Toen De Cock de volgende morgen meer dan anderhalf uur te laat de grote recherchekamer binnenstapte, wierp hij jolig zijn oude hoedje missend naar de kapstok, wurmde zich uit zijn regenjas en raapte diep bukkend zijn hoedje op.
Hij trof Vledder uiterst geconcentreerd achter zijn computer. De jonge rechercheur keek pas op toen De Cock tegenover hem plaatsnam.
‘Wat ben je laat,’riep hij bestraffend.
De Cock trok zijn schouders op.
‘Het was ongeveer vier uur voor ik in bed lag,’verontschuldigde hij zich. ‘Ik heb toch wel recht op een paar uur nachtrust. En wie weet hoe laat het vanavond weer wordt.’
Vledder negeerde de opmerking.
‘Ik heb vanmorgen bij de recherche Remmerdenplein geïnformeerd naar de beroving waarbij de dode Jacqueline Verpoorten betrokken zou zijn geweest.’
De Cock glimlachte.
‘Toen ze nog leefde.’
Vledder bromde.
‘Uiteraard… toen ze nog leefde. Wat is dat nu voor een opmerking.’
De Cock stak afwerend zijn handen omhoog.
‘Ga verder.’
‘Onze Jacqueline Verpoorten heeft haar medeplichtigheid of mededaderschap aan de beroving vlot toegegeven. Daar deed ze helemaal niet moeilijk over. Ze schoof echter alle schuld op ene Robert van Eijsden. Die man zou haar onder bedreiging met geweld hebben gedwongen om hem bij de beroving behulpzaam te zijn.’
‘Het oude liedje. De schuld ligt bij een ander.’
Vledder knikte.
‘De rechercheur die de zaak behandelde, geloofde haar verhaal. Hij heeft via zijn chef contact opgenomen met de officier van justitie meester Achterbroek.’
De Cock grinnikte.
‘En deze lieve goedhartige “opsporingsambtenaar bij uitnemendheid”[2] heeft, zo schat ik, onmiddellijk zijn toestemming gegeven om Jacqueline Verpoorten in vrijheid te stellen.’
‘Inderdaad.’
‘En Robert van Eijsden?’Vledder glimlachte.
‘Hij werd ‘s nachts thuis in zijn woning gearresteerd, maar wist tijdens zijn overbrenging naar het politiebureau Remmerdenplein te ontkomen. Hij rukte zich los en verdween in het duister.’
De Cock knikte begrijpend.
‘En nu loopt er van hem een oav?’[3]
‘Ja.’
‘Waar vond die beroving plaats?’
‘Op het Westbroekplein.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Waar ligt dat?’
‘In het Gein, pal bij de halte van de metro.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik ken mijn eigen stad niet meer.’Hij zweeg even. ‘Was die beroving op de openbare weg?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Bij een oudere man thuis, een weduwnaar, genaamd Klaas van het Veer. Onze Jacqueline Verpoorten trad vaak als callgirl op.’
De Cock reageerde verrast.
‘Als callgirl?’
Vledder knikte.
‘Ze had haar diensten een paar maal aan die Klaas van het Veer verleend. Toen ze bij hem aanbelde, liet de man haar achteloos binnen.’
‘Begrijpelijk.’
‘Jacqueline Verpoorten werd direct gevolgd door die Robert van Eijsden, die vrijwel onmiddellijk tot actie overging. Hij bedreigde de man en dwong hem zijn geld af te staan.’
‘Veel?’
Vledder tuitte zijn lippen.
‘Een paar duizend gulden. Klaas van het Veer heeft aangifte gedaan bij de politie aan het Remmerdenplein. Hij kende bij toeval de naam van de vrouw die hem een paar maal als callgirl thuis had bezocht.’
Vledder grijnsde.
‘In het bezit van die naam was het voor de recherche een kleine moeite om haar te achterhalen en te arresteren.’
De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
‘Ik… eh,’sprak hij traag, ‘ik heb wel belangstelling voor die Robert van Eijsden.’
‘In welk opzicht?’
De Cock spreidde zijn handen.
‘Denk maar na. Door zijn arrestatie weet Robert van Eijsden dat Jacqueline Verpoorten hem bij de recherche heeft verlinkt.’
Vledder keek hem verrast aan.
‘Daar heb ik nog niet aan gedacht,’riep hij enthousiast. ‘Maar je hebt gelijk. De moord op Jacqueline Verpoorten kan een wraakactie van hem zijn.’
De jonge rechercheur zweeg even.
‘Moet ik hem voor ons op de telex zetten?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Bel straks met de recherche van het Remmerdenplein en vertel hen dat ook wij belangstelling voor Robert van Eijsden hebben.’
Het gezicht van Vledder betrok.
‘Bel jij zelf maar,’sprak hij timide. ‘Ik had niet het idee dat de mensen daar erg blij waren met die moord in het amc. Volgens hun theorie kwam Leonidas ter Abbestede in het amc op de intensive care terecht…’De jonge rechercheur zweeg even. ‘En nu komt het… na een mislukte moordaanslag op hem in ons district gepleegd.’
De Cock grijnsde.
‘Ze menen dat de zaak bij ons thuis hoort?’’Precies.’
De Cock zuchtte omstandig.
‘Ik was er al bang voor dat de rechercheurs van het Remmerdenplein zouden gaan mekkeren. Ik ken dat gemier. Ik hoop alleen dat commissaris Buitendam zijn poot stijf houdt en de zaak Ter Abbestede niet terugdraait. Wij hebben al een moord op ons nek.’
De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder schoof zijn toetsenbord iets van zich af en nam de hoorn op. Even later legde de jonge rechercheur de hoorn op het toestel terug.
De Cock keek hem gespannen aan.
‘Wie was dat?’
De ogen van Vledder glinsterden.
‘Ben Kreuger van het hoofdbureau heeft zijn sporenonderzoek beëindigd. De dactyloscoop heeft in de woning van Jacqueline Verpoorten de verse vingerafdrukken gevonden van…’hij zweeg even voor het effect, ‘Robert van Eijsden.’
De jonge rechercheur raadpleegde zijn notities.
‘Ik geloof,’sprak hij blij, ‘dat wij dit keer eens geluk hebben. Ik heb hem nagetrokken. Robert van Eijsden, zonder beroep, is negenentwintig jaar en komt in de politieadministratie voor terzake enkele diefstallen en het plegen van een reeks geweldplegingen.’
De Cock grijnsde.
‘Een frisse jongen.’
Vledder keek hem hoopvol aan.
‘Onze man?’
De Cock maakte een afwerend gebaar.
‘We moeten voorzichtig zijn met die vingerafdrukken,’legde hij uit. ‘Als Robert van Eijsden min of meer een vriendje van Jacqueline Verpoorten is geweest en regelmatig bij haar thuis kwam, dan zeggen die vingerdrukken niets over de moord. We kunnen ze dan niet als bewijs gebruiken.’
Vledder sputterde tegen.
‘Hij was daar.’
‘De vraag is: wanneer? We kunnen aan vingerafdrukken geen tijdstip verbinden.’
‘En als wij kunnen bewijzen dat hij voordien nooit in haar woning is geweest?’
De Cock glimlachte.
‘Dan zou ik samen met jou gaan jubelen.’
De oude rechercheur zweeg even.
‘Hoe laat is vanmiddag de sectie op het lijk van Jacqueline Verpoorten?’
‘Ik heb om twee uur een afspraak met dokter Rusteloos op Westgaarde. Ik zou…’
Vledder maakte zijn zin niet af. Er werd op de deur van de grote recherchekamer geklopt. Vledder riep: ‘Binnen!’
De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen de gestalte van een vrouw. Ze was kort en gedrongen. De Cock schatte haar op ver achter in de veertig. Ze droeg een beige mantelpakje van vele modes terug en een omvangrijke hoed die koningin Beatrix zou hebben geflatteerd, maar die niet bij haar paste. Licht schommelend liep ze op De Cock toe en bleef met een sombere trek op haar gezicht bij hem staan.
De oude rechercheur kwam uit zijn stoel overeind. Met een beminnelijke glimlach om zijn lippen gebaarde hij naar de stoel naast zijn bureau.
‘Neemt u plaats.’
Ze ging zitten en schoof haar rokje wat dichter naar haar knieën. Daarna keek ze op.
‘U bent rechercheur De Cock?’
De grijze speurder knikte.
‘De Cock, met… eh, met ceeooceekaa.’
Ze trok een grijns.
‘Dan moet ik u hebben, zeiden ze bij ons in de buurt.’
‘Waarvoor?’
Ze schudde bedroefd haar hoofd.
‘Ik vind het zo erg. Toen ik het hoorde heb ik eerst een potje zitten janken. Zo’n lieve meid. Hoe haalt iemand het in zijn hoofd om zo’n kind van het leven te beroven. Dan moet je toch geen hart in je lijf hebben.’
De Cock glimlachte bescheiden.
‘Naastenliefde is een schaars artikel,’sprak hij vriendelijk.
‘Vermoedelijk is dat altijd al zo geweest. Mensen met een goed hart in hun lijf zijn zeldzaam.’
De vrouw tikte met haar rechtervuist op haar borst.
‘Ik heb dit altijd laten kloppen.’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
‘Dat lijkt mij zeer gezond,’reageerde hij een lach onderdrukkend.
Hij boog zich iets naar haar toe.
‘Wie bent u?’
‘Ik?’
‘Ja.’
‘Geertruida, Geertruida de Groot. Zeg maar Trui. Zo noemen ze mij altijd.’
De Cock keek haar strak aan.
‘Als ik u goed heb beluisterd, dan sprak u over de dood van Jacqueline Verpoorten?’
Geertruida knikte.
‘Ze woont op de Blauwburgwal. Ik bedoel, ze woonde op de Blauwburgwal pal boven mij… twee jaar ongeveer. Ze kwam uit een klein plaatsje in Drenthe. Toen dat woninkje boven mij vrij kwam, heeft zij dat gekregen. Ik deed wel eens wat voor Jacqueline, gewoon, als burenhulp. Dat zijn ze in Drenthe gewoon. Dat heet daar, geloof ik, nabuurschap.’
De Cock keek haar bewonderend aan.
‘Heel goed.’
Geertruida hield haar handen omhoog.
‘Ik hield haar woninkje schoon en maakte soms wat eten voor haar klaar. Het kind kwam er gewoon niet aan toe om zichzelf behoorlijk te verzorgen. Ze was steeds op pad naar vieze kerels die wat van haar wilden.’
De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.
‘Ze opereerde als callgirl.’
Geertruida keek hem verrast aan.
‘Heet dat zo?’
De Cock knikte traag.
‘Call is het Engelse woord voor roepen. Jacqueline verscheen op afroep.’
Geertruida zuchtte.
‘Toen ze pas boven mij kwam wonen, ging het nog wel. Toen had ze een of twee klantjes op een avond, maar die gozer die ze had leren kennen, wilde steeds meer geld zien. Ik geloof dat hij zwaar gokte of zoiets. Misschien was hij wel aan de drugs. Het was in ieder geval een ploert. Als Jacqueline niet wilde, dan sloeg hij haar. Ik heb wel eens tegen haar gezegd: sodemieter die gozer de deur uit. Maar ik denk dat ze dat niet durfde.’
‘Kent u die gozer?’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Zijn naam?’
Geertruida de Groot schudde haar hoofd.
‘Ik ken zijn naam niet. Ik ben hem een paar maal op de trap tegengekomen. Vluchtig. Maar dat smerige ponem[4] van hem vergeet ik nooit van mijn leven.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Ontving Jacqueline ook wel eens klantjes thuis bij haar in de woning?’
Geertruida glimlachte vrolijk.
‘Ik ben er nooit bij geweest, maar ik zag wel eens kerels beneden bij haar aanbellen, of ze liepen gelijk met mij de trap op naar boven.’
Ze grinnikte.
‘Ik denk dat ze dat stiekem deed. Heel stiekem, op afspraak, wanneer ze wist dat die gozer van haar niet in de buurt was.’
‘Om wat centjes voor haarzelf achter te houden.’
‘Precies.’
De Cock veranderde van onderwerp.
‘Is uw woning aan de Blauwburgwal gehorig?’
‘Geertruida trok haar schouders iets op.
‘Het is een oud huis met houten vloeren. Soms hoor je wat. Maar het is toch niet zo dat ik de gesprekken van mijn buren woord voor woord kan volgen.’
De Cock schoof zijn onderlip iets vooruit.
‘Ook niet het geluid van mannenbezoek?’Geertruida keek naar hem op.
‘Ik weet wat u bedoelt, maar daar heb ik nooit iets van gemerkt.’
‘Hebt u gisteravond iets gehoord?’
‘Bij Jacqueline?’
‘Ja.’
Ze schudde haar hoofd.
‘Ik heb wel iemand de trap op horen sluipen.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Sluipen?’
Geertruida knikte.
‘Mijn slaapkamer grenst aan de trap en die trap kraakt. Maar als iemand heel voorzichtig naar boven gaat, kraakt hij minder.’
‘En de trap kraakte minder?’
‘Ja.’
‘Hoe laat was dat?’
De vrouw trok een bedenkelijk gezicht.
‘Ik heb niet op mijn horloge gekeken. Maar ik schat zo rond een uur of één. Ik kon gisteravond de slaap niet vatten. Ik was erg onrustig en een tikkeltje nerveus. Een voorgevoel… denk ik.’
Ze nam een kleine pauze.
‘Het bezoek heeft ook niet lang geduurd, hooguit een minuut of vijf, misschien tien.’
De Cock hield zijn hoofd schuin.
‘Te kort voor een… eh, een dienstverlening?’
‘Ja, vind ik wel. Zo’n geintje duurt in de regel langer.’
‘Kraakte de trap bij het weggaan van die persoon?’
‘De man donderde als het ware de trap af. Ik dacht, die vent komt direct op zijn rug naar beneden.’
‘Vent?’
Geertruida gebaarde met haar handen.
‘Ik woon mijn hele leven al op de Blauwburgwal. Ik weet hoe die oude trap kraakt. Vrouwen lopen anders, dan kraakt die trap anders.’
‘Daar kunt u zich niet in vergissen?’’Absoluut niet.’
De Cock zuchtte omstandig. Hij zocht gespannen naar enig uitgangspunt voor zijn onderzoek. Hij boog zich opnieuw naar haar toe.
‘Hebt u wel eens een vertrouwelijk gesprek met Jacqueline gevoerd, heeft zij u wel eens iets gezegd wat voor mijn onderzoek belangrijk zou kunnen zijn?’
Geertruida maakte een hulpeloos gebaar.
‘Jacqueline was nogal gesloten… in zichzelf gekeerd. Een eigenheimer, zeggen ze in Amsterdam, en daar bedoelen ze dan geen piepers mee. Ze was wel bang… bang dat haar iets zou overkomen.’
‘Heeft Jacqueline wel eens iets over die angst tegen u gezegd?’Geertruida schudde haar hoofd.
‘Niet direct over haar angst. Maar een paar dagen geleden zei ze tegen mij: als ik met mijn voet hard op de vloer stamp, kunt u dat beneden horen? Ik zei: ja, dat hoor ik wel. Als ik stamp, zei ze, wilt u dan de politie voor mij bellen? Dat… eh, dat hebt ik haar beloofd.’
Ze keek naar De Cock op. Haar ogen vulden zich met tranen.
‘Ze heeft gisteravond niet gestampt.’