermoord. Naar alle waarschijnlijkheid door de jonge Harlan, die ook achter heer Eons dood steekt. Wie A zegt moet ook B zeggen, roep ik altijd maar. Belmer is corrupt en omkoopbaar. Met Tempelstee sluit ik vriendschap. Bronzen Yan Roys zal mij vijandig gezind blijven, vrees ik, maar zolang hij alleen staat is hij nauwelijks een bedreiging.’

‘En ser Lyn Corbree?’

Het kaarslicht danste in zijn ogen. ‘Ser Lyn blijft mijn onverzoenlijke vijand. Hij zal vol verachting en afkeer over mij spreken tegen iedereen die hij tegenkomt, en zijn zwaard ten dienste stellen van elk heimelijk complot om mij ten val te brengen.’

Op dat moment verkeerde haar verdenking in zekerheid. ‘En hoe gaat u hem voor zijn diensten belonen?’

Pinkje lachte luidkeels. ‘Met goud, jongens en beloften, natuurlijk. Ser Lyn is dol op simpele dingen, liefje. Hij houdt alleen maar van goud, jongens en doodslag.’

Загрузка...