13

Adelbert Teijsterling deed hen uitgeleide. Hij hield de zware eikenhouten deur voor hen open en wuifde tot afscheid. Vriendelijk, bijna joviaal. Maar op zijn knap, week en wat pafferig gezicht lag een zoete grijns alsof hij een persoonlijke triomf beleefde.

De beide rechercheurs sloften naar hun wagen. Voordat De Cock instapte, keek hij nog even om naar het silhouet van de man in de deuropening. Een breedgeschouderde Adelbert Teijsterling. Hij vroeg zich af wat mogelijk een nabije toekomst bracht, of hun wegen zich nog eens zouden kruisen, en onder welke omstandigheden?

Vledder draaide de wagen op het grind en reed met zijn Golf de oprijlaan af. Het was donker op de Brediusweg. Hoog boven hen, door het gebladerte van de oude bomen, tintelde zilverwit maanlicht. Ze reden zwijgend verder. Aan het einde van de Brediusweg stopte Vledder aanvankelijk voor het rode licht, maar toen geen enkel verkeer zich aandiende, reed hij door en sloeg rechts af.

De Cock zag het. Hij wilde er iets van zeggen, maar hield zich in. Hoe vaak, bedacht hij, gingen mensen, ook in het maatschappelijk verkeer, door het rode licht? Te vaak, vond hij, veel te vaak. En wie corrigeerde? Wie stond er bij het kruispunt om toe te zien dat eenieder zich aan de regels hield? Politie? Er was te weinig politie, veel te weinig politie. of waren er, ook maatschappelijk gezien, te veel kruispunten? Er speelde een glimlach om zijn lippen. Zijn eigen gedachten amuseerden hem.

Pas op de brede A1 naar Amsterdam verbrak Vledder het stilzwijgen. Hij blikte even opzij naar De Cock, die met zijn autogordels worstelde. De oude rechercheur kon nog maar moeilijk aan die riemen om zijn borst wennen. Ze benauwden hem.

‘Wat denk je?’

De Cock keek even op.

‘Waarvan?’

‘Het idee, dat Annelies Breitenbach verantwoordelijk is voor de beide moorden?’

De oude rechercheur bromde.

‘Dat idee heeft mij al meer beziggehouden.’

‘En?’

‘Ik kon nooit een deugdelijk motief vinden.’

Vledder reageerde enthousiast.

‘Dat motief is er,’ riep hij opgewekt. ‘Duidelijk, naar mijn gevoel. Ik vind wat Teijsterling opperde nog zo gek niet. Zet het maar eens op een rijtje. Mooie, levenslustige Annelies Breitenbach leeft samen met de oude, stramme Frederik van Ravenstein, maar heeft tegelijkertijd een intieme verhouding met Pieter Valenkamp, bedrijfsleider, een ambitieus man, die graag een eigen hotel wil beginnen. Annelies Breitenbach brengt de oude Frederik van Ravenstein zover, dat hij haar, een eigen villa en een aardig lief kapitaaltje bezorgt en schiet hem daarna uit dankbaarheid met zijn eigen pistool, een oude Sauer 7.6 mm, overhoop. Haar volgende obstakel is de dikke Arnold van Beuningen, een man, aan wie haar boezemvriend Pieter Valenkamp, zo wij zelf hebben kunnen constateren, een hartgrondige hekel heeft. Ze lokt hem naar het einde van steiger zevenentwintig aan het IJ, beëindigt met diezelfde oude Sauer 7.6 mm zijn leven en maakt op deze wijze voor haar vriend Pieter Valenkamp de weg vrij om de door hem zo begeerde Poort van Eden over te nemen.’

De Cock grinnikte.

‘Prachtig. Prachtig,’ jubelde hij. ‘En door jou zo fraai cynisch samengevat.’

Het klonk te uitbundig. Het ontging Vledder niet. Hij keek de grijze speurder argwanend aan.

‘Is het niet goed?’ vroeg hij achterdochtig. ‘Mankeert er wat aan? Deugt de redenering van Adelbert Teijsterling niet?’

De Cock tuitte zijn lippen.

‘Het is best een aardige redenering,’ sprak hij traag en bedachtzaam. ‘Het zou mij. en zelfs een officier van justitie kunnen overtuigen. En misschien schuilt er ook wel een grond van waarheid in.’ Hij trok een zorgelijk gezicht. ‘We moeten echter wel bedenken dat het idee van Adelbert Teijsterling komt. een man, die zijn amoureuze toenaderingen tot Annelies Breitenbach zag stranden en mogelijk jegens haar wraakgevoelens koestert.’

‘Is Teijsterling zo’n man?’

De Cock maakte een kriegelig gebaar.

‘Dat is de tweede keer dat je mij een dergelijke vraag stelt,’ reageerde hij geprikkeld. ‘Ik kan moeilijk peilen wat voor een soort man die Adelbert Teijsterling is. Dit was de eerste en enige keer dat ik hem heb ontmoet. Ik weet van hem niet meer dan jij.’ De oude rechercheur zweeg even.

‘Ten aanzien van vrouwen, zou ik zeggen dat hij behoort tot het soort mannen dat in het ziekenhuis nog knipoogt tegen de zuster die hen aflegt.’

Vledder lachte.

‘Adelbert Teijsterling gaf overigens ruiterlijk toe, dat hij uitgebreide pogingen in het werk had gesteld om de mooie Annelies Breitenbach voor zich te winnen, maar dat hem dat niet was gelukt.’

‘Dat was ook de enige bekentenis die over zijn lippen kwam. een bekentenis waarmee hij overigens geen enkel risico liep. Van een bedreiging van Van Ravenstein inzake zijn liefde voor Annelies Breitenbach wilde hij niets weten. Als Annelies Breitenbach, zo zegt hij, van een dodelijke bedreiging spreekt, dan heeft zij zijn woorden verkeerd opgevat. Ook verder hield hij zich volkomen op de vlakte. Hij gaf toe dat hij dikwijls in Amsterdam in de Poort van Eden heeft vertoefd en de heren Van Beuningen, Donkersloot en Van Ravenstein goed had gekend, maar over hun betrokkenheid met de drugshandel liet hij zich niet uit. Ook zijn eigen aandeel in het verbond liet hij zwevende.’ De oude rechercheur schoof zijn onderlip naar voren. ‘Een sluwe man. die Adelbert Teijsterling. en naar mijn gevoel een uiterst gevaarlijk tegenstander.’

Vledder keek strak voor zich uit en reageerde niet. Het leek alsof hij niet had geluisterd. of de woorden van zijn oude collega niet tot hem waren doorgedrongen. Hij verminderde de snelheid van de Golf en verliet bij de afslag Naarden-Vesting de snelweg.

De Cock keek verrast opzij.

‘Wat ga je doen?’

‘We gaan terug.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Naar Bussum. naar Adelbert Teijsterling?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Naar Blaricum.’

De Cock trok een vies gezicht.

‘Wat. Blaricum?’

‘Ja. Blaricum. naar de villa van Annelies Breitenbach.’

‘Om wat te doen?’

Vledder gebaarde heftig.

‘Kijken of ze nog in het bezit is van het pistool van haar dode vriend Frederik van Ravenstein.’

‘Die oude Sauer 7.6 mm?’

‘Ja, wat anders?’

De Cock keek hem verward aan.

‘Heb jij dan een bevel tot huiszoeking?’ vroeg hij ongelovig.

‘Nee,’ antwoordde Vledder onverschillig, ‘waarom. jij hebt toch zo’n apparaatje?’

Vledder reed met de nieuwe Golf terug naar de A1. Ondanks het late uur was het razend druk op de autoweg. Grote glanzende wagens reden hen met hoge snelheid voorbij.

De Cock keek verbaasd om zich heen.

‘Ik dacht dat wij tegenwoordig een snelheidsbeperking kende,’ bromde hij.

Vledder knikte voor zich uit.

‘Ze rijden hier als gekken.’

De Cock blikte opzij.

‘En jij rijdt door het rode licht.’ Hij kon het niet nalaten om het alsnog te zeggen.

Vledder snoof.

‘Verkeerslichten zijn er om het verkeer te regelen en als er geen verkeer is…’

‘…dan hebben die verkeerslichten voor jou geen enkele waarde?’ vulde De Cock vragend aan.

‘Precies.’

De oude rechercheur schudde afkeurend zijn hoofd, maar liet het onderwerp verder rusten. De puriteinse ziel van De Cock paste niet in deze moderne, jachtige computertijd. Naar zijn eigen gevoel was hij minstens een eeuw te laat geboren. Hij hoorde thuis in de tijd van de postkoets, van hoorngeschal, de diligence, de trekschuit en het hanteren van de lange waardige Goudse pijp, die in haar broosheid iedere snelle en onverwachte beweging onmogelijk maakte.

Bij de afslag Huizen-Blaricum verliet Vledder de A1 en reed in een matig gangetje verder over de Crailoseweg.

De jonge rechercheur keek even opzij.

‘Volgens mij ligt de villa van Annelies Breitenbach in Blaricum aan de Schapendrift. Dat is het oude adres van Frederik van Ravenstein, zoals het in het hotelregister van de Poort van Eden stond vermeld.’

De Cock knikte.

‘Dat heeft ze toch gezegd: Van Ravenstein heeft ervoor gezorgd dat ik ook na zijn dood in zijn villa kon blijven wonen.

Hij zweeg nadenkend, om vervolgens te vragen:

‘Wat doen we als ze thuis is?’

Vledder trok zijn schouders op.

‘Bellen we aan?’

De Cock plukte aan zijn neus. ‘En vragen haar of ze ons even dat pistool wil geven. die oude Sauer 7.6 mm, waarmee zij Van Ravenstein en Van Beuningen heeft omgebracht?’ Zijn stem droop van sarcasme.

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Zo cru en direct hoeven wij dat niet te doen,’ reageerde hij kalm. ‘Annelies Breitenbach heeft ons zelf verteld, dat Frederik van Ravenstein een oude Sauer 7.6 mm had. We kunnen haar toch vragen waar dat pistool na zijn dood is gebleven?’

De Cock knikte nadrukkelijk.

‘Zeker. dat kunnen we vragen. Maar denk je nu echt dat ze ons onmiddellijk de plek zal wijzen waar ze dat pistool heeft verborgen? Ik bedoel. in het geval dat onze Annelies Breitenbach werkelijk verantwoordelijk is voor de moord op die beide mannen?’

Vledder zuchtte omstandig.

‘Misschien is ze niet thuis, is ze in Amsterdam in de Poort van Eden bij haar vriend Pieter Valenkamp. Dan peuter jij met dat apparaatje van Handige Henkie de deur open en gaan we op ons gemak in haar villa op zoek naar die oude Sauer 7.6 mm.’

De Cock lachte.

‘Optimist.’ De oude rechercheur draaide zich iets naar hem toe en veranderde van toon. ‘Lijkt het je niet beter,’ sprak hij ernstig, ‘om eerst eens na te gaan of er werkelijk sprake is van een verhouding tussen Annelies Breitenbach en die Pieter Valenkamp. Bedenk goed. als die verhouding er niet is, vervalt voor haar het motief en daarbij de hele theorie van Adelbert Teijsterling.’

Vledder gromde.

‘Wij zijn nu toch bijna in Blaricum,’ bepleitte hij. ‘Waarom zullen we het niet proberen? Als wij dat pistool vinden en bij proeven blijkt dat met die oude Sauer van wijlen Frederik van Ravenstein de dodelijke schoten zijn afgevuurd, dan zijn we er. dan is de zaak rond.’

‘Met de knappe Annelies Breitenbach als de veelvuldige moordenares?’

‘Ja.’

De Cock draaide zich terug en zweeg. Hij wilde zijn jonge collega niet verder ontmoedigen. Maar in zijn hart was hij niet overtuigd.

Toen Vledder de nieuwe Golf in het oude Blaricum de Schapendrift op reed, herkende de oude rechercheur de weg — de huizen, de villa’s, de begroeiing aan de rand — maar kon zich niet meer herinneren bij welke moordzaak in het verleden diezelfde Schapendrift een rol had gespeeld.

Vledder bracht de wagen tot stilstand en wees door de voorruit.

‘Volgens de nummering moet het de volgende villa zijn.’ Hij keek even opzij. ‘Heb je het apparaatje bij de hand?’

De Cock grinnikte.

‘Altijd. Sinds mijn vriend Handige Henkie als inbreker het rechte pad op ging, maak ik er als rechercheur op een kromme manier gebruik van.’

Vledder lachte ontspannen.

‘Misbruik, bedoel je.’

Ze verlieten de wagen en slenterden over de stille, door een volle maan beschenen Schapendrift naar de villa. Voor de oprijlaan bleven ze even staan. Een grote zwarte kat schoof met een hoge rug voor hun voeten het struikgewas in.

De Cock keek hem grijnzend na.

‘Een slecht teken,’ mompelde hij.

Op een brievenbus, hangend aan een half openstaand hek, stond nog F. van Ravenstein in witte letters. Ze gingen eraan voorbij. Het grove grind knarste onder de zolen van hun schoenen. De villa leek verlaten. Er was geen teken van leven. Nergens brandde licht. Omzichtig gingen ze verder. De Cock nam het koperen houdertje met de uitschuifbare stalen sleutelbaarden uit zijn broekzak en liep tussen twee hoog oprijzende coniferen naar de donker groen gelakte toegangsdeur. Toen hij de constructie van het slot bekeek, ontdekte hij tot zijn verbazing dat de toegangsdeur niet geheel was gesloten. Er was een nauwelijks waarneembare kier.

De oude rechercheur zette zijn rechterschouder tegen de deur en drukte zachtjes. De deur gaf mee. Langzaam duwde hij haar verder open.

Vledder hijgde in zijn nek.

‘Is er iemand binnen?’ fluisterde hij.

De Cock antwoordde niet. Behoedzaam liep hij verder. Hij stopte het apparaatje van Handige Henkie weer in zijn broekzak, pakte zijn zaklantaarn en liet een ovaal van licht voor zich uit dansen. Na een glazen tochtdeur bereikte hij de hal. Vledder kwam naast hem staan.

‘Is er iemand binnen?’ fluisterde hij opnieuw.

De Cock trok zijn schouders op. Plotseling ontdekte hij in de rechterhand van zijn jonge collega een pistool.

De oude rechercheur tikte met zijn wijsvinger boven op de loop van het wapen.

‘Voordat je er iemand mee bezeert,’ siste hij zacht, ‘doe dat ding weg.’

Met zichtbare tegenzin deed Vledder het pistool terug in zijn schouderholster.

Achter de deur links van hen klonk enig gerucht. De Cock deed onmiddellijk zijn zaklantaarn uit. Op hun tenen slopen de rechercheurs naar de deur en posteerden zich aan beide zijden. Na lange seconden ging de deur eindelijk open en iemand schuifelde langs hen heen de hal in.

In een flitsende greep pakte Vledder de figuur achter bij de schouder en drong de linkerarm met kracht op de rug. Er klonk een kreet van schrik en pijn.

De Cock floepte zijn zaklantaarn weer aan en scheen in het verbaasde gezicht van een jongeman. De oude rechercheur schatte hem op rond de vijfentwintig jaar. Hij had een lang ovaal gezicht, blauwe ogen en kort, bijna gemillimeterd haar. Uit zijn rechterhand gleed een breekijzer. Het kletterde op de marmeren tegels van de hal.

De Cock stapte op de jongeman toe.

‘Wie ben je?’ vroeg hij streng.

De jongeman aarzelde even.

‘Erik. Erik van Ravenstein.’

‘Wat kom je hier doen?’

Over het lange gezicht van de jongeman gleed een wrange grijns.

‘Zoeken. zoeken naar het geld van mijn vader.’

Загрузка...