38

Jens merkte na die dag op de binnenplaats een verandering op in Valentina. Iets van de schaduw was uit haar ogen verdwenen, en haar ledematen herwonnen de soepele gratie die ze sinds de dood van haar zusje hadden verloren. Ze praatten niet over wat er was gebeurd. Geen van beiden wilde Arkins naam noemen – door dit te doen zouden ze hem weer oproepen. Maar er lag een nieuwe tederheid in de manier waarop ze de liefde bedreven en een diepere hartstocht in haar muziek, die maakte dat hij naar haar smachtte als ze niet bij elkaar waren.

Zonder dat zij het wist zette hij zijn zoektocht naar Arkin voort. Hij trok opnieuw door de achterbuurten van Sint-Petersburg maar vond geen spoor van hem, helemaal niets. De man had de stad verlaten, Jens was ervan overtuigd. Hij stuurde zelfs Liev Popkov erop uit om de kroegen in de sloppenwijken leeg te drinken, maar nog steeds geen spoor. Nitsjevo. Helemaal niets. Als er nog iets van gerechtigheid op deze wereld bestond was hij dood en begraven, door gangreen aan zijn been, maar dat was te veel gehoopt. Jens geloofde niet in natuurlijke gerechtigheid. Daar moest je gewoon zelf voor zorgen.

Hoewel de officiële rouwperiode om Katja in huize Ivanov nog niet voorbij was, sprak hij met haar ouders over de bruiloft, en de ceremonie werd met een zekere snelheid geregeld. Jens was geen man voor Russische trouwerijen. Ze waren naar zijn smaak te lang en te plechtig, het ritueel was te strakomlijnd, geen bloemen en geen huwelijksmars. Maar toen zijn eigen bruiloft aanbrak, was hij als betoverd toen hij Valentina zag in haar lange witte jurk, met een brandende kaars in haar hand, haar donkere haar hoog opgemaakt op haar achterhoofd, onder een witte sluier bezet met een verzameling parels die op geen enkele manier konden wedijveren met haar roomblanke huid.

Toen de priester in zijn epitrachelion-gewaad de traditionele liturgie uitvoerde, hun handen met zijn stool samenbond en hen driemaal rond de analogion leidde, de katheder met het Boek der Evangeliën, schitterden haar ogen naar hem met zo’n uitdaging en zoveel begeerte dat hij overwoog haar ter plekke in zijn armen te nemen. Hij wilde haar eigenlijk geen minuut langer moeten delen. Toen de gouden huwelijkskronen boven hun hoofd werden gehouden en de priester in zijn mooiste gewaad de ektenia zong, zag hij haar blik steels naar de kerkdeur gaan alsof ze verwachtte dat er nog iemand naar binnen zou glippen. Een bezorgde rimpel op haar hoge voorhoofd, een gespannen aanraking van haar hand toen ze hun ringen omdeden. Een vage flikkering van angst achter de sluier.

Niet voor het eerst verwenste Jens zichzelf dat hij die dag op de binnenplaats van het ziekenhuis de loop van zijn geweer niet had geheven om een gat ter grootte van haar kroon in Arkins borst te blazen. Oog om oog. Kogel om kogel. Maar de man had die dag een kogelvrij vest gedragen, Jens had het duidelijk onder het overhemd zien zitten, en daarom had hij zo brutaal kunnen zijn. In wat voor hol die rotzak ook was weggekropen, die knie van hem zou veel tijd nodig hebben om te genezen. Viktor Arkin zou niet snel naar Sint-Petersburg terugkeren.

Toen de plechtigheid en de uitgebreide feestelijkheden eindelijk waren afgelopen nam Jens Valentina snel mee en reed met haar in volle vaart in een versierd rijtuig naar hun nieuwe huis. Het stond in een rustige laan, niet ver van het huis van doktor Fedorin.

‘Het lijkt me handig om een dokter naast de deur te hebben wanneer de baby komt,’ had Jens verklaard, maar zij had hem een tobberige zeurpiet genoemd en beloofd het kind net zo moeiteloos te baren als een kat die jongen wierp. Hij had het huis met zorg voor haar uitgezocht. Het uitzicht over de rivier, met het oppervlak dat zwaar als van staal leek, was voor wanneer ze behoefte had om rustig te zitten, en de hoogte van de plafonds zou een perfecte ruimte voor haar muziek vormen. De lichte, glanzende vloerplanken kwamen uit de dichte bossen van Denemarken en hij had zijn rendiervacht meegebracht om voor de haard te leggen. Hij was van plan er veel gebruik van te maken.

Vol vreugde trok hij de trouwkleding van haar lichaam terwijl zij hem glimlachend aankeek en hem elke verleidelijke arm en elk slank been aanbood om te worden ontkleed. Toen ze naakt was en haar haar in een golvende waaier over haar blote rug lag, leidde hij haar naar de nieuwe Erard-vleugel in de salon, waar ze voor hem speelde. Voor hem alleen. De zangerige noten herkende hij onmiddellijk als de ‘Nocturne in es-groot’ van Chopin, en het ontroerde hem dat ze dat stuk koos.

Terwijl haar handen over de toetsen gleden, gingen zijn ogen langs elke kleine welving van haar ruggengraat. Elke lijn van haar was glad en soepel: de welving van haar achterwerk op de pianokruk, de hoek van haar schouders, de punt van haar elleboog. En de verfijnde holte boven haar heupen die zich langzaam vulde naarmate haar buik boller werd.

Deze vrouw was zijn echtgenote, ze droeg zijn kind, en ze was van net zulk wezenlijk belang als de longen in zijn borst en het bloed in zijn aderen. Hij liep naar haar toe en kuste de warme kruin van haar hoofd en daarna elke rib op haar rug en het fraaie bot onder aan haar ruggengraat. Al die tijd bleven haar handen spelen, maar hij hoorde haar zuchten van genot, en toen hij zijn armen om haar heen sloeg, zodat hij het kind erbinnen wiegde, proefden zijn lippen de huid van haar nek en ze liet haar gewicht tegen hem aan leunen alsof het daar hoorde.

‘Ik houd van u, mevrouw Friis,’ fluisterde hij in haar oor, en hij tilde haar op van de kruk en droeg haar in zijn armen. ‘Tijd om naar bed te gaan.’

Ze sloeg haar armen om zijn hals met stralende ogen en een brede lach, terwijl ze haar voeten liet bungelen en haar vingers in zijn haar begroef.

‘We hebben voor eeuwig de tijd,’ beloofde ze.

Er brandden nog steeds kaarsen in hun slaapkamer. Het zachte, flakkerende licht kalmeerde Valentina’s gedachten en kleurde Jens’ huid als van goud op de lakens. Ze hield een hand op zijn hoofd, dat naast de welving van haar buik lag, en ze glimlachte voldaan. Ze sliepen allebei – één naast haar en één binnen in haar – en ze liet haar gedachten uitgaan naar de toekomst die hun wachtte. Ze vulde die met nieuwe ingenieursprojecten voor Jens en het conservatorium van Sint-Petersburg voor haarzelf.

Er zou nu geen Sint-Isabella meer voor haar zijn, niet nu, zonder Katja om te verzorgen. Geen lijst meer om de punten van af te strepen. Ze had nu andere doelen. In plaats daarvan stelde ze zich concerten voor, en wandelingen in het park, met een kleine hand in de hare gestopt, en het grootste muizenpaleis ter wereld, dat voortdurend werd aangepast en uitgebreid. Altijd het geluid van gelach. Altijd de warmte van Jens’ lichaam naast het hare ’s nachts, en dat intense groen dat in zijn ogen verscheen als hij opkeek van zijn boek of van zijn papieren en haar zag. Dat moment, alsof ze samen in één huid zaten.

Ze streelde zijn haar. Er zouden problemen zijn, natuurlijk zouden er problemen zijn. De sociale verhoudingen in Sint-Petersburg waren instabiel, maar ze had vertrouwen in de macht van mannen als haar vader om die onder controle te brengen, van mannen als kapitein Tsjernov om de stakers een halt toe te roepen. Maar bovenal had ze vertrouwen in mensen als Jens, om voor de arbeiders een betere wereld te bouwen om in te wonen. Arkin en zijn meedogenloze revolutie zouden nooit slagen, alles zou gewoon weer verdwijnen, zodat de spandoeken en vlaggen werden aangepikt door de meeuwen die in zilverachtige zwermen boven de stad vlogen.

Ze legde haar hand op haar buik en stelde zich voor hoe daarbinnen een klein hoofdje met een bos mooie krulletjes leefde. Moeder worden – die gedachte was adembenemend, angstaanjagend, verbijsterend. Maar het bezorgde haar een intens warm gevoel, een gevoel dat op een wonderlijke manier groter was dan zijzelf. Niet alleen fysiek, maar ook in haar liefde. Ze glimlachte toen ze aan haar eigen moeder dacht.

Jelizaveta Ivanova ging sinds kort vaak met de trein naar Moskou om bij een oude schoolvriendin te logeren. Soms slechts voor een paar dagen, soms langer. Ze zei dat ze er behoefte aan had de stad waar haar dochter was gestorven te ontvluchten, en ze kwam in elk geval altijd terug zonder de rimpels van spanning op haar voorhoofd en zonder het grauwe verdriet in haar ogen. Papa scheen haar moeders afwezigheid nauwelijks op te merken, zo druk had hij het met zijn transacties met minister Davidov, maar hij had Valentina hartelijk omhelsd op haar trouwerij en hij had haar wang gekust met zijn zegen. Dit gebaar betekende veel voor haar. Alleen Katja was er niet om haar vreugde te delen.

Valentina draaide zich op haar zij en nestelde zich rond Jens’ slapende gestalte, verstrengelde haar armen en benen met die van hem en ademde de geur van zijn huid in. ‘Mijn echtgenoot.’

Katja zou blij zijn geweest voor haar.

Raspoetin had gelijk gehad. Valentina kon het nu toegeven en erom lachen. Het was gewoon toeval, meer niet, zei ze tegen zichzelf. Na een winter die zachter was geweest dan anders, en een voorjaar met betrekkelijke rust in de fabrieken, bracht ze een dochter ter wereld. Niet zomaar een dochter. Toen ze het bundeltje met krulletjes en kleine vingertjes in haar armen hield, wist ze dat dit het meest volmaakte wezen was dat er ooit was geschapen. Hoe zou het ook anders kunnen? Kijk maar naar haar vader.

Valentina bleef maar glimlachen. En huilen. Ze streelde elk ooglid, elk rimpelig oortje. Ze staarde naar de ronde lipjes en het hartvormige kinnetje. Ze genoot van de manier waarop Jens niet kon wachten tot dokter Fedorin de slaapkamerdeur voor hem opendeed, en met grote, begerige stappen de kamer binnenkwam, om stokstijf te blijven staan toen hij haar met het kind zag. Ze zag de schok in zijn ogen, ze zag hoe intens die was, ze zag dat hoezeer hij zich ook had voorbereid, hij geen idee had gehad dat het zo zou zijn. Als een aardbeving in zijn binnenste. En daarna de grijns op zijn gezicht, zo breed dat ze dacht dat zijn wangen zouden splijten. Heel voorzichtig ging hij op het bed zitten.

‘Valentina, ben je…’

‘Ik ben doodmoe en kapot,’ onderbrak ze hem. ‘Het was helemaal niet als een kat die jongen ging werpen.’ Ze stak haar dochter naar hem uit, en zijn armen vouwden zich rond het bundeltje in een omhelzing vol bezittersair.

Lang bleef hij zo met haar zitten, zijn hoofd gebogen terwijl hij zijn dochter bekeek, met op haar hoofd de vlammende krulletjes die nog vochtig waren. Pas toen het mondje openging in een stille geeuw, lachte hij en keek om naar Valentina. De liefde in zijn ogen was naakt en het was alsof ze buiten deze wereld waren gestapt.

‘Ik heb niet beseft,’ zei hij teder, ‘hoe incompleet mijn leven eerst was. Niet zonder dit kind erin.’ Zijn stem trilde. ‘Ze is beeldschoon.’

Valentina glimlachte. ‘Laten we haar Lydia noemen.’

Загрузка...