15

De Cock voelde zich gespannen. Hij vroeg zich af of hij alles goed had georganiseerd… of in de fuik die hij had opgezet, niet ergens een zwakke plek zat of een scheur. Wilde hij tot een sluitende bewijsvoering komen, dan mocht er niets misgaan. Bovendien begreep hij nog niet wat er zou gaan gebeuren… hoe het precies in zijn werk ging.

Een moordenaar of moordenares, zo was zijn ervaring, verandert niet graag zijn of haar vertrouwde werkwijze. Een wurger hanteert in de regel geen pistool en een gifmengster grijpt niet naar een stiletto.

De moordenaar die hij vanavond hoopte te ontmaskeren, had driemaal toegeslagen… zijn slachtoffers steeds gewurgd met een roze sjaal.

De Cock was ervan overtuigd dat hij ook ditmaal zijn wurgsjaal zou gebruiken en ook ditmaal zou toeslaan staande achter zijn slachtoffer.

Hij had Everdine de Bruijn in haar kantoortje van Lovable aan de Singel laten plaatsnemen achter haar bureau met haar rug pal tegen de muur. Hij gokte erop dat dit de moordenaar in verlegenheid zou brengen. Een aanval zoals hij gewend was, staande achter het slachtoffer, was bij deze opstelling onmogelijk.

In gezelschap van Vledder had De Cock zich verschanst in een klein vertrek, gelegen direct naast het kantoor van Lovable… een enge ruimte die dienst deed als douche en toilet. Om de technische dienst niet te belasten, had hij zelf met een draadloze boormachine in de deur van de ruimte twee gaatjes geboord, waardoor Vledder en hij de gebeurtenissen in het kantoortje konden volgen.

Buiten op de Singel patrouilleerden Fred Prins en Appie Keizer. Beide collega-rechercheurs van bureau Warmoesstraat waren onmiddellijk bereid geweest om De Cock in nood weer eens bij te staan.

De oude rechercheur had ze een signalement gegeven van de man die hij vanavond hoopte te ontmaskeren als de moordenaar van de drie callgirls. Het was summier, omdat De Cock niet wist in welke outfit de dader zou verschijnen.

De Cock schoof de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn horloge. Het was vijf voor halfnegen. Hij had nog ruim een halfuur. Hij verliet de benauwde douche- en toiletruimte en stapte het kantoortje binnen.

‘U kunt nog terug,’sprak hij vriendelijk. ‘U weet dat er risico’s zijn.’

Everdine de Bruijn legde een damesblad voor zich op haar bureau.

‘Ik doe het voor Marianne.’Haar stem klonk zacht. ‘En zij zou het voor mij hebben gedaan.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘U weet dat ook u op zijn lijstje staat om vermoord te worden?’

Everdine zuchtte.

‘Dat heb ik inmiddels begrepen. Ik moet u zeggen: het is een macabere gedachte.’

De Cock stak zijn wijsvinger omhoog.

‘Wat er ook gebeurt,’sprak hij streng gebarend, ‘blijf op uw stoel daar zitten en kom nooit met uw rug bij die muur vandaan.’

Everdine schonk hem een vermoeide glimlach.

‘Ik zal eraan denken.’

De Cock verliet het kantoortje en ging terug naar zijn observatiepost. Hij keek weer op zijn horloge. De minuten vergleden traag.

Via zijn kijkgaatje zag hij dat ook Everdine de Bruijn tekenen van ongerustheid begon te vertonen. Haar vingertoppen trommelden nerveus op het damesblad, dat ongelezen voor haar lag.

Appie Keizer meldde zich via de mobilofoon.

‘Hij komt vanaf de Brouwersgracht. Ik denk dat hij daar zijn wagen heeft geparkeerd. Hij draagt…’

De stem van Fred Prins onderbrak hem.

‘Hij gaat de trap op.’

De Cock voelde hoe de spanning bezit van hem nam. Elke vezel van zijn lijf trilde. Het pulseren van zijn hart golfde in zijn hals. Door het kijkgaatje zag hij de man die hij verwachtte, het kantoortje binnenkomen. De man overzag de situatie voor zich en realiseerde zich vermoedelijk in een flits dat zijn steeds toegepaste methode ditmaal geen kans van slagen had. Met een verwilderde blik in zijn ogen draaide hij zich met een ruk om en rende het kantoortje uit.

De Cock greep de mobilofoon.

‘Grijp hem… hij komt naar buiten.’

Onmiddellijk daarna verliet hij zijn schuilplaats en rende met Vledder in zijn kielzog achter de man aan. Buiten op de Singel lag met zijn rug op het trottoir een omvergelopen Appie Keizer. Fred Prins achtervolgde de man in een wilde galop. Met een tactisch prachtig uitgevoerde flying tackle dook hij hem naar de benen. Ze rolden over de straat. Fred Prins reageerde het eerst. Hij trok de armen van de man, die op zijn buik lag, naar zijn rug en hield hem in bedwang.

Vledder hurkte bij de man neer en scheen hem met zijn zaklantaarn van opzij in het gezicht.

Hijgend keek de jonge rechercheur omhoog naar De Cock, die snel naderbij was gekomen.

‘Het is… eh, het is Eugène van Kralingen,’sprak hij hees.

De Cock knikte.

‘Vriend van Leonidas ter Abbestede.’


De Cock leunde behaaglijk achterover in zijn leren fauteuil. De oude rechercheur voelde zich voldaan en ontspannen. Het feit dat hij weer eens een ingewikkelde moordzaak tot een goed einde had gebracht, was reden tot volle tevredenheid.

Hij keek naar Dick Vledder, zijn trouwe assistent. Ook al botsten hun ideeën dikwijls, De Cock hield van zijn jonge collega. Hij boog zich naar hem toe.

‘Heb je Adelheid niet meegenomen?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Ze moet vanavond overwerken. Als ze op tijd klaar is, komt ze nog even langs.’

De blik van de oude rechercheur dwaalde naar Appie Keizer, die zijn duikeling alweer te boven was gekomen en naar Fred Prins, die bij zijn flying tackle een paar schaafwonden aan zijn knie had opgelopen.

De Cock was zijn collega’s dankbaar… dankbaar voor de bereidwilligheid die zij steeds weer toonden om aan zijn vaak gevaarlijke acties mee te werken. Om die dankbaarheid te tonen had hij hen uitgenodigd voor een soort slotakkoord bij hem thuis.

Fred Prins zwaaide.

‘Wie was de man aan wie ik een kapotte knie en een gescheurde broek heb overgehouden?’

De Cock stak afwerend zijn handen vooruit. Daarna vatte hij de fles cognac Napoleon, die hij speciaal voor dergelijke gelegenheden in voorraad hield, en vulde ruim de bodem van diepbolle, voorverwarmde glazen. Hij reikte die zijn vrienden aan. Daarna hield hij zijn glas omhoog.

‘Op het onmogelijke beroep van rechercheur.’

Ze namen zijn toost zonder protesten over.

Fred Prins nam een slok van zijn cognac en zette het glas onmiddellijk terug op het bijzettafeltje.

‘Wie was die man,’herhaalde hij. ‘Die vent liep bijna net zo snel als ik.’

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

‘Eugène van Kralingen. Maar voor Appie Keizer en jou, die het begin van deze zaak niet hebben meegemaakt, zegt die naam niets.’

Hij zweeg even en vouwde zijn handen.

‘Eugène van Kralingen,’ging hij rustig verder, ‘was bevriend met Leonidas ter Abbestede, een ingenieur en begaafd technicus. Bovendien… bezeten van het principe van de stirlingmotor.’

‘Wat is een stirlingmotor?’

De Cock glimlachte.

‘Een motor die zonder gebruikmaking van de traditionele brandstoffen — olie, benzine, gas — kan functioneren en in staat is tot het leveren van energie. Vraag mij niet waarop het principe precies berust, want dat weet ik niet.

Leonidas ter Abbestede had aan de oude uitvinding een dimensie toegevoegd, waardoor de stirlingmotor zonder enige beperking of belemmering voor elk gebruik toepasbaar was geworden.’

‘Knap.’

De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

‘Op een avond vond Eugène van Kralingen zijn vriend, op wie hij bijzonder was gesteld, zwaargewond voor de deur van hun woning aan de Prinsengracht. Leonidas werd in allerijl naar het amc vervoerd, waar men hem, ondanks het feit dat hij door meerdere kogels was getroffen, toch in leven wist te houden.

Ik mocht van de behandelende arts even met hem praten. Leonidas, die een verwarde indruk maakte, vertelde mij dat hij kort voor de aanslag op hem had ontdekt dat alle beschrijvingen en tekeningen van zijn verbeterde stirlingmotor uit zijn huis aan de Prinsengracht waren verdwenen.’

De Cock trok een droevige grijns.

‘De volgende dag werd opnieuw een aanslag op Leonidas gepleegd. Ditmaal met fataal gevolg. Leonidas stierf.’

De oude rechercheur spreidde zijn handen.

‘Dat was de prelude… de prelude tot de gruwelijke wurgmoord op drie callgirls… Jacqueline Verpoorten, Henriëtte Vermeer en Marianne van Hoogwoud.’

Fred Prins grinnikte.

‘Wat hebben drie callgirls met de uitvinding van een stirlingmotor en de liquidatie van een technisch ingenieur te maken?’

De Cock knikte.

‘Een hele goede vraag. Als ik mijzelf die vraag eerder had gesteld, dan had ik niet dagenlang in een sluier gelopen. Ik kende en vond geen enkel verband tussen een verbeterde stirlingmotor, de liquidatie van een uitvinder en de dood van drie lieftallige callgirls.’

De oude rechercheur wees in de richting van Vledder.

‘Het is aan hem te danken dat mijn denken voor het eerst in de goede richting bewoog. Marianne van Hoogwoud had overal rondgebazuind dat zij in de staatsloterij het enorme bedrag van vierhonderdduizend gulden had gewonnen. Ze zou dat geld gebruiken om haar studie bedrijfskunde in Amerika voort te zetten. Dat verhaal kriebelde Dick Vledder. Hij geloofde het niet. En wat belangrijker was… Dick kon bewijzen dat op de loten van Marianne Hoogwoud nooit een bedrag van enige omvang was gevallen.’

De Cock nam een slok van zijn cognac.

‘Wel bleek dat er inderdaad een bedrag van vierhonderdduizend gulden op haar rekening was gestort, maar niet door de Nederlandse Staatsloterij, maar vanuit een rekening van een Zwitserse bank.’

De oude rechercheur zweeg even.

‘Toen zag ik voor het eerst een mogelijk verband tussen de verbeterde stirlingmotor, de liquidatie van Leonidas ter Abbestede en drie dode callgirls.

Leonidas, de vriend van Eugène van Kralingen, zo herinnerde ik mij, was biseksueel. Hij verlangde periodiek naar een vrouw.

Als ik zou kunnen bewijzen dat Marianne van Hoogwoud de uitvinder Leonidas ter Abbestede als callgirl had bezocht, dan was zij wellicht de vrouw die de tekeningen en beschrijvingen van de verbeterde stirlingmotor had gestolen en voor veel geld had verkocht aan mensen of organisaties die in die verbeterde stirlingmotor een bedreiging van hun bestaan zagen.’

Vledder knikte.

‘En er niet voor terugdeinsden om Leonidas ter Abbestede, die blijkbaar in staat was een dergelijke motor te construeren, middels een huurmoordenaar om het leven te brengen.’

De Cock zuchtte.

‘Soms heeft zelfs een rechercheur wel eens geluk. Jacqueline Verpoorten leefde voor haar dood samen met ene Robert van Eijsden, van wie werd gezegd dat hij ook als huurmoordenaar optrad. Samen pleegden zij berovingen. Robert van Eijsden maakte daarbij gebruik van de adressen waar zijn Jacqueline als callgirl had geopereerd. Hij bewaarde die adressen in een beduimeld notitieboekje. Ik mocht dat boekje van hem inzien en ontdekte de naam en het adres van Leonidas ter Abbestede aan de Prinsengracht.’

Fred Prins gebaarde ongeduldig.

‘Ik ben nog lang niet bij die Eugène van Kralingen!’

De Cock beduidde hem geduldig te zijn.

‘Als… zo redeneerde ik… Jacqueline Verpoorten werd vermoord omdat ze als callgirl voor Leonidas ter Abbestede had opgetreden, dan moest dat ook het motief zijn voor de moorden op Henriëtte Vermeer en Marianne van Hoogwoud.’

Vledder keek hem verwonderd aan.

‘Kun je dat bewijzen?’

De Cock glimlachte.

‘Ik kan bewijzen dat Henriëtte Vermeer en Marianne Hoogwoud periodiek Leonidas ter Abbestede als callgirl bezochten.’

‘Hoe?’

De Cock gebaarde.

‘Everdine de Bruijn. Hoewel zij het aanvankelijk ontkende, bewaarde zij wel degelijk de namen en adressen waar de meisjes als callgirl opereerden. Ook zijzelf bezocht in een redelijke frequentie het huis van Ter Abbestede aan de Prinsengracht. Ook zij stond, zo bleek mij later, op de nominatie om vermoord te worden.’

Fred Prins zwaaide geërgerd.

‘Eugène van Kralingen… waarom Eugène van Kralingen?’

De Cock plukte even aan zijn neus.

‘Ik zei al dat Eugène van Kralingen bijzonder op zijn vriend Leonidas was gesteld. Het feit dat Leonidas biseksueel was, deed hem pijn, maar om zijn vriend ter wille te zijn bezorgde hij hem de vrouwen die hij wenste.

Eugène van Kralingen maakte afspraken met Lovable en haalde de callgirls persoonlijk van hun woning en bracht hen naar de Prinsengracht. Later op de avond bracht hij hen terug naar hun woning. De vrouwen zagen in Eugène van Kralingen geen enkel gevaar. Dat is vermoedelijk de reden dat zij zich nooit tegen hem en de verwurging hebben verweerd.

Eugène van Kralingen is geen domme man. Hij zag een duidelijk verband tussen het stelen van de tekeningen en omschrijvingen van de stirlingmotor en de liquidatie van zijn vriend. Hij achtte de man of de vrouw die de tekeningen en papieren had gestolen en verkocht, verantwoordelijk voor zijn gewelddadige dood.

De vraag die hij zich stelde, was: wie waren in staat geweest om de tekeningen en bescheiden uit hun woning aan de Prinsengracht te stelen. Er was nooit een inbraak gepleegd en buiten de callgirls kwam er niemand over huis. Conclusie… een van de callgirls had de dood van zijn vriend op haar geweten. Omdat hij geen mogelijkheid zag om de ware schuldige aan te wijzen…’

Vledder onderbrak hem.

‘Besloot hij ze alle vier te doden.’

De Cock knikte traag.

‘Ik heb hem vanmorgen uitgebreid verhoord. Eugène van Kralingen maakte een ontspannen indruk. Hij kwam zonder enige schroom vrijwel onmiddellijk tot een uitgebreide bekentenis. Van enige spijt of berouw heb ik niets gemerkt.’

Appie Keizer boog zich iets naar hem toe.

‘Hoe kreeg je hem zover dat hij op jouw tijdstip naar het kantoor van Lovable kwam?’

De Cock glimlachte.

‘Ik liet Everdine de Bruijn een brief schrijven, waarin ze openbaarde dat zij wist dat Eugène van Kralingen verantwoordelijk was voor de moord op de drie callgirls. Zij stelde dat zijn missie inmiddels was voltooid omdat ook Marianne Hoogwoud, de vrouw die de tekeningen en bescheiden had gestolen en verkocht, door hem de dood had gevonden. Voor een moord op haar — Everdine de Bruijn — was, zo liet ik haar schrijven, geen motief meer. In de brief vermeldde zij verder dat zij haar wetenschap niet aan de politie zou doorgeven. Wel eiste zij — voorlopig — een zwijggeld van vierhonderdduizend gulden.’

Vledder keek hem aan.

‘Soms,’sprak hij somber, ‘geef jij er blijk van over een duivels brein te beschikken.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘Ik rekende erop dat Eugène van Kralingen er niets voor voelde om de rest van zijn leven door een vrouw te worden gechanteerd.’

De oude rechercheur zonk terug in zijn fauteuil. De lange uiteenzetting had hem vermoeid. Na enige minuten schonk hij nog eens in. De gesprekken werden algemener en de moord op de callgirl verdween wat op de achtergrond.

Mevrouw De Cock liep naar de keuken en kwam terug met schalen vol lekkernijen.

Het was al laat in de avond toen het gezelschap afscheid nam.

De grijze speurder schonk zich nog eens in en mevrouw De Cock schoof een poef bij en ging dicht bij haar man zitten.

De oude rechercheur hief zijn derde glas van die avond.

‘Heb ik een duivels brein?’

Mevrouw De Cock keek hem glimlachend aan en schudde haar hoofd.

‘Ik heb nooit iets duivels in jou kunnen ontdekken. Jij gebruikt je hersenen om een moordenaar te vatten… daar heeft de duivel niets mee te maken.’

Ze schoof nog iets dichter naar hem toe.

‘Waarom gebruikte Eugène van Kralingen bij zijn verwurgingen steeds een roze sjaal?’

De Cock zette zijn glas neer.

‘Ik heb het hem niet gevraagd… vermoedelijk omdat ik het begreep. Die roze sjaals waren, zo voel ik het, bedoeld als symbool van zijn geaardheid. Roze is de zoete kleur van homofielen. Wellicht was het ook een stil protest tegen vrouwen.’

Mevrouw De Cock keek haar man verwonderd aan.

‘Een protest?’

De Cock knikte.

‘Als Leonidas ter Abbestede niet biseksueel was geweest… geen vrouwen had gewild, dan had hij nu nog geleefd.’

Mevrouw De Cock knikte begrijpend.

‘En had hij voldoende tijd gekregen om zijn geliefde stirlingmotor op de markt te brengen.’

De grijze speurder schudde zijn hoofd.

‘Voor een goede stirlingmotor,’sprak hij droevig, ‘is de wereld nog lang niet rijp.’

Загрузка...