13

Ze reden met hun oude Golf van de houten steiger achter het politiebureau weg. Het regende…een fijne, miezerige motregen, die op de voorruit plakte. Vledder zette de ruitenwissers aan. Ze maakten vieze vette strepen. Eerst toen de jonge rechercheur ook de ruitensproeiers aan deed, werd het zicht helder.

De Cock keek even naar de voorruit, zakte daarna onderuit en schoof zijn oude hoedje tot op de rug van zijn neus.

In het drukke verkeer op het Damrak negeerde Vledder achteloos een reeks dwingende verkeersbepalingen en reed met gierende banden de Prins Hendrikkade op. Bij de bocht naar de Singel raakte de wagen bijna in een slip.

De Cock drukte zich kreunend omhoog.

“Ben je gek geworden,” brieste hij. “Doe kalm aan. Ik voel er weinig voor om mijn oude botten te breken. Bovendien…er is toch niets meer te redden.”

Vledder blikte opzij.

“Jij verwacht,” vroeg hij gespannen, “dat ook Marcel van Diemen is vermoord?”

De Cock knikte.

“Ik ben er bang voor.”

Vanaf de Singel reed Vledder nu iets rustiger rechtsaf de Brouwersgracht op. Hij tikte de oude rechercheur op zijn schouder.

“Wat doe je als ook het huis van Marcel van Diemen slotvast is afgesloten?”

De Cock gromde.

“Ik ga naar binnen.”

“Met jouw apparaatje?”

“Ja.”

“Op klaarlichte dag?”

“Zeur niet.”

Voor Brouwersgracht elfhonderdzeventien vond Vledder voor de Golf nog een plekje aan de waterkant tussen de bomen. Ze stapten uit en De Cock wees schuin voor zich uit naar een gevel.

“Daar gaan we morgenavond heen.”

Vledder las hardop.

Tehuis van de Broeders en Zusters van de Tien Geboden. Is dat de tempel van Michel-Jan van Nimwegen?”

“Inderdaad. Ziet er vanbinnen indrukwekkend uit.”

Ze staken de rijbaan over.

Perceel Brouwersgracht 1117 had een zware, groengelakte deur. Rechts van de deur was aan de gevel een imposante koperen naamplaat met M. Th. Van Diemen in zwarte verzonken letters.

De Cock keek naar de twee ramen, die uitzagen op de gracht.

De overgordijnen, zo constateerde hij, waren gesloten. Hij voelde aan de deurknop. De zware deur was op slot. De oude rechercheur tastte in de steekzak van zijn regenjas naar het apparaatje van Handige Henkie.

Vledder hield plotseling zijn hand tegen.

“Bel eerst.”

De Cock trok zijn schouders op.

“Dat heeft geen enkele zin.”

“Waarom niet?”

De Cock grijnsde.

“Marcel van Diemen zal zeker niet uit de dood verrijzen om ons aan de deur vriendelijk te verwelkomen.”

Het klonk cynisch.

Vledder staakte zuchtend zijn verzet. Hij liet de hand van De Cock los en ging achter hem staan om het handelen van zijn collega zoveel als doenlijk voor de omgeving te verbergen.

In luttele seconden had de grijze speurder de deur van het slot, drukte die met zijn knie verder open en ging naar binnen.

Vledder volgde.

Het was binnen aardedonker. De Cock pakte zijn zaklantaarn en liet het lichtovaal door de hal dwalen. Hij koos voor de deur links van hem. Met zijn elleboog drukte hij de deurkruk omlaag en schoof de deur open. De weeïge, zoetige geur van bloed walmde hem tegemoet.

Voorzichtig, voetje voor voetje, liep De Cock verder de kamer in. Het ovaal van zijn zaklantaarn danste voor hem uit. Tussen een ronde tafel en een lederen fauteuil bleef het lichtovaal rusten op het lichaam van een lange slanke man in een grijs flanellen kostuum. Hij lag op zijn rug met rondom een grote plas deels reeds geronnen bloed.

Vledder stapte naderbij en bukte aan de rand van de bloedplas.

“Het is,” hijgde hij, “het is Marcel van Diemen…ook zijn halsslagader is vakkundig opengepeuterd.”

De Cock liep terug naar de deur, vond een schakelaar en deed het licht aan.

“Waarschuw de meute.”

Bram van Wielingen stapte met forse treden het vertrek binnen.

Demonstratief blikte hij op zijn horloge.

“Je wordt steeds beter,” jubelde hij. “Het is knap…zo rond het middaguur. Dat moet je prolongeren. Je accepteert niet eerder een lijk dan rond deze klok.”

Hij zette zijn aluminium koffertje in een van de leren fauteuils.

Daarna wierp hij een blik op het slachtoffer.

“Allemachtig,” riep hij geschrokken. “Weer zo’n enorme plas bloed.”

De Cock knikte.

“Op dezelfde wijze vermoord als die twee anderen.”

De fotograaf wees naar het slachtoffer.

“Ook weer een plastisch chirurg van de kliniek van de Helende Meesters.”

De Cock knikte opnieuw.

“Dit is de derde. Ik begin mij angstig af te vragen hoelang dat zo doorgaat.”

Bram van Wielingen gebaarde heftig.

“Iemand is bezig om dat hele stel chirurgen stelselmatig uit te roeien.”

De Cock zuchtte.

“Daar lijkt het op.”

“Hoe heet deze vent?”

“Marcel van Diemen.”

De mond van de fotograaf viel halfopen.

“Dat is de man die mijn vrouw heeft behandeld. Zonde. Hij was een bekwaam chirurg. Ik zei je al…mijn vrouw was erg over hem te spreken.”

Bram van Wielingen blikte naar het lijk.

“Heeft hij ook foutjes gemaakt…mislukte operaties, ontevreden patiënten?”

De Cock maakte een grimas.

“Blijkbaar niet. Ik heb tot nu geen negatieve inlichtingen over hem binnengekregen. Hij was, zo men zei, de bekwaamste van de vier.”

Bram van Wielingen deed zijn koffertje open en nam daaruit zijn fraaie Hasselblad. Met een paar handige grepen monteerde hij een flitslicht.

“Heb je al enig licht in de zaak?”

De Cock trok een mistroostig gezicht.

“Het enige waarover ik volledige zekerheid heb, is dat het dezelfde dader is…een dader die steeds dezelfde methodiek gebruikt. Maar verder…”

De oude rechercheur maakte zijn zin niet af. Hij liep bij de fotograaf weg. In de deuropening stond dokter Den Koninghe.

Achter hem torenden zoals gebruikelijk twee broeders van de Geneeskundige Dienst met hun brancard.

De Cock liep met lome tred op de lijkschouwer toe.

“Ik durf u met dit nieuwe lijk bijna niet meer onder ogen te komen.”

Dokter Den Koninghe keek verwonderd naar hem op.

“Heb jij hem of haar vermoord?”

De Cock grinnikte.

“Onzin.”

“Dan treft jou toch geen schuld.”

De Cock trok een droevige grijns.

“Het is maar hoe je het wilt bezien,” sprak hij somber. “Als ik inmiddels de dader had ontmaskerd, was deze moord niet gepleegd.”

Dokter Den Koninghe reageerde niet. Hij liep aan De Cock voorbij en nam de situatie in ogenschouw.

“Mag ook hij even op het droge?” vroeg hij vriendelijk.

De Cock keek naar Bram van Wielingen en wuifde om zich heen.

“Heb je alles al vastgelegd?”

De fotograaf liet zijn Hasselblad zakken en knikte.

“Als je wilt, heb je vandaag nog de plaatjes op je bureau.”

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

“Het mag ook morgen,” sprak hij moedeloos.

Bram van Wielingen borg zijn Hasselblad in zijn koffertje, klapte het dicht en wuifde tot afscheid.

De Cock gebaarde naar dokter Den Koninghe.

“Ook dit lijk mag op het droge.”

Een van de broeders pakte het slachtoffer onder de oksels vast en sleepte hem uit de bloedplas.

De kleine lijkschouwer trok de pijpen van zijn streepjesbroek iets omhoog en knielde bij het slachtoffer neer.

Op dat moment overviel De Cock een vreemd gevoel. Hij was er secondenlang met zijn gedachten niet bij. Het leek hem alsof hij zonder enige interesse naar de herhaling van een televisieprogramma keek.

“Hij is dood,” sprak dokter Den Koninghe.

Het bracht De Cock terug bij de werkelijkheid.

“Dat idee had ik al…doodgebloed?”

“Absoluut.”

“Langgeleden?”

“Ik schat zo twintig uur. De lijkstijfheid is algemeen.”

“Begrepen.”

Dokter Den Koninghe draaide zich om liep wuivend weg. Bij de deur draaide hij zich grijnzend om.

“Tot jouw volgende lijk.”

Het klonk als een grap.

Toen de broeders het slachtoffer hadden weggedragen, liep Vledder op De Cock toe. De jonge rechercheur had een zwartleren mapje in zijn handen.

“Ik heb in een van de kasten in dit huis iets gevonden…dit mapje. Er zit een overeenkomst in…een overeenkomst tussen Marcel van Diemen en de drie andere chirurgen van de kliniek van de Helende Meesters.”

De Cock zuchtte.

“Ook de anderen zullen zo’n overeenkomst hebben. De chirurgen van de Helende Meesters vormden een soort maatschap. Eenieder kreeg hetzelfde aandeel van de opbrengst van de kliniek. Er bestaan maatschapvissers die eenzelfde verdeelsleutel kennen. Ook bij sommige advocatenkantoren wordt het begrip maatschap gehanteerd.”

Vledder hield het leren mapje op.

“Zal ik het terugleggen?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Neem het mapje maar mee naar de Kit…kunnen we die overeenkomst eens op ons gemak bekijken. Misschien stuiten we op iets dat ons verder kan brengen.”


De Cock sloot de woning van Marcel van Diemen met zijn apparaatje slotvast af. Met een gevoel van treurnis liep hij achter Vledder aan naar de Golf. Zonder een woord te wisselen reden ze terug naar de Kit. Hun zwijgen kwam voort uit een gevoel van verslagenheid en verwarring. Geen enkele theorie scheen te passen. Ook de sinistere moord op Marcel van Diemen leek een raadsel.

Het was De Cock die na enige tijd fronsend het zwijgen verbrak.

“Bij de moord op Henry van Nimwegen hebben we in zijn woning geen schriftelijke overeenkomst tussen de chirurgen van de Helende Meesters gevonden. Die overeenkomst, herinner ik mij nu, ontbrak ook in de woning van Simon de Mirambeau.”

Vledder zuchtte.

“Ik heb daar zo’n mapje niet gevonden.”

De Cock staarde peinzend voor zich uit.

“Wat je wat ik zo vreemd vind?”

“Nou?”

“Waarom nam de moordenaar of moordenares uit de woning van Simon de Mirambeau de brief van Sander van de Koningshof weg? Wat had dat voor zin?”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Geen idee.”

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

“Past die brief in een bewijsvoering en werd hij daarom uit de woning weggenomen? Was de moordenaar of moordenares bang voor die brief…bang, dat hij in verkeerde handen zou vallen? Ik begrijp die daad niet.”

Ineens zat De Cock rechtop.

“Rijd naar de Linnaeusparkweg.”

Vledder blikte verrast opzij.

“De Linnaeusparkweg?”

“Ja.”

“Naar de woning van Simon de Mirambeau?”

“Precies.”

“Waarom?”

“Ik wil die secretaire nog eens onderzoeken.”

Vledder haalde zijn schouders op.

“Dat heb ik gedaan…grondig. Ik verzeker je…die brief van Sander was er niet.”

“Was het een oude secretaire?”

Vledder knikte.

“Uit grootmoeders tijd.”

De Cock gebaarde.

“Die oude meubelstukken hadden soms geheime laden en vakjes. In het woord secretaire schuilt ook het Engelse woord secret, geheim.”

Vledder grinnikte.

“En naar zo’n geheim laatje of vakje wil jij gaan zoeken?”

De Cock knikte.

“Vaak moet je een paneeltje wegschuiven, waardoor zo’n geheim vakje zichtbaar wordt.”

Vledder reageerde niet. Het drukke verkeer in de binnenstad vergde al zijn aandacht. Via de Valkenburgerstraat, het Mr. Visserplein, de Muiderstraat en de Plantage Middenlaan bereikten ze de Watergraafsmeer. Op de Linnaeusparkweg was weinig verkeer. Voor perceel 850 parkeerde Vledder de Golf aan de rand van het trottoir. Ze stapten uit en De Cock belde aan.

Al na enkele seconden werd de deur geopend door lief klein krekeitje Jan ter Broeke.

De Cock lichtte beleefd zijn hoedje.

“Wij wilde nog even de secretaire van de heer De Mirambeau bekijken. Wij vermoeden dat wij iets over het hoofd hebben gezien.”

Jan ter Broeke deed een stap opzij.

“Ga uw gang.”

Hij tippelde achter de rechercheurs aan naar de woonkamer.

Met een gebaar van afschuw wees hij naar de plas bloed.

“Mag ik die laten opruimen? Het stinkt en ik word voortdurend aan die moord herinnerd.”

De Cock knikte.

“Wij hebben er geen belangstelling meer voor.”

Jan ter Broeke duimde over zijn schouder.

“Er was hier vanmorgen een jongeman aan de deur. Hij vroeg naar de heer De Mirambeau.”

De Cock glimlachte.

“Die jongeman kennen wij. Hij was vanmiddag nog bij ons op het politiebureau.”

De oude rechercheur gaf Jan ter Broeke geen verdere uitleg.

Hij draaide zich om en nam de oude secretaire in ogenschouw.

In zijn lange loopbaan had hij al meer met geheime laatjes en vakjes van doen gehad.

Zijn scherpe blik ontdekte aan een van de zijkanten van de secretaire een minieme verkleuring in het hout. Voorzichtig legde hij zijn duim op de verkleuring en voelde of er beweging was.

Onder de druk van zijn duim gleed langzaam een paneeltje weg. Een geheim vak van de secretaire werd zichtbaar. De Cock trok twee stukken uit het vak en gaf ze aan Vledder.

De jonge rechercheur bekeek ze.

“Net…eh, net zo’n overeenkomst,” stamelde hij, “als ik bij Marcel van Diemen heb gevonden. En…de brief van Sander van de Koningshof.”

Загрузка...