6
Arkin was monteur, maar in zijn hart zag hij zichzelf als een bekwaam chirurg van machines. Hij was voorzichtig met zijn handen en las voortdurend over de laatste uitvindingen, om zijn kennis te verbreden. Hij kon goddank lezen. Niet dat God er iets mee te maken had. De meeste boeren konden niet lezen of schrijven, maar zijn moeder vormde een uitzondering op de regel en had hem met haar breinaald op de knokkels geslagen om zijn trage brein tot actie aan te sporen.
‘Viktor,’ zei ze, als hij aan haar knie worstelde met een wirwar aan letters, in een poging ze tot woorden te vormen, ‘een man die kan lezen is een man die de wereld kan regeren.’
‘Maar ik wil de wereld helemaal niet regeren.’
‘Nu niet. Maar eens op een dag zul je het wel willen. En dan zul je me er dankbaar voor zijn.’
Hij glimlachte inwendig bij deze herinnering. ‘Spasibo, dank u,’ zei hij zacht. Ze had gelijk gehad. Nu, op zijn drieëntwintigste, wilde hij de wereld wel regeren.
‘Arkin.’
Hij keek op. Hij zat gehurkt op de betonnen vloer van de garage, bezig de olie en de paardenmest van de spaken van de Turicum te poetsen, zodat de blauwe verf ervan weer glom. Zijn doek spetterde groezelig zeepsop op zijn laarzen.
‘Wat is er, Popkov?’
De kozak was op stille voeten de garage binnengekomen. Voor zo’n grote man bewoog hij zich geruisloos, als de wolven thuis in het bos.
‘Wat is er?’ vroeg Arkin opnieuw.
‘Mevrouw wil je spreken, in het huis.’
‘Over vanmiddag? Is dat het?’
‘Hoe moet ik dat weten?’
Het bestaan op een boerderij in het midden van de van God verlaten steppe brengt een mens geduld bij. Op het platteland is het leven nooit gehaast, heeft alles een langzaam tempo, en Arkin wist heel goed wat wachten was. Hij had zijn dorp zes jaar geleden verlaten, toen hij zeventien was, vastbesloten in Sint-Petersburg te gaan wonen en werken. Hier kon hij het hart van Rusland voelen kloppen. Hier groeiden en verspreidden de ideeën van grote mannen als Karl Marx en Lenin zich ondergronds, als de wortels van een boom. Hij was ervan overtuigd dat in deze stad de toekomst van Rusland lag. Hij draaide zich weer om en maakte het wiel verder schoon voor hij de doek uitspoelde en netjes aan een haakje hing. Toen hij omkeek stond Liev Popkov er nog steeds, zoals hij had verwacht. De grote man deed naar Arkins zin te veel wat hem zelf goeddunkte.
‘Hoe heb je verdomme zo stom kunnen doen?’ wilde Popkov weten.
Arkin deed zijn lange bruine schort af en hing dit op een ander haakje. ‘Stom? Ik beschermde ze juist.’
‘Door ze los te laten lopen? Is dat jouw idee van beschermen?’
‘Het zijn geen kleine kinderen, Popkov. Het zijn jonge vrouwen. Ze nemen hun eigen beslissingen, goed of slecht.’
‘Deze stad is gevaarlijk.’
‘Gevaarlijk voor hen? Of voor de arbeiders die elke dag in de fabriek werken?’
‘Je bent gek,’ snoof Popkov smalend.
‘Nee,’ zei Arkin geduldig. ‘Ik doe alleen maar mijn werk.’
Behalve in de personeelskeuken had Arkin nog nooit een voet in het huis gezet, en hij had moeite om niet met open mond om zich heen te kijken. Waarom zou iemand zo veel spullen willen hebben? Meer dan manshoge schilderijen aan de muren. Robijnen die als druppels bloed rond een spiegel hingen en een gouden rand langs het voetstuk van elk standbeeld. Een huisknecht bracht hem naar een kleine zitkamer. Arkin bedacht dat dit de meest vrouwelijke kamer was waar hij ooit in had gestaan, allemaal lavendel- en roomkleuren, met bloemen die de lucht vervulden van exotische geuren die nieuw voor hem waren.
Jelizaveta Ivanova zat kaarsrecht op een elegante stoel, met een glas warm water in de ene hand. Haar lila japon maakte dat ze zelf ook een bloem leek. Hij boog, met zijn handen langs zijn lichaam, en hij wachtte tot zij zou spreken. Ze nam er de tijd voor, er verstreek een volle minuut.
‘Arkin,’ zei ze ten slotte. ‘Vertel eens hoe dit heeft kunnen gebeuren.’
‘Ja mevrouw. Ik heb de twee jongedames naar de stad gereden om thee te drinken bij Gordino, maar we konden daar niet komen doordat er een groep stakers over Morskaja trok.’
‘Ga verder.’
‘We kwamen vast te zitten in het stilstaande verkeer, maar ik wist de auto eruit te manoeuvreren en de jongedames naar een ander etablissement van hun keuze te brengen.’
‘Je had hen rechtstreeks naar huis moeten brengen. De straten zijn gevaarlijk.’
‘Dat heb ik voorgesteld, mevrouw. Maar beide jongedames waren op dit idee tegen, ze weigerden naar huis terug te keren.’
‘Waarom verbaast me dat nou helemaal niet?’ De woorden ontsnapten haar en ze schrokken er allebei van. ‘Wat ik niet begrijp is waar jij was toen ze de theesalon verlieten. Je draagt de verantwoordelijkheid voor hen, Arkin, wanneer je chauffeur voor dit gezin bent. Ik dacht dat dat je was uitgelegd toen…’ Ze zweeg en bracht het glas water naar haar mond, maar ze dronk er niet van. ‘Ze zijn heel eigenzinnig,’ zei ze zacht.
Hij glimlachte heel even. ‘U kent uw dochters, mevrouw.’
‘Goed genoeg.’
‘Het spijt me heel erg dat de demonstranten me hebben gedwongen de Turicum in een zijstraat te parkeren. Toen ik te voet terugging naar de theesalon, verkeerde deze in een staat van paniek – juffrouw Valentina en juffrouw Katja waren verdwenen.’
‘Heb je naar hen gezocht?’
‘Uiteraard, mevrouw.’
Had hij gezocht? Had hij hun naam geroepen? Was hij als een gek van straat naar straat en van winkel naar winkel gerend? Had hij mensen bij hun revers gegrepen om hun te vragen of ze een rolstoel hadden gezien? Ja, hij had al die dingen gedaan en hij had gehold tot zijn longen pijn deden. En hij had die meisjes verwenst tot zijn tong brandde, maar hij had hen niet gevonden.
Jelizaveta Ivanova knikte. ‘Natuurlijk heb je dat gedaan. Ik weet dat je een betrouwbare jongeman bent.’
‘Het spijt me, mevrouw. Ik bied u mijn excuses aan omdat ik u reden tot bezorgdheid heb gegeven.’
‘Hoe heb je hen uiteindelijk gevonden?’
‘Ik ben naar hier teruggegaan om een groep mannen bijeen te roepen om grondiger te kunnen zoeken.’
Ze bleef zwijgen, waardoor ze hem dwong meer te vertellen dan hij wilde.
‘Liev Popkov heeft hen gevonden,’ gaf hij met tegenzin toe. ‘Hij heeft de sporen van de rolstoel in de sneeuw gevolgd.’
De kozak was als een bloedhond geweest – hij had de trottoirs afgezocht, met zijn gezicht vlak boven de grond, en hij had de miniemste bandafdrukken kunnen vinden, zelfs waar het oppervlak was vertrapt.
Ze liet het gesprek uitdoven en nam een slokje water, waarbij haar hals zich samentrok vlak boven de roomkleurige parelketting. ‘Katja is onwel,’ zei ze, na een moment stilte.
‘Dat spijt me.’
‘Het was niet jouw schuld.’
De rechtvaardigheid van haar opmerking verbaasde hem. De meeste werkgevers gaven hun personeel de schuld van alles wat verkeerd ging. Hij wachtte, maar er volgde niets meer.
‘Wilt u er misschien met Popkov zelf over praten?’ vroeg hij.
Ze huiverde heel even. ‘Nee, dat hoeft echt niet.’
Het was drie uur in de nacht. Valentina had twee uur lang in het donker gezeten. Toen ze de zware tred van zuster Sonja ten slotte Katja’s kamer hoorde verlaten, wachtte ze een paar minuten en glipte toen de gang in. Haar blote voeten waren geluidloos en ze draaide de kruk van de deur van de ziekenkamer met niet meer dan een zacht klikje om. Achter een gazen haardscherm knetterde een vuur in de haard en op het bed was een dikke, gewatteerde deken opzijgeschoven zodat hij hobbelig als een rij bergtoppen op het bed lag. De tengere gestalte van haar zusje lag roerloos onder een dun laken, hoewel haar hoofd rusteloos op het kussen bewoog alsof het bij iemand anders hoorde.
‘Katja,’ fluisterde Valentina.
Het blonde hoofd ging onmiddellijk omhoog. ‘Valentina?’
‘Hoe is het met je?’
‘Ik verveel me.’
Valentina knielde neer op het voeteneinde van het bed. ‘Je weet toch wel waarvan je ziek bent geworden, hè?’
‘Waarvan dan?’
‘Van die kus op het hoofd van de baby.’
‘Het was het waard,’ glimlachte Katja.
‘Je hebt mama of de zuster er niets over verteld, hè?’
‘Natuurlijk niet. Ik ben niet gek.’
‘Beschouw het als een avontuur, maar wel als een avontuur dat we niet zullen herhalen. Ik heb te heftig gereageerd, het spijt me.’
‘Zeg dat niet. Zeg niet dat je me niet meer meeneemt op avonturen.’
‘Als je echt avonturen wilt, Katja, moet je beter worden. Ik zal ze je bezorgen,’ beloofde ze, ‘alleen niet zo gevaarlijk als deze keer.’
‘Een avontuur is geen avontuur als het niet gevaarlijk is. Ik had het voor geen goud willen missen.’ Ze duwde het vochtige haar uit haar ogen. ‘Vertel me eens hoe dat litteken van die vrouw voelde, toen je het aanraakte.’
‘Als warm glas. Hard en glad.’
‘Ik had medelijden met haar.’
‘Ik niet.’
‘Ik geloof je niet.’
‘Het is waar, Katja. Ik haat hen. Het kan me niet schelen of ze zich mensjewieken, bolsjewieken of socialisten noemen, ze zijn voor mij allemaal hetzelfde. Ik haat hen om wat ze jou hebben aangedaan.’
Ze bewoog zich naar voren en kuste de warme wang van haar zusje.
Katja bracht haar hand omhoog en streelde het donkere haar van haar zusje. ‘Hij zal uiteindelijk weer verdwijnen, die haat,’ zei ze stellig.
‘Is hij bij jou verdwenen?’
‘Ja.’
Valentina vertelde Katja niet dat het al te laat was. Dat de haat zich al een weg tot diep in haar botten had gebrand.
Ze klopte op de deur van haar vaders werkkamer. Het was tijd om hem van haar besluit te vertellen.
‘Binnen. Vchodite.’
Ze duwde de deur open. Haar vader zat aan zijn brede bureau met leren bovenblad en keek op van de papieren die hij bestudeerde.
‘Je wilde me spreken?’ zei hij. Hij leek niet erg blij te zijn dat hij werd gestoord.
‘Ja.’
Hij sloeg zijn armen over elkaar en bewoog ongeduldig een onaangestoken sigaar tussen twee vingers. Hij was nog steeds knap om te zien, hoewel nu een beetje zwaar van te veel banketten in het Winterpaleis, maar ze herinnerde zich hem als slank en sportief toen hij als generaal in het Russische leger had gediend. Hij droeg zijn haar uit zijn gezicht naar achteren geborsteld, en had zware wenkbrauwen boven scherpe, diepliggende ogen. Donkere ogen, net als de hare. Die ogen keken haar nu onderzoekend aan.
‘Ga zitten.’
Ze ging op de stoel voor het bureau zitten en legde haar handen netjes in haar schoot. ‘Papa, ik wil mijn excuses aanbieden omdat ik Katja gisteren heb meegenomen naar het district Rzjevka. Ik probeerde haar te beschermen tegen de stakers die…’
‘Ik accepteer je excuses.’ Hij streek over zijn donkere bakkebaarden, alsof hij daarmee zijn gedachten kon wegvegen. ‘Wat jij hebt gedaan,’ zei hij, ‘was dwaas, maar ik besef dat je probeerde je zusje te beschermen.’
Ze had erger verwacht.
‘Is dat alles?’ vroeg hij. ‘Ik ben druk bezig.’
‘Nee,’ zei ze. ‘Dat is niet alles.’
Hij legde zijn sigaar in een asbak, precies evenwijdig aan een pen en een rood potlood die voor hem lagen. Zijn ogen bleven op de sigaar gericht, alsof hij die graag in alle rust wilde oproken. Haar vader had een ordelijke geest en daarom deed hij dit werk. Valenina wist niet precies wat hij als minister deed, maar ze wist wel dat het iets met financiën te maken had. Ze had zich hem vaak voorgesteld in zijn kantoor op de kanselarij, bezig het geld van de tsaar te tellen, in hoge stapels roebels tot aan het plafond.
Ten slotte kreeg hij genoeg van haar stilzwijgen en keek op.
‘Wat is er nog meer?’ vroeg hij, enigszins ongeduldig. ‘Ik heb werk te doen.’
‘Papa, ik wil niet meer naar school terug als het nieuwe trimester begint.’
Hij keek haar verbaasd aan. Zonder een greintje van de woede die ze had verwacht. Hij glimlachte.
‘Ik hoop dat je het goedvindt, papa,’ voegde ze er snel aan toe.
‘Ik vind het inderdaad goed. Je moeder en ik hebben de situatie besproken en we zijn ervan overtuigd dat onderwijs niets meer voor je kan doen. Het wordt tijd om over je toekomst na te denken.’
Hij was maar heel klein, die eerste steek van onbehagen. Ze sloeg er geen acht op.
‘Daar ben ik het mee eens, papa. Ik ben erg blij dat jij er ook zo over denkt. Ik heb ook plannen gemaakt en ik heb een idee.’
Hij leunde achterover in zijn stoel en pakte voldaan de sigaar van zijn bureau. Hij deed het bandje eraf, knipte een stukje van het ene uiteinde en rook aan de geurige bladeren voordat hij hem omslachtig opstak. Ze had het gevoel dat hij al iets wilde vieren.
‘Zo, Valentina,’ zei hij. ‘Ik ben blij dat we het eens zijn. Nu ben je weer een goede dochter.’
Ze merkte de toevoeging van het woord ‘nu’ op. Maar toch. Het was een eerste stap.
Hij knikte voldaan naar haar en ze probeerde dit moment vast te houden, het niet door haar vingers te laten glippen. ‘Dit idee van jou, heb je het met je moeder besproken?’
‘Nog niet, papa. Ik wilde het eerst met jou bespreken.’
‘Dwaas meisje.’ Hij glimlachte en blies een kronkelige sliert rook in haar richting. ‘Dacht je nou echt dat ik me met jurken ga bemoeien?’
‘Jurken?’
‘Ja, de jurken waarover jij een idee hebt. Je moet ze met je moeder bespreken. Moeders zijn degenen die over zulke dingen gaan.’
Ze haalde snel adem, proefde de rook. ‘Papa, ik heb geen jurken genoemd.’
‘Nou, maak je maar geen zorgen, ik weet zeker dat je moeder daar met jou over zal willen praten.’ Hij knikte toegeeflijk. ‘Ik weet hoe dames zijn, wanneer het op jurken aankomt.’
Hij stond op uit zijn stoel en marcheerde de kamer door, met zijn pandjesjas strak over zijn dikke buik gespannen. Hij maakte veel lawaai: zijn mouwen ritselden, zijn voeten stampten op de gewreven vloerplanken, zijn vingers trommelden op het voorpand van zijn overhemd. Ze herkende dit als teken dat hij uitermate in zijn sas was. Wat was hier aan de hand? Dit gesprek ging helemaal niet goed.
‘Ik heb maar een paar jurken nodig,’ verklaarde ze behoedzaam.
‘Nee liefje. Als jij een goede partij zoekt, zul je minstens dertig of veertig jurken nodig hebben, lijkt me. Maar laat dat maar allemaal aan je moeder over. Het belangrijkste is dat het besluit is genomen en dat we al een lijst hebben opgesteld van namen die je kunt overwegen.’
‘Papa, wat bedoel je, met een goede partij zoeken?’
‘Een man aan de haak slaan, natuurlijk.’
‘Een man?’ Haar handen vielen van haar schoot.
‘Ja liefje. Daar hebben we het toch zeker over? Van school gaan en een man zoeken.’ Hij trok zichtbaar voldaan aan zijn sigaar en tikte wat losse sliertjes tabak van zijn overhemd. ‘Je wordt binnenkort achttien, Valentina. Tijd om je verantwoordelijk te gaan gedragen. Zoek dit seizoen een geschikte man en ga trouwen. Er zijn voldoende voortreffelijke officieren uit prima families.’
‘Ik ga niet trouwen, papa.’
‘Nu even geen onzin, Valentina. Waar heb je het over?’
‘Ik ga niet trouwen.’
‘En je zei zojuist dat je eraan toe was om je toekomst te plannen.’
‘Ja, maar niet als vrouw van iemand.’
‘Wat kun je dan anders, in hemelsnaam? Je moeder en ik…’ Hij zweeg, alsof hem een onwelkome gedachte inviel. Hij leek midden in de kamer op te zwellen in zijn kleren, en de aderen op zijn wangen vulden zich met bloed. ‘Wat is dit idee dat jij voor je toekomst hebt?’
Ze stond op en keek hem aan. ‘Papa, dat wilde ik je juist komen vertellen. Ik wil verpleegster worden.’
Ze dwongen haar te gaan zitten. Niet in de studeerkamer. Niet in de salon, waar serieuze gesprekken meestal plaatsvonden. Haar ouders gingen met haar naar de muziekkamer, de kamer waarin ze zoveel jaren haar hoop had gevoed. Ze lieten haar zitten op de pianokruk met zijn zitting met kwastjes waaraan ze had geplukt en gefriemeld als de muziek niet klonk zoals zij dat wilde. Haar moeder nam een stoel bij het raam. Hoewel haar gezicht zoals altijd onder controle was, hield ze een opgepropte zakdoek in haar ene hand. Het zwijgen van haar moeder was bijna erger dan de uitbarsting van haar vader.
‘Valentina,’ zei hij ernstig, ‘je moet dit onaangename plan onmiddellijk uit je hoofd zetten. Het verbaast me dat je er zelfs maar één moment serieus over hebt gedacht. Kijk naar de opvoeding die je hebt gekregen, de muzieklessen. Denk eens aan wat dit alles ons heeft gekost.’
Hij stapte geagiteerd voor haar heen en weer, zodat de rand van zijn jas wapperde. Ze wilde een hand uitsteken om die jas tot bedaren te brengen. Om hem tot bedaren te brengen.
‘Probeer alsjeblieft het te begrijpen, papa. Ik kan vier talen spreken en ik kan pianospelen en ik kan netjes lopen. En wat doe ik daar verder mee?’
‘Je kunt er een goed huwelijk mee sluiten. Dat is iets waarop alle jongedames worden voorbereid.’
‘Het spijt me, papa. Ik heb je al gezegd dat ik niet wil trouwen.’
De wanhopige manier waarop haar moeder naar adem snakte werd Valentina te machtig. Ze draaide zich om naar de piano, met haar rug naar hen toe, en ze deed de klep open. Haar vingers zochten een zacht akkoord en gingen toen over naar een ander akkoord, en als altijd kalmeerde de klank van de noten haar. Het beven in haar borst werd minder. Ze speelde nog een passage uit een stuk van Chopin en zag in een flits weer de Viking met het vurige haar voor zich. Achter haar was alle beweging opgehouden en ze stelde zich de blikken voor die haar ouders met elkaar wisselden.
‘Je speelt goed, Valentina.’
‘Dank je, mama.’
‘Iedere man zou trots zijn om jou zijn gasten na het diner met een stuk van Beethoven of Tsjaikovski te laten verrassen.’
Valentina sloeg haar vingers stijf ineen om ze van de toetsen weg te houden. ‘Ik wil verpleegster worden.’ Ze sprak rustig, geduldig. ‘Ik wil voor Katja zorgen. Zuster Sonja zal niet voor eeuwig bij ons zijn.’
Er ging een zucht door de kamer en opeens stond haar vaders lange, donkere gestalte pal achter haar. Zijn hand streelde haar haar en bleef op haar schouder liggen. Ze verroerde zich niet. Hij had haar in geen halfjaar meer aangeraakt, sinds die bom op Tesovo, en ze vreesde dat als ze ook maar een spier bewoog, hij zich zou terugtrekken en haar opnieuw in geen halfjaar aan zou raken.
‘Valentina, luister, mijn lieve kind. Je weet dat ik het beste voor je wil. Verplegen is een akelig vak, vol hoeren en alcoholisten. Het is geen passend werk voor een beschaafde jongedame.’
‘Luister naar je vader,’ zei haar moeder zacht.
‘Ze hebben luizen. Ze hebben ziekten.’ Haar vader sprak het woord ziekten zo uit dat duidelijk was dat hij niet alleen op pokken en tyfus doelde.
‘Maar zuster Sonja is geen hoer of alcoholiste,’ merkte Valentina op. ‘Zij heeft geen ziekte. Ze is een fatsoenlijke vrouw.’
Zijn hand verstevigde zijn greep op haar schouder en ze voelde dat hij daarmee de greep op haar gedachten wilde verstevigen. ‘Er is een andere manier,’ zei hij, ‘waarop je Katja kunt helpen. Een betere manier om het bij haar goed te maken.’
‘Hoe?’
‘Het is niet moeilijk.’
‘Wat is het, papa? Wat kan ik doen?’
‘Een goed huwelijk sluiten.’
Ze draaide zich weer om naar de piano, terwijl de teleurstelling haar een prop in de keel bezorgde. Ze wilde haar vader niet dwarsbomen.
‘Je hebt me gehoord, Valentina.’ Zijn stem steeg. ‘Verdomme, meisje, je moet een goed huwelijk sluiten. Je moet nu trouwen. Ik sta erop. Omwille van de naam Ivanov.’