12

Ze reden de statige Prinses Marielaan in Baarn uit. Via de fraaie, brede, door bos omzoomde Amsterdamse Straatweg, langs het pittoreske kasteel Groeneveld, koos Vledder de A1 terug naar Amsterdam.

Het was druk op de snelweg. Het verkeer raasde hen in een hoog tempo voorbij. Tot verbazing van De Cock hield Vledder zich keurig aan de voorgeschreven maximum snelheid. De grijze speurder liet zich wat onderuitzakken en keek schuin omhoog.

Op het gezicht van de jonge rechercheur ontwaarde hij een peinzende uitdrukking.

De Cock glimlachte.

‘Je denkt,’ riep hij vrolijk.

Vledder bromde.

‘Ik werd er bijna onpasselijk van. Ze maakte van wijlen die oude crimineel een soort engeltje tweede klas… compleet met aangepaste vleugeltjes.’

De Cock grinnikte.

‘Broer Freek was zo’n lieve jongen… stond altijd klaar voor iedereen… heeft in zijn hele leven toch nooit iemand echt kwaad gedaan.’ Zijn stem droop van sarcasme. ‘En dan over Wouter & Walter, haar twee gewelddadige neven; de jongens hadden een mooie steen op zijn graf laten plaatsen… rood… Freeks lievelingskleur.’

De Cock lachte vrijuit.

‘Mevrouw Van Oosterwijker bewaart dierbare herinneringen aan haar broer. Dat mag je haar toch niet afnemen? Ze weet heel goed dat broer Freek zich met criminele zaken bezighield. Dat wist Charles van Ulvenhout ook… en ook hij had alleen maar lovende woorden voor zijn vriend.’

Vledder snoof.

‘Sentimenteel gedoe.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Het is niet louter sentiment,’ sprak hij ernstig. ‘Ik begin er langzaam in te geloven, dat Frederik Johannes van Fluijtenberg, ondanks zijn misdadige levenswandel, geen slecht mens was.’

Vledder schudde afkeurend zijn hoofd.

‘De vele mensen die hij heeft opgelicht, zullen daar beslist anders over denken.’

De Cock maakte een berustend gebaartje.

‘Het zij zo.’ De oude rechercheur schoof zijn hoedje tot op zijn wenkbrauwen. ‘Ik wil iets begrijpen van de moorden rondom het mysterie van zijn dood. Daarin past een schets, een soort karakterprofiel.’

Vledder keek hem van terzijde aan.

‘En volgens dat karakterprofiel van jou was Frederik Fluweel geen slecht mens?’

De Cock ademde diep.

‘Goed… slecht?’ In zijn stem trilde irritatie. ‘Wie maakt uit of iemand goed of slecht is?’ Hij klopte met zijn vingertoppen op zijn borst. ‘Wij… rechercheurs? Wat is ons criterium… het Wetboek van Strafrecht?’

Vledder reageerde niet. Een tijdlang reden ze zwijgend voort. Eenieder gevangen in de maalstroom van zijn eigen gedachten.

Na een poosje blikte de jonge rechercheur opzij.

‘Jij hebt je vannacht voor niets zorgen gemaakt,’ spotte hij.

‘Het leven van Peter van Oosterwijker liep geen gevaar… hij was al dood.’

De Cock knikte traag.

‘En van dat overlijden waren de beide broers Wouter & Walter van Fluijtenberg op de hoogte. Ze waren op zijn begrafenis.’ De grijze speurder schoof zijn hoedje terug en drukte zich weer iets omhoog. ‘Er was iemand van dat overlijden vermoedelijk niet op de hoogte.’

Vledder keek hem van terzijde aan. Wie?’

‘De samensteller of samenstelster van dat valse bericht van overlijden.’

Vledder kneep zijn wenkbrauwen samen.

‘Je bedoelt dat hij of zij dan de naam van Peter van Oosterwijker niet bij de anderen onder die rouwcirculaire had geplaatst?’

De Cock knikte.

‘Degene die de valse kennisgeving van overlijden samenstelde en rondstuurde, kende vermoedelijk het aandeel van Peter van Oosterwijker in de affaire rond de dood van Frederik Johannes van Fluijtenberg, maar wist niet, dat de dood hem inmiddels ongrijpbaar had gemaakt.’

‘Een recent verkeersongeval.’

De Cock gebaarde voor zich uit.

‘Neem straks toch nog maar even contact op met de politie in Baarn,’ sprak hij bedachtzaam. ‘Ik wil zoveel mogelijk bijzonderheden over dat adres aan de Prinses Marielaan… de huidige bungalow van die mevrouw Van Oosterwijker… bijzonderheden ook uit de tijd dat Frederik Fluweel daar nog zijn domicilie had. En vraag of ze ons het rapport van dat verkeersongeval willen opsturen. Wie weet valt ons daarbij nog iets op.’

‘Verwacht je dat?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Toen Peter van Oosterwijker stierf, waren die valse kennisgevingen van overlijden nog niet verzonden. Niemand had toen al belang bij zijn dood.’

‘Je gaat er nog steeds vanuit, dat het samenstellen en versturen van die valse kennisgevingen van overlijden geen grap was, maar een boze opzet?’

De Cock knikte met een ernstig gezicht.

‘Absoluut,’ sprak hij nadrukkelijk. ‘Het is per se geen macabere grap. Het is een weldoordachte operatie met als opzet de beide broers Wouter en Walter van Fluijtenberg tot actie te bewegen. En in die opzet is men, zo dacht ik, gruwelijk geslaagd.’

Vledder keek hem verrast aan.

‘Jij bent ervan overtuigd dat beiden… zowel notaris Van den Hoeve als dokter Achterbosch… door een van de twee broers zijn vermoord?’ De jonge rechercheur schudde zijn hoofd. ‘Daarover heb je geen enkele twijfel?’

De Cock zuchtte. ‘De vraag is of wij dat ooit kunnen bewijzen… bewijzen zonder het motief te kennen.’

Vledder liet even het stuur van de Golf met beide handen los en spreidde zijn armen.

‘En Richard Roosendaal?’ riep hij opgewonden, terwijl hij het stuur weer vastgreep. ‘Hoe denk je over zijn aandeel in deze zaak? Zijn naam duikt telkens op. Hij had op de avond van de moord een afspraak met dokter Achterbosch en nu zegt mevrouw Van Oosterwijker weer, dat ze ervan overtuigd is dat die valse kennisgeving van overlijden van hem afkomstig is.’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Mevrouw Van Oosterwijker,’ sprak hij achteloos, ‘projecteert haar oude, nog sluimerende haatgevoelens jegens haar zuster Frederika-Francisca nu op haar kinderen: Richard en Patricia Roosendaal.’

‘Jij hecht geen waarde aan haar kreet?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Het enige dat mij heeft verbaasd,’ sprak hij grijnzend, ‘is het feit, dat zij geen moment aan ons heeft gevraagd wat wij… Amsterdamse rechercheurs van politie… bij haar in Baarn kwamen doen.’

Vledder gniffelde.

‘Je hebt gelijk. Daar was ze blijkbaar niet nieuwsgierig naar.’

De Cock draaide zich half naar Vledder toe.

‘En heb je dat bord gezien boven de deuren van haar dubbele garage?’

De jonge rechercheur keek hem verward aan.

‘Een bord?’

De Cock knikte.

‘Het viel mij direct op. Een groot geel bord met zwarte letters: Transportbedrijf S&S… Snel en Soepel voor al uw vervoer.’


Vledder parkeerde de Golf op de houten steiger boven het troebele water van het Damrak. De beide rechercheurs stapten uit en klapten de portieren dicht.

De Cock bleef even staan, strekte zijn rug en keek om zich heen. Huiverend trok hij de kraag van zijn regenjas omhoog en drukte zijn oude vilten hoedje vaster op zijn stugge grijze haren.

Er stond een stormachtige wind. Korte golven met schuimkoppen kletsten vinnig tegen de slanke witte boegen van de rondvaartboten en de wild klapperende vlaggen aan de steigers deden de vlaggenmasten buigen. Verder weg, boven de gevel van het markante Centraal Station, joegen donkere wolken langs een grauwe hemel.

De oude rechercheur draaide zich om en sjokte achter Vledder aan via de Oudebrugsteeg naar de Warmoesstraat.

Toen hij de hal van het politiebureau binnenstapte, wenkte de wachtcommandant hem met een kromme vinger.

De Cock liep naar de balie toe en spreidde zijn handen.

‘Wat moet je?’ vroeg hij snauwerig.

Jan Kusters keek hem verwijtend aan.

‘Kan het niet vriendelijker?’

Op het brede gezicht van De Cock verscheen een glimlach.

‘Wat heeft de heer wachtcommandant,’ fleemde hij, ‘op het beslist sterk vergrote hart?’

Jan Kusters kneep zijn lippen op elkaar.

‘Ik heb geen vergroot hart, maar ik zou het van jou wel krijgen.’ Hij ademde diep. ‘Terwijl jij op pad bent, sta ik hier aan de balie alsmaar mensen voor jou te woord.’

‘Wie?’

De wachtcommandant duimde over zijn schouder.

‘Die louche caféhouder… met wie jij zo groot bent.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Was die hier?’

Jan Kusters knikte.

‘En dat smalle smoeltje was zichtbaar teleurgesteld toen hij hoorde dat jij er niet was.’

De Cock leunde op de balie.

‘Heeft hij iets gezegd… waarvoor hij kwam?’

De wachtcommandant schudde zijn hoofd.

‘Dat soort louche figuren heeft alleen maar vertrouwen in rechercheurs… van het type zoals jij.’

De Cock trok een zoete grijns, maar reageerde verder niet. Hij wenkte Vledder, die half op de trap op hem stond te wachten.

‘Kom naar beneden,’ riep hij. ‘We gaan eerst naar Smalle Lowietje.’

De jonge rechercheur keek op zijn horloge.

‘Op dit uur?’ riep hij verrast. ‘Tegen lunchtijd kan mijn maag nog geen cognac verdragen.’

De Cock draaide zich om en liep het politiebureau uit.

Vledder volgde schoorvoetend.

Vanuit de Warmoesstraat sjokten ze door de Lange Niezel. Ongeveer in het midden van de smalle straat was de eigenaar van een seksshop bezig zijn etalage opnieuw in te richten.

De Cock hield even zijn pas in en keek naar een woud van kunstpenissen die in stram gelid voor de etalageruit stonden opgesteld. Ze waren er in alle soorten, afmetingen en kleurschakeringen.

De oude rechercheur keek opzij naar Vledder.

‘Wist jij,’ vroeg hij grinnikend, ‘dat die dingen in zoveel variëteiten voorkwamen?’

Vledder antwoordde niet. Zijn gezicht betrok. De jonge rechercheur draaide zijn gezicht van de etalage weg en liep door.

De Cock slenterde hem na en haalde hem in.

‘Wat is er?’ vroeg hij verwonderd. ‘Nooit eerder in de etalage van een seksshop gekeken?’

Vledder zuchtte.

‘Ik werd er even niet goed van. Al die penissen… Het deed mij onmiddellijk denken aan die afschuwelijke moordaffaire, die wij een paar maanden geleden hebben behandeld.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Je bedoelt van die leraren aan het gymnasium?’

Vledder knikte traag.

‘Ik zie ons beiden nog staan in de gutsende regen op dat parkeerterrein aan de Prins Hendrikkade.’[5]

Ze liepen zwijgend door. Via de Korte Niezel sjokten ze naar de Achterburgwal. In vergelijking met de avonden was het stil op de Wallen. Er zaten een paar schaarsgeklede hoertjes in barmhartig roze licht te lonken, maar veel klandizie hadden ze niet.

Op de hoek van de Achterburgwal en de Barndesteeg schoven de rechercheurs het schemerig intieme lokaaltje van Smalle Lowietje binnen.

De drie tafeltjes bij het raam waren bezet door enige bedaagde prostituees in dikke fondantkleurige wollen vesten, keuvelend over de business en nippend aan een zoet likeurtje. Aan de bar zat niemand.

De Cock hees zich op een kruk.

Smalle Lowietje streek met zijn kleine handen langs zijn morsige vest en dribbelde naar de grijze speurder toe. Zijn vriendelijke muizensmoeltje glom van genegenheid.

‘Hetzelfde recept?’

De Cock wuifde afwerend.

‘Geef ons maar een mineraalwatertje.’ Hij wenkte opzij naar Vledder. ‘Hij vindt het nog te vroeg voor cognac.’

De tengere caféhouder maakte een berustend gebaartje.

‘Het is te drinken,’ reageerde hij simpel. Hij trok een koelkast open, nam daar een fles uit en schonk in.

De Cock keek naar het bruisende water in zijn glas.

‘Jij was aan de Kit… vanmorgen?’

Smalle Lowietje knikte.

‘Ze zeiden dat je er niet was.’

De Cock pakte zijn glas op en nam een slok van zijn mineraalwater. Met een vies gezicht keek hij de caféhouder aan.

‘Blijf je hier gezond bij?’ vroeg hij wantrouwend.

Smalle Lowietje lachte.

‘Zal ik dan toch maar een echt cognackie voor je inschenken?’

Zonder op antwoord te wachten dook hij onder de tapkast en kwam omhoog met de fles cognac van het merk Napoleon. Hij pakte een diepbol glas en schonk klokkend in. ‘Dit kleurt beter,’ grapte hij.

De Cock warmde het glas in de kom van zijn hand, bracht het naar zijn neus en snoof de prikkelende geur op. Met een ernstig gezicht bracht hij zijn glas omhoog.

‘Op de he-mel-se gerechtigheid,’ toostte hij plechtig.

Voorzichtig nam de oude rechercheur een slok van zijn cognac en zette het glas weer voor zich neer.

Smalle Lowietje keek hem schuins aan.

‘Wat mankeert er aan onze aardse gerechtigheid?’

Het gezicht van De Cock versomberde.

‘Van alles… vrees ik.’

De tengere caféhouder boog zich iets naar hem toe.

‘Je zei toch laatst dat je geïnteresseerd was in de dood van Frederik Fluweel?’

De Cock knikte.

‘Dat ben ik… nog steeds.’

Smalle Lowietje blikte wat schichtig om zich heen.

‘En ik heb je toch verteld van die twee neven van hem: Double U en Double U?’

‘Wouter en Walter van Fluijtenberg.’

De tengere caféhouder boog zich nog iets verder naar hem toe.

‘Er wordt gefluisterd,’ sprak hij zacht, ‘dat ze op één enkele dag hier in Amsterdam twee mensen hebben geliquideerd.’

De Cock keek hem strak aan.

‘Wie fluistert dat?’

Het gezicht van Smalle Lowietje vergleed in een pijnlijke grijns. ‘Ik kan je geen namen noemen. Maar er zijn hier nog altijd jongens van de penoze, die de broertjes kennen… vroeger met hen hebben samengewerkt.’

‘Uit de tijd van Frederik Fluweel?’

‘Precies.’

De Cock gebaarde voor zich uit.

‘En die zeggen dat Wouter en Walter in Amsterdam twee mensen hebben geliquideerd?’

Smalle Lowietje zuchtte.

‘Je weet hoe het gaat in mijn etablissement,’ sprak hij klagerig. ‘Rechtstreeks vertellen ze mij nooit iets. Het gaat altijd via een hele reeks van ongenoemde zegslieden. Tot de ware bron kom je nooit.’ De caféhouder schudde zijn hoofd. ‘En dat wil ik ook niet.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Soms is het gevaarlijk om dingen te weten.’

Smalle Lowietje trok een droevig gezicht.

‘Zo is het,’ sprak hij somber. ‘Ik voel er weinig voor om de beide broertjes Van Fluijtenberg op mijn nek te hebben. Begrijp je? Ik vind mijzelf nog te jong voor een kist met zes planken.’

De Cock nam nog een slok van zijn cognac.

‘Toch kwam je vanmorgen naar de Kit,’ reageerde hij achteloos.

Smalle Lowietje knikte traag.

‘Ik wilde je waarschuwen.’

De Cock keek hem onderzoekend aan.

‘Voor… eh, voor de beide broertjes… voor nog meer van hen te verwachten liquidaties?’

De tengere caféhouder schudde zijn hoofd.

‘Voor iets anders.’

‘Wat?’

Smalle Lowietje antwoordde niet direct. De caféhouder wreef met de rug van zijn rechterhand langs zijn droge mond.

‘Er wordt gefluisterd,’ sprak hij hees, ‘dat iemand een prijs op hun hoofd heeft gezet.’

De Cock keek hem geschrokken aan.

‘Op het hoofd van wie?’

‘w&w.’

‘De beide broers?’

Smalle Lowietje knikte.

‘Wouter en Walter.’

De Cock kneep zijn ogen half dicht.

‘Hoeveel?’

De tengere caféhouder spreidde zijn kleine handen.

‘Vijfentwintigduizend… voor elk.’

Загрузка...