5

Vledder kwam met een verveeld gezicht de grote recherchekamer binnenstappen. De jonge rechercheur slofte loom naderbij en liet zich diep zuchtend in zijn stoel achter zijn bureau zakken.

De Cock keek hem met verwonderde blik aan.

‘Stond je in de file?’vroeg hij bezorgd.

Vledder knikte.

‘Ook dat.’

‘Hoe was de sectie?’

De jonge rechercheur tastte in de zijzak van zijn colbert, nam daaruit een doorschijnende plastic zak en wierp die De Cock toe.

‘Souvenir van dokter Rusteloos. De roze sjaal om de hals van Jacqueline Verpoorten. Hij gaf de sjaal mee. Misschien, zei hij, hebben jullie er iets aan voor je onderzoek.’

‘Staat er een merk in?’

Vledder haalde zijn schouders op.

‘Ik heb hem nog niet goed bekeken.’

‘Secties,’verzuchtte hij toen met een somber gezicht, ‘ik vind het telkens weer een vervelende klus. Het is steeds hetzelfde. Hoeveel gewurgde vrouwen heb ik de laatste jaren door dokter Rusteloos zien opensnijden? Ik geloof dat ik zo langzamerhand zelf in staat ben om een gerechtelijke sectie te verrichten.’

De Cock glimlachte.

‘Vledder,’riep hij spottend, ‘onze nieuwe patholoog-anatoom.’Hij gniffelde. ‘Ik denk niet dat justitie ermee akkoord zou gaan als jij als lijkensnijder ging opereren.’

Het gezicht van de jonge rechercheur fleurde wat op.

‘Een witte jas, een paar gummihandschoenen en een stel lancetten. Meer heb je niet nodig.’

‘Geen baan voor mij,’sprak De Cock hoofdschuddend.

Vledder leunde in zijn stoel achterover.

‘Dokter Rusteloos was vandaag gelukkig wel aanspreekbaar. Er kon zelfs af en toe een glimlach af. Ik had de gore moed hem te vragen hoeveel lijken hij in zijn lange leven al had opengesneden. Toen zei Rusteloos op zijn eigen nasale toontje: als ze allen nog leefden zou men er een aardig dorp mee kunnen bevolken.’

De Cock lachte vrijuit.

‘Ik kan mij levendig indenken welk gezicht hij daarbij trok.’

Hij veranderde van toon.

‘Gebroken kraakbeenringetjes,’vroeg hij ernstig, ‘van de luchtpijp?’

Vledder knikte.

‘Ook dokter Rusteloos was van mening, gezien de diepe insnoeringen van de sjaal aan de hals van het slachtoffer, dat de dader over veel kracht beschikte.’Hij grijnsde grijnsde. ‘Hij was het niet eens met mijn zienswijze, dat de dader beslist groter moet zijn geweest dan het slachtoffer. Hij wees mij er terecht op, dat strangulatiestriemen in de richting van de oren ook ontstaan wanneer het slachtoffer zittend wordt gewurgd.’

De Cock trok een ernstig gezicht.

‘Zo zie je dat je van zo’n oude lijkensnijder nog wat kan leren. Overigens… het is heel goed mogelijk dat Jacqueline Verpoorten zittend van het leven werd beroofd en daarna van de bank is gerold. Dat komt overeen met de plek waar wij haar vonden.’

Vledder knikte.

‘Jacqueline Verpoorten moet in de man of vrouw die haar vermoordde, geen gevaar hebben gezien. Ze heeft zich niet verweerd, ze heeft niet geroepen en vooral… ze heeft niet gestampt.’

‘Zij heeft hem of haar goed gekend, dacht je?’

Vledder knikte.

‘Die overtuiging heb ik.’

De Cock nam een notitie uit een lade van zijn bureau.

‘Ik heb nog een nieuwtje voor je. Zoals wij haar vriendelijk hebben verzocht, heeft buurvrouw Geertruida de Groot aan het hoofdbureau de Herkenningsdienst bezocht. Ze hebben haar een paar series foto’s getoond, en weet je van wie zij het smerige ponem herkende?’

Vledder keek hem gespannen aan.

‘Robert van Eijsden?’

De Cock knikte.

‘Met overtuiging.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Dan hebben de vingerafdrukken die Ben Kreuger van hem vond, voor ons geen waarde meer.’

De Cock maakte een grimas.

‘Tenzij die Robert van Eijsden later om wat voor redenen dan ook, beweert dat hij Jacqueline Verpoorten nooit heeft gekend.’’Dat zou stom zijn.’

‘Als er geen domme verdachten waren,’riep De Cock vrolijk, ‘losten wij nooit een zaak op.’

Vledder maakte een afwerend gebaar.

‘Niet al onze verdachten waren stom. Ik heb er nog wel een paar in herinnering die helemaal niet…’

Hij maakte zijn zin niet af. Er werd op de deur van de grote recherchekamer geklopt en Vledder riep: ‘Binnen!’

De deur ging open en in de deuropening verscheen een jonge vrouw. Ze bleef daar even staan, rechtop, bewust, met de handen uitdagend in haar zij.

De Cock sloeg haar secondenlang geamuseerd gade. Zelfbewuste vrouwen fascineerden hem. De oude rechercheur schatte haar op achter in de twintig. Ze was opzichtig gekleed in een rode nauwsluitende pantalon van een glimmende stof. Daarboven droeg ze een open jack van rood glanzend leer en een witte blouse met een laag decolleté.

Met een wat slepende tred kwam ze heupwiegend naderbij. Bij het bureau van De Cock bleef ze staan.

De oude rechercheur keek naar haar op. Haar make-up met donkere oogschaduw en felrode lippen was, zo vond hij, te nadrukkelijk. Haar groene ogen glansden van de belladonna.

Ze zwaaide even met haar geblondeerde haren en keek schattend op De Cock neer.

‘Een al wat oudere heer met een tikkeltje sex-appeal,’sprak ze met een zwoele stem. ‘Zo werd u door Trui, de buurvrouw van Jacqueline Verpoorten, omschreven.’

Ze gniffelde.

‘Buurvrouw Trui heeft een goed waarnemingsvermogen.’

De Cock liet de omschrijving voor wat die was. Hij gebaarde naar de stoel naast zijn bureau.

‘Wilt u erbij gaan zitten?’

Ze schikte iets aan haar jack en nam plaats.

‘Ik wil even met u babbelen over Jacqueline. Er zijn wellicht dingen die u nog niet weet.’

De Cock gebaarde in haar richting.

‘Wie bent u?’

Ze spreidde haar wat mollige armen.

‘Ik ben Henriëtte… Henriëtte Vermeer,’opende zij vrolijk. ‘Mijn hoofdbezigheid is het behagen van mannen. Niet omdat ik dat leuk vind, maar het is mijn manier om aan de kost te komen.’

De Cock schoof zijn onderlip iets naar voren.

‘Uw beroep is mij volkomen duidelijk.’

Henriëtte Vermeer duimde over haar schouder.

‘Ik hoorde vanmiddag van buurvrouw Trui dat een of andere idioot Jacqueline heeft gemold.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Kent u buurvrouw Trui?’

Henriëtte knikte.

‘Ik ken buurvrouw Trui bijna net zolang als ik Jacqueline ken.’’Waarom was u daar aan de Blauwburgwal? Wilde u Jacqueline bezoeken?’

‘Ik bezocht haar dikwijls. Jacqueline en ik zijn, waren, min of meer bevriend. Ik ken Jacqueline al vanaf het moment dat zij als een onnozel wicht vanuit het mooie Drenthe in Amsterdam neerstreek.’

De Cock glimlachte.

‘U maakte haar wegwijs?’

Henriëtte aarzelde even en knikte toen opnieuw.

‘Ik… eh,’antwoordde ze aarzelend, ‘ik maakte haar wegwijs in het wereldje, waarvan ik bij voorbaat wist dat zij daarin terecht zou komen.’

‘Als onnozel wicht?’

‘De argeloosheid straalde uit haar ogen,’grinnikte Henriëtte.

De Cock knikte begrijpend.

‘Hoelang duurde het voor Jacqueline in de prostitutie duikelde?’

Henriëtte zwaaide.

‘Nog geen maand. Omdat ik niet wilde dat zij ergens op de Wallen achter een of ander raam terechtkwam, heb ik haar bij een escortbureau laten inschrijven.’

‘Welk?’

‘Lovable.’

‘Aan de Singel?’

‘Ja.’

De Cock strekte zijn wijsvinger naar haar uit.

‘Bent u aan Lovable verbonden?’

‘Een goed bureau, vind ik,’zei Henriëtte. ‘Men is er voorzichtig. Niet alle aanvragen worden gehonoreerd en vreemde wensen worden niet ingewilligd.’

‘Hoe deed Jacqueline het?’

‘Als callgirl?’

‘Dat bedoel ik.’

‘Goed.’

De Cock keek haar onderzoekend aan.

‘Ik… eh, ik mis wat aan u,’sprak hij bedachtzaam.

Henriëtte trok haar schouders iets op.

‘Zeg het maar,’sprak ze nonchalant. ‘Wat mankeert er aan mij?’

De Cock aarzelde even.

‘U… eh,’sprak hij hoofdschuddend, ‘u bent niet erg onder de indruk van de dood van uw vriendin. Ik zie en hoor geen spoor van verdriet.’

Henriëtte keek naar hem op.

‘Ik ben ook niet onder de indruk,’reageerde ze koel. ‘Haar dood heeft mij niet verrast. Ik wist dat het eens zou gebeuren.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘U wist,’riep hij verbaasd, ‘dat het eens zou gebeuren?’Henriëtte knikte.

‘Ik kan u ook vertellen hoe ze is gemold… gewurgd met een sjaal.’

De Cock drukte zijn verwarring weg. ‘Waar haalt u die wijsheid vandaan?’Henriëtte zuchtte diep.

‘Ik heb meer dan vijf jaar omgang gehad met een man, Karel, een boom van een vent. Een knap smoel en een kei in bed.’

Om haar mond gleed een glimlach.

‘Als vrouw zou je dan tegen jezelf moeten zeggen: meid wat wil je nog meer?’

Ze schudde haar hoofd.

‘Maar zo zit het leven niet in elkaar. Ik kwam op een dag een aardig gozertje tegen, eigenlijk nog een broekie. Ik viel op hem. Toen mijn eigen Karel erachter kwam dat ik meer belangstelling had voor dat broekie dan voor hem… was mijn lot bezegeld.’

De Cock trok een vies gezicht.

‘Uw lot was bezegeld?’herhaalde hij niet-begrijpend.

Henriëtte knikte.

‘Karel bezwoer me dat hij mij koud zou maken als ik met dat broekie verder ging.’

‘En u ging verder?’

‘Ik nam de opmerking van Karel niet serieus. Mannen zeggen wel meer dingen die ze niet nakomen. Maar niet veel later sloeg hij werkelijk een sjaal om mijn hals en trok die van achteren stijf aan. Ik besefte op dat moment dat mijn einde was gekomen.’

‘En?’

‘Ik heb werkelijk het geluk van de wereld gehad, dat op dat moment Jacqueline aanklopte, anders had ik hier nu niet gezeten,’zei Henriëtte met een vage glimlach om haar mond.

De Cock hield zijn hoofd iets schuin.

‘Het was naar uw gevoel een serieuze moordpoging?’

‘Absoluut.’

‘Heeft Jacqueline daar iets van gezien… bemerkt?’

Henriëtte schudde haar hoofd.

‘Karel had de sjaal weer om zijn eigen nek toen Jacqueline binnenkwam. Ik had striemen in mijn hals. Maar die heb ik haar nooit laten zien.’

‘U hebt haar ook niet verteld wat er met u was gebeurd?’

‘Nee.’

‘Ook niet later?’

Henriëtte schudde weer haar hoofd.

‘Ik ben vrijwel onmiddellijk daarna gevlucht, de stad uit. Maanden heb ik mij niet laten zien. Tot ik hoorde dat mijn Karel met Jacqueline had aangepapt. Toen durfde ik mij weer te vertonen.’De Cock keek haar onderzoekend aan.

‘Hebt u van die poging tot verwurging aangifte gedaan bij de politie?’

‘Nee.’

‘Waarom niet?’

Ze verschoof iets op haar stoel.

‘Ik heb daar wel aan gedacht. Maar ik besefte dat ik het nooit waar kon maken. Er was niemand bij. Er waren geen getuigen.’

‘U had toch striemen in uw nek?’

Henriëtte maakte een hulpeloos gebaar.

‘Ons soort meisjes denkt niet direct aan de politie. Luitjes van het gezag behoren niet tot onze vriendenkring. Toen ik wel aan de politie dacht was er van die striemen niet veel meer te zien.’

De Cock zweeg. Hij trok een diepe denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Jacqueline Verpoorten,’ging hij toen gedragen verder, ‘heeft omgang gehad met jouw Karel… de man die jou probeerde te wurgen?’

‘Ja.’

‘Dat is… was uit?’

‘Wat bedoelt u?’

‘Tussen Jacqueline en Karel?’

‘Jacqueline liet haar oog vallen op ene Robert van Eijsden. In mijn ogen een kwal van een vent,’zei Henriëtte.

‘En Karel?’

Ze grijnsde.

‘U mag raden.’

De Cock slikte.

‘Hij… eh, hij bezwoer Jacqueline dat hij haar koud zou maken als zij haar relatie met die Robert van Eijsden voortzette.’’Juist.’

‘En Jacqueline nam dat niet serieus.’

‘Nee.’

‘Jacqueline zette haar relatie met Robert van Eijsden gewoon voort?’

‘Precies.’

De Cock kneep even zijn ogen dicht.

‘Het werd haar dood.’

Henriëtte keek hem grijnzend aan.

‘Voor een rechercheur,’sprak ze spottend, ‘ben je toch vlug van begrip.’


Vledder tikte op een notitie voor zich op zijn bureau.

‘Ik heb hem bij onze administratie opgevraagd.’

‘En?’

‘Karel van Montfoort,’las hij hardop, ‘oud zevenendertig jaar, ongehuwd, één veroordeling terzake diefstal en twee terzake mishandeling.’

De Cock luisterde.

‘Meer niet?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Vind je het niet genoeg?’

De Cock negeerde de opmerking.

‘Wie waren de slachtoffers van zijn mishandelingen?’

‘Vrouwen.’

De Cock schoof zijn onderlip naar voren.

‘Wurgpogingen?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Klappen. Blijkbaar niet ernstig. Hem werden eenvoudige mishandelingen ten laste gelegd.’

De Cock knikte begrijpend.

‘We kunnen die mishandelde vrouwen eens benaderen. Wellicht krijgen we dan een beter beeld van de hardhandige Karel van Montfoort.’

‘Wil je hem niet arresteren?’

‘Op basis van het verhaal van Henriëtte Vermeer?’vroeg De Cock verwonderd.

Vledder knikte.

‘Ik vind het ernstig genoeg. Ik had het idee dat ook jij onder de indruk was van haar betoog.’

‘Dat was ik ook,’sprak De Cock ernstig, ‘en dat ben ik ook nu nog. Maar alleen de getuigenis van Henriëtte Vermeer acht ik als bewijsvoering totaal onvoldoende. Zelfs de sloomste advocaat schiet daar met het grootste gemak voltreffers op af.’

‘Laat je hem als verdachte vallen?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Absoluut niet. Vraag de processen-verbaal tegen hem terzake eenvoudige mishandeling eens op. Ik vind het bijzonder. Mishandelde vrouwen doen in de regel geen aangifte. Zeker niet als er sprake is van een relatie.’

De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder nam de hoorn op en luisterde. Al na enkele seconden legde hij de hoorn op het toestel terug.

De grijze speurder keek hem schattend aan.

‘Wie was dat?’

‘De wachtcommandant.’

‘En?’

Vledder gebaarde naar de vloer.

‘Beneden voor de balie staat Karel van Montfoort. Hij wil met je praten.’

Загрузка...