18

Ze zaten in de gezellige zitkamer van huize De Cock. Ontspannen en languit in brede, gemakkelijke fauteuils. De grijze speurder tilde een fles omhoog en tikte met zijn wijsvinger op het etiket.

Vledder lachte.

‘Cognac Napoleon.’

De Cock glimlachte.

‘Een geschenk van Smalle Lowietje. Hij kwam het vanmiddag persoonlijk brengen.’

Vledder reageerde verbaasd.

‘Was er iets te vieren?’

De Cock knikte.

‘Volgens Smalle Lowietje wel. De caféhouder had gehoord van de dood van Wouter en Walter van Fluijtenberg… Double U en Double U… en dat vond hij beslist een felicitatie waard. De beide broers vormden, volgens hem, al jaren een smet op het eerlijke blazoen van het penozegilde.’

Fred Prins boog zich naar voren. ‘Wat had dat duel in de nacht op Sint Barbara te betekenen?’

De Cock keek hem aan.

‘Duel in de nacht,’ herhaalde hij peinzend. ‘Dat is een goede omschrijving. Het was een duel.’

Fred Prins grinnikte vreugdeloos.

‘Maar waarom?’

De Cock wreef over zijn brede kin.

‘Ik vraag mij af waar ik moet beginnen. Wijlen Frederik Johannes van Fluijtenberg was niet alleen een geniale misdadiger, maar hij was ook een beminnelijk mens… zo aimabel, zo beminnelijk, dat hij de innige vriendschap verwierf van Charles van Ulvenhout, een broer van de vrouw met wie hij zijn leven deelde.

Het was niet alleen een hechte, maar ook een bijzondere vriendschap. Frederik Johannes van Fluijtenberg kwam uit een arm milieu en had weinig opleiding genoten. Charles van Ulvenhout was een intellectueel, een geleerde met een universitaire opleiding.’

Fred Prins spreidde zijn beide handen.

‘Die vriendschap was de aanleiding tot dat duel?’

De Cock knikte traag voor zich uit.

‘Dat was het.’ Hij zweeg even en schudde zijn hoofd. ‘Maar zo eenvoudig, zo simpel is het niet. Het was ook een afrekening… een rechtvaardiging… het inlossen van een ereschuld… een in zijn ogen nobele daad, die Charles van Ulvenhout met de dood heeft moeten bekopen.’

De mond van Vledder viel open. ‘Charles van Ulvenhout is dood?’

De Cock knikte met toegeknepen lippen.

‘Ik was er vanmorgen in het AMC, samen met Yolanda bij toen hij stierf. Charles van Ulvenhout had naar mij gevraagd. Hij was kort voor zijn dood bijzonder helder van geest.’

Vledder slikte.

‘Schoot hij in Brasschaat op Walter?’

‘Ja.’

Fred Prins schudde zijn hoofd.

‘Ik begrijp het niet. Ik bedoel, zonder achtergronden is mij dat duel niet duidelijk.’

De Cock zuchtte.

‘Frederik Fluweel had voor zijn misdadige capriolen een bijzondere constructie bedacht: een legale transportonderneming met personeel dat voor geringe activiteiten vorstelijk werd beloond. Zij kregen echter geen aandeel in de buit. Tot dat personeel behoorden zijn beide neven Wouter en Walter van Fluijtenberg. Toen zijn vriendin Liesbeth stierf, besloot Frederik Fluweel met zijn misdadige carrière te stoppen. Hij had genoeg schatten vergaard.’

De Cock zweeg. Hij pakte opnieuw de fles cognac Napoleon ter hand en schonk in. Toen hij de diepbolle glazen had rondgedeeld, ging hij verder.

‘Frederik Fluweel was in zijn leven driemaal met MS geconfronteerd… de ziekte multiple sclerose. Zijn zuster stierf eraan en bij Patricia Roosendaal, een kind van zijn zuster openbaarde zich de ziekte al op jonge leeftijd. Toen ook zijn zoon Freddy aan MS bleek te lijden en Frederik Fluweel zag hoe snel die ziekte zijn zoon tot een invalide maakte, besloot hij nog eenmaal zijn slag te slaan.’

Vledder gebaarde voor zich uit.

‘De Banque Nationale de Lyondas in Luxemburg.’

De Cock knikte.

‘Frederik Fluweel bracht zijn transportbedrijf opnieuw tot leven, mobiliseerde zijn beide neven en verwierf een fabelachtige buit van om en nabij de vijfeneenhalf miljoen Amerikaanse dollar.

‘Frederik Johannes van Fluijtenberg had voor dat geld een bestemming. Het moest ten goede komen aan stichtingen en instellingen die tot doel hadden de ziekte MS te bestrijden en het leed van de slachtoffers van die ziekte te verzachten.

‘Frederik Fluweel had zijn beide neven niet van de bestemming van dat geld op de hoogte gebracht. Tot hun stomme verbazing meldde hun oom Frederik zich een paar dagen na de overval bij de politie in Utrecht en liet zich zonder enig verweer tot zeven jaar gevangenisstraf veroordelen. Vermoedelijk heeft Frederik Fluweel een gewelddadige actie van zijn beide neven tegen hem verwacht en achtte hij zich veilig achter gevangenismuren.’

De Cock stak gebarend zijn beide armen omhoog.

‘Het was een misvatting. Wouter en Walter beraamden een plan en ontvoerden hun oom… tegen zijn zin… uit de Bijlmerbajes, brachten hem naar zijn villa aan de Zuidelijke Wandelweg en eisten hun aandeel in de buit.

Frederik Fluweel weigerde. Ook na enige martelingen wilde hij niet zeggen waar dat geld was gebleven. Wouter van Fluijtenberg had echter nog een pijl op zijn boog: scopolamine.’

Appie Keizer hijgde.

‘Waarheidsserum.’

De Cock knikte.

‘Scopolamine is een alkoloïde dat vooral voorkomt in planten van de familie van de nachtschade. Het beïnvloedt het centrale zenuwstelsel en belemmert de wil. Mensen die onder de invloed van scopolamine verkeren, hebben een verminderde geestelijke weerstand en blijken vaak bereid om naar waarheid te antwoorden op gestelde vragen… vandaar waarheidsserum.’

De Cock kneep zijn lippen samen.

‘Wat er nu precies in die villa is gebeurd, zal wel nooit helemaal duidelijk worden. Vermoedelijk gaf Wouter zijn oom een overdosis aan scopolamine. Hij stierf, zo bekende Walter zijn vriendin later, onder hun handen.’

Vledder boog zich naar voren.

‘Waarom hebben ze zich toen niet gewoon van het lijk ontdaan… weggemoffeld… dan had er naar de dood van Frederik Fluweel nooit een haan gekraaid?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Wouter had een ander plan. Hij wilde het vermogen van zijn oom erven en daartoe moest Frederik Johannes van Fluijtenberg officieel sterven.

Hij liet dokter Achterbosch komen en dwong hem een verklaring van overlijden af te geven van een natuurlijke dood aan hartverlamming.

Omdat Wouter begreep dat de dood van Johannes Frederik van Fluijtenberg door politie en justitie niet zonder meer zou worden aangenomen en hij op z’n minst een onderzoek kon verwachten, zorgde hij er via Peter van Oosterwijker voor, dat het overlijden van zijn oom niet op de computeruitdraai van het Bevolkingsregister voorkwam.’

Fred Prins knikte begrijpend.

‘Politie en justitie bleven dus onkundig van zijn overlijden.’

De Cock ademde diep. De uiteenzetting vermoeide hem.

‘Frederik Johannes van Fluijtenberg,’ ging hij cynisch verder, ‘werd heel officieel begraven en kreeg op zijn graf op Sint Barbara van zijn geliefde neven een fraaie roodgranieten grafsteen.

Daarna werd notaris Van den Hoeve bewerkt. De notaris genoot geen beste reputatie. Vermoedelijk door chantage kregen ze hem zover, dat hij het testament van Frederik Fluweel veranderde ten gunste van de beide neven.

Na afwikkeling van de erfenis vertrokken Wouter en Walter van Fluijtenberg naar Brasschaat en hadden daar nog lang en gelukkig kunnen leven als niet plotseling drie jaar later een kennisgeving van overlijden voor paniek had gezorgd.’

Vledder vroeg om aandacht.

‘Wie verstuurde die kennisgevingen van overlijden?’

De Cock glimlachte.

‘Charles van Ulvenhout. Freddy in Antwerpen had van notaris Van den Hoeve in Amsterdam bericht gekregen dat hij niet in het testament van zijn natuurlijke vader voorkwam. Charles van Ulvenhout onderhield regelmatig contact met het kind van zijn zuster en kwam er op die manier achter, dat zijn vriend Frederik Johannes van Fluijtenberg was overleden. Charles van Ulvenhout had toen al het idee, dat zijn vriend geen normale, natuurlijke dood was gestorven. Het feit dat de erfenis naar de beide neven was gegaan, sterkte hem in zijn overtuiging, dat Wouter en Walter, die hij beiden kende, bij de dood van zijn vriend waren betrokken.

Hij wist alleen niet hoe en wat. En hij vond ook niets dat zijn duister vermoeden kon staven. Tot… tot zijn in Antwerpen studerende dochter Yolanda hem vertelde dat zij een verhouding had met ene Walter van Fluijtenberg, een schatrijke jongeman met een kapitale villa in Brasschaat.

Charles van Ulvenhout was inwendig razend… liet daar uiterlijk niets van merken en verbrak de relatie met zijn dochter niet. Toen Walter in een openhartige bui aan Yolanda vertelde wat zich rond de dood van Frederik Fluweel had afgespeeld en Charles van Ulvenhout dat verhaal enige tijd later van zijn dochter vernam, ging hij tot actie over… en hoe?

Het verzenden van de kennisgeving van overlijden met daaronder de namen van de lieden die rond het overlijden van Frederik Johannes van Fluijtenberg een rol hadden gespeeld, was… naar mijn mening… psychologisch een meesterlijke zet.

Wat Charles van Ulvenhout verwachtte, gebeurde ook werkelijk. De beide neven, bang dat de zaak in de openbaarheid zou komen, moordden de getuigen uit. Eerst de in paniek geraakte notaris Van den Hoeve en daarna de louche huisarts Achterbosch. Peter van Oosterwijker vormde geen probleem meer. Hij was al overleden.’

Vledder boog zich naar voren.

‘Heeft Charles van Ulvenhout werkelijk geld op het hoofd van de beide neven gezet?’

De Cock knikte.

‘Toen niemand bereid bleek om de klus te klaren, besloot Charles van Ulvenhout zelf de beide neven uit te moorden. Volgens hem was dat geen misdadige actie. Hij beschouwde dat, zo vertelde hij mij, als een daad van gerechtigheid.

Walter was na de aanslag niet direct dood. Toen Wouter hem vond was hij nog bij vol bewustzijn en vertelde zijn broer wie op hem had geschoten. Na de dood van Walter trok Wouter naar Amsterdam om de dood van zijn broer te wreken.

We weten nu dat Charles van Ulvenhout hem naar de begraafplaats Sint Barbara lokte voor een duel.’

De Cock zakte in zijn fauteuil achterover. Hij voelde zich afgemat. Ook teleurgesteld. De oude rechercheur had een dergelijk einde niet gewild.

Fred Prins trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Wat is er van die vijfeneenhalf miljoen Amerikaanse dollar terechtgekomen… zijn die echt naar die instellingen en stichtingen voor MS gegaan?’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Dat geheim heeft Frederik Fluweel meegenomen in zijn graf en ik acht het niet mijn taak om dat geheim te ontsluieren.’ De grijze speurder maakte een hulpeloos gebaar. ‘Ik heb ook nooit begrepen,’ ging hij verder, ‘waarom na het vonnis van zeven jaar de Banque Nationale de Lyondas in Luxemburg geen aanspraak op het vermogen van Frederik Fluweel heeft geclaimd.’

‘Dat is niet gebeurd?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Zover ik weet niet. Anders hadden de neven niet al dat geld kunnen erven.’

Vledder zwaaide.

‘Komt het geld van de neven nu terecht bij Richard, Patricia en Freddy?’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

‘Dat zal nog een hele juridische klus worden.’

Na zijn laatste woorden viel er een diepe stilte. De grijze speurder schonk nog eens in. Na enige tijd werd het gesprek algemener.

Het duel in de nacht en de daaraan gekoppelde verwikkelingen zakten naar de achtergrond.

Mevrouw De Cock ging naar de keuken en kwam terug met schalen vol lekkernijen.

Tegen middernacht namen de jonge collega’s afscheid. Toen ze waren vertrokken, schoof mevrouw De Cock een poef bij en ging tegenover haar man zitten.

‘Vond jij die Frederik Johannes van Fluijtenberg een goed mens?’

Het gezicht van de grijze speurder kreeg een pijnlijke uitdrukking. ‘Ik wil,’ sprak hij aarzelend, ‘die vraag liever niet beantwoorden.’

‘Waarom niet?’

De Cock kauwde op zijn onderlip.

‘Ik had van de week daarover al bijna ruzie met Vledder.’ De grijze speurder zuchtte omstandig. ‘Hoe het ook zij… Frederik Fluweel deed iets, waarvan hij zelf oprecht geloofde dat het goed was. Die overtuiging… dat geloof… werd zijn dood.’ De oude rechercheur staarde enige tijd peinzend voor zich uit. ‘Ik denk,’ zo besloot hij, ‘dat dit meetelt… meetelt bij Hem, die eens over ons allen zal oordelen.’

Загрузка...