De Cock wachtte geduldig tot haar lichaam niet meer schokte en ze met een minuscuul zakdoekje haar tranen had gedroogd. ’Hoe oud ben je, Sien?’ begon hij rustig.
’Achtendertig.’
’Antonie de Lavaterne was achtenveertig.’
Er keerde weer iets van haar strijdlust terug.
’Mag dat niet?’
De Cock glimlachte.
’Jij nam zijn huwelijksaanzoek serieus?’
Blonde Sientje knikte heftig.
’Antonie had een bar slecht huwelijk.’ Ze zweeg even en trok wrevelig haar schouders op. ’Ik weet wel dat alle hoerenkerels zeggen dat ze bij hun eigen vrouw niet terecht kunnen, maar bij Antonie was dat waar. Ze hadden al jaren geen gemeenschap meer. Bovendien controleerde ze zijn hele gedrag. Ze volgde elke stap die hij deed.’
’Behalve op woensdag.’
Er gleed een glimlach om haar mond.
’”Binnenkort,” zei Antonie laatst, ”is elke dag voor ons een woensdag.”’
De Cock keek haar schattend aan.
’Sinds wanneer heeft Antonie de Lavaterne gesuggereerd dat hij met jou in het huwelijk zou treden?’
De ogen van Blonde Sientje flikkerde.
’Het was geen suggestie,’ reageerde ze fel. ’Antonie meende wat hij zei.’
De Cock maakte een afwerend gebaar.
’Ik gebruikte een verkeerd werkwoord,’ sprak hij verontschuldigend. ’Wanneer sprak hij voor het eerst over zijn plannen met jou?’
’Ongeveer een jaar geleden.’
De Cock veinsde onbegrip.
’Wat hinderde hem om zijn plannen uit te voeren?’ Blonde Sientje kneep haar lippen samen.
’Zij,’ riep ze bits.
’Zijn vrouw?’
Blonde Sientje knikte.
’Toen hij ’s morgens tijdens het ontbijt eens voorzichtig informeerde hoe zij over een eventuele echtscheiding dacht, werd ze woedend en smeet een mand met brood naar zijn hoofd. Ze gaf Antonie tevens te verstaan dat ze van hem een enorm bedrag aan alimentatie zou eisen.’
’En?’
Blonde Sientje liet haar hoofd iets zakken.
’Antonie wilde niet,’ sprak ze weifelend, ’dat ik na ons huwelijk in de prostitutie bleef. Dat idee stond hem tegen. Hij wilde mij als een… eh, als een normale echtgenote. Wanneer hij aan de wurgende eisen van zijn vrouw tegemoet zou komen, dan kon hij mij niet het leven schenken dat hij wenste.’ De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
’Een uitzichtloze situatie.’
Blonde Sientje schudde haar hoofd.
’Antonie had, zo zei hij, een project in voorbereiding dat hem zoveel geld zou opleveren, dat hij zijn plannen met mij volledig kon uitvoeren, ondanks de vreemde grillen van zijn vrouw.’ ’Wat voor een project?’
Blonde Sientje maakt een hulpeloos gebaar.
’Een kostbaar pand dat hem was toegezegd, waarvoor hij alleen nog maar een koper moest vinden.’
’Waar stond dat pand?’
Blonde Sientje schudde haar hoofd.
’Weet ik niet.’
’In Amsterdam?
Blonde Sientje toonde een lichte ergernis.
’Dat weet ik niet,’ herhaalde ze kribbig. ’Ik heb nooit naar bijzonderheden gevraagd. Waarom zou ik? Ik begrijp toch niets van bankzaken.’
’Heeft hij namen genoemd van mensen die bij dat project van hem betrokken waren?’
’Niet dat ik mij kan herinneren.’
De Cock boog zich vertrouwelijk naar haar toe. Hij tikte met de toppen van zijn vingers tegen zijn voorhoofd.
’Denk nog eens goed na, Sien,’ sprak hij indringend. ’Ik ben op zoek naar de moordenaar van Antonie, maar ik heb nog steeds geen idee in welke richting ik die moet zoeken. Heeft Antonie mogelijk in vertrouwen iets tegen jou gezegd wat mij kan helpen?’
Blonde Sientje zuchtte diep.
’Ik weet alleen dat hij bang was. Wanneer wij samen op straat liepen, dan liet hij mij voortdurend omkijken om te zien of iemand ons volgde.’
De Cock reageerde wat geprikkeld.
’Voor wie was hij bang? Voor wat?’
Blonde Sientje zuchtte opnieuw.
’Er was een man met wie hij op gespannen voet leefde. Een man die hem angst inboezemde, een man van een organisatie, van een geheim genootschap. Het leek wel een soort maffia. Zo sprak Antonie erover. Die man had hem gedreigd om wraak te zullen nemen.’
’Wraak?’
Blonde Sientje knikte.
’Antonie deed daar nogal vaag over. Hij zou bij een transactie net even sneller, even slimmer zijn geweest dan die man en dat had bij die man kwaad bloed gezet.’
De Cock knikte begrijpend.
’En die man behoorde bij een geheim genootschap, een soort maffia?’
Blonde Sientje knikte opnieuw.
’Dit teken maakte Antonie altijd als hij over dat geheim genootschap sprak.’ Ze stak haar beide wijsvingers om hoog en schoof ze kruisend over elkaar. ’Het had iets te maken met een kruis.’
De Cock stapte de volgende morgen na een korte, maar verkwikkende nachtrust — dit keer slechts een klein half uurtje te laat — opgewekt de grote recherchekamer binnen. Met een zoete grijns op zijn gezicht wierp hij zijn oude hoedje succesvol naar een haak van de kapstok en trok vals fluitend zijn regenjas uit.
Tot zijn verbazing trof hij Vledder zittend achter zijn bureau met zijn armen over elkaar.
De oude rechercheur nam tegenover hem plaats. Hij stak zijn handen omhoog en liet zijn vingers dansen.
’Niets te doen?’
Vledder schudde zijn hoofd.
’Wij zijn klaar.’
’Waarmee?’
’De zaak van de tempeliers.’
’O, daar weet ik niets van.’
Vledder knikte.
’Rechercheurs van de regio Gooi- en Vechtstreek hebben vannacht Robert Finken gearresteerd. Ze belden mij vanmorgen op. Ze wilden een proces-verbaal van bevindingen inzake de moord op Antonie de Lavaterne.’
’Waarom?’
’Ze vroegen of wij er bezwaar tegen hadden dat beide zaken werden samengevoegd. Twee identieke moorden en zij hadden de dader gearresteerd.’
De Cock maakte een grimas.
’Ze zullen hem weer los moeten laten.’
Vledder keek hem verrast aan.
’Robert Finken?’
De Cock knikte.
’Hij bekent nooit.’
’Waarom niet?’
’Omdat hij die moorden niet heeft gepleegd.’
Vledder grinnikte.
’Dat weet jij?’
Het klonk geringschattend.
De Cock keek zijn jonge collega geamuseerd aan.
’Luister,’ sprak hij bedachtzaam. ’Voor de moord op Antonie de Lavaterne had hij geen motief en ik betwijfel of hem een motief voor de moord op Henry Cooperbrander kan worden aangemeten.’
Vledder reageerde emotioneel.
’Zijn vingerafdrukken staan op het lemmet van de ponjaard in de rug van Henry Cooperbrander.’
De Cock zuchtte.
’De man of de vrouw die Antonie de Lavaterne vermoordde, had zijn of haar vingerafdrukken zorgvuldig van de ponjaard verwijderd. Er was niets meer van terug te vinden. Jij hebt zelf in de keuken van de villa in Naarden twee omgespoelde en schoongemaakte glazen gevonden. Je kunt voor de zekerheid informeren, maar ik verzeker je dat ook daarop geen vingerafdrukken zijn achtergelaten, zelfs geen materiaal voor een forensisch dna-onderzoek.’[5]
’Conclusie?’
Vledder spreidde zijn handen.
’Robert Finken maakte een foutje. Hij vergat bij de moord op Henry Cooperbrander zijn vingerafdrukken van de ponjaard te verwijderen.’
De Cock schudde zijn hoofd.
’De man, of de vrouw, die de beide tempeliers ombracht, ging kil, koel en uiterst zorgvuldig te werk. De moorden dragen niet de signatuur van Robert Finken. Ze werden niet in een vlaag van woede en drift gepleegd.’
Vledder grinnikte.
’Hoe komen dan zijn vingerafdrukken op het lemmet van de ponjaard in de rug van Henry Cooperbrander?’
De Cock gebaarde naar de telefoon.
’Bel onze collega’s van Gooi- en Vechtstreek in de loop van de dag eens op en vraag wat Robert Finken tijdens zijn verhoor daarover heeft gezegd. Ik denk dat je dan een verklaring krijgt die past bij zijn emotioneel gedrag.’
Vledder bromde.
’Ik hoop dat Robert Finken bekent dat hij de moorden heeft gepleegd.’
’Waarom?’
’Zijn wij van deze zaak verlost.’
De Cock keek hem schuins aan.
’En dat bevredigt jou?’
Vledder antwoordde niet direct. De jonge rechercheur worstelde met zijn gevoelens. Eerst na enige tijd schudde hij langzaam zijn hoofd.
’Nee,’ sprak hij zacht. ’Nee, feitelijk niet. Ik hecht waarde aan jouw oordeel, aan jouw inzichten. Als jij meent dat Robert Finken niet de juiste verdachte is, dan moet er wel een andere dader zijn.’
De jonge rechercheur zuchtte diep.
’Waarom heb ik het nooit eens bij het rechte eind, waarom lopen wij altijd tegen zulke dwaze zaken op als dit geval met die dode tempeliers?’
De Cock kwam lachend uit zijn stoel omhoog.
’Kom,’ riep hij vrolijk, vriendelijk. ’We gaan samen op pad. We hebben op de IJsselsteinse Bank nog steeds de secretaresse van Antonie de Lavaterne niet verhoord.’
Er werd op de deur van de grote recherchekamer geklopt en Vledder riep: ’Binnen.’
De Cock ging weer zitten.
De deur gleed open en in de deuropening verscheen een lange magere man. De Cock schatte hem voor in de vijftig. Hij droeg een lichtgrijs kostuum, waarover een doorschijnende plastic cape met capuchon. De man liet de cape van zijn schouders glijden. Regendruppels kletterden op het balatum. In slome tred slofte de man naderbij. Bij het bureau van de grijze speurder bleef hij staan.
’U bent rechercheur De Cock?’
De oude rechercheur knikte.
’De Cock met… eh, met ceeooceekaa,’ reageerde hij gewoontegetrouw. Hij gebaarde hoffelijk naar de stoel naast zijn bureau. ’Neemt u plaats. Waarmee zou ik u van dienst kunnen zijn?’ De man frommelde zijn plastic cape tot een prop en ging zitten.
’Mijn naam is Andreas van Aerdenburg,’ sprak hij gedragen. ’Ik ben lid van de Broederschap van het Kruis.’
De Cock reageerde niet direct. Hij keek de man onderzoekend aan. Zijn scherpe blik gleed langs zijn lang smal gezicht met ingevallen wangen, langs zijn grijze haren die in pieken wanordelijk aan zijn hoofd kleefden, en bezag de tinteling in zijn fletsblauwe ogen.
’Tempelier.’
Andreas van Aerdenburg knikte.
’Al meer dan vijftien jaar. Ik was al tempelier bij de voorganger van François Eugène Vidocq.’
’De huidige grootmeester.’
’Exact. Een prima leider. Hij raadde mij aan om eens met u te praten.’
’Waarover?’
In de fletsblauwe ogen van Andreas van Aerdenburg vonkte een kwaadaardig licht.
’U kunt dat niet raden?’ vroeg hij verwijtend. ’De plotselinge en gewelddadige dood van mijn broeders De Lavaterne en Cooperbrander hebben mij diep geschokt. En mij niet alleen. Er heerst in onze broederschap een algemene verslagenheid. Uiteraard heb ik mij afgevraagd wat de aanleiding zou kunnen zijn geweest. Wat bezielde de moordenaar? Was het afgunst, haat, wraak?’
’En?’
Andreas van Aerdenburg keek hem niet-begrijpend aan. ’Wat bedoelt u?’
’Tot welke conclusie bent u gekomen?’
Andreas van Aerdenburg zuchtte.
’Dat is het ellendige.’ In zijn stem trilde wanhoop. ’Ik kan geen zinnig motief voor hun dood bedenken. Dat maakt mij zo angstig. Ik heb het idee dat een of andere idioot met het waandenkbeeld rondloopt dat alle tempeliers van onze broederschap moeten sterven.’
De Cock knikte begrijpend.
’U rekent zich tot een toekomstig slachtoffer?’
Andreas van Aerdenburg knikte nadrukkelijk.
’Zeker,’ riep hij geëmotioneerd. ’Het verwarrende is, dat ik niet weet van welke kant het gevaar komt. Ik betrap mij erop dat ik sinds de dood van De Lavaterne en Cooperbrander alle leden van onze broederschap met wantrouwen bezie.’
’U ziet in elk van hen een moordenaar?’
Andreas van Aerdenburg knikte heftig.
’Het is een ondraaglijke situatie. Op deze wijze kunnen we naar mijn mening niet verdergaan. Onze grootmeester is het volkomen met mij eens. Alle bijeenkomsten van de Broederschap van het Kruis zijn door hem voor onbepaalde tijd afgelast. Ik heb persoonlijk de suggestie gedaan om alle leden van onze broederschap hun ponjaard te laten inleveren. Maar dat ging grootmeester Vidocq te ver.’
’Waarom?’
Andreas van Aerdenburg gebaarde weids.
’Het zou volgens hem het wantrouwen jegens elkaar alleen maar vergroten.’
De Cock knikte begrijpend.
’U bent ervan overtuigd dat de moordenaar in de gelederen van de broederschap moet worden gevonden?’
’Absoluut.’
De Cock zweeg even voor het effect.
’Rechercheurs van de politieregio Gooi- en Vechtstreek,’ sprak hij strak, ’hebben vannacht als verdacht van de beide moorden een man gearresteerd.’
Andreas van Aerdenburg keek hem verrast aan.
’Op basis waarvan?’
’Hun onderzoek.’
Andreas van Aerdenburg kneep zijn ogen half dicht. ’Heeft die man iets met onze Broederschap van het Kruis te maken?’ vroeg hij scherp.
De Cock gebaarde achteloos.
’Zijdelings.’
’Hoe bedoelt u dat?’
’Hij is de zoon van een lid van uw bloedraad.’
’Een lid van onze bloedraad?’
’Ja.’
’Welk lid?’
De Cock weifelde even.
’Frederik Finken.’
Andreas van Aerdenburg verschoof op zijn stoel.
’Robert, hebben ze Robert gearresteerd?’
Zijn stem beefde van ongeloof.
’Inderdaad.’
Het gezicht van Andreas van Aerdenburg versomberde. ’Een misgreep,’ sprak hij hoofdschuddend, ’een pure misgreep. Robert is een sportman, een groot wielrenner, een excellent schaatser. Misschien dat hij wat eerder in het startschot valt dan een ander, dat hij er niet voor terugdeinst om tijdens een eindsprint een mededinger een zwieper te geven, maar moord…’
De tempelier maakte zijn zin niet af.
’Ik ken hem al vanaf zijn kinderjaren. Er kleven echt wel een paar ondeugden aan die jongen, aan wie niet? Maar tot een moord acht ik hem niet in staat.’
De Cock keek in de richting van Vledder. Hij verwachtte van de jonge rechercheur enig commentaar op de woorden van de tempelier. Vledder boog zijn hoofd en zweeg.
De Cock leunde in zijn stoel achterover.
’Weet u iets van een vete tussen de tempeliers De Lavaterne en Cooperbrander?’ veranderde hij van onderwerp.
Andreas van Aerdenburg keek hem verbaasd aan.
’Een vete?’
De Cock knikte.
’Ontstaan na een verschil van mening over een transactie uit het verleden.’
Andreas van Aerdenburg trok zijn schouders op.
’Elke tempelier streeft ernaar om de beste te zijn, de machtigste connecties te bezitten, het meeste geld voor de broederschap te bemachtigen.’
’En daarbij worden onoorbare middelen niet geschuwd.’ Andreas van Aerdenburg reageerde fel.
’Is dat een vraag of een aantijging?’
De Cock glimlachte fijntjes.
’Beschouw het als een vraag.’
Andreas van Aerdenburg ademde diep.
’Een ieder kent de grenzen van zijn eigen geweten.’ ’Kent u de gewetensgrenzen van Antonie de Lavaterne en Henry Cooperbrander?’
Andreas van Aerdenburg antwoordde niet direct.
’Ik… eh,’ sprak hij weifelend, ’ik heb altijd het gevoel gehad dat Henry Cooperbrander meer ethiek in zijn functie weefde dan Antonie de Lavaterne.’