13

Door de tengere caféhouder nagekeken verlieten de rechercheurs het etablissement van Smalle Lowietje. Het begon al te schemeren en een miezerig regentje daalde op hen neer. De oude iepen aan de wallenkant dropen en het schaarse bleke licht van de lantaarns deed de gladde straatsteentjes glimmen. Over het drabbige water van de gracht hing een grauwe sluier.

Ondanks het nog betrekkelijk vroege uur en het trieste weer was het druk geworden op de Wallen. Een leger van behoeftigen schuifelde langs de vele etalages met de meisjes en vrouwen in een zachtroze gloed. Bij het scheefgezakte pandje op de Achterburgwal waar sinds kort enige exotische schoonheden uit een ver Afrikaans land waren neergestreken, stonden zelfs mannen in de rij.

De Cock bekeek die uitzonderlijke belangstelling met enige bevreemding, maar nam niet meer de moeite om het fenomeen te analyseren. Hoewel hij als rechercheur aan de Warmoesstraat het seksbedrijf al meer dan een kwart eeuw van nabij volgde, was het verschijnsel hem wezensvreemd. Hij kon zich ondanks geestelijke inspanningen niet vereenzelvigen met die zwijgend wachtende mannen in de rij voor de Afrikaanse schonen.

De grijze speurder zette de kraag van zijn regenjas omhoog en schoof zijn oude hoedje wat naar voren. De onthullingen van de tengere caféhouder hadden hem verbijsterd. Het was een wending die hij niet had verwacht.

Tegen zijn gewoonte in was de oude rechercheur lang in het café van Smalle Lowietje blijven plakken… drinkend, babbelend, tastend… zich koesterend in de ijdele hoop, dat het hem zou lukken om de tengere caféhouder tot meer openheid te verleiden.

Wie was die geheimzinnige man of vrouw, die een prijs op het hoofd van de beide neven Wouter en Walter van Fluijtenberg had gezet? Vijfentwintigduizend gulden per man was een aanzienlijke som gelds, want vele, vaak jeugdige pistoolridders waren, zo wist hij, tegen een geringer bedrag tot moord bereid.

Vanuit de Oude Kennissteeg slenterden de beide rechercheurs over de brug naar het Oudekerksplein. De grijze speurder lichtte in het voorbijgaan beleefd zijn hoedje voor een bejaarde prostituee, die op de hoek van de Sint Annendwarsstraat in de regen vanonder een paraplu naar hem wuifde.

Hij keek opzij naar Vledder, die naast hem voortsjokte.

‘Volgens Smalle Lowietje,’ sprak hij peinzend, ‘had men niemand bereid gevonden om de klus te klaren. Eerlijk gezegd, verbaast mij dat een beetje. Zoveel scrupules heeft men heden ten dage niet.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘We hebben tegenwoordig toch een laf stelletje penozejongens.’ Op zijn jonge gezicht lag een grijns van afkeer. ‘Een oud vrouwtje beroven… een weerloos mannetje tillen… maar als ze vijfentwintigduizend gulden kunnen verdienen om iemand neer te knallen, die de reputatie heeft dat hij ook trefzeker een revolver kan hanteren, dan geven ze niet thuis.’ De jonge rechercheur snoof verachtelijk. ‘Lafbekken.’

De Cock glimlachte.

‘Ik denk dat men het risico te groot vond.’

Vledder ademde diep.

‘Risico,’ herhaalde hij peinzend. ‘Als je erover nadenkt… de man of de vrouw, die blijkbaar vrij openlijk een forse prijs op het hoofd van de beide broers zette, liep daarbij toch zelf grote risico’s?’

De Cock knikte.

‘Inderdaad… in dubbel opzicht.’

‘Dubbel?’

De Cock knikte opnieuw.

‘Eventuele chantagegevolgen door de mensen aan wie hij of zij het aanbod deed en de niet geringe mogelijkheid, dat de beide broers… op een of andere manier… van het aanbod op de hoogte werden gebracht. Walter en Wouter hebben nog steeds intieme relaties met de Amsterdamse onderwereld.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Ik begrijp er totaal niets van,’ sprak hij vertwijfeld. ‘Waarom heeft iemand er vijftigduizend gulden voor over om de twee broers uit de weg te ruimen… ik bedoel, via deze weg… met veel geld hengelen naar een beroepsmoordenaar? Het lijkt wel een wanhoopsdaad.’

‘Of een uitdaging.’

Vledder keek verrast opzij.

‘Een uitdaging?’

De Cock knikte.

‘Misschien wil iemand wel dat het verhaal van zijn of haar aanbod de beide broers bereikt en dat het duo Double U in paniek gaat reageren.’

‘Je bedoelt… net zo paniekerig als op dat valse bericht van overlijden?’

‘Precies.’

Vledder stak zijn beide armen omhoog.

‘Maar waarom?’

De Cock wreef met de rug van zijn hand de regen uit zijn gezicht. ‘Ik kan je op die vraag nog geen antwoord geven,’ sprak hij somber. ‘Naar mijn gevoel is er een spel gaande… een sinister spel, geleid door iemand die de psyche van de beide neven heel goed aanvoelt… bij benadering weet hoe ze op bepaalde situaties gaan reageren.’

Vledder blikte opzij.

‘Een spel om vijfeneenhalf miljoen… dollar?’

De Cock zweeg.

Vanaf het Oudekerksplein liepen ze via de Enge Kerksteeg naar de Warmoesstraat.

Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten, wenkte Jan Kusters hen vanachter de balie.

De Cock liep op hem toe.

‘Zit er boven iemand op mij te wachten?’ vroeg hij meesmuilend.

De wachtcommandant schudde zijn hoofd.

‘Er heeft wel iemand naar je gevraagd?’

‘Wie?’

Jan Kusters trok zijn schouders op.

‘Ik heb zijn naam niet genoteerd. Hij zou straks terugkomen.’

‘Hoe zag hij eruit?’

De wachtcommandant tekende wat vaag in de ruimte.

‘Een jongeman van een jaar of dertig met een grote zwarte hoed met een glimmend lint erom.’

Vledder hijgde in de nek van De Cock.

‘Richard Roosendaal.’


De Cock keek strak naar de jongeman, die met zijn opvallende hoed op zijn knieën schuin naast hem aan zijn bureau zat.

‘U had,’ opende hij streng, ‘op de avond van de moord een afspraak met dokter Achterbosch?’

Richard Roosendaal keek hem verrast aan.

‘Hoe weet u dat?’

‘Dokter Achterbosch noteerde uw naam. Maria Poelstra, zijn assistente, vond die notitie later naast zijn telefoon.’

Richard Roosendaal knikte.

‘Ik had hem gebeld,’ reageerde hij bedaard.

‘U wist van het bestaan van dokter Achterbosch?’

Richard Roosendaal knikte opnieuw.

‘Sinds die morgen op de begraafplaats Sint Barbara, laat het overlijden van oom Frederik mijn zuster Patricia en mij niet meer met rust. We willen weten wat er precies is gebeurd. Als we kunnen bewijzen dat er rond de dood van oom Frederik onregelmatigheden hebben plaatsgevonden, dan…’

De Cock onderbrak hem.

‘U en Patricia hopen nog steeds op een deel van de erfenis?’

Richard Roosendaal knikte nadrukkelijk.

‘Wij menen ook dat we er recht op hebben en dat Wouter en Walter iets hebben ondernomen… iets onrechtmatigs… om de gehele nalatenschap van oom Frederik te bemachtigen.’

‘Wat… wat hebben ze naar uw mening ondernomen?’

Richard Roosendaal trok een pijnlijk gezicht.

‘Ik heb geen flauw idee. In ieder geval waren notaris Van den Hoeve en ook die nare dokter Achterbosch daarbij betrokken.’

‘Dat is uw overtuiging?’

Richard Roosendaal tikte met de toppen van zijn vingers op het bureau van De Cock.

‘Absoluut,’ sprak hij ferm. ‘Dat was ook vanavond de reden van mijn komst. Ik wil dat u uw onderzoek daarop richt.’

De Cock negeerde de opmerking. Hij plukte nadenkend aan zijn onderlip.

‘U bent die avond uw afspraak met dokter Achterbosch nagekomen?’

Richard Roosendaal liet zijn hoofd iets zakken.

‘Ik had,’ antwoordde hij traag, ‘tijdens mijn bezoek aan het Bevolkingsregister gezien, dat ene dokter Achterbosch aan de Saxen Weimarlaan inzake de dood van oom Frederik van Fluijtenberg een verklaring van overlijden had afgegeven. Toen ik dokter Achterbosch belde, heb ik hem gezegd dat ik ernstige maagklachten had en geen tijd en gelegenheid had om normaal op een spreekuur te komen. Ik zei hem ook, dat ik nog geen enkele arts had kunnen vinden die een juiste diagnose had gesteld.’

De Cock glimlachte.

‘U wilde de ware reden van uw komst niet opgeven?’

Richard Roosendaal schudde zijn hoofd.

‘Ik wilde niet dat hij zich op mijn vraag over de dood van oom Frederik zou kunnen voorbereiden.’

‘En?’

Richard Roosendaal keek op.

‘Aanvankelijk ontving hij mij minzaam… met de koele routine van een arts die een patiënt ontvangt… maar toen ik hem de ware reden van mijn komst vertelde, werd hij woest. Bijna schuimbekkend joeg hij mij zijn huis uit.’

De Cock keek de jongeman schuins aan.

‘Hij leefde toen nog?’

Op het gezicht van Richard Roosendaal verscheen een zoete grijns.

‘Dat moet u van mij aannemen.’

‘Moet ik dat?’

Richard Roosendaal maakte een gebaar van wanhoop.

‘Ik heb hem niet vermoord.’

‘Hoe wist u van zijn dood?’

Richard Roosendaal zuchtte. ‘Toen ik hem de volgende morgen rond de klok van elf uur probeerde te bellen met het doel hem alsnog tot een gesprek te verleiden, hoorde ik van zijn assistente dat iemand hem had doodgeschoten.’

‘Hebt u tijdens dat telefoongesprek aan de assistente uw naam genoemd?’

‘Nee.’

De Cock boog zich iets naar hem toe.

‘Enig idee wie voor de moord op dokter Achterbosch verantwoordelijk is?’

Richard Roosendaal spreidde zijn beide handen.

‘Dat is niet moeilijk… mijn beide neven… Wouter en Walter.’

‘Geen twijfels?’

‘Nee.’

‘Motief?’

Richard Roosendaal maakte een schouderbeweging.

‘Er klopt iets niet met de dood van oom Frederik en er klopt iets niet met zijn testament… voilà… Daarom stierf notaris Van den Hoeve en daarom stierf dokter Achterbosch.’

‘Zo simpel?’

‘Precies.’

De Cock grijnsde.

‘Bewijzen?’

‘Dat is uw taak,’ sprak Richard ernstig. ‘Daarvoor heeft de gemeenschap u ingehuurd.’

De Cock gniffelde.

‘Tegen een kleine vergoeding.’

Richard Roosendaal negeerde de opmerking.

‘Maar ik ben best bereid om u bij die taak behulpzaam te zijn. Zegt u maar wat ik moet doen. In zekere zin lopen onze belangen parallel.’

De Cock streek langzaam met zijn pink over de rug van zijn neus. Tussen zijn gespreide vingers door keek hij Richard Roosendaal secondenlang onderzoekend aan. De oude rechercheur overwoog of hij op het aanbod van de jongeman zou ingaan… bepeinsde op welke manier hij hem zou kunnen gebruiken. Maar hij besloot na ampele overwegingen van zijn aanbod af te zien.

‘Iemand heeft een prijs op het hoofd van uw beide neven gezet.’

Richard Roosendaal keek hem niet-begrijpend aan.

‘Een prijs?’

De Cock knikte.

‘Ik heb horen fluisteren dat iemand geld heeft geboden om uw beide neven te vermoorden.’

Richard Roosendaal slikte. Zijn fraaie hoed gleed van zijn knieën op de vloer.

‘Wie?’

De Cock maakte een hulpeloos gebaartje.

‘De tamtam stokte. Ik bedoel… zo ver ging mijn informatie niet.’

Richard Roosendaal raapte zijn hoed op en boog zich iets naar hem toe.

‘Hoeveel… hoeveel was iemand de dood van mijn beide neven waard?’

‘Vijftigduizend gulden.’

Richard Roosendaal floot tussen zijn tanden. Daarna knikte hij traag voor zich uit.

‘Freddy… hij heeft veel geld van zijn moeder geërfd.’

Загрузка...