Vledder lachte vrolijk.
’Ik heb altijd al het gevoel gehad,’ imiteerde hij de stem van Andreas van Aerdenburg, ’dat Henry Cooperbrander meer ethiek in zijn functie weefde dan Antonie de Lavaterne.’ De Cock gniffelde.
’Dat is een galante manier om duidelijk te maken dat men iemand minder vertrouwt.’
Vledder knikte.
’Die Andreas van Aerdenburg lijkt mij een intelligente, sluwe man. Iemand op wie je weinig vat krijgt.’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
’Ik vind het vreemd dat hij niets wist van een vete tussen Henry Cooperbrander en Antonie de Lavaterne. Zoiets lekt na enige tijd toch uit?’
Vledder knikte.
’Dat blijft niet verborgen,’ stemde hij in. ’Wat mij overigens opvalt, hoe meer wij van die Antonie de Lavaterne te weten komen, des te meer wijkt hij af van het beeld dat zijn vrouw van hem schetste. Ik vraag mij af of Gabriëlle de Lavaterne tijdens hun huwelijk haar echtgenoot werkelijk zo slecht heeft doorgrond.’
De Cock glimlachte.
’Ik leid,’ reageerde hij spottend, ’al een lang en gelukkig huwelijk, toch ontdek ik bij mijn vrouw steeds opnieuw dingen die mij hogelijk verbazen.’
Hij veranderde van toon.
’In ieder geval,’ ging hij ernstig verder, ’heeft Gabriëlle ons niets verteld van de plannen die haar man had om haar te verlaten. Zij zei dat ze zich niet kon voorstellen dat haar introverte man een nacht met een andere vrouw zou doorbrengen. Daarvoor was hij te netjes.’
De oude rechercheur gniffelde.
’Het waren inderdaad geen nachten, maar woensdagmiddagen.’
Vledder boog zich iets naar voren.
’Begrijp jij dat Andreas van Aerdenburg echt bang is om te worden vermoord?’
De Cock knikte nadrukkelijk.
’De moordenaar heeft het duidelijk op de tempeliers van de broederschap gemunt. Ik kan mij voorstellen dat ook Theodorus Termunten zich na de moorden op zijn collega’s niet prettig voelt.’
’Kunnen we hen beschermen?’
De Cock trok zijn schouders op.
’Hoe?’ vroeg hij gemelijk. ’We kunnen hen moeilijk dag en nacht door een diender laten bewaken. Ik heb Andreas van Aerdenburg op het hart gedrukt om voorzichtig te zijn met afspraken. Veel meer kan ik niet doen.’
De oude rechercheur zweeg even.
’Ik sluit zelfs de mogelijkheid niet uit dat de moordenaar een tempelier is.’
Vledder keek hem verwonderd aan.
’Een tempelier van de Broederschap van het Kruis?’ ’Ja.’
’Dat betekent in dit geval óf Andreas van Aerdenburg óf Theodorus Termunten.’
De Cock knikte.
’Ongetwijfeld heeft er een ernstige vete bestaan tussen Antonie de Lavaterne en Henry Cooperbrander. Gabriëlle de Lavaterne sprak over de angst van haar man en ook Blonde Sientje vertelt dat haar Antonie bang was voor een man van een geheim genootschap.’
Vledder knikte begrijpend.
’Henry Cooperbrander,’ sprak hij met een licht sarcasme, ’was na de moord op Antonie de Lavaterne voor jou dus een redelijke verdachte en daarom wilde jij die avond met alle geweld naar Naarden.’
De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.
’Wij vonden,’ ging hij docerend verder, ’ook Henry Cooperbrander met de Ponjaard van het Kruis vermoord. En daarbij verviel in feite de onderlinge vete als een motief voor de eerste moord.’ Vledder knikte.
’Zo dacht ik er ook over.’
De Cock staarde secondenlang voor zich uit.
’Wat ik mij nu afvraag,’ formuleerde hij voorzichtig, ’bestonden er, of bestaan er nog, tussen de tempeliers meer vetes van het kaliber Cooperbrander-De Lavaterne? Heeft een van de nog levende tempeliers een motief om zijn broeders naar het leven te staan?’
Vledder zuchtte.
’Ik vrees dat wij daar nooit achter komen. Ik verwacht dat die Theodorus Termunten eenzelfde stelling zal innemen als Andreas van Aerdenburg.’
’Je bedoelt dat hij zich niet over onderlinge tegenstelling zal uitlaten?’
’Precies. Die luitjes van de broederschap zijn allen net zo gesloten als grootmeester Vidocq.’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
’Het zou kunnen betekenen dat geen enkele tempelier, nog in leven of dood, onbezoedeld is of was. Het zou mij niets verbazen als zij ook elkaar bespioneerden.’
Vledder grinnikte.
’Een fris stelletje.’
Er werd op de deur van de grote recherchekamer geklopt. Nog voor Vledder ’binnen’ had kunnen roepen werd de deur geopend en dreunde Frederik Finken de kamer in. De panden van zijn fraaie zwarte regenjas wapperden en zijn witzijden sjaal hing slordig om zijn nek. Eerst toen hij bij het bureau van De Cock stond, nam hij zijn Eden-hoed af. Zijn gebruind gelaat zag vaal.
’Ze hebben Robert gearresteerd,’ sprak hij hees.
De Cock keek hem een tijdje onbewogen aan en wees toen naar de stoel naast zijn bureau.
’Ga zitten.’
Het klonk als een bevel.
Frederik Finken nam plaats. Zijn hoed op zijn knieën. ’Ze hebben vannacht mijn zoon Robert gearresteerd,’ herhaalde hij zwaar hijgend. ’Het waren rechercheurs van de politie uit de regio Gooi- en Vechtstreek. Robert wordt verdacht van de moord op Henry Cooperbrander.’
De Cock knikte traag.
’Dat hebben ze ons gemeld.’
Frederik Finken schudde zijn hoofd.
’Hij is onschuldig.’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
’Dat zal moeten blijken.’
Frederik Finken legde zijn hand op de rechterarm van De Cock.
’Ik ken mijn eigen jongen toch,’ riep hij jammerend. ’Robert is geen lieverdje, echt niet. Hij is soms wat wild, onstuimig, maar moord…’
Hij maakte zijn zin niet af.
’U, meneer De Cock,’ vervolgde hij smekend, ’moet mij helpen om zijn onschuld te bewijzen.’
’Ik ben geen advocaat.’
Frederik Finken klemde zijn hand vaster om de arm van De Cock.
’U moet de ware dader van de moord vinden, zo snel mogelijk. Dan zullen die lui van Gooi- en Vechtstreek beseffen dat ze de verkeerde man hebben opgepakt.’
De Cock liet zijn hoofd iets zakken.
’Ik heb nog geen enkele aanwijzing in deze ingewikkelde zaak. Ik krijg ook geen enkele medewerking. De mensen die ik tot nu toe in mijn onderzoek heb gesproken, liegen of spreken halve waarheden.’
De oude rechercheur hief zijn hoofd weer op.
’Ook u hebt gelogen, heer Finken,’ sprak hij streng. ’U bent nooit bevriend geweest met Antonie de Lavaterne. U kent zijn vrouw Gabriëlle niet en u hebt haar niet, zoals aan mij beloofd, opgezocht om haar te vertellen dat haar man was vermoord.’ Frederik Finken liet de arm van De Cock los.
’Ik ben inderdaad nooit met die Antonie de Lavaterne bevriend geweest,’ sprak hij hoofdschuddend. ’Dat was een leugen. Ik wist alleen dat zijn vrouw Gabriëlle heette. Ik heb haar inderdaad niet bezocht. Durfde dat niet. Ik heb haar opgebeld, anoniem.’
De Cock keek hem verstoord aan.
’Waarom die leugens?’
Frederik Finken draaide zijn hoofd weg.
’Robert heeft Henry Cooperbrander niet vermoord,’ veranderde hij van onderwerp.
De Cock strekte zijn wijsvinger naar hem uit.
’Hij was die avond in Naarden,’ haalde hij fel uit.
Frederik Finken sloeg zijn handen even voor zijn gezicht en knikte.
’Ja,’ verzuchtte hij, ’Robert was in Naarden. Hij had een afspraak met de tempelier Cooperbrander over een sponsorcontract. De bedoeling was dat Robert met shirtreclame meer bekendheid zou geven aan de doelstellingen van de broederschap. Die afspraak had ik voor hem gearrangeerd. Robert kwam die avond totaal overstuur bij mij thuis en vertelde dat hij Henry Cooperbrander dood in zijn villa had aangetroffen. Ik vroeg hem naar bijzonderheden, maar zijn verhaal was zo verward, dat ik er geen touw aan vast kon knopen.’
De Cock grijnsde.
’Toen hebt u midden in de nacht de vrouw van Henry Cooperbrander gebeld en haar gezegd dat tot zijn spijt Robert de afspraak met Henry niet was nagekomen en daarvoor bood u haar namens Robert zijn verontschuldiging aan.’
De oude rechercheur grijnsde opnieuw.
’En dat terwijl u op hetzelfde moment al wist dat haar man was vermoord. Ik vind dit een vieze leugen.’
De grijze speurder spreidde zijn handen en trok zijn schouders iets op.
’U… eh, u bent gewoon een onbetrouwbaar mens.’ Frederik Finken schudde zijn hoofd.
’Ik ben niet onbetrouwbaar,’ reageerde hij mat. ’Ik sta niet als een onbetrouwbaar man te boek. Ik… eh, ik ben een vader, een radeloze vader met een zoon in ernstige moeilijkheden.’ Hij zuchtte diep.
’Is dat geen leugen waard?’
De Cock negeerde de vraag. Hij trok zijn gezicht strak. ’De technische dienst van de regio Gooi- en Vechtstreek heeft vingerafdrukken van Robert gevonden op de ponjaard waarmee Henry Cooperbrander werd vermoord.’
Frederik Finken knikte met een zucht.
’Dat heb ik gehoord,’ sprak hij berustend. ’Iemand van de regio Gooi- en Vechtstreek vertelde mij van die vingerafdrukken toen ik inzake de arrestatie van Robert om opheldering vroeg.’ ’Hebt u na zijn arrestatie al met Robert gesproken?’ Frederik Finken schudde zijn hoofd.
’Ik wilde eerst met u praten.’
Hij zette zijn tanden in zijn onderlip
’Het is verschrikkelijk. Als ik had geweten dat mogelijk Roberts vingerafdrukken op de ponjaard van het kruis zouden staan, dan had ik mevrouw Cooperbrander toch niet gebeld. Ik nam aan dat zij van de afspraak van haar man met Robert wist en wilde de verdenking van Robert wegnemen.’
Hij keek naar De Cock op.
’Zullen ze haar hebben verteld, van die vingerafdrukken op de ponjaard?’
De Cock knikte traag.
’Vermoedelijk wel.’
Frederik Finken kneep zijn ogen even dicht.
’Dan sta ik ook bij haar als een leugenaar te boek.’ De Cock krabde zich achter in zijn nek.
’Al is de leugen nog zo snel,’ declameerde hij, ’de waarheid achterhaalt ze wel. Het is een van die wijze kreten van mijn oude moeder.’ De grijze speurder glimlachte vermoeid. ’Ik ben er na vele jaren recherche achter gekomen dat lang niet alle leugens door de waarheid worden achterhaald.’
Hij boog zich naar Frederik Finken.
’Waarom loog u tegen mij over uw vriendschap met Antonie de Lavaterne?’
Frederik Finken antwoordde niet direct.
’Uw kwaliteiten als speurder,’ sprak hij ontwijkend, ’zijn in ons land een begrip. Als u mij de toezegging doet dat u alles zult ondernemen om de ware moordenaar van Henry Cooperbrander te ontmaskeren, dan zal ik u de waarheid achter mijn leugens openbaren.’
De Cock glimlachte.
’Die toezegging hebt u niet nodig,’ sprak hij hoofdschuddend. ’Ik ben gewoon een trouwe dienaar van het recht. Ik heb mij bij elke zaak die ik in behandeling heb gekregen, steeds volledig ingezet.’
Frederik Finken verschoof iets op zijn stoel. Het vaal trok uit zijn gezicht weg.
’Ik heb u al verteld dat ik een lid ben van de bloedraad van de Broederschap van het Kruis. De bloedraad heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van de leden van de broederschap, ook op het gedrag van de tempeliers.
Er gaan in de broederschap al geruime tijd geruchten dat de tempeliers zich ten koste van ons genootschap verrijken. Vooral de tempelier Antonie de Lavaterne werd genoemd. Ik heb in opdracht van de bloedraad geprobeerd om een sluitende bewijslast tegen hem op te bouwen. Dat is mij niet gelukt. Toen ik hoorde dat Antonie de Lavaterne was vermoord, heb ik mij bij u als zijn vriend gepresenteerd. Ik deed dit in de hoop dat u bereid zou zijn om mij, als zijn vriend, over mogelijke achtergronden en motieven te informeren.’
De Cock glimlachte.
’Dat lukte niet.’
Frederik Finken schudde zijn hoofd.
’Achteraf had ik u beter kunnen zeggen dat ik lid was van de bloedraad en dat ik de vermoorde Antonie de Lavaterne verdacht van malversaties.’
’Wist u dat er een vete bestond tussen Antonie de Lavaterne en Henry Cooperbrander?’
Frederik Finken knikte.
’Dat was mij bekend. Ik verwachtte zonder meer dat uw onderzoek op den duur naar Henry Cooperbrander zou leiden. Er waren volgens mij meer mensen van de vete tussen die twee op de hoogte. Ik was stomverbaasd toen ik de volgende dag vernam dat ook Henry Cooperbrander was vermoord.’ ’Dat klopte niet met uw theorie.’
’Nee.’
De Cock grinnikte.
’Ook niet met de mijne. Ik zag in die Cooperbrander een redelijke verdachte. Kende u de achtergronden van de vete tussen Antonie de Lavaterne en Henry Cooperbrander?’
Frederik Finken schudde zijn hoofd.
’Antonie de Lavaterne schermde zichzelf goed af. Hij speelde de punctuele, accurate en uiterst betrouwbare bankdirecteur, op wie geen enkele blaam rustte.’
Hij snoof.
’Maar elke woensdag bezocht hij in de buurt van de Wallen een bevallig hoertje.’
De Cock lachte.
’U bent zijn gangen nagegaan?’
Frederik Finken knikte.
’Hij betaalde dat grietje grof geld.’
’Waarom was Henry Cooperbrander niet openhartig. Hij had zijn vete met Antonie de Lavaterne toch aan de bloedraad kunnen melden.’
Frederik Finken grinnikte.
’Dief en diefjesmaat. Blijkbaar wist De Lavaterne van malversaties door Cooperbrander gepleegd.’
De Cock knikte begrijpend.
’Bij een eventuele aanklacht zou Henry Cooperbrander ook zelf in moeilijkheden komen.’
’Zo is het.’
De Cock keek hem strak aan.
’Waarom wilt u tempelier worden?’
Frederik Finken reageerde verrast.
’Dat weet u?’
De Cock knikte.
’Wij hebben met grootmeester Vidocq gesproken.’ Frederik Finken schudde zijn hoofd.
’Dat had hij u niet mogen zeggen.’
De Cock glimlachte.
’Ik ken zijn gedragscode niet.’
’Zo’n verzoek om tempelier te mogen worden is geheim.’ De Cock glimlachte opnieuw.
’Ik heb nog steeds geen antwoord op mijn vraag. Waarom wilt u tempelier worden?’
Het gezicht van Frederik Finken vertrok tot een droeve grijns. ’Om de fraude binnen de Broederschap van het Kruis uit te roeien,’ riep hij fel. ’Wanneer ik als tempelier vrijelijk over spionnen mag beschikken, zal het mij gemakkelijker zijn om bewijzen van fraude te verzamelen en aan de bloedraad voor te leggen.’
De Cock vouwde zijn handen.
’U vertrouwt ook de nog levende tempeliers niet?’ Frederik Finken snoof.
’Voor geen stuiver.’