De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
’Grootmeester?’ vroeg hij verbaasd.
François Eugène Vidocq knikte.
’Hoogste waardigheidsbekleder van onze Broederschap,’ sprak hij met enige pathos. ’Verantwoordelijk voor het leven en welzijn van allen die tot de Broederschap van het Kruis behoren.’
De Cock liet zijn blik langs de kleding van de grootmeester glijden.
’Opereert u altijd in dit gewaad?’
In zijn stem vibreerde verbazing.
François Eugène Vidocq schudde zijn hoofd.
’Dit is mijn ambtsgewaad. Ik draag dit alleen wanneer ik in de hoedanigheid van grootmeester, grootmeester van de Broederschap van het Kruis, optreed.’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
’En dat doe u nu?’
’Inderdaad.’
De Cock keek hem schuins aan.
’Hoe bent u hier binnengekomen?’
François Eugène Vidocq tastte in een zijzak van zijn gewaad en hield een sleutel omhoog.
’Geleend van broeder Theodorus Termunten, een van mijn twee nog levende tempeliers. Dit huis aan de Herengracht was tot aan de dood van broeder Gajus de Koning een dependance van onze tempel aan de Vrijheidslaan. Al mijn tempeliers hadden een sleutel van dit pand.’
Grootmeester Vidocq zweeg even. Hij strekte zijn wijsvinger naar De Cock uit.
’Hoe komt u hier binnen?’
De oude rechercheur trok zijn gezicht strak.
’Een sleutel,’ antwoordde hij kalm, ’geleend van de hier in dit pand zo gewelddadig om het leven gebrachte tempelier Antonie de Lavaterne.’
Grootmeester Vidocq glimlachte.
’Geleend,’ sprak hij smalend, ’lijkt mij niet het juiste woord. Ik neem aan dat u de sleutel in de kleding van Antonie de Lavaterne hebt aangetroffen en dat u daarvan nu onbevoegd gebruikmaakt.’
De Cock negeerde het woord ’onbevoegd’. Hij wees voor zich uit. ’Als ik het goed begrijp, gelet op het fraaie gewaad dat u draagt, bent u hier nu in de hoedanigheid van grootmeester van de broederschap.’
’Dat zei ik.’
’Met welk doel?’
François Eugène Vidocq gebaarde naar de halfopen kastdeur achter zich.
’De plotselinge gewelddadige dood van twee van mijn voornaamste tempeliers heeft mij uiteraard geschokt, diep geschokt. En dat niet alleen. Mijn gedachten verdiepen zich in de oorzaken en gevolgen. Wat was het motief? Om welke reden werden zij om het leven gebracht?’
’Hebt u het antwoord?’
Grootmeester Vidocq negeerde de vraag.
’De eerste moord,’ ging hij kalm verder, ’de moord op mijn tempelier Antonie de Lavaterne, vond in dit pand plaats. Voor dat u beiden mij met uw komst, ik mag wel zeggen, ergerlijk stoorden, was ik bezig te controleren of er mogelijk uit de annalen van onze broederschap belangrijke stukken waren verdwenen.’ ’Waardevol?’
Grootmeester Vidocq knikte nadrukkelijk.
’Voor ons, absoluut. De Broederschap van het Kruis kent een rijke geschiedenis. Al eeuwen beijveren wij ons om de grote betekenis van het kruis van Christus uit te dragen. Wij menen dat de kerken te weinig nadruk leggen op het kruis als symbool van de verlossing, het kruis als symbool van een leven na de dood. Als Onze-Lieve-Heer een andere dood dan de kruisdood was gestorven, had het christendom nooit zo’n grote vlucht genomen. Het was juist het kruis dat de mensen imponeerde.’ De Cock liet de lofzang op het kruis gelaten over zich heen gaan. ’Kan men delen van die annalen te gelde maken,’ vroeg hij voorzichtig. ’Zijn ze verhandelbaar?’
Grootmeester Vidocq tuitte zijn lippen.
’Niet openlijk. Men kan er niet mee naar een bank stappen of ze in een veiling aanbieden. Maar ze bevatten geheimen, vertrouwelijkheden die, wanneer ze openbaar worden gemaakt, voor bepaalde nog levende leden van onze samenleving uiterst pijnlijk zouden zijn.’
’Een middel tot chantage?’
Grootmeester Vidocq knikte.
’In verkeerde handen, zeker.’
’Wie kent de inhoud van de annalen?’
’Ik.’
’Niemand anders?’
’Officieel niet.’
’Hoe moet ik dat opvatten?’
Grootmeester Vidocq antwoordde niet direct.
’De Orde van de Tempelieren beschikte in het verleden over een uitgebreid spionagenet. Toen de Broederschap van het Kruis werd gesticht, is besloten om die traditie voort te zetten. Elke tempelier heeft zijn eigen informanten en kent dat deel van de geheimen die hij aan mij heeft geopenbaard en die ik in de annalen heb verwerkt.’
’Waarom spionage?’
’Het is altijd goed wanneer men de gedachtewereld van zijn vijanden kent.’
’Heeft de Broederschap van het Kruis vijanden?’
Grootmeester Vidocq knikte.
’Absoluut. Elke gemeenschap kent groeperingen die elkaar vijandig zijn gezind. Vooral wanneer ze hetzelfde doel nastreven. Denkt u maar eens aan de vele godsdienstige richtingen in ons land.’
De Cock liet het onderwerp rusten. Hij wees langs de grootmeester heen naar de kast.
’Daarin worden de annalen bewaard?’
François Eugène Vidocq knikte.
’Ik ben de enige die een sleutel heeft. De kast heeft een geheim sluitingsmechanisme. Ik ben ook de enige die de werking van dat mechanisme kent. Alleen aan mijn toekomstige opvolger zal ik dat geheim prijsgeven.’
De Cock knikte begrijpend.
’Hoe was de verstandhouding tussen de tempeliers onderling?’ ’Broederlijk.’
De Cock glimlachte.
’Dat mag men in een broederschap verwachten. Ik bedoel: wisselden zij ook onderling geheimen uit?’
Grootmeester Vidocq schudde zijn hoofd.
’Dat is streng verboden.’
’Ik heb begrepen dat de verhouding tussen Antonie de Lavaterne en Henry Cooperbrander nogal gespannen was. Volgens de vrouw van Antonie de Lavaterne werd haar man door Henry Cooperbrander gehaat. Als oorzaak van de tweedracht gold een oude geldaffaire.’
Grootmeester Vidocq maakte een afwerend gebaar. ’Mij niets van bekend.’
De Cock veranderde van onderwerp.
’Wanneer u nu of later ontdekt dat er na de moord op uw beide tempeliers bescheiden of annalen zijn verdwenen die mogelijk voor sommige lieden een belastende inhoud hebben, bent u bereid dat aan mij te melden?’
Grootmeester Vidocq keek hem strak aan.
’Wanneer ik van u de toezegging krijg dat u die stukken vertrouwelijk zult behandelen.’
De Cock knikte.
’Binnen mijn ambtelijk vermogen.’
Grootmeester Vidocq boog in zijn richting.
’Ik laat het u weten.’
De Cock knikte dankbaar.
’Waarom,’ vroeg hij, ’hadden juist de tempeliers een sleutel van dit pand?’
Grootmeester Vidocq zwaaide met zijn wijde mouwen. ’De tempeliers,’ sprak hij gedragen, ’zijn de schatbewaarders van onze broederschap. Zij zorgen voor de aanwas en het beheer van ons vermogen. Wij hebben hen de titel van tempelier gegeven als een hommage aan de oude Orde der Tempeliers, die tijdens de vele kruistochten naar het Heilige Land zulk een zegenrijk werk hebben verricht.’
’Daar wordt door geschiedkundigen wel anders over gedacht.’ Op het gezicht van grootmeester Vidocq kwam een verbeten trek. Hij sloeg met zijn vuist op zijn borst.
’Laster,’ riep hij luid, ’achterklap, geschiedvervalsing. Belust op de bezittingen die zij in de loop van eeuwen hadden vergaard, is op een laaghartige en bloedige wijze een einde aan de Orde gemaakt. Vele tempeliers hebben, valselijk van ontucht en ketterij beticht, na jaren van helse folteringen op de brandstapel het leven gelaten. Hen is groot onrecht aangedaan.’ Het gezwollen taalgebruik van grootmeester Vidocq amuseerde De Cock.
’Hebt u persoonlijk een verklaring voor die gewelddadige dood van twee van uw tempeliers?’
Grootmeester Vidocq vouwde zijn handen.
’Onze nog levende tempeliers Theodorus Termunten en Andreas van Aerdenburg zullen een zware taak krijgen om voor de eminente De Lavaterne en Cooperbrander waardige vervangers te vinden.’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Ik vroeg of u een verklaring hebt voor hun gewelddadige dood zo kort na elkaar.’
Grootmeester Vidocq liet zijn hoofd iets zakken.
’Ik ben bang dat de geschiedenis zich herhaalt: dat net als bij de oude Orde der Tempeliers in het verleden iemand belust is op hun bezittingen.’
’Kan dat?’
’Hoe bedoelt u?
’De bezittingen die de tempeliers vergaren, zijn toch het eigendom van de broederschap?’
Grootmeester Vidocq zuchtte diep.
’Er deden zich de laatste tijd geruchten voor, dat De Lavaterne en Cooperbrander zich ten koste van de broederschap hadden verrijkt.’
’Van wie kwamen die geruchten?’
’Een paar broeders die mij zeer na staan, zijn bezig dat te onderzoeken.’
De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
’Is er dan geen toezicht op het gedrag van de tempeliers, op de bezittingen die zij verwierven en beheerden?’
Grootmeester Vidocq knikte.
’Dat toezicht ligt bij de bloedraad. Onze interne justitie. Zij kunnen van de tempeliers eisen dat zij opening van zaken geven.’
’Is dat gebeurd?’
Grootmeester Vidocq schudde zijn hoofd.
’Ik heb daar geen melding van gekregen. Ik weet ook niet of de geruchten van fraude en malversaties tot de leden van de bloedraad zijn doorgedrongen.’
De Cock keek hem verward aan.
’Is het dan niet uw taak als grootmeester van de broederschap om de bloedraad over mogelijk afwijkend gedrag van de tempeliers in te lichten?’
Grootmeester Vidocq maakte een hulpeloos gebaar. ’Ik beschik nog niet over voldoende aanwijzingen,’ sprak hij zorgelijk. ’Daar wacht ik op. Het ligt niet in mijn aard om loze kreten te slaken. Dat brengt alleen maar onrust. Maar ik vind het wel opmerkelijk dat een van de leden van de bloedraad zich al bij mij voor een opengevallen plek als tempelier heeft gemeld.’ ’Welk lid was dat?’
’Frederik Finken.’
Toen de rechercheurs laat in de avond afscheid van grootmeester Vidocq hadden genomen en van de Herengracht wegreden, regende het stormachtig. Gepaard met felle windstoten kletterden vette regendruppels tegen de voorruit en op het dak van de Golf. Om het zicht op de zwiepende ruitenwissers te ontwijken schoof De Cock de klep van zijn oude hoedje tot op de rug van zijn neus en liet zich onderuitzakken.
Vledder, weer aan het stuur van de Golf, gebaarde heftig. Zijn gezicht zag rood.
’Weer die Frederik Finken,’ riep hij verbolgen. ’Die vent zit achter die moorden op de tempeliers. Geloof me, als hij die moorden niet zelf heeft gepleegd, dan heeft hij het zijn zoon laten doen.’
De Cock schoof zijn hoedje iets terug en keek hem van terzijde aan.
’Motief?’
Vledder brieste.
’Een post als tempelier.’
De Cock reageerde verrast.
’Is dat een motief?’
Vledder knikte nadrukkelijk.
’Het is duidelijk,’ sprak hij met stemverheffing, ’dat zo’n vrije post van tempelier van de Broederschap van het Kruis tal van mogelijkheden biedt.’
’Tot?’
Vledder snoof.
’Het begaan van fraude, tot het verduisteren van aan hen toevertrouwde gelden. Bovendien ligt voor zo’n man tevens de weg wijd open voor het plegen van chantage.’
De jonge rechercheur nam een kleine adempauze.
’Wie controleert zo’n tempelier?’ ging hij geëmotioneerd verder. ’Wie houdt de bedragen bij van gedane giften en de opbrengsten via sponsors?’
De Cock glimlachte.
’Je hebt gehoord wat grootmeester Vidocq zei: de controle ligt bij de bloedraad.’
Vledder grinnikte vreugdeloos.
’Frederik Finken is lid van die bloedraad. Hij zal uit eigen ervaring weten hoe gebrekkig die controle is. Het zou mij niets verbazen als hij al geruime tijd op de hoogte is van malversaties door tempeliers gepleegd.’
De Cock trok zijn schouders op.
’Waarom heeft hij hen dan niet aangeklaagd? Dat is toch zijn taak als lid van de bloedraad?’
Vledder wond zich op.
’Finken wil geen einde aan de malversaties. Dat is niet zijn doel. Hij wil als tempelier ook zelf profiteren van de mogelijkheden die dat ambt biedt.’
De Cock knikte berustend.
’Vandaar zijn verzoek aan grootmeester Vidocq om tempelier van de broederschap te worden.’
’Precies.’
’Er moest wel eerst een plaatsje vrijkomen.’
’Precies.’
’Vandaar dat er eerst een paar tempeliers moesten sneuvelen.’ Vledder keek hem van terzijde glunderend aan.
’Je begint er eindelijk iets van te snappen.’
De Cock schoof lachend de rand van zijn hoedje weer tot op de rug van zijn neus. Hij onthield zich van commentaar. Verder zwijgend reden ze terug naar de kit.
Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten, wenkte Jan Kusters hen vanachter de balie.
De Cock liep op hem toe.
’Toch geen narigheid, hoop ik?’
De wachtcommandant schudde zijn hoofd.
’Er waren vanavond hier een paar collega’s uit de regio Gooien Vechtstreek.’
’Wat kwamen die doen?’
’Ze vroegen naar jou.’
De Cock veinsde verbazing.
’Ze hadden me toch kunnen bellen?’
Jan Kusters maakte een hulpeloos gebaar.
’Ze wilden jouw hulp bij de arrestatie van die bekende wielrenner, Robert Finken.’
De mond van De Cock viel half open.
’Arrestatie van Robert Finken?’ herhaalde hij vragend. De wachtcommandant knikte.
’Onze collega’s uit de regio hadden in een villa in Naarden zijn vingerafdrukken gevonden en zochten hem nu wegens moord op ene heer Cooperbrander.’
De Cock kneep zijn ogen even dicht.
’Een dode tempelier.’